BE1030886B1 - Inrichting en werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen Download PDF

Info

Publication number
BE1030886B1
BE1030886B1 BE20225739A BE202205739A BE1030886B1 BE 1030886 B1 BE1030886 B1 BE 1030886B1 BE 20225739 A BE20225739 A BE 20225739A BE 202205739 A BE202205739 A BE 202205739A BE 1030886 B1 BE1030886 B1 BE 1030886B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
recess
construction
coupling element
connection piece
connection
Prior art date
Application number
BE20225739A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030886A1 (nl
Inventor
Dany Bosteels
Filip Cordeel
Floris Bosteels
Raf Bosteels
Original Assignee
R&F
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by R&F filed Critical R&F
Priority to BE20225739A priority Critical patent/BE1030886B1/nl
Priority to EP23197802.4A priority patent/EP4339384A1/en
Publication of BE1030886A1 publication Critical patent/BE1030886A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030886B1 publication Critical patent/BE1030886B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B1/00Constructions in general; Structures which are not restricted either to walls, e.g. partitions, or floors or ceilings or roofs
    • E04B1/18Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons
    • E04B1/20Structures comprising elongated load-supporting parts, e.g. columns, girders, skeletons the supporting parts consisting of concrete, e.g. reinforced concrete, or other stonelike material
    • E04B1/21Connections specially adapted therefor
    • E04B1/215Connections specially adapted therefor comprising metallic plates or parts

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)

Abstract

Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste constructie-element (2) en een tweede constructie-element (4) omvattende: een eerste verbindingselement (3) dat verbonden is met het eerste constructie-element (2) en dat een connectiestuk (10) omvat, een tweede verbindingselement (5) dat verbonden is met het tweede constructie-element (4) en een uitsparing (7) omvat met het kenmerk dat een dwarsafmeting van de uitsparing (7) over minstens een gedeelte van de lengte ervan afneemt in een insteekrichting (A), dat de inrichting voorts een koppelingselement (6) omvat met een holte (8) die voorzien is voor opname van minstens een gedeelte van het connectiestuk (10), en dat het koppelingselement (6) voorzien is om in de insteekrichting (A) in de uitsparing (7) gebracht te worden tot in een stabiele eindpositie waarbij het tegen de wanden van de uitsparing (7) aansluit.

