BE1030800B1 - Een geheel voor een glasgevel - Google Patents

Een geheel voor een glasgevel Download PDF

Info

Publication number
BE1030800B1
BE1030800B1 BE20225660A BE202205660A BE1030800B1 BE 1030800 B1 BE1030800 B1 BE 1030800B1 BE 20225660 A BE20225660 A BE 20225660A BE 202205660 A BE202205660 A BE 202205660A BE 1030800 B1 BE1030800 B1 BE 1030800B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
mounting
posts
leg
elements
legs
Prior art date
Application number
BE20225660A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030800A1 (nl
Inventor
Dominiek Callewier
Brecht Lamote
Original Assignee
Avc Gemino Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Avc Gemino Bvba filed Critical Avc Gemino Bvba
Priority to BE20225660A priority Critical patent/BE1030800B1/nl
Publication of BE1030800A1 publication Critical patent/BE1030800A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030800B1 publication Critical patent/BE1030800B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04BGENERAL BUILDING CONSTRUCTIONS; WALLS, e.g. PARTITIONS; ROOFS; FLOORS; CEILINGS; INSULATION OR OTHER PROTECTION OF BUILDINGS
    • E04B2/00Walls, e.g. partitions, for buildings; Wall construction with regard to insulation; Connections specially adapted to walls
    • E04B2/88Curtain walls
    • E04B2/96Curtain walls comprising panels attached to the structure through mullions or transoms
    • E04B2/965Connections of mullions and transoms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Electromagnetism (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Load-Bearing And Curtain Walls (AREA)

Abstract

Er wordt een geheel (10) voor een glasgevel (1) beschreven met bevestigingselementen (16) die een eerste been (162) en een tweede been (164) bevatten. Het eerste been (162) strekt zich in de bevestigde toestand uit in de bevestigingssleuf (22) van een stijl (12). Het tweede been (164) strekt zich in de bevestigde toestand uit in de aansluitende bevestigingssleuf (24) van de dwarsbalk (14). Hierdoor wordt een robuust geheel gerealiseerd dat efficiënt kan worden vervaardigd.