Description

INRICHTING EN WERKWIJZE VOOR HET VERBINDEN VAN
CONSTRUCTIE-ELEMENTEN
Deze uitvinding heeft betrekking tot het verbinden van constructie-elementen.
Constructies worden opgebouwd uit vooraf gemaakte constructie-elementen, ook wel prefab-elementen genoemd. Dergelijke constructie-elementen kunnen bijvoorbeeld steunkolommen, vloerplaten of wanden zijn. Deze constructie-elementen worden doorgaans niet ter plaatse op een bouwwerf gemaakt, maar worden elders gefabriceerd en afgeleverd aan de bouwwerf.
Op de bouwwerf worden de constructie-elementen dan op hun gewenste positie geplaatst en wordt een constructie-element met één of meerdere andere constructie- elementen verbonden.
Het verbinden van dergelijke constructie-elementen omvat het precies positioneren van de te verbinden constructie-elementen. Vervolgens wordt een bekisting aangebracht daar waar een verbinding gevormd dient te worden tussen de constructie- elementen. Vervolgens wordt in deze bekisting een verbindingsmiddel, doorgaans beton, gestort voor het vormen van een verbinding tussen de constructie-elementen.
Een gekend nadeel aan het bovenstaande is dat het verbinden van constructie- elementen tijdrovend is. Er is met name een aanzienlijke hoeveelheid tijd nodig voor het voldoende uitharden van het verbindingsmiddel. Hierdoor heeft de stap van het verbinden van de constructie-elementen een aanzienlijk aandeel in de totale tijd die benodigd is voor het opzetten van een constructie bestaande uit constructie-elementen.
Daarnaast is het aanbrengen van de bekisting doorgaans handwerk, wat ook tijdrovend is.
Een gekende oplossing voor het bovenstaande is het voorzien van verbindingselementen in de constructie-elementen. Deze verbindingselementen zijn vooraf aangebracht in de constructie-elementen en laten toe dat de constructie- elementen aan elkaar verbonden worden zonder dat er een bekisting moet worden voorzien.
Een nadeel van deze gekende oplossing is echter dat de constructie-elementen nauwkeurig ten opzichte van elkaar gepositioneerd moeten worden zodanig dat de verbindingselementen aan elkaar verbonden kunnen worden. Dit precieze positioneren van doorgaans zware constructie-elementen kan tijdrovend en omslachtig zijn.
Het is daarom een doel van deze uitvinding om aan de bovenstaande problemen een oplossing te bieden. Het is met name een doel om te voorzien in een inrichting voor het verbinden van constructie-elementen waarbij het verbinden eenvoudig en tijdsefficiënt uit te voeren is.
Dit doel wordt bereikt door de onderhavige uitvinding.
Volgens deze uitvinding wordt voorzien in een inrichting voor het verbinden van een eerste constructie-element en een tweede constructie-element, omvattende een eerste verbindingselement dat verbonden is met het eerste constructie-element en dat een connectiestuk omvat, en een tweede verbindingselement dat verbonden is met het tweede constructie-element, en dat een uitsparing omvat, waarbij een dwarsafmeting van de uitsparing over minstens een gedeelte van de lengte ervan afneemt in een insteekrichting, waarbij de inrichting voorts een koppelingselement omvat met een holte die voorzien is voor opname van minstens een gedeelte van het connectiestuk en waarbij het koppelingselement voorzien is om in de insteekrichting in de uitsparing gebracht te worden tot in een stabiele eindpositie waarbij het tegen de wanden van de uitsparing aansluit.
Bij voorkeur neemt een dwarsafmeting van het koppelingselement over minstens een gedeelte van de lengte ervan af in de insteekrichting. Bij voorkeur is het koppelingselement trechtervormig. Alternatief is het koppelingselement kegelvormig.
Bij voorkeur is de uitsparing trechtervormig. Alternatief is de uitsparing kegelvormig.
Bij voorkeur heeft de uitsparing een zelfde vorm als het koppelingselement. Het inbrengen van een koppelingselement in een gelijkvormige uitsparing zorgt voor een vormgesloten opname van het koppelingselement in de gelijkvormige uitsparing. Bij voorkeur is het koppelingselement vervaardigd uit een samendrukbaar materiaal.
Hierdoor kan het koppelingselement in de uitsparing geperst worden. Hierbij komt het koppelingselement stevig vast te zitten in de uitsparing.
Het eerste verbindingselement, tweede verbindingselement en het koppelingselement vormen samen een verbinding. Deze verbinding wordt gevormd zonder gebruik te maken van een vloeibaar verbindingselement dat voorzien is voor het vormen van de verbinding door uitharden, zoals beton of cement. De verbinding tussen de twee constructie-elementen kan dus veel sneller gevormd worden dan wanneer er gewacht moet worden op het uitharden van een vloeibaar verbindingsmiddel. Voorts zijn er geen bijkomende stappen, zoals het voorzien van een bekisting, nodig bij het vormen van de verbinding tussen de constructie-elementen. Dit bespaart zowel tijd als materiaal.
Een dwarsafmeting van de uitsparing van het tweede verbindingselement loodrecht op de insteekrichting is groter dan een dwarsafmeting van het connectiestuk van het eerste verbindingselement. Hierdoor ontstaat een zekere speling bij het inbrengen van het connectiestuk in het tweede verbindingselement. Bij voorkeur heeft de uitsparing een ingangszijde waarbij de dwarsafmeting van de uitsparing het grootst is en heeft de uitsparing een uitgangszijde waar de dwarsafmeting het kleinst is. Het connectiestuk is bij voorkeur voorzien om ingebracht te worden aan de uitgangzijde in een richting tegengesteld aan de insteekrichting. Hierbij is bij voorkeur aan de uitgangszijde de dwarsafmeting van de uitsparing groter dan de dwarsafmeting van het connectiestuk.
De oriëntatie en de positie van het eerste constructie-element ten opzichte van het tweede constructie-element voorafgaand aan het vormen van de definitieve verbinding hoeft dus niet zo precies te zijn als bij gekende verbindingstechnieken. De vereiste onderlinge oriëntatie en positie van de twee constructie-elementen bij de definitieve verbinding wordt bereikt door het invoegen van het koppelingselement.
Een dwarsafmeting van de uitsparing van het tweede verbindingselement neemt af over ten minste een gedeelte van de lengte van de uitsparing in de insteekrichting. Dit laat toe dat het koppelingselement in de uitsparing kan worden aangebracht. De dwarsafmeting van de uitsparing, en de overeenstemmende vorm van het koppelingselement worden meer in detail besproken met betrekking tot de figuren. Het zal echter duidelijk zijn dat vele specifieke vormen mogelijk zijn zonder af te wijken van het gegeven dat de dwarsafmeting van de uitsparing van het tweede verbindingselement over ten minste een gedeelte van de lengte van de uitsparing in de insteekrichting afneemt.
Het connectiestuk is bij voorkeur langwerpig. Bij voorkeur is het connectiestuk staafvormig. Meer bij voorkeur zijn de uitsparing en het koppelingselement conisch, waarbij een coniciteit van de uitsparing nagenoeg dezelfde is als de coniciteit van het koppelingselement.
Bij voorkeur is het eerste verbindingselement een betonijzer. Bij voorkeur is het gedeelte ven het betonijzer dat zich buiten het eerste constructie-element uitstrekt het connectiestuk. Alternatief wordt het connectiestuk gevormd door ten minste een deel van het gedeelte van het betonijzer dat zich buiten het eerste constructie-element uitstrekt. Alternatief is het eerste connectiestuk vervaardigd uit een materiaal dat voldoende sterk is om de krachten uitgeoefend op de constructie-elementen te verdragen. Het eerste verbindingselement kan zo vervaardigd zijn uit één van de materialen hout, metaal, kunststof of composiet of uit een combinatie van minstens twee van deze materialen. Bij voorkeur is het tweede verbindingselement vervaardigd uit één van de materialen hout, metaal, kunststof of composiet of uit een combinatie van minstens twee van deze materialen. Het eerste verbindingselement en het tweede verbindingselement kunnen uit verschillende materialen vervaardigd zijn. Alternatief zijn het eerste verbindingselement en het tweede verbindingselement uit hetzelfde materiaal vervaardigd.
De genoemde dwarsafmeting kan bijvoorbeeld de breedte van een balkvormige uitsparing zijn. Alternatief kan de dwarsafmeting een diameter van een conische uitsparing zijn. Het zal duidelijk zijn dat niet elke dwarsafmeting van de uitsparing moet afnemen voor het vormen van de verbinding. Zo kan het bijvoorbeeld, in het geval van een balkvormige uitsparing, voldoende zijn voor het vormen van een verbinding dat enkel een breedte van de balk afneemt, terwijl een diepte van de balk constant is over de lengte van de uitsparing in de insteekrichting.
Alternatief kan de inrichting ook één of meer insteeklichamen omvatten. Hierbij kan het koppelingselement zoals hierboven omschreven voorzien zijn om, nadat het koppelingselement in de uitsparing van het tweede verbindingselement 1s ingebracht, de uitsparing niet volledig op te vullen en minstens één insteekruimte vrij te laten tussen het koppelingselement en de wanden van de uitsparing nadat het koppelingselement is ingebracht in de uitsparing, zodat in elke insteekruimte één of 5 meer insteeklichamen ingebracht kunnen worden. Alternatief kan het koppelingselement zelf voorzien zijn voor het opnemen van minstens één insteeklichaam, bijvoorbeeld doordat het koppelingselement minstens één insteekholte omvat die voorzien is voor opname van minstens één insteeklichaam. Een voordeel van de één of meer insteeklichamen is dat de constructie-elementen met verschillende graden van bewegingsvrijheid met elkaar verbonden kunnen worden. Zo kan het koppelingselement zo voorzien zijn dat het tweede constructie-element nog een beperkte eerste graad van bewegingsvrijheid heeft ten opzichte van het eerste constructie-element nadat deze door het koppelingselement met elkaar verbonden zijn.
Dit is bijvoorbeeld voordelig bij het installeren van een vloerplaat op steunkolommen.
Bij het verbinden van de vloerplaat met een eerste steunkolom is het voordelig dat de vloerplaat nog een zekere bewegingsvrijheid geniet ten opzichte van de eerste steunkolom zodat ook de verbinding tussen de vloerplaat en volgende steunkolommen nog vlot kan verlopen. Eenmaal de vloerplaat met al de nodige steunkolommen is verbonden kan dan bij één of meerdere van de verbindingen een bijkomend insteeklichaam ingebracht worden in de daarvoor voorziene insteekruimte(s) tussen de wanden van de uitsparing en het kopppelingselement of insteekholte(s) in het koppelingselement om de constructie-elementen met een tweede graad van bewegingsvrijheid — die beperkter is dan de eerste — met elkaar te verbinden.
Bijkomend omvat de uitsparing bij voorkeur een eerste open einde dat fungeert als een ingangsopening waarlangs het koppelingselement in de insteekrichting in de uitsparing kan worden gebracht en een tweede open einde dat fungeert als een uitgangsopening.
Voorts wordt bij voorkeur het connectiestuk via de uitgangsopening in de uitsparing gebracht. Bij voorkeur heeft de uitgangsopening hierbij zodanige dwarsafmetingen groter dan de dwarsafmetingen van het connectiestuk dat het connectiestuk met speling kan ingebracht worden. Als gevolg hiervan ontstaat er een zekere speling bij het samenvoegen van de twee constructie-elementen waardoor dit samenvoegen met weinig nauwkeurigheid kan gebeuren. Door het invoegen van het koppelingselement nemen de twee constructie-elementen hun gewenste onderlinge positie in. Dit in tegenstelling tot de gekende werkwijze waarbij met beton een verbinding wordt gevormd en waarbij de twee constructie-elementen vooraf met zeer hoge nauwkeurigheid moeten worden samengevoegd omdat het beton bij het uitharden geen speling meer toelaat.
Bijkomend kan het koppelingselement voorzien zijn voor het vormgesloten opnemen van het connectiestuk en/of kan de uitsparing voorzien zijn voor het vormgesloten opnemen van het koppelingselement. Het koppelingselement heeft bij voorkeur een conische buitenvorm. Doordat het connectiestuk vormgesloten wordt opgenomen in het koppelingselement, en het koppelingselement vormgesloten wordt opgenomen in het tweede verbindingselement ontstaat een vaste verbinding. Bij deze vaste verbinding zijn geen extra verbindingsstappen nodig.
Bijkomend of alternatief kunnen het koppelingselement en de uitsparing overeenkomende in de insteekrichting afnemende dwarsafmetingen hebben.
Bijkomend of alternatief kan het koppelingselement voorzien zijn om volledig opgenomen te zijn in de uitsparing van het tweede verbindingselement. Bijkomend of alternatief kan de dwarsafmeting van de uitsparing afnemen over de volledige lengte van de uitsparing van de uitsparing. In dit geval zal de uitgangsopening de kleinste dwarsafmeting hebben.
Voorts laat de vorm van de uitsparing zoals hierin omschreven toe dat het koppelingselement enkel in de insteekrichting in de uitsparing kan worden gebracht.