Description

1 BE2022/5660
EEN GEHEEL VOOR EEN GLASGEVEL
Technisch gebied
Het technisch gebied betreft het domein van gehelen en constructies, alsook daarbij horende vervaardigingsmethodes, voor het vervaardigen van glasgevels, ook wel vliesgevels of gordijngevels, of ook wel curtain walls. Dergelijke glasgevels vormen een niet dragende afscheiding in of aan een gebouw.
Stand van de techniek
Een gekende glasgevel wordt bijvoorbeeld beschreven in US9567746B1. Bij een dergelijke glasgevel worden een aantal beglazingspanelen, vervaardigd uit bijvoorbeeld glas of plastic, in een raamwerk van verticale en horizontale structurele elementen aangebracht. Daarbij worden de structurele elementen typisch uitgevoerd als langwerpige profielen. De langwerpige profielen van dit raamwerk die aan het gebouw worden verankerd, worden in dit technisch gebied aangeduid met de term stijl of mullion. Typisch zijn dit de langwerpige profielen die zich uitstrekken volgens een verticale richting. De langwerpige profielen van dit raamwerk die zich tussen deze stijlen of mullions uitstrekken en aan deze stijlen of mullions worden bevestigd, worden in dit technisch domein aangeduid met de term dwarsbalk of transom.
Zoals gekend uit US9567746B1 is het voordelig als zowel de stijlen als de dwarsbalken van het raamwerk vervaardigd worden uit langwerpige profielen met een identieke dwarsdoorsnede aangezien zo een efficiënte en eenvoudige vervaardiging van het raamwerk mogelijk wordt.
Zoals verder beschreven in US9567746B1 is het voordelig om een bevestigingselement te voorzien dat aan één zijde in een bevestigingssleuf aan de buitenkant van de stijlen kan worden ingebracht en aan de andere zijde inwendig in de binnenkant van het profiel van de dwarsbalk wordt ingebracht. Daarbij wordt het deel van het bevestigingselement dat in de bevestigingssleuf van de stijlen wordt ingebracht voorzien van elementen die tegen de zijwand van deze bevestigingssleuf gekanteld kunnen worden, en geconfigureerd zijn om zo
2 BE2022/5660 in de bevestigde positie het moment dat wordt gegenereerd door het gewicht van het glas op de dwarsbalk tegen te werken.
Een dergelijk bevestigingselement heeft als nadeel dat het in de bevestigingssleuf van de stijl moet worden gekanteld, waarna het vervolgens door middel van geschikte verbindingsmiddelen zoals bijvoorbeeld bouten of schroeven moet worden vastgeschroefd aan de stijl. Pas daarna kan het bevestigingselement binnen in het profiel van de dwarsbalk worden geschoven. Dit is nadelig omdat het bevestigingselement eerst aan de stijl moet worden bevestigd voor het inwendig in de dwarsbalk kan worden aangebracht. Dit verhindert een efficiënte montage van het geheel, in het bijzonder wanneer een groot aantal dwarsbalken op verschillende posities langsheen een stijl moeten worden aangebracht, en/of wanneer het bijvoorbeeld gewenst is om dwarsbalken pas na de bevestiging van de stijlen aan het gebouw aan te brengen, en/of wanneer het bijvoorbeeld gewenst is om de positie van de dwarsbalken op een flexibele manier aan te passen aan de positie en/of afmetingen van de ramen, en/of wanneer het gewenst is om vergissingen en/of afwijkingen ten opzichte van de gewenste positie van de bevestiging van de dwarsbalken aan de stijlen in de bevestigde toestand te minimaliseren. Bovendien is het duidelijk dat de weergegeven uitvoeringsvorm van het bevestigingselement in US9567746B1 het moment, gegenereerd door het gewicht van het glas, opvangt door middel van een zeer beperkt contactoppervlak van het bevestigingselement tegen de zijwanden van de bevestigingssleuven van de stijlen. Dit verhoogt het risico op een concentratie van de belasting in deze beperkte zone van de zijwanden van de bevestigingssleuf van de stijlen. Dit kan aanleiding geven tot ongewenste of ontoelaatbare lokale vervormingen van deze zijwanden, waardoor het moment gegenereerd door het gewicht van de ramen op de dwarsbalken, niet langer of niet langer voldoende kan worden opgevangen, wat een risico vormt voor de structurele integriteit van het geheel.
Er bestaat dus een nood aan een verbeterd geheel voor een glasgevel die de voornoemde nadelen het hoofd biedt en die een verbeterde flexibiliteit en efficiëntie bij het vervaardigen van de glasgevel toelaat, alsook verhoogde robuustheid van het geheel realiseert.
Samenvatting
3 BE2022/5660
Tot dit doel wordt volgens een eerste aspect voorzien in een geheel voor een glasgevel, bevattende: - twee of meer stijlen geconfigureerd om bevestigd te worden aan een gebouw; -twee of meer dwarsbalken geconfigureerd om tussen twee stijlen te worden aangebracht; en - bevestigingselementen geconfigureerd om de dwarsbalken aan de stijlen te bevestigen, waarbij de stijlen en de dwarsbalken een langwerpig profiel omvatten met een dwarsdoorsnede die minstens één langwerpige bevestigingssleuf bevat, en waarbij de één of meer bevestigingssleuven van de stijlen zo geconfigureerd zijn dat ze in een bevestigde toestand aansluiten op de bevestigingssleuven van de dwarsbalken,
DAARDOOR GEKENMERKT DAT de bevestigingselementen bevatten: - een eerste been dat zich in de bevestigde toestand uitstrekt in de bevestigingssleuf van een stijl volgens de langsrichting van de stijl; en - een tweede been dat zich in de bevestigde toestand uitstrekt in de aansluitende bevestigingssleuf van de dwarsbalk volgens de langsrichting van de dwarsbalk, waarbij het langwerpig profiel twee langwerpige bevestigingssleuven bevat, die aan weerszijden van het langwerpig profiel zijn aangebracht; en waarbij minstens één bevestigingssleuf twee geleidingselementen bevat, die zo op de bodem zijn aangebracht dat ze geconfigureerd zijn om zich in een bevestigde toestand aan weerszijden van een been van het bevestigingselement te bevinden, om zo de gewenste positionering van het been op de bodem te verzekeren.
Op deze wijze wordt een efficiëntere en flexibelere vervaardiging mogelijk aangezien de bevestigingselementen, die in de bevestigingssleuven van de stijlen en de dwarsbalken worden aangebracht toelaten om bijvoorbeeld de dwarsbalken tussen twee reeds aangebrachte stijlen te bevestigen, of de dwarsbalken pas te bevestigen aan de stijlen nadat de positie van de dwarsbalk werd aangepast aan de afmetingen of de gewenste positie van het raam in het geheel. Aangezien beide benen van het bevestigingselement zich uitstrekken volgens de langsrichting van de bevestigingssleuven, vermindert het risico op een lokale piekbelasting van de sleuven, en een eventuele ontoelaatbare lokale vervorming van de
4 BE2022/5660 sleuven ter hoogte van de bevestigingselementen. Hierdoor wordt dus een robuuster geheel gerealiseerd.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij de respectievelijke bevestigingssleuven in een uitwendige zijde aan de stijlen en de dwarsbalken zijn aangebracht.
Op deze wijze zijn de bevestigingssleuven makkelijk en efficiënt bereikbaar tijdens het monteren van het geheel voor het aanbrengen van de bevestigingselementen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij de bevestigingssleuven afzonderlijk zijn aangebracht ten opzichte van raambevestigingselementen van de stijlen en/of de dwarsbalken geconfigureerd voor het bevestigen van ramen.
Op deze wijze kunnen de stijlen en de dwarsbalken van het geheel afzonderlijk bevestigd worden van de montage van de ramen. Verder laat dit een meer optimale positionering van de bevestigingssleuven toe, die een grotere weerstand kan bieden, bijvoorbeeld aan het door het gewicht van de ramen uitgeoefend koppel op de langwerpige profielen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij het bevestigingselement zich volledig in de bevestigingssleuven van de stijlen en de dwarsbalken bevindt.
Op deze wijze kan een efficiënte en robuuste montage gecombineerd worden met een geheel waarbij de bevestigingselementen in de stijlen en dwarsbalken geïntegreerd worden.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij het bevestigingselement bevat: - een eerste been dat zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uitstrekt in de bevestigingssleuf van één van de stijlen van het geheel.
> BE2022/5660 - een tweede been dat zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uitstrekt in een, op deze bevestigingssleuf van de stijl aansluitende, bevestigingssleuf van één van de dwarsbalken van het geheel.
Op deze wijze kan door middel van een eenvoudig te vervaardigen bevestigingselement een robuuste en efficiënte bevestiging van het geheel worden gerealiseerd.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij de dikte van de benen van het bevestigingselement kleiner is of gelijk aan de diepte van de bevestigingssleuf.
Op deze wijze interfereert het bevestigingselement niet met andere elementen van het geheel.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij: -de lengte van de benen van het bevestigingselement groter is dan de breedte van de benen; en/of - de lengte van de benen van het bevestigingselement groter is dan de breedte van de bevestigingssleuven waarin de benen worden bevestigd.
Op deze wijze kan een robuuste verbinding tussen de stijlen en de dwarsbalken worden bewerkstelligd door het bevestigingselement. Een dergelijke hoekverbinding door middel van het bevestigingselement met langwerpige benen die zich volgens de langsrichting over een grotere afstand kunnen uitstrekken kunnen hogere belastingen beter weerstaan zonder ontoelaatbare vervormingen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij de breedte van de benen van het bevestigingselement kleiner of gelijk aan de breedte van de bevestigingssleuven is waarin de benen worden ingebracht.
Op deze wijze kan een efficiënte en flexibele montage van de bevestigingselementen worden gerealiseerd. Maximale flexibiliteit is beschikbaar wat betreft de volgorde voor het positioneren en aanbrengen van de elementen van het geheel tijdens de montage.
6 BE2022/5660
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij het geheel één of meer verbindingselementen bevat, en waarbij de bevestigingselementen door middel van één of meer verbindingselementen vast gemaakt worden aan de bodem van de bevestigingssleuf.
Op deze wijze kunnen de bevestigingselementen zo verbonden worden met de stijlen en de dwarsbalken dat een robuuste en efficiënte verbinding wordt gerealiseerd. Bovendien laat een bevestiging op de bodem van de bevestigingssleuf toe om het bevestigingselement weg te werken in de langwerpige profielen door middel van afdekplaten en biedt dit ook de mogelijkheid om andere elementen in de bevestigingsgroeven aan te brengen, ook op de locatie waar de bevestigingselementen zijn aangebracht.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij, in een bevestigde toestand, de benen gericht zijn van het hoekpunt van het raam in de richting weg van het hoekpunt van het raam naar het midden van de omtrek van het raam toe.
Op deze wijze is het zo dat de bevestigingselementen van nabijgelegen ramen, benen hebben die van elkaar weggericht zijn. Op deze wijze kunnen benen met een grotere lengte worden voorzien zonder het risico op interferentie.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij het langwerpig profiel twee langwerpige bevestigingssleuven bevat, die aan weerszijden van het langwerpig profiel zijn aangebracht.
Op deze wijze kan het profiel makkelijk worden aangewend tussen twee ramen.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij de bevestigingssleuven aan weerszijden van het langwerpig profiel gelijk of nagenoeg gelijk zijn.