Dit vereenvoudigt het verbinden van twee constructie-elementen en voorkomt dat een constructie-element door een (menselijke) fout in een verkeerde oriëntatie wordt verbonden.
Naast het bovenstaande is een bijkomend voordeel van de inrichting volgens de uitvinding dat het vormen van de verbinding omkeerbaar is, zodat de verbonden constructie-elementen weer van elkaar kunnen losgemaakt worden. Hiervoor dient enkel het koppelingselement verwijderd te worden. Hierdoor kunnen constructies, in het bijzonder grootschalige constructies zoals flatgebouwen of kantoorgebouwen, voorzien worden waarbij de verbindingen tussen de constructie-elementen demonteerbaar zijn. Zo kunnen de constructie-elementen na het demonteren van een constructie hergebruikt worden. Dit wordt tot op heden niet gedaan, daar het financieel en praktisch niet voordelig is om constructie-elementen die aan elkaar verbonden zijn met een uitgehard verbindingsmiddel zoals beton terug van elkaar te scheiden.
Bijkomend kunnen het connectiestuk en de holte van het koppelingselement cilindrisch zijn. Bijkomend kunnen de uitsparing van het tweede verbindingselement en het koppelingselement hoofdzakelijk kegelvormig zijn.
Bijkomend of alternatief kan het koppelingselement voorts een aanhechtingspunt omvatten. Het aanhechtingspunt kan voorzien zijn voor het aanhechten van een gereedschap aan het koppelingselement. Het gereedschap kan dan gebruikt worden voor het verwijderen van het koppelingselement uit de uitsparing van het tweede verbindingselement. Het voordeel hiervan is dat de verbinding eenvoudig terug ontbonden kan worden. Het aanhechtingspunt kan bijvoorbeeld een aanhechtingsholte met een inwendige schroefdraad zijn. In de aanhechtingsholte kan dan bijvoorbeeld een bout worden aangebracht, waarna een pulleytrekker via de bout een trekkracht kan uitoefenen op het koppelingselement. In het voornoemde geval dat de inrichting één of meer insteeklichamen omvat kan elk van de één of meer insteeklichamen ook een aanhechtingsholte omvatten. Alternatief kan slechts een deel van het koppelingselement en de één of meer insteeklichamen een aanhechtingspunt omvatten.
Wanneer één van de koppelingselementen verwijderd wordt zal het namelijk eenvoudiger zijn om de resterende koppelingselementen uit de uitsparing te verwijderen. Als dusdanig wordt een circulair gebruik van de constructie-elementen vereenvoudigd, daar de verbinding tussen de constructie-elementen volgens de uitvinding aan de hand van het aanhechtingspunt eenvoudig losgemaakt kan worden.
Bijkomend of alternatief kan het connectiestuk een ties, bewapeningsijzer of stekanker zijn. Een bewapeningsijzer of stekanker wordt vandaag al veelvuldig gebruikt.
Dergelijke verbindingselementen worden reeds bij het vormen van het constructie- element aangebracht. Alternatief kan het verbindingselement na het vormen van het constructie-element aangebracht worden, bijvoorbeeld door een mechanische verbinding zoals schroeven of lijmen. Door het koppelingselement af te stemmen op een reeds courant verbindingselement kan de inrichting volgens de uitvinding eenvoudig toegepast worden op reeds bestaande constructie-elementen.
De inrichting volgens de uitvinding is voornamelijk gericht op het verbinden van betonnen constructie-elementen. De inrichting is echter ook geschikt voor het verbinden van constructie-elementen vervaardigd uit andere materialen, bijvoorbeeld hout, baksteen of een composiet van bouwmaterialen. In het geval van een betonnen constructie-element kan een eerste en/of het tweede verbindingselement reeds voorzien zijn bij het gieten van het betonnen constructie-element.
Bijkomend of alternatief kan een van de constructie-elementen twee of meer verbindingselementen omvatten. Zo kan een vierkante vloerplaat nabij elke hoek een verbindingselement omvatten waarmee de vierkante vloerplaat verbonden kan worden met vier steunpilaren die elks een verbindingselement omvatten. Bij dit scenario zou elke steunpilaar een eerste verbindingselement omvatten en omvat de vierkante vloerplaat vier tweede verbindingselementen. Alternatief kan een steunkolom aan een uiteinde een eerste verbindingselement omvatten en aan een andere uiteinde een tweede verbindingselement omvatten, zodanig dat een veelvoud van steunkolommen aan elkaar kunnen verbonden worden overeenkomstig de uitvinding. Alternatief kan een steunkolom aan een zelfde uiteinde een veelvoud aan verbindingselementen omvatten, waarbij een veelvoud aan vloerplaten of vloerplaatelementen verbonden kunnen worden met de steunkolom overeenkomstig de uitvinding.
Bijkomend of alternatief kunnen het eerste en het tweede constructie-element betonnen constructie-elementen zijn. Alternatief kunnen het eerste en het tweede constructie- element uit gewapend beton vervaardigd zijn. Alternatief kunnen één van of beiden van het eerste en het tweede constructie-element vervaardigd zijn uit hout, metaal, kunststof of composiet.
Bijkomend of alternatief kan het koppelingselement vervaardigd zijn uit een materiaal geschikt voor het opvangen van trillingen en/of schokken. In het bijzonder kan het koppelingselement vervaardigd zijn uit een materiaal geschikt voor het opvangen van akoestische trillingen en/of mechanische schokken. Als dusdanig kunnen de akoestische eigenschappen van de constructie verbeterd worden en/of kan het gedrag van de constructie ten gevolge van geologische verschijnselen zoals aardbevingen of resonantieverschijnselen, bijvoorbeeld bij aanhoudende wind, verbeterd worden.
In de voornoemde uitvoeringsvorm waarbij de inrichting een of meer insteeklichamen omvat kunnen de insteeklichamen uit een materiaal vervaardigd zijn met een lagere samendrukbaarheid dan het materiaal van het koppelingselement. Als dusdanig kan het relatief meer samendrukbare koppelingselement een eerste graad van bewegingsvrijheid verlenen aan de constructie-elementen waarbij deze eerste graad van bewegingsvrijheid beperkt wordt tot een tweede graad van bewegingsvrijheid bij het inbrengen van het relatief minder samendrukbare insteeklichaam.
Alternatief of bijkomend kan het koppelingselement een veelvoud aan elementen zijn die samen het koppelingselement vormen. Zo kan het koppelingselement bijvoorbeeld bestaan uit een veelvoud aan ringen met toenemende diameter. Hierbij worden de ringen dan in volgorde van toenemende diameter aangebracht over het connectiestuk.