Op deze wijze kan het profiel op eenvoudige wijze worden vervaardigd en aangewend zonder dat bijzondere aandacht nodig is voor een specifieke oriëntatie van het profiel.
7 BE2022/5660
Volgens een uitvoeringsvorm, wordt er voorzien in een geheel, waarbij minstens één bevestigingssleuf twee geleidingselementen bevat die zo op de bodem zijn aangebracht dat ze geconfigureerd zijn om zich in een bevestigde toestand aan weerszijden van een been van het bevestigingselement te bevinden, om zo de gewenste positionering van het been op de bodem te verzekeren.
Op deze wijze kan worden verzekerd dat het bevestigingselement correct op de bodem van de bevestigingssleuf wordt gepositioneerd en dat de bevestigingssleuven van de dwarsbalk en de stijl op eenvoudige en efficiënte wijze worden uitgelijnd.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij de geleidingselementen een dwars uitsteeksel bevatten dat zich aan de van de bodem weggerichte zijde van het been van het bevestigingselement uitstrekt, en geconfigureerd is om het been te geleiden zodat het op de correcte positie ten opzichte van de bodem wordt gehouden volgens een richting dwars ten opzichte van het vlak van de bodem.
Volgens een uitvoeringsvorm wordt er voorzien in een geheel, waarbij het geheel twee of meer ramen bevat, en waarbij vier bevestigingselementen worden aangebracht per raam, ter hoogte van de hoekpunten van het raam, waar de dwarsbalken aan de stijlen worden aangebracht.
Op deze wijze wordt een robuust geheel gerealiseerd.
Volgens een tweede aspect wordt er voorzien in een methode voor het vervaardigen van een geheel voor een glasgevel volgens het eerste aspect, waarbij de methode de volgende stappen bevat: - het bevestigen van twee of meer stijlen aan een gebouw; - het bevestigen van twee of meer dwarsbalken tussen twee stijlen door middel van de bevestigingselementen, waarbij in de bevestigde toestand: -het eerste been van het bevestigingselement zich uitstrekt in de bevestigingssleuf van een stijl; en
8 BE2022/5660 - het tweede been van het bevestigingselement zich uitstrekt in de aansluitende bevestigingssleuf van de dwarsbalk.
Het is duidelijk dat verdere uitvoeringsvormen van deze methode gelijkaardig als de uitvoeringsvormen volgens het eerste aspect mogelijk zijn.
Het is duidelijk dat verdere variaties en combinaties van de beschreven uitvoeringsvormen mogelijk zijn zonder de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies te verlaten.
Korte beschrijving van de figuren.
Bij wijze van voorbeeld zullen enkele uitvoeringsvoorbeeld worden verduidelijkt aan de hand van de figuren, waarbij: -Figuur 1 een perspectief aanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een fragment van een geheel volgens de uitvinding; - Figuur 2, schematisch een vooraanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een geheel met aanduiding van het fragment | van Figuur 1; - Figuur 3 een dwarsdoorsnede van het geheel volgens de lijn I-III in Figuur 2 toont; -Figuur 4 een dwarsdoorsnede van het geheel volgens de lijn IV-IV in Figuur 2 toont; - Figuur 5 een uitvoeringsvorm van een bevestigingselement meer in detail toont; - Figuur 6 een uitvoeringsvorm van een bevestigingsbalk toont; - Figuren 7 - 9 gelijkaardige dwarsdoorsneden als Figuur 3 en/of Figuur 4 tonen van alternatieve uitvoeringsvormen; - Figuur 10 toont een perspectief aanzicht gelijkaardig als Figuur 1 van een alternatieve uitvoeringsvorm; - Figuur 11 toont een doorsnede volgens de lijn XI-XI in Figuur 10; - Figuur 12 toont een doorsnede volgens de lijn XII-XII van een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven in Figuur 13; -Figuur 13 toont een perspectief aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm gelijkaardig als Figuur 10;
9 BE2022/5660 - Figuur 14 toont een perspectief aanzicht van een alternatieve uitvoeringsvorm gelijkaardig als Figuur 10; en - Figuren 15 en 16 tonen een dwarsdoorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm - Figuur 17 een alternatieve uitvoeringsvorm van een bevestigingselement in een aanzicht gelijkaardig als Figuur 5.
Gedetailleerde beschrijving van uitvoeringsvoorbeelden
Figuur 1 toont een fragment van een geheel 10 voor een uitvoeringsvorm van een glasgevel 1 zoals aangeduid met kader | in de uitvoeringsvorm van Figuur 2, gezien volgens de richting aangegeven door de pijl. Zoals zichtbaar, bevat een dergelijke uitvoeringsvorm van het geheel 10 voor de glasgevel 1, een aantal verticale stijlen 12, die zoals verder meer in detail beschreven aan de hand van Figuur 6, geconfigureerd zijn om bevestigd te worden aan de structuur van een gebouw. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij twee of meer stijlen 12 op eender welke geschikte manier bevestigd worden aan een gebouw.
Zoals verder zichtbaar in de uitvoeringsvorm van Figuren 1 en 2 bevat het geheel een aantal dwarsbalken 14 die tussen twee stijlen 12 zijn aangebracht. Het is daarbij duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen van het geheel mogelijk zijn met eender welk geschikt aantal van twee of meer dwarsbalken die tussen twee stijlen worden aangebracht. Het is daarbij duidelijk dat dergelijke stijlen 12 en dwarsbalken 14 samenwerken om de omtrek of een raamwerk te vormen voor de ramen 2 van de glaswand 1. Zoals zichtbaar wordt volgens deze uitvoeringsvorm elk raam 2 van de glasgevel 1 of glaswand 1 aan de onderzijde gehouden door een horizontale dwarsbalk 14, aan de zijkanten gehouden tussen twee verticale stijlen 12 en aan de bovenzijde gehouden door een horizontale dwarsbalk 14. Zoals zichtbaar vormen de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 van het geheel 10 zo een kader of raamwerk omheen de omtrek van de ramen 2.
Het is duidelijk dat de glaswand 1 volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld in Figuur 2, meerdere ramen 2 bevat. Hoewel volgens de hoogterichting H van de glaswand 1, twee
10 BE2022/5660 ramen zijn weergegeven, is het duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij eender welk ander geschikt aantal ramen 2 is aangebracht in het geheel 10 volgens de hoogterichting H, bijvoorbeeld één, twee, drie of meer ramen. Het is daarbij duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de verticale stijlen 12 zich uitstrekken volgens de hoogterichting H over een afstand die groter is dan de hoogte van één raam. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm strekken de stijlen 12 zich bijvoorbeeld uit vanaf de onderzijde van de glaswand 1 tot aan de bovenzijde. Het is verder duidelijk dat volgens het uitvoeringsvoorbeeld de horizontale dwarsbalken 14 zich uitstrekken volgens de breedterichting B van de glaswand 1. Zoals weergegeven in Figuur 1 en Figuur 2, strekken de dwarsbalken 14 zich daarbij uit tussen twee nabijgelegen stijlen 12 aan de bovenzijde en de onderzijde van een raam 2. Het is daarbij duidelijk dat het vlak van het raam 2 evenwijdig of nagenoeg evenwijdig is met het vlak gevormd door de breedterichting B en de hoogterichting
H van de glaswand 1, alsook het vlak van het geheel 10 voor de glaswand 1. Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm van Figuur 2 zijn de meeste dwarsbalken 14 uitgevoerd als afzonderlijke elementen die zich uitstrekken tussen twee nabijgelegen stijlen 12 en zich daarbij uitstrekken over een afstand die overeenstemt of nagenoeg overeenstemt met de breedte van één raam 2. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, worden de dwarsbalken 14 aan de bovenzijde van de bovenste ramen 2 gevormd door een langwerpig profiel 18 dat zich volgens de breedterichting B uitstrekt over een afstand die overeenstemt met de breedte van meerdere ramen 2. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn, waarbij de dwarsbalken 14 zich enkel uitstrekken als afzonderlijke elementen tussen twee nabijgelegen stijlen 12, of waarbij de dwarsbalken 14 volgens de breedterichting een lengte bevatten die overeenstemt met de breedte van meerdere ramen 2, of eender welke andere geschikte combinatie van dergelijke dwarsbalken 14. Bij wijze van voorbeeld is de breedte RB van een raam 2 en de hoogte RH van een raam 2 weergegeven in het uitvoeringsvoorbeeld van Figuur 2. De diepte RD van een raam 2 is schematisch aangegeven in bijvoorbeeld Figuur 1 en Figuur 3, het is daarbij duidelijk dat het raam 2 daarbij één, twee of meer, volgens de diepterichting D naast elkaar aangebrachte, glazen 26 kan bevatten. Het is daarbij duidelijk dat de diepterichting D zich dwars of nagenoeg dwars uitstrekt ten opzichte van het vlak gevormd door de breedterichting B en de hoogterichting H, of met andere woorden het vlak van het raam 2.
11 BE2022/5660
Zoals schematisch aangegeven in het uitvoeringsvoorbeeld van Figuur 1, is het verder duidelijk dat de stijlen 12 uitgevoerd worden als langwerpige profielen, die zich langwerpige uitstrekken volgens een centrale langsas 12L volgens, of nagenoeg volgens, de hoogterichting
H. Eveneens worden volgens dit uitvoeringsvoorbeeld de dwarsbalken 14 uitgevoerd als langwerpige profielen 20, die zich langwerpig uitstrekken volgens een centrale langsas 14L volgens, of nagenoeg volgens, de breedterichting B. Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvoorbeeld bevatten deze langwerpige profielen een constante of nagenoeg constante doorsnede over hun volledige lengte of nagenoeg over hun volledige lengte. Deze langwerpige profielen worden bij voorkeur vervaardigd uit een geschikt metaal zoals bijvoorbeeld aluminium, staal, etc., echter het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij deze langwerpige profielen vervaardigd worden uit een geschikte kunststof, en/of een geschikte combinatie van kunststof en metaal, en/of eender welk ander geschikt materiaal en/of combinatie van materialen.
Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van een dwarsdoorsnede van een dwarsbalk 14 van het geheel 10 volgens de lijn II-IIl in Figuur 2. Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van een dwarsdoorsnede van een stijl 12 van het geheel 10 volgens de lijn IV-IV in Figuur 2. Zoals zichtbaar, bevatten dergelijke uitvoeringsvormen van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 een langwerpig profiel 20 met een dwarsdoorsnede die twee langwerpige bevestigingssleuven 22, 24 bevat. Zoals zichtbaar strekken deze langwerpige profielen van de stijl 12 en de dwarsbalken 14 zich uit volgens hun langsas 12L, 14L.
Verder bevat de uitvoeringsvorm van de dwarsdoorsnede van de dwarsbalk 14, zoals zichtbaar in Figuur 3, volgens de diepte richting D, een voorzijde 142 aan de voorzijde V van het geheel 10. Volgens de diepte richting D aan de tegenoverliggende zijde van het raam 2, of met andere woorden aan de achterzijde A van het geheel 10, bevat de dwarsbalk 14 een achterzijde 144. Zoals verder zichtbaar, bevat de dwarsdoorsnede van de dwarsbalk 14, volgens de hoogterichting H, aan weerszijden van de centrale langsas 14L twee zijkanten 146, 148, die volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, de bovenzijde 146 en de onderzijde 148 van de dwarsbalk 14 vormen.
12 BE2022/5660
Gelijkaardig bevat de uitvoeringsvorm van dwarsdoorsnede van de stijl 12, zoals zichtbaar in
Figuur 4, volgens de diepte richting D een voorzijde 122 aan de voorzijde V van het geheel 10.
Volgens de diepte richting D aan de tegenoverliggende zijde van het raam 2, of met andere woorden aan de achterzijde A van het geheel 10 bevat de stijl 12 een achterzijde 124. Zoals verder zichtbaar, bevat de dwarsdoorsnede van de stijl 12, volgens de breedterichting B, aan weerszijden van de centrale langsas 12L, twee zijkanten 126, 128, die volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, de linker zijde 126 en de rechter zijde 128 van de stijl 12 vormen. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij de stijlen 12 en/of de dwarsbalken 14 volgens een andere oriëntatie in het geheel 10 zijn aangebracht, en waarbij overeenkomstig een andere oriëntatie van de hierboven aangegeven richtingen mogelijk is.
Zoals zichtbaar, bevatten, volgens de uitvoeringsvormen weergegeven in Figuur 3 en Figuur 4, de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 een langwerpig profiel 20 met een dwarsdoorsnede die twee langwerpige bevestigingssleuven 22, 24 bevat. Zoals verder zichtbaar in de uitvoeringsvorm van Figuur 1, is het geheel zodanig geconfigureerd, dat in een bevestigde toestand, de bevestigingssleuven 22 van de stijlen 12 aansluiten op de bevestigingssleuven 24 van de dwarsbalken 14. Met andere woorden, volgens de diepterichting D van het geheel 10, zijn de bevestigingssleuven 22, 24 van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 op een gelijke, of nagenoeg gelijke positie aangebracht. Zoals weergegeven, strekken, volgens de diepterichting D van het geheel 10, de bevestigingssleuven 22, 24 zich over een gelijke, of nagenoeg gelijke afstand uit. Echter het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij posities waarover de bevestigingssleuven 22, 24 van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 van het geheel 10 zich uitstrekken minstens gedeeltelijk overlappen. Het is duidelijk dat in het algemeen, bij dergelijke uitvoeringsvormen, de bevestigingssleuven 22 van de stijlen 12 zo geconfigureerd zijn dat ze in een bevestigde toestand aansluiten op de bevestigingssleuven 22 van de dwarsbalken 14. Het is duidelijk dat deze bevestigingssleuven 12, 14 op elkaar aansluiten ter hoogte van het punt, met andere woorden de hoek, van het geheel 10 waar een dwarsbalk 14 aan een stijl 12 wordt aangebracht.
Het is verder duidelijk dat volgens het weergeven uitvoeringsvoorbeeld, de bevestigingssleuven 22, 24 afzonderlijk zijn aangebracht van raambevestigingselementen 32,
13 BE2022/5660 34 van de stijlen 12 en/of de dwarsbalken 14. Deze raambevestigingselementen 32, 34 zijn zoals weergegeven geconfigureerd voor het bevestigen van ramen 2. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bestaan de raambevestigingselementen 32, 34 uit een klemelement dat aan de voorzijde 122, 142 van het langwerpig profiel is aangebracht en geconfigureerd is om in een opgespannen toestand een raam 2 aan het langwerpig profiel van respectievelijk de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 vast te klemmen. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld bevat het klemelement van het raambevestigingselement 32, 34 een beweegbaar klemdeel 322, 342 dat door middel van een schroefelement 324, 344, zoals bijvoorbeeld een schroef, bout, etc. volgens de diepterichting
Dkan bewogen worden ten opzichte van een vast klemdeel 326, 346 om zo een raam 2 tussen beide klemdelen losmaakbaar vast te klemmen. Het is daarbij duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, dat volgens de diepterichting een raam 2 tussen het beweegbaar klemdeel 322, 342 en het vast klemdeel 326, 346 wordt gepositioneerd. Het is verder duidelijk dat volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld de raambevestigingselementen 32, 34 zo geconfigureerd zijn dat een raam 2 bevestigd kan worden aan beide zijkanten 126, 128; 146, 148 van de langwerpige profielen. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zijn de hierboven beschreven elementen van de raambevestigingselementen 32, 34 eveneens langwerpige elementen, die zich uitstrekken over de volledige lengte, of nagenoeg de volledige lengte van het langwerpig profiel van de stijlen 12 of de dwarsbalken 14. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld kan het raambevestigingselement, in het bijzonder aan de onderzijde van een raam 2, met andere woorden in een dwarsbalk 14 aan een onderzijde van een raam 2, één of meer ondersteuningsplaatjes 350 bevatten die geconfigureerd zijn om het gewicht van het bovenliggende raam 2 minstens gedeeltelijk op te vangen. Zoals weergegeven zijn het langwerpige profiel, alsook deze ondersteuningsplaatjes zo geconfigureerd dat ze onder invloed van het gewicht van het raam 2 zich aan elkaar vastgrijpen. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij in plaats van dergelijke verwijderbare ondersteuningsplaatjes 350, alternatieve elementen, zoals bijvoorbeeld uitsteeksels, steunribben, steunelementen, die al dan niet verwijderbaar aan het langwerpig profiel zijn aangebracht, mogelijk zijn om het gewicht van het raam 2 te ondersteunen. Verder is het duidelijk dat zoals weergegeven, bij voorkeur de raambevestigingselementen 32, 34 ter hoogte van het contactpunt met het raam 2 voorzien zijn van elementen die verhinderen dat
14 BE2022/5660 het raam beschadigd wordt, zoals bijvoorbeeld geschikte elastische afdichtingselementen.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld strekken de raambevestigingselementen 32, 34 zich langwerpig uit volgens de langsrichting van het langwerpige profiel 20 van de stijlen 12 of de dwarsbalken 14. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld strekken de ondersteuningsplaatjes 350 zich slechts uit over een lengte die beperkt is ten opzichte van de totale lengte van bijvoorbeeld een dwarsbalk 14, bijvoorbeeld 50% of minder, 20% of minder, 10% of minder van de totale lengte van een dwarsbalk 14, bijvoorbeeld in het bereik van 1cm tot en met 10cm.
Zoals zichtbaar in Figuren 3 en 4, bevat het raam 2 twee, volgens de diepterichting, na elkaar aangebrachte glazen 26. Dit raam 2, wordt als geheel met deze twee glazen 26 geklemd in het raambevestigingselement 32, 34. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld wordt er tussen de twee glazen 26 van het raam 2 een langwerpig afstandselement 328, 348 aangebracht, bij voorkeur ter hoogte van de omtrek van het raam, en bij voorkeur zodat het afstandselement 348 gepositioneerd wordt om het inwendige van het langwerpige profiel 20 van de stijl 12 of de dwarsbalk af te schermen. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is het langwerpige afstandselement 328, 348 zo geconfigureerd, dat in de bevestigde toestand, het de zichtbare zijde van de zichtbare omtrek van het langwerpige profiel 20 vervolledigt. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij eender welke andere geschikte middelen worden aangewend als afstandselement 328, 348 tussen twee glazen 26 van een raam 2 met meerdere glazen 2. Het is duidelijk dat volgens alternatieve uitvoeringsvormen, eveneens ramen 2 met drie, vier of eender welk ander geschikte aantal glazen 26 mogelijk zijn.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm, gelijkaardig zoals weergegeven in Figuur 7, is het eveneens mogelijk om een raam 2 dat slechts één glas 26 bevat aan te wenden. Het is duidelijk dat een dergelijk raam 2 zonder gebruik van afstandselementen 328, 348 in het raambevestigingselement 32, 34 van een stijl 12 of dwarsbalk 14 kan worden bevestigd.
Zoals verder weergegeven aan de hand van de uitvoeringsvormen van Figuur 3 en Figuur 4, bevat het langwerpig profiel van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 een uitwendige zijde die de buitenkant van het langwerpig profiel vormt en uitwaarts gericht is, en een inwendige zijde
15 BE2022/5660 die zich binnen in het langwerpig profiel bevindt en die de binnenkant van het langwerpig profiel vormt. Het is daarbij duidelijk dat de respectievelijke bevestigingssleuven 22, 24 in de uitwendige zijde aan de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 zijn aangebracht. Met andere woorden zoals gezien van de buitenzijde van deze langwerpige profielen, vormen de langwerpige bevestigingssleuven 22, 24 een verdieping in de buitenkant van deze langwerpige profielen, die zich langwerpig uitstrekt volgens een langsas evenwijdig, of nagenoeg evenwijdig, aan de langsas van het langwerpig profiel van de stijlen 12 of de dwarsbalken 14.
Zoals zichtbaar in de uitvoeringsvorm van het geheel 10 in Figuur 1, worden de dwarsbalken 14 aan de stijlen 12 bevestigd door middel van bevestigingselementen 16. Zoals zichtbaar, wordt een dergelijk bevestigingselement 16 aangebracht ter hoogte van het punt, met andere woorden de hoek, van het geheel 10 waar een dwarsbalk 14 aan een stijl 12 wordt aangebracht.
Een uitvoeringsvorm van een dergelijk bevestigingselement 16 wordt weergegeven in Figuur 5. Zoals zichtbaar bevat een dergelijk bevestigingselement 16 een eerste been 162 dat zich in de bevestigde toestand uitstrekt in de bevestigingssleuf 22 van een stijl 12 van het geheel 10.
Het weergegeven bevestigingselement 16 bevat verder ook een tweede been 164 dat zich in de bevestigde toestand uitstrekt in de aansluitende bevestigingssleuf 24 van de dwarsbalk 14 van het geheel 10. Zoals weergegeven bevat de uitvoeringsvorm van het bevestigingselement 16 een L-vormige dwarsdoorsnede volgens een vlak evenwijdig met het vlak van de ramen 2 van het geheel 10. Zoals zichtbaar in Figuur 1 tot Figuur 4, bevindt, volgens dit uitvoeringsvoorbeeld, het eerste been 162 van het bevestigingselement 16 zich daarbij in de bevestigingssleuf 24 van de dwarsbalk 14. Het tweede been 164 van het bevestigingselement 16 bevindt zich daarbij in de bevestigingssleuf 22 van de stijl 12. Dit betekent dat de dikte 162T, 164T van de respectievelijke benen 162, 164 van het bevestigingselement 16 bij voorkeur, kleiner is of gelijk aan de diepte 22T, 24T van de respectievelijke bevestigingssleuven 22, 24 waarin ze zich bevinden.
Zoals weergegeven in Figuur 4, betekent dit dat de afstand 24T die de diepte van de bevestigingssleuf 24 in de dwarsbalk 14 aangeeft volgens hoogterichting H groter of gelijk is
16 BE2022/5660 aan de afstand 162T die de dikte aangeeft van het eerste been 162 volgens de hoogterichting
H. Het is duidelijk dat de diepte 24T van de bevestigingssleuf 24 daarbij bepaald wordt volgens de richting dwars op de langsrichting 14L van het langwerpig profiel 20 en evenwijdig met het vlak van het raam 2. Het is daarbij verder ook duidelijk dat de dikte 162T van het been 162 van het bevestigingselement 16 daarbij bepaald wordt, in een bevestigde toestand, volgens deze zelfde richting, of met andere woorden eveneens dwars op de centrale langsas van het been 162 en evenwijdig met het vlak van het raam 2. Het is verder duidelijk, zoals weergegeven in Figuur 4, dat volgens dit uitvoeringsvoorbeeld, op gelijkaardige wijze, het tweede been 164 van het bevestigingselement een dikte 164T bevat die kleiner is of gelijk aan de diepte 22T van de bevestigingssleuf 22 volgens de breedterichting B. Het is duidelijk dat de diepte 22T van de bevestigingssleuf 22 daarbij bepaald wordt volgens de richting dwars op de langsrichting 12L van het langwerpig profiel 20 van de stijl 12 en evenwijdig met het vlak van het raam 2. Het is daarbij verder ook duidelijk dat de dikte van het been 164 van het bevestigingselement 16 daarbij bepaald wordt, in een bevestigde toestand, volgens deze zelfde richting, of met andere woorden eveneens dwars op de centrale langsas van het been 162 en evenwijdig met het vlak van het raam 2.
Het is verder duidelijk dat, volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, de benen 162, 164 van het bevestigingselement 16, langwerpige elementen zijn, waarvan de langsas zich uitstrekt volgens, of nagenoeg volgens de richting van de langsas 12L, 14L van de bevestigingssleuf 22, 24 waarin het been 162, 164 van het bevestigingselement 16 wordt bevestigd. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het bevestigingselement 16 van Figuur 5, strekken de benen 162, 164 zich uit over een afstand 162L, 164L volgens de langsrichting van de bevestigingssleuf 22, 24 waarin ze worden ingebracht. Deze afstand stemt dus overeen met de lengte 162L, 164L van de benen 162, 164 volgens hun langsrichting.