Volgens deze uitvinding wordt er voorzien in een werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen omvattende de stappen van het voorzien van een eerste constructie-element omvattende een eerste verbindingselement dat een connectiestuk omvat en een tweede constructie-element omvattende een tweede verbindingselement dat een uitsparing omvat waarvan een dwarsafmeting over minstens een gedeelte van de lengte ervan afneemt in een insteekrichting, het voorzien van een koppelingselement met een holte die voorzien is voor opname van minstens een gedeelte van het connectiestuk, en voorzien om in de insteekrichting in de uitsparing gebracht te worden tot in een stabiele eindpositie waarbij het tegen de wanden van de uitsparing aansluit, het onderling positioneren van het eerste constructie-element en het tweede constructie-element zodanig dat het connectiestuk zich ten minste gedeeltelijk uitstrekt in de uitsparing van het tweede verbindingselement, het in een insteekrichting inbrengen van het koppelingselement zodanig dat ten minste een gedeelte van het connectiestuk opgenomen wordt in de holte van het koppelingselement en zodanig dat het koppelingselement ten minste gedeeltelijk opgenomen wordt in de uitsparing van het tweede verbindingselement, en in de genoemde stabiele eindpositie terechtkomt.
De uitvinding wordt hierna meer in detail beschreven onder verwijzing naar de bijgaande figuren, waarin uitvoeringsvormen van de uitvinding worden getoond. Deze uitvinding kan evenwel in veel verschillende vormen belichaamd zijn en dient dus niet beperkt te worden tot de in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen. Het zal duidelijk zijn dat de figuren schematisch en louter illustratief bedoeld zijn. Afmetingen zijn niet noodzakelijk naar werkelijkheid weergegeven en kunnen ten behoeve van de begrijpbaarheid overdreven zijn. Hierdoor kunnen afmetingen weergegeven in de figuren niet als beperkend aanschouwd worden met betrekking tot het bereik van de conclusies. e Figuur 1 toont een perspectief weergave van de inrichting volgens de uitvinding, e Figuur 2 toont een perspectief weergave van de inrichting volgens de uitvinding, e Figuren 3A, 3B, 3C en 3D tonen verschillende stappen van een werkwijze voor het vormen van een verbinding volgens de uitvinding, e Figuren 4A, 4B, 4C en 4D tonen een dwarsafmeting van verschillende uitvoeringsvormen van het koppelingselement en het tweede constructie- element, e Figuur 5 toont een schematische weergave van een inrichting volgens de uitvinding waarbij drie constructie-elementen met elkaar verbonden zijn.
Figuur 1 toont een perspectief weergave van de inrichting (1) volgens de uitvinding.
Figuur 1 toont een eerste constructie-element (2), hier een betonnen steunkolom (2), met een eerste verbindingselement (3), hier een cilindrisch betonijzer (3) en een tweede constructie-element (4), hier een betonnen vloerelement (4) met een tweede verbindingselement (5). Het tweede verbindingselement (5) is hier opgebouwd uit een balkvormig gedeelte dat een uitsparing (7) omvat en twee opstaande randen, waarmee het verbindingselement (5) aan het betonnen vloerelement (4) verbonden is. Het tweede verbindingselement (5) is hier uit metaal vervaardigd zijn. Het tweede verbindingselement (5) is bij het storten van het vloerelement (4) reeds aangebracht aan het vloerelement (4). Hiervoor kan het tweede verbindingselement (5) bijvoorbeeld in de mal voor het storten van het vloerelement (4) geplaatst zijn. De verbindingselementen (3, 5) kunnen op verscheidene manieren met de constructie- elementen verbonden worden die voor de vakman duidelijk zullen zijn. Zo kunnen de verbindingselementen (3, 5) reeds aanwezig zijn geweest bij het gieten van de steunkolom (2) en het vloerelement (4) Als alternatief kunnen de verbindingselementen (3, 5) mechanisch verbonden zijn met de steunkolom en het vloerelement. Voorts toont figuur 1 een koppelingselement (6), hier plug (6) genoemd.
Het tweede verbindingselement (5) omvat een uitsparing (7) met een dwarsafmeting (D) loodrecht op een insteekrichting (A). De dwarsafmeting (D) neemt hier geleidelijk aan in de insteekrichting (A) en overheen de volledige lengte van de uitsparing (7). De vrije ruimte in de uitsparing (7) komt qua vorm voorts nagenoeg overeen met de buitenvorm van de plug (6). Hierdoor kan de plug (6) in de insteekrichting (A) in de uitsparing (7) worden ingebracht. Zowel de plug (6) als de uitsparing (7) hebben hier de vorm van een afgeknotte kegel waarvan een gedeelte is afgesneden volgens een snijvlak dat evenwijdig loopt met de lengteas van de kegel. Andere uitvoeringsvormen zullen hierin besproken worden met betrekking tot figuren 4A — 4D. Plug (6) omvat een holte (8) voorzien voor het opnemen van een connectiestuk (10) van het eerste verbindingselement (3). Hier is de holte (8) cilindrisch en is een diameter van de holte (8) gelijk aan die van het betonijzer (3). Als dusdanig is de holte (8) voorzien voor het opnemen van het betonijzer (3). Door het opnemen van het betonijzer (3) in de holte (8), en het opnemen van de plug (6) in de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5) wordt een verbinding gevormd tussen de steunkolom (2) en het vloerelement (4). Deze verbinding wordt gevormd zonder gebruik te maken van een vloeibaar verbindingselement dat voorzien is voor het vormen van de verbinding door uit harden, zoals beton of cement. De verbinding tussen de steunkolom (2) en het vloerelement (4) kan dus veel sneller gevormd worden dan wanneer er gewacht moet worden op het uitharden van een vloeibaar verbindingsmiddel. Voorts zijn er geen bijkomende stappen nodig. Dit bespaart zowel tijd als materiaal. Een werkwijze voor het vormen van de verbinding wordt besproken in verband met figuur 3.
Figuur 2 toont een perspectief weergave van de inrichting (1) volgens de uitvinding.
Het connectiestuk (10) van het betonijzer (3) is opgenomen in de holte (8) van de plug (6), en de plug (6) is opgenomen in de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5) van het betonnen vloerelement (4). Dusdanig is een verbinding gevormd tussen de steunkolom (2) en het vloerelement (4). Het vormen van de verbinding wordt uitgebreider toegelicht aan de hand van figuren 3A — 3D. De verbinding kan ontmanteld worden via een aanhechtingspunt (9) van de plug (6). Aan het aanhechtingspunt (9) kan een gereedschap verbonden worden waarmee de plug (6) tegen de insteekrichting (A) in uit de uitsparing (7) kan worden getrokken. Zo kan de verbinding weer ontbonden worden. Het ontbinden verloopt zonder enige schade aan de betrokken componenten. Dit in tegenstelling tot gekende verbindingstechnieken waarbij de verbinding gevormd wordt door het uitharden van een bindmiddel zoals beton. Het terug ontbinden van een dergelijke verbinding vereist het nauwkeurig uitbreken van het beton gegoten voor het vormen van de verbinding. Dit is nagenoeg onmogelijk zonder de eigenlijke constructie-elementen te beschadigen, waardoor ze zelden of niet herbruikbaar zijn. Voor het ontbinden van de verbinding gevormd met de inrichting volgens de uitvinding is echter geen breekwerk nodig en elk van de betonnen steunkolom (2), het betonnen vloerelement (4) en de plug (6) kan hergebruikt worden.
Figuren 3A, 3B, 3C en 3D tonen verschillende stappen van een werkwijze voor het vormen van een verbinding volgens de uitvinding. Figuur 3A toont een schematische dwarsdoorsnede van een eerste constructie-element (2), hier een betonnen steunkolom (2) met een eerste verbindingselement (3) met een connectiestuk (10). Net als in figuren 1 en 2 is het eerste verbindingselement (3) hier een cilindrisch element, zoals bijvoorbeeld een betonijzer. De steunkolom (2) kan reeds op zijn definitieve positie geplaatst zijn en/of reeds met andere constructie-elementen verbonden zijn. Alternatief bevindt de steunkolom (2) zich nog niet op zijn definitieve positie. In dit geval kunnen twee of meer constructie-elementen eerst met elkaar verbonden worden alvorens ze op hun definitieve positie worden vastgezet.
Figuur 3B toont een tweede verbindingselement (5) verbonden met een tweede constructie-element (4), hier niet weergegeven, waarbij het verbindingselement (5) ruwweg gepositioneerd is ten opzichte van het eerste constructie-element (2) en het betonijzer (3). Doordat de dwarsafmeting (D), hier de diameter (D) langsheen de volledige lengte van het tweede verbindingselement (5) groter is dan een dwarsafmeting (E), hier een diameter (E) van het connectiestuk (10) van het betonijzer (3) is er een zekere speling voor het positioneren van het tweede verbindingselement (5) ten opzichte van het connectiestuk (10) van het betonijzer (3). Voorts hoeft de uitsparing (7) geen gesloten omtrek te hebben. Zo toont het tweede verbindingselement (S)in figuren 1 en 2 dat dat de uitsparing (7) een open zijde heeft, en wel zodanig dat het betonijzer (3) langsheen deze open zijde in de uitsparing (7) kan worden ingebracht. Dusdanig kan het tweede verbindingselement (5) op verschillende manieren in de positie zoals weergegeven op figuur 3B gebracht worden.
Figuren 3C en 3D tonen hoe de plug (6) respectievelijk gedeeltelijk en geheel is ingeschoven in de uitsparing (7) volgens de insteekrichting (A), daarbij het betonijzer (3) opnemend in de holte (8) van de plug (6). Doordat de holte (8) qua vorm overeenstemt met het connectiestuk (10) van het betonijzer (3) en doordat de plug (6) qua vorm overeenstemt met de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5) wordt het tweede verbindingselement (5) als het ware op zijn plaats gebracht door het inbrengen van de plug (6) in de uitsparing (7) volgens de insteekrichting (A).
Figuren 4A, 4B, 4C, en 4D tonen een dwarsafmeting van verschillende uitvoeringsvormen van de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5). Bij elk van deze figuren wordt voorondersteld dat de vorm van de plug (6) overeenkomt met de vorm van de vrije ruimte in de uitsparing (7) zodanig dat deze plug (6) gedeeltelijk of geheel opgenomen kan worden in de uitsparing (7). Figuur 4A toont de uitsparing (7) zoals reeds weergegeven in de figuren 1, 2, 3A, 3B, 3C, en 3D. De diameter (D) van de uitsparing (7) neemt hier geleidelijk aan af overheen de hele lengte van de uitsparing (7) in de insteekrichting (A).
Figuur 4B toont een andere uitvoeringsvorm van de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5). Hier is de diameter (D) eerst gedurende een portie van de lengte van de uitsparing (7) constant, om dan daarna geleidelijk aan af te nemen in de insteekrichting (A).
Figuur 4C toont een andere uitvoeringsvorm van de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5). Hier omvat de uitsparing (7) twee porties waarlangs de diameter (D) constant blijft, afgewisseld met twee porties waarlangs de diameter (D) geleidelijk aan afneemt.
Figuur 4D toont een andere uitvoeringsvorm van de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5). De dwarsafmeting (D) neemt exponentieel af in de richting van de insteekrichting (A). In tegenstelling tot andere uitvoeringsvormen is de kleinste diameter (D) hier voorts ongeveer gelijk aan een dwarsafmeting van het connectiestuk (10) van het betonijzer (3).
Het zal duidelijk zijn dat vele uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij voldaan wordt aan het gegeven dat een dwarsafmeting (D) afneemt over ten minste een gedeelte van een lengte van de uitsparing (7) in de insteekrichting (A).
Figuur 5 toont een schematische weergave van een inrichting volgens de uitvinding waarbij drie constructie-elementen (2, 4A, 4B) met elkaar verbonden zijn. In dit geval kunnen twee constructie-elementen (2, 4B) een betonnen steunkolom zijn en kan het derde constructie-element (4A) een betonnen vloerelement zijn. Een van de betonnen steunkolommen (2) is voorzien van betonijzer (3) dat lang genoeg is om zich uit te strekken zodanig dat zowel een eerste connectiestuk (10A) als een tweede connectiestuk (10B) gevormd worden op het betonijzer (3). Hierbij wordt het eerste connectiestuk (10A) opgenomen door een tweede verbindingselement (SA) van het betonnen vloerelement (4A). Het tweede connectiestuk (10B) wordt opgenomen door een tweede verbindingselement (5B) van de andere betonnen steunkolom (4B). Aan de hand van twee pluggen (6A, 6B) worden twee verbindingen gevormd respectievelijk tussen de eerste steunkolom (2) en de vloerplaat (4A) en tussen de eerste steunkolom (2) en de tweede steunkolom (4B). Als dusdanig kunnen meer dan twee constructie-elementen met elkaar verbonden worden volgens de inrichting van deze uitvinding. Op te merken hierbij is dat in het geval van de tweede steunkolom (4B) eerst de tweede plug (6B) aangebracht moet worden aan het tweede connectiestuk (10B) van het betonijzer (3) alvorens de tweede steunkolom (4B) aan te brengen.