Zoals verder zichtbaar in Figuur 3 tot Figuur 5, is de lengte 162L, 164L van de benen 162, 164 van het bevestigingselement bij voorkeur groter dan de breedte 162W, 164W van deze benen 162, 164. Bijkomend is de lengte 162L, 164L van de benen 162, 164 van het bevestigingselement 16 bij voorkeur groter dan de breedte 22W, 24W van bevestigingssleuven 22, 24 waarin deze benen 162, 164 worden bevestigd. Het is duidelijk dat de breedte 162W, 164W van een been 162, 164 overeenstemt met de afstand volgens de
17 BE2022/5660 richting dwars op de langsrichting van het been 162, 164, en dwars ten opzichte van het vlak van het raam 2 in een bevestigde toestand. Het is verder duidelijk dat de breedte 22W, 24W van de bevestigingssleuven 22, 24 overeenstemt met de afstand volgens de richting dwars op de langsrichting 12L, 14L van de sleuven en dwars op de het vlak van het raam 2. Het is verder duidelijk dat de lengte 162L, 164L van de benen 162, 164, volgens het weergeven uitvoeringsvoorbeeld zich in het bereik bevindt van 1cm tot en met 30cm, bijvoorbeeld 4cm tot en met 20cm, bijvoorbeeld 5cm tot en met 10cm. Het is verder duidelijk dat de breedte 162W, 164W van de benen 162, 164 volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zich in het bereik bevindt van 1cm tot en met 15cm, bijvoorbeeld 1,5cm tot en met 10cm, bijvoorbeeld 2cm tot en met 6cm. Het is verder duidelijk dat de dikte 162T, 164T van de benen 162, 164 volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld zich in het bereik bevindt van 1mm tot en met 15mm, bijvoorbeeld 2mm tot en met 5mm. Het is duidelijk dat volgens alternatieve uitvoeringsvoorbeelden andere geschikte afmetingen mogelijk zijn.
Zoals verder zichtbaar in Figuur 3 en Figuur 4, is volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, de breedte 162W, 164W van de benen 162, 164 kleiner dan of gelijk aan de breedte 22W, 24W van de bevestigingssleuven 22W, 24W. De bevestigingssleuven 22, 24 en het bevestigingselement 16 zijn op deze wijze zo geconfigureerd dat de benen volgens een richting dwars op de langsrichting 12L, 14L van de bevestigingssleuven 22, 24 in de bevestigingssleuven 22, 24 kunnen worden ingebracht.
Zoals verder zichtbaar in Figuur 5, is elk been 162, 164 van het bevestigingselement 16 voorzien van drie verbindingselementen 166. Zoals zichtbaar kunnen deze verbindingselementen 166, bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als geschikte schroefverbindingselementen 166, zoals bijvoorbeeld bouten of schroeven, etc. Deze verbindingselementen 166 kunnen zoals weergegeven aangewend worden om het bevestigingselement 16 te vast te maken aan de stijl en de dwarsbalk. Hiertoe wordt het bevestigingselement 16 zo gepositioneerd dat de benen 162, 164 in de bevestigingssleuf 22, 24 van deze stijl 12 en deze dwarsbalk 14 worden gebracht. Vervolgens worden deze benen 162, 164 tegen de bodem van de bevestigingssleuven 22, 24 geschroefd door middel van de verbindingselementen 166. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij alternatieve uitvoeringsvormen van verbindingselementen 166 mogelijk zijn voor het vastmaken van het bevestigingselement 16 in de bevestigingssleuven 22, 24, zoals
18 BE2022/5660 bijvoorbeeld een geschikte klemverbinding, lijmverbinding, … . Het is verder ook duidelijk dat een ander geschikt aantal verbindingselementen dan de drie weergegeven verbindingselementen 116 mogelijk zijn, zoals bijvoorbeeld één, twee, vier, vijf, … geschikte verbindingselementen. Hoewel bij voorkeur het bevestigingselement 16, en meer in het bijzonder de benen 162, 164 vastgemaakt worden aan de bodem van de bevestigingssleuven 22, 24, is het duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij het bevestigingselement op eender welke andere geschikte wijze in de bevestigingssleuven 22, 24 wordt aangebracht. Het is daarbij duidelijk dat de bodem 222, 242 van de bevestigingssleuven 22, 24 de wand van de bevestigingssleuf betreft die zich uitstrekt tussen de zijwanden van de bevestigingssleuven 22, 24, en die een verdieping vormt ten opzichte van de dikte 20H van de nagenoeg rechthoekige omtrek van het langwerpig profiel 20.
Zoals verder zichtbaar in Figuur 1 tot Figuur 5 is volgens deze uitvoeringsvorm het langwerpig profiel 20 van de stijl 12 of de dwarsbalk 14 voorzien van twee langwerpige bevestigingssleuven 22, 24 aan weerszijden van het langwerpig profiel 20. Zoals zichtbaar laat dit volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld toe om aan de bovenzijde en onderzijde van de dwarsbalk 14 een bevestigingselement aan te brengen in de bevestigingssleuven 164.
Zoals verder zichtbaar laat dit eveneens toe om aan de linker zijde en rechter zijde van de stijlen 12 bevestigingselementen 16 aan te brengen in de bevestigingssleuven 22, 24. Het is daarbij duidelijk dat volgens het uitvoeringsvoorbeeld, zoals weergegeven, bij voorkeur vier bevestigingselementen 16 worden aangebracht per raam 2. Daarbij worden zoals weergegeven de bevestigingselementen 16 aangebracht ter hoogte van de hoekpunten van het raam 2, waar de dwarsbalken 14 verbonden worden aan de stijlen 12. Met andere woorden, ter hoogte van de vier hoekpunten van de omtrek van het raam 2 worden vier bevestigingselementen 16 aangebracht.
Zoals weergegeven, zijn de bevestigingssleuven 22, 24 aan weerszijden van het langwerpig profiel bij voorkeur gelijk of nagenoeg gelijk. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld vertoont het langwerpig profiel 20 bij voorkeur een spiegel-symmetrische doorsnede ten opzichte van een centraal langsvlak van het langwerpig profiel 20 en dwars op het vlak van het raam 2.
19 BE2022/5660
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld worden de bevestigingselementen 16 zo aangebracht dat hun benen 162, 164 de richting van de omtrek van het raam 2 volgen, met andere woorden, de benen 162, 164 zijn gericht van het hoekpunt van het raam 2 in de richting weg van het hoekpunt van het raam 2 naar het midden van de omtrek van het raam 2toe.Ditis voordelig, in het bijzonder voor de benen 162 die in bevestigingssleuf 22 van de stijl 12 worden bevestigd, aangezien zo de bevestigingselementen 16 van nabijgelegen ramen 2 benen 162 hebben die van elkaar weggericht zijn. Dit laat toe om deze bevestigingselementen van benen 162 van een geschikte lengte kunnen worden voorzien zonder het risico op interferentie.
Zoals bijvoorbeeld zichtbaar in Figuren 3 en 4, is de diepte 22T, 24T van de bevestigingssleuf 22, 24 bij voorkeur in het bereik van 5% tot en met 40%, bij voorkeur 10% tot en met 30% van de dikte 20T van het profiel 20 van de stijl 12 of de dwarsbalk 14.
Figuur 6 toont een uitvoeringsvorm van een langwerpige dwarsbalk 14, die in de uitvoeringsvorm van Figuur 2 bovenaan de stijlen wordt bevestigd. Volgens de weergegeven uitvoeringsvorm is deze dwarsbalk 14 uitgevoerd als een langwerpig profiel 20 dat zich uitstrekt aan het bovenste einde van de stijlen 12, en door middel van bevestigingselementen 16 aan deze stijlen 12 wordt verbonden. Zoals zichtbaar strekt deze dwarsbalk 14 zich uit over een lengte die groter is dan de afstand tussen nabijgelegen stijlen 12, in tegenstelling tot de andere dwarsbalken 14. Toch strekt deze dwarsbalk 14 zich telkens uit tussen twee stijlen 12, of met andere woorden wordt deze dwarsbalk 14 eveneens telkens tussen twee nabijgelegen stijlen 12 aangebracht. Het is echter duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn waarbij deze dwarsbalk 14 eveneens, zoals de andere dwarsbalken 14, opgedeeld wordt inmeerdere dwarsbalken 14, die zich telkens tussen twee nabijgelegen stijlen 12 in bevinden.
Zoals weergegeven in Figuur 6 functioneert deze bovenste dwarsbalk 14 als een langwerpige bevestigingsbalk 18, die geconfigureerd is om aan de structuur 3 van een gebouw kan worden bevestigd. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is de dwarsdoorsnede van het langwerpige profiel van de bevestigingsbalk 18, gelijk aan de dwarsdoorsnede van de hierboven beschreven dwarsbalk 14 en functioneren gelijkaardige elementen op een gelijkaardige wijze als hierboven beschreven. Zoals zichtbaar worden de bevestigingssleuven van deze bevestigingsbalk 18 aangewend voor het aanbrengen van een geschikt
20 BE2022/5660 structuurbevestigingselement 182, bijvoorbeeld een geschikte metalen beugel of plaat, die door middel van geschikte verbindingselementen 184 enerzijds aan de bevestigingsbalk 18 en anderzijds aan de structuur 3 van het gebouw wordt bevestigd. Dergelijke verbindingselementen 184, kunnen bijvoorbeeld geschikte schroefelementen zoals bijvoorbeeld schroeven, bouten, etc. bevatten.
Figuur 7 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van een langwerpig profiel 20 gelijkaardig als dat van Figuren 3 en 4 waarbij een raam 2 met een enkel glas 26 bevestigd wordt.
Gelijkaardige elementen worden aangeduid met gelijkaardige referenties en functioneren op een gelijkaardige manier als hierboven beschreven. Hoewel in de uitvoeringsvorm van Figuur 7 een dwarsbalk 14 is weergegeven, is het duidelijk dat een stijl 12 met een gelijkaardig langwerpig profiel 20 eveneens mogelijk is.
Figuur 8 en Figuur 9 tonen een alternatieve uitvoeringsvorm van een dwarsbalk 14 en een stijl 12 gelijkaardig als Figuur 3 en Figuur 4. Gelijkaardige elementen worden aangeduid met gelijkaardige referenties en functioneren op een gelijkaardige manier. De uitvoeringsvorm van Figuur 8 en Figuur 9 verschilt van de hierboven beschreven uitvoeringsvorm in het feit dat de telkens twee bevestigingsgroeven 22, 24 zijn aangebracht aan beide zijden van het langwerpig profiel 20. Met andere woorden de spiegel-symmetrische dwarsdoorsnede van het langwerpige profiel 20 bevat aan elke zijde van het symmetrievlak twee bevestigingssleuven 22, 24, of met andere woorden in totaal vier bevestigingssleuven 22, 24.
Het is duidelijk dat de bevestigingssleuven van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 volgens deze uitvoeringsvormen eveneens aansluiten op een overeenkomstige bevestigingssleuf van een aansluitend langwerpig profiel 20 van een dwarsbalk of een stijl van het geheel 10.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld hebben de langwerpige profielen 20 van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 een verschillende dikte 22T, 24T, echter het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvoorbeelden mogelijk zijn waarbij deze dikte 22T, 24T gelijk of nagenoeg gelijk is.
Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, zoals bijvoorbeeld zichtbaar in Figuur 3 en
Figuur 4, kunnen de bevestigingssleuven 22, 24 afgesloten worden aan de zichtbare zijde door middel van optionele langwerpige afdekplaatjes 224, 244. Dit laat toe om de
21 BE2022/5660 bevestigingselementen af te schermen en om een visueel aantrekkelijk profiel te realiseren.
Bij voorkeur worden deze afdekplaatjes verwijderbaar aan het profiel aan gebracht door middel van een klikverbinding. Zoals verder zichtbaar, bijvoorbeeld in Figuur 3 en Figuur 4 kan eveneens aan de zichtbare zijde van het langwerpig profiel 20, bijvoorbeeld aan het beweegbaar klemdeel 322, 342, een afdekplaatje 329, 349 worden aangebracht.
Figuur 10 toont een alternatieve uitvoeringsvorm van het geheel 10, gelijkaardig als het geheel weergegeven in Figuur 1, en de hierboven beschreven uitvoeringsvormen.
Gelijkaardige elementen werden aangeduid met gelijkaardige referenties en functioneren op een gelijkaardige manier als hierboven beschreven. Zoals zichtbaar bevat het geheel 10 een gelijkaardige stijl 12 en dwarsbalk 14 die tussen twee stijlen 12 wordt bevestigd door middel van bevestigingselementen 16. Gelijkaardig als bij Figuur 1, bevatten de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 een langwerpig profiel 20 met twee langwerpige bevestigingssleuven 22, 24 die op elkaar aansluiten in de weergegeven bevestigde toestand. Gelijkaardig zoals hierboven beschreven bevindt het bevestigingselement 16 zich daarbij volledig in de bevestigingssleuven 22, 24 van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14. Zoals zichtbaar, bevat ook volgens deze uitvoeringsvorm het bevestigingselement 16 bij voorkeur een eerste been 162 en een tweede been 164. Het eerste been 162 strekt zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uit in de bevestigingssleuf 22 van één van de stijlen 12 van het geheel 10. Het tweede been 164 strekt zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uit in een bevestigingssleuf 24 van één van de dwarsbalken 14 van het geheel 10. Deze bevestigingssleuf 24 van de dwarsbalk 14 sluit daarbij aan op deze bevestigingssleuf 22 van de stijl 12.
Gelijkaardig als bij Figuur 1, is het bevestigingselement 16 bij voorkeur ook zo gedimensioneerd dat: - het een L-vormige doorsnede vertoont volgens het vlak van de ramen 2; - de dikte van de benen 162, 164 kleiner is of gelijk aan de diepte van de bevestigingssleuf 22, 24; - de lengte van de benen 162, 164 groter is dan de breedte van de benen, en bij voorkeur groter is dan de breedte van de bevestigingssleuven 22, 24.
Zoals verder zichtbaar in de dwarsdoorsnede volgens lijn XI-XI weergegeven in Figuur 11, is, gelijkaardig als bij hierboven beschreven uitvoeringsvormen, volgens de weergegeven
22 BE2022/5660 uitvoeringsvorm, bij voorkeur, de breedte 162W, 164W van de benen 162, 164 van het bevestigingselement 16 kleiner of gelijk aan de breedte 22W, 24W van de bevestigingssleuven 22W, 24W waarin de benen 162, 164 worden ingebracht. Zoals verder zichtbaar, worden ook hier, gelijkaardig als hierboven beschreven, zoals weergegeven, de bevestigingselementen 16 door middel van één of meer verbindingselementen 166 vast gemaakt aan de bodem 222, 242 van de bevestigingssleuf 22, 24.
Zoals weergegeven in de uitvoeringsvorm van Figuur 10, bevatten de bevestigingssleuven 22, 24 langwerpige geleidingselementen 150 die op de bodem 222, 242 van de sleuven 22, 24 zijn aangebracht en zich langwerpig uitstrekken volgens de langsrichting 12L, 14L van de langwerpige profielen 20 van de dwarsbalken 14 of de stijlen 12.
Zoals meer in detail weergegeven in Figuur 11, bevat elke bevestigingssleuf 24 twee dergelijke geleidingselementen 150 die zo op de bodem 242 zijn aangebracht dat ze geconfigureerd zijn om zich in een bevestigde toestand aan weerszijden van een been 162 van het bevestigingselement 16 te bevinden, om zo de gewenste positionering van het been 162 op de bodem 242 te verzekeren. Zoals zichtbaar betekent dit dat de afstand tussen deze twee geleidingselementen, ter hoogte van het bevestigingselement 16, groter is of gelijk aan de breedte 162W van het been 162, en kleiner is of gelijk aan de breedte 24W van de bevestigingssleuf 24 ter hoogte van het been 162 van het bevestigingselement 16. Zoals verder zichtbaar strekt het geleidingselement 150 zich daarbij dwars uit ten opzichte van de bodem 242 van de bevestigingssleuf 24 ter hoogte van het been van het bevestigingselement 16. Volgens de weergegeven toestand in Figuur 11, betekent dit dus verticaal. Volgens het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van Figuur 11 bevat het geleidingselement 150 optioneel, eveneens een dwars uitsteeksel dat zich aan de van de bodem weggerichte zijde van het been 162 van het bevestigingselement 16 uitstrekt, en geconfigureerd is om het been 162 te geleiden zodat het op de correcte positie ten opzichte van de bodem wordt gehouden volgens een richting dwars ten opzichte van het vlak van de bodem.
Figuur 12 toont in een gelijkaardig aanzicht als Figuur 11 een alternatieve uitvoeringsvorm van het bevestigingselement 16 die samenwerkt met eenzelfde uitvoeringsvorm van het langwerpig profiel 20 zoals weergegeven in Figuren 10 en 11. Figuur 13 toont een perspectief
23 BE2022/5660 aanzicht van de uitvoeringsvorm van het bevestigingselement 16 van Figuur 12. Gelijkaardige elementen worden aangegeven met gelijkaardige referenties en functioneren op een gelijkaardige manier als hierboven beschreven. De uitvoeringsvorm van het bevestigingselement 16 bevat zoals zichtbaar in Figuren 12 en 13, gelijkaardig als de uitvoeringsvorm van Figuren 10 en 11, een L-vormig bevestigingselement 16 met twee benen 162, 164. Echter deze benen worden nu boven op de dwarse uitsteeksels van de geleidingselementen 150 aangebracht, in plaats van rechtstreeks op de bodem 242 van de bevestigingssleuf 24. Bijkomend bevat het bevestigingselement 16, voor elk been 162, 164 een bevestigingsplaatje 168, met gelijkaardige dimensies als de benen 162, 164. Dit bevestigingsplaatje wordt in bevestigde toestand aangebracht tussen de bodem 242 en de uitsteeksels van de twee geleidingselementen 150 ter hoogte van het been 162, 164. Zoals weergegeven in Figuur 12, kunnen verbindingselementen 166 op gelijkaardige wijze als hierboven beschreven worden aangewend om het been 162 vast te schroeven in het bevestigingsplaatje 168. Zo wordt het been van het bevestigingselement 16 vastgeklemd op de geleidingselementen 150 en bevestigd door middel van de geleidingselementen 150 aan de bodem 242 van de bevestigingssleuf 24. Zoals zichtbaar in Figuur 13, is volgens deze uitvoeringsvorm een dergelijk bevestigingsplaatje 168 voorzien voor elk van de benen 162, 164 van het bevestigingselement 16.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in Figuur 14, is het echter ook mogelijk om een combinatie van beide hierboven beschreven uitvoeringsvormen aan te wenden, waarbij het ene been 164 van het bevestigingselement 16 door middel van de uitvoeringsvorm weergegeven in Figuur 11 wordt bevestigd en waarbij het andere been 162 door middel van de uitvoeringsvorm weergegeven in Figuur 12 wordt bevestigd.
Figuren 15 en 16 tonen gelijkaardige uitvoeringsvormen van het langwerpige profiel 20 zoals schematisch weergegeven in een doorsnede zoals hierboven beschreven en weergegeven aan de hand van bijvoorbeeld Figuren 11 en 12. Gelijkaardige elementen worden aangeduid met gelijkaardige referenties en functioneren op een gelijkaardige manier als hierboven beschreven. Volgens deze uitvoeringsvorm van Figuren 11 en 12, zijn de afmeting van het langwerpig profiel 20 volgens de diepterichting D groter dan bij de uitvoeringsvormen van
Figuren 15 en 16. Zoals verder zichtbaar, werd, een optioneel versterkingselement 170, bij
24 BE2022/5660 voorkeur een langwerpig versterkingselement 170, inwendig in het langwerpig profiel 20 ingebracht. Het is daarbij duidelijk dat de langsas 14L van het langwerpig profiel 20 en het structureel versterkingselement 170 volgens dezelfde richting verlopen. Zoals zichtbaar, is het structureel versterkingselement 170 in de uitvoeringsvorm van Figuur 15 uitgevoerd als een zogenaamd | profiel. In de uitvoeringsvorm van Figuur 16 bevat het structureel versterkingselement 170 een rechthoekige doorsnede. Het is duidelijk dat alternatieve uitvoeringsvormen van een dergelijk versterkingselement 170 mogelijk zijn, echter, het is daarbij voordelig zoals weergegeven in Figuren 15 en 16 dat het versterkingselement 170 zo uitgevoerd wordt dat de buitenomtrek minstens gedeeltelijk aansluit op de binnenomtrek van het langwerpig profiel 20, bij voorkeur zodanig dat het langwerpige profiel 20 minstens volgens één richting gehouden wordt door het versterkingsprofiel 170, en/of omgekeerd.
Zoals zichtbaar in de uitvoeringsvorm van Figuur 15 wordt het | profiel zo gedimensioneerd dat de flenzen 172 van het | profiel 170 aan weerszijden aansluiten op de binnenomtrek van het langwerpig profiel 20 volgens de richting H dwars op het vlak van het lijf 174 van het profiel. Het | profiel 170 is verder zo gedimensioneerd dat het lijf 174 zich tussen de twee tegenoverliggende bevestigingssleuven 24 uitstrekt volgens de diepterichting D van het langwerpig profiel 20, of met andere woorden zodat de flenzen 172, volgens de diepterichting
D zich aan weerszijden van de bevestigingssleuven 24 bevinden. Zoals verder weergegeven, bevat het langwerpig profiel 20 van de uitvoeringsvorm van Figuur 15 verder ook optionele uitsteeksels 178 die inwendig in het langwerpig profiel 20 naar binnen reiken en geconfigureerd zijn om een beweging van het in het profiel 20 ingebrachte versterkingselement 170 volgens de diepterichting D te begrenzen of te verhinderen. Het is duidelijk dat, zoals weergegeven, ook andere delen van het inwendige van het langwerpige profiel 20, het versterkingselement 170 volgens de diepterichting D kunnen begrenzen, zoals bijvoorbeeld de achterzijde 144, een zijwand van de bevestigingssleuf 24, etc. . Het is duidelijk dat tal van alternatieve uitvoeringsvormen mogelijk zijn — voordergelijke versterkingselementen, die typisch uitgevoerd worden als een geschikt metalen profiel, bij voorkeur vervaardigd uit staal en kunnen aangewend worden om de stijfheid of sterkte van het langwerpig profiel 20 te verhogen, op één of meer gewenste locaties in het geheel 10 voor de glasgevel 1.
25 BE2022/5660
Het is duidelijk dat, hoewel de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van Figuren 11, 12, 15 en 16 werden geïllustreerd aan de hand van een dwarsdoorsnede van een dwarsbalk 14, dat gelijkaardige uitvoeringsvormen mogelijk zijn voor de stijlen 12 van een dergelijk geheel 10 voor een glasgevel 1.
Aan de hand van Figuur 17 wordt nog een verdere variante uitvoeringsvorm van het bevestigingselement 16 weergegeven, gelijkaardig zoals de hierboven beschreven bevestigingselementen 16, die bij voorkeur volledig in de bevestigingssleuven 22, 24 van de stijlen 12 en de dwarsbalken 14 kunnen worden aangebracht. Zoals zichtbaar, bevat ook volgens deze uitvoeringsvorm het bevestigingselement 16 bij voorkeur een eerste been 162 en een tweede been 164. Het eerste been 162 strekt zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uit in de bevestigingssleuf 22 van één van de stijlen 12 van het geheel 10. Het tweede been 164 strekt zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uit in een bevestigingssleuf 24 van één van de dwarsbalken 14 van het geheel 10. Daarbij is het duidelijk dat de breedte 162W van het eerste been breder is dan de breedte 164W van het tweede been 164. Het eerste been 162 heeft daarbij bijvoorbeeld een gelijkaardige doorsnede, wanneer aangebracht, zoals weergegeven in Figuur 11, om zo bijvoorbeeld samen te werken met de geleidingselementen 150 voor het positioneren van het bevestigingselement 16. De breedte 164W van het tweede been is volgens dit weergegeven uitvoeringsvoorbeeld, bijvoorbeeld kleiner dan de minimale afstand tussen twee tegenoverliggende geleidingselementen 150, zodat ze op eender welke positie volgens de langsrichting 12L, 14L volgens een richting dwars op deze langsrichting, efficiënt in de bevestigingssleuf 22, 24 kunnen worden aangebracht.
Het is duidelijk dat verdere varianten en combinaties van de hierboven beschreven uitvoeringsvormen mogelijk zijn zonder de beschermingsomvang zoals bepaald in de conclusies te verlaten.