Claims (9)

CONCLUSIES
1. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste constructie-element (2) en een tweede constructie-element (4) omvattende: een eerste verbindingselement (3) dat verbonden is met het eerste constructie-element (2) en dat een connectiestuk (10) omvat, een tweede verbindingselement (5) dat verbonden is met het tweede constructie-element (4) en dat een uitsparing (7) omvat, met het kenmerk dat een dwarsafmeting van de uitsparing (7) over minstens een gedeelte van de lengte ervan afneemt in een insteekrichting (A), dat de inrichting voorts een koppelingselement (6) omvat met een holte (8) die voorzien is voor opname van minstens een gedeelte van het connectiestuk (10), en dat het koppelingselement (6) voorzien is om in de insteekrichting (A) in de uitsparing (7) gebracht te worden tot in een stabiele eindpositie waarbij het tegen de wanden van de uitsparing (7) aansluit.
2. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste (2) en een tweede constructie-element (4), volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de holte (8) in het koppelingselement (6) voorzien is voor het vormgesloten opnemen van het connectiestuk (10) en/of dat de uitsparing (7) is voorzien voor het vormgesloten opnemen van het koppelingselement (6).
3. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste (2) en een tweede constructie-element (4), volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat het koppelingselement (6) en de uitsparing (7) overeenkomende en in de insteekrichting (A) afnemende dwarsafmetingen hebben.
4. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste (2) en een tweede constructie-element (4), volgens een van de voorgaande conclusies , met het kenmerk dat het koppelingselement (6) voorzien is om volledig opgenomen te zijn in de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (4).
5. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste (2) en een tweede constructie-element (4), volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de dwarsafmeting van de uitsparing (7) over de volledige lengte van de uitsparing (7) afneemt.
6. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste (2) en een tweede constructie-element (4), volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het koppelingselement (6) voorts een aanhechtingspunt (8) omvat dat voorzien is voor het aanhechten van een gereedschap aan het koppelingselement (6).
7. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste (2) en een tweede constructie-element (4), volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het connectiestuk (10) een ties, bewapeningsijzer of stekanker is.
8. Een inrichting (1) voor het verbinden van een eerste (2) en een tweede constructie-element (4), volgens een van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het eerste (2) en het tweede constructie-element (4) betonnen constructie-elementen zijn of gewapend beton zijn.
9. Een werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen omvattende de stappen van: het voorzien van een eerste constructie-element (2) omvattende een eerste verbindingselement (3) dat een connectiestuk (10) omvat en een tweede constructie-element (4) omvattende een tweede verbindingselement (5) dat een uitsparing (7) omvat waarvan een dwarsafmeting (D) over minstens een gedeelte van de lengte ervan afneemt in een insteekrichting (A); het voorzien van een koppelingselement (6) met een holte (8) die voorzien is voor opname van minstens een gedeelte van het connectiestuk (10), en voorzien om in de insteekrichting (A) in de uitsparing (7) gebracht te worden tot in een stabiele eindpositie waarbij het tegen de wanden van de uitsparing (7) aansluit, het onderling positioneren van het eerste constructie-element (2) en het tweede constructie-element (4) zodanig dat het connectiestuk (10) zich ten minste gedeeltelijk uitstrekt in de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5); het in een insteekrichting (A) inbrengen van het koppelingselement (6) zodanig dat ten minste een gedeelte van het connectiestuk (10) opgenomen wordt in de holte van het koppelingselement (6) en zodanig dat het koppelingselement (6) ten minst gedeeltelijk opgenomen wordt in de uitsparing (7) van het tweede verbindingselement (5), en in de genoemde stabiele eindpositie terechtkomt.
BE20225739A 2022-09-16 2022-09-16 Inrichting en werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen BE1030886B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225739A BE1030886B1 (nl) 2022-09-16 2022-09-16 Inrichting en werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen
EP23197802.4A EP4339384A1 (en) 2022-09-16 2023-09-15 Device and method for connecting construction elements