Claims (15)

26 BE2022/5660 Conclusies
1. Een geheel (10) voor een glasgevel (1) waarbij ramen (2) bevestigd worden door middel van stijlen (12) en dwarsbalken (14), bevattende: -twee of meer stijlen (12) geconfigureerd om bevestigd te worden aan een gebouw; - twee of meer dwarsbalken (14) geconfigureerd om tussen twee stijlen (12) te worden aangebracht; en - bevestigingselementen (16) geconfigureerd om de dwarsbalken (14) aan de stijlen (12) te bevestigen, waarbij de stijlen (12) en de dwarsbalken (14) een langwerpig profiel (20) bevatten met een dwarsdoorsnede die minstens één langwerpige bevestigingssleuf (22, 24) bevat, en waarbij de één of meer bevestigingssleuven (22) van de stijlen (12) zo geconfigureerd zijn dat ze in een bevestigde toestand aansluiten op de bevestigingssleuven (22) van de dwarsbalken (14), DAARDOOR GEKENMERKT DAT de bevestigingselementen (16) bevatten: - een eerste been (162) dat zich in de bevestigde toestand uitstrekt in de bevestigingssleuf (22) van een stijl (12); en - een tweede been (164) dat zich in de bevestigde toestand uitstrekt in de aansluitende bevestigingssleuf (24) van de dwarsbalk (14), waarbij het langwerpig profiel (20) twee langwerpige bevestigingssleuven (22, 24) bevat, die aan weerszijden van het langwerpig profiel (20) zijn aangebracht; en waarbij minstens één bevestigingssleuf (22, 24) twee geleidingselementen (150) bevat, die zo op de bodem (222, 242) zijn aangebracht dat ze geconfigureerd zijn om zich in een bevestigde toestand aan weerszijden van een been (162, 164) van het bevestigingselement (16) te bevinden, om zo de gewenste positionering van het been (162, 164) op de bodem (222, 242) te verzekeren.
2. Het geheel volgens conclusie 1, waarbij de respectievelijke bevestigingssleuven (22, 24) in een uitwendige zijde aan de stijlen (12) en de dwarsbalken (14) zijn aangebracht.
27 BE2022/5660
3. Het geheel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bevestigingssleuven (22, 24) afzonderlijk zijn aangebracht ten opzichte van raambevestigingselementen (32, 34) van de stijlen (12) en/of de dwarsbalken (14) geconfigureerd voor het bevestigen van ramen (2).
4. Het geheel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingselement (16) zich volledig in de bevestigingssleuven (22, 24) van de stijlen (12) en de dwarsbalken (14) bevindt.
5. Het geheel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingselement (16) bevat: - een eerste been (162) dat zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uitstrekt in de bevestigingssleuf (22) van één van de stijlen (12) van het geheel (10). - een tweede been (164) dat zich in de bevestigde toestand volgens de langsrichting uitstrekt in een, op deze bevestigingssleuf (22) van de stijl (22) aansluitende, bevestigingssleuf (24) van één van de dwarsbalken (14) van het geheel (10).
6. Het geheel volgens conclusie 5, waarbij de dikte van de benen (162, 164) van het bevestigingselement (16) kleiner is of gelijk aan de diepte van de bevestigingssleuf (22, 24).
7. Het geheel volgens conclusie 5 of 6, waarbij in een bevestigde toestand: - het bevestigingselement (16) een L-vormige of nagenoeg L-vormige dwarsdoorsnede bevat volgens een vlak evenwijdig met het vlak van de ramen (2) van het geheel (10); en/of - de benen (162, 164) van het bevestigingselement (16), langwerpige elementen zijn, waarvan de langsas zich uitstrekt volgens, of nagenoeg volgens de richting van de langsas van de bevestigingssleuf (22, 24) waarin het been (162, 164) wordt bevestigd.
8. Het geheel volgens één of meer van de conclusies 5 tot 7, waarbij: - de lengte (162L, 164L) van de benen (162, 164) van het bevestigingselement (16) groter is dan de breedte (162W, 164W) van de benen (162, 164); en/of - de lengte (162L, 164L) van de benen (162, 164) van het bevestigingselement (16) groter is dan de breedte (22W, 24W) van de bevestigingssleuven (22, 24) waarin de benen (162, 164) worden bevestigd.
28 BE2022/5660
9. Het geheel volgens één of meer van de conclusies 5 tot 8, waarbij de breedte (162W, 164W) van de benen (162, 164) van het bevestigingselement (16) kleiner of gelijk aan de breedte (22W, 24W) van de bevestigingssleuven (22W, 24W) is waarin de benen (162, 164) worden ingebracht.
10. Het geheel volgens één of meer van de conclusies 5 tot 9, waarbij het geheel één of meer verbindingselementen (166) bevat, en waarbij de bevestigingselementen (16) door middel van één of meer verbindingselementen (166) vast gemaakt worden aan de bodem (222, 242) van de bevestigingssleuf (22, 24).
11. Het geheel volgens één of meer van de conclusies 5 tot 10, waarbij, in een bevestigde toestand, de benen (162, 164) gericht zijn van het hoekpunt van het raam (2) in de richting weg van het hoekpunt van het raam (2) naar het midden van de omtrek van het raam (2) toe.
12. Het geheel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingssleuven (22, 24) aan weerszijden van het langwerpig profiel (20) gelijk of nagenoeg gelijk zijn
13. Het geheel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de geleidingselementen (150) een dwars uitsteeksel bevatten dat zich aan de van de bodem (222, 242) weggerichte zijde van het been (162, 164) van het bevestigingselement (16) uitstrekt, en geconfigureerd is om het been (162, 164) te geleiden zodat het op de correcte positie ten opzichte van de bodem (222, 242) wordt gehouden volgens een richting dwars ten opzichte van het vlak van de bodem (222, 242).
14. Het geheel volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij het geheel twee of meer ramen (2) bevat, en waarbij vier bevestigingselementen (16) worden aangebracht per raam (2), ter hoogte van de hoekpunten van het raam (2), waar de dwarsbalken (14) aan de stijlen (12) worden aangebracht.
29 BE2022/5660
15. Een methode voor het vervaardigen van een geheel (10) voor een glasgevel (1) volgens één of meer van de voorgaande conclusies, waarbij de methode de volgende stappen bevat: - het bevestigen van twee of meer stijlen (12) aan een gebouw; - het bevestigen van twee of meer dwarsbalken (14) tussen twee stijlen (12) door middel van de bevestigingselementen (16), waarbij in de bevestigde toestand: - het eerste been (162) van het bevestigingselement (16) zich uitstrekt in de bevestigingssleuf (22) van een stijl (12); en - het tweede been (164) van het bevestigingselement (16) zich uitstrekt in de aansluitende bevestigingssleuf (24) van de dwarsbalk (14).
BE20225660A 2022-08-23 2022-08-23 Een geheel voor een glasgevel BE1030800B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225660A BE1030800B1 (nl) 2022-08-23 2022-08-23 Een geheel voor een glasgevel

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225660A BE1030800B1 (nl) 2022-08-23 2022-08-23 Een geheel voor een glasgevel

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030800A1 BE1030800A1 (nl) 2024-03-18
BE1030800B1 true BE1030800B1 (nl) 2024-03-26

Family

ID=83115341

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225660A BE1030800B1 (nl) 2022-08-23 2022-08-23 Een geheel voor een glasgevel

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1030800B1 (nl)

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2290318A (en) * 1994-06-17 1995-12-20 Ykk Architectural Panel member mounting structure of curtain wall
DE102008023483A1 (de) * 2008-04-30 2009-11-05 Akotherm Gmbh T-Verbinder

Family Cites Families (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9567746B1 (en) 2015-10-15 2017-02-14 Arconic Inc. Curtain wall system with anti-rolling shear block

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
GB2290318A (en) * 1994-06-17 1995-12-20 Ykk Architectural Panel member mounting structure of curtain wall
DE102008023483A1 (de) * 2008-04-30 2009-11-05 Akotherm Gmbh T-Verbinder

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030800A1 (nl) 2024-03-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US2958403A (en) Demountable partition
US3265416A (en) Structural framing system
JPH0459427B2 (nl)
BE1030800B1 (nl) Een geheel voor een glasgevel
US3579943A (en) Panel frame assembly
NO169910B (no) Deler til modulvegg
GB437129A (en) Improvements in or relating to partition structures
US3534519A (en) Constructional kit
DK164187B (da) Doer, vindue eller glaspanel med skudsikker skive
KR20220028313A (ko) 조립식 간살이 설치된 도어
US5816003A (en) Clean-room wall
RU2270301C2 (ru) Перегородка каркасная и профили для нее
NL192996C (nl) Inrichting voor het bevestigen van een bovenkozijn.
SU1805181A1 (ru) Kapkac ctehoboгo oгpaждehия
JP3292736B2 (ja) 簡易クリ−ンル−ム
JP7080778B2 (ja) 建具
JP3514232B2 (ja) 間仕切パネルシステム
NL192568C (nl) Glasrasteel.
JPS6139431Y2 (nl)
FI60910C (fi) Ramkonstruktion foer fasthaollande av upplaosbara glaselement och foer permanent fasthaollande av oupplaosbara glaselement i byggningsdelar
JPH06212719A (ja) 間仕切り装置
JPH0210219Y2 (nl)
GB2306996A (en) Glazing system with separate pane edge support means and securing and retaining means
JPH037448Y2 (nl)
FI81173C (fi) Doerrkonstruktion.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20240326