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225739A BE1030886B1 (nl) 2022-09-16 2022-09-16 Inrichting en werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030886A1 BE1030886A1 (nl) 2024-04-10
BE1030886B1 true BE1030886B1 (nl) 2024-04-16

Family

ID=83400787

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225739A BE1030886B1 (nl) 2022-09-16 2022-09-16 Inrichting en werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP4339384A1 (nl)
BE (1) BE1030886B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2793407A (en) * 1953-05-01 1957-05-28 Johnston James William Interlocking dovetailed connectors
WO2007034192A1 (en) * 2005-09-26 2007-03-29 Timberfix Limited Coupling with interengageable profiles for coupling a beam to a post
US10738463B2 (en) * 2014-09-30 2020-08-11 Philip Glen Miller Self-bracing, two-way moment frame precast system for industrial support structure and method of utilizing same

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2793407A (en) * 1953-05-01 1957-05-28 Johnston James William Interlocking dovetailed connectors
WO2007034192A1 (en) * 2005-09-26 2007-03-29 Timberfix Limited Coupling with interengageable profiles for coupling a beam to a post
US10738463B2 (en) * 2014-09-30 2020-08-11 Philip Glen Miller Self-bracing, two-way moment frame precast system for industrial support structure and method of utilizing same

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030886A1 (nl) 2024-04-10
EP4339384A1 (en) 2024-03-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US8671640B1 (en) Rapidly locking building/lock components, bridge keys and locking keys to construct uniform whole locked building members and entire locked structures on-the-fly
US5570552A (en) Universal wall forming system
US20090064610A1 (en) Segments for building spliced prestressed concrete grider and method of manufacturing the segments
DK2410096T3 (en) Casing device and method for creating a recess in the casting of a component
KR101762155B1 (ko) 탈착트러스를 갖는 트윈월 및 그 제작방법
WO2015178958A1 (en) Modified pocket former
BE1030886B1 (nl) Inrichting en werkwijze voor het verbinden van constructie-elementen
WO2014138841A1 (en) Hybrid connector, assembly, and method for creating a wall from a flowable material
US5660020A (en) Method of construction using pre-cast floor units
JP4148317B2 (ja) プレキャスト床版の連結構造
JP2501164B2 (ja) ユニット式布基礎
JP5438732B2 (ja) コンクリート部材の接合方法
EP2685028A2 (en) Method for production of shuttering tie rod and shuttering tie rod
JP6851686B2 (ja) 梁の構築方法
JP2004082571A (ja) プレキャストコンクリート構造部材の製造方法
WO2016035411A1 (ja) 既設建物の耐震補強構造及び既設建物の耐震補強方法
JP2002146720A (ja) 柱と梁の接合構造
US8800237B2 (en) Precast wall section and method of building a wall
JPS59102059A (ja) 鉄筋コンクリ−ト構築物の打継施工法
JP3237441U (ja) コンクリート打継用の止水ブロック
JP3872802B2 (ja) プレキャストコンクリート部材の接合方法
JP2782284B2 (ja) プレキャスト建築柱の形成方法
KR102273716B1 (ko) 기설 교량용 방음터널 및 그 시공 방법
NL2016575B1 (nl) Werkwijze voor het verstevigen van een bestaande verbinding tussen een muur en een holle-bouwsteenvloer.
JP2008075257A (ja) プレキャスト鉄筋コンクリート梁部材同士の接合方法及び接合構造

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20240416