BE1030471B1 - Temperatuur gebaseerde monitoring en regeling van een droger voor samengeperst gas - Google Patents

Temperatuur gebaseerde monitoring en regeling van een droger voor samengeperst gas Download PDF

Info

Publication number
BE1030471B1
BE1030471B1 BE20225331A BE202205331A BE1030471B1 BE 1030471 B1 BE1030471 B1 BE 1030471B1 BE 20225331 A BE20225331 A BE 20225331A BE 202205331 A BE202205331 A BE 202205331A BE 1030471 B1 BE1030471 B1 BE 1030471B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
temperature sensor
regeneration
temperature
zone
pressure vessel
Prior art date
Application number
BE20225331A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030471A1 (nl
Inventor
Lacquet Rocha E Silva Frederico José De
Original Assignee
Atlas Copco Airpower Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Atlas Copco Airpower Nv filed Critical Atlas Copco Airpower Nv
Priority to PCT/IB2023/054045 priority Critical patent/WO2023203515A1/en
Publication of BE1030471A1 publication Critical patent/BE1030471A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030471B1 publication Critical patent/BE1030471B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D53/00Separation of gases or vapours; Recovering vapours of volatile solvents from gases; Chemical or biological purification of waste gases, e.g. engine exhaust gases, smoke, fumes, flue gases, aerosols
    • B01D53/02Separation of gases or vapours; Recovering vapours of volatile solvents from gases; Chemical or biological purification of waste gases, e.g. engine exhaust gases, smoke, fumes, flue gases, aerosols by adsorption, e.g. preparative gas chromatography
    • B01D53/06Separation of gases or vapours; Recovering vapours of volatile solvents from gases; Chemical or biological purification of waste gases, e.g. engine exhaust gases, smoke, fumes, flue gases, aerosols by adsorption, e.g. preparative gas chromatography with moving adsorbents, e.g. rotating beds
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D53/00Separation of gases or vapours; Recovering vapours of volatile solvents from gases; Chemical or biological purification of waste gases, e.g. engine exhaust gases, smoke, fumes, flue gases, aerosols
    • B01D53/26Drying gases or vapours
    • B01D53/261Drying gases or vapours by adsorption
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D53/00Separation of gases or vapours; Recovering vapours of volatile solvents from gases; Chemical or biological purification of waste gases, e.g. engine exhaust gases, smoke, fumes, flue gases, aerosols
    • B01D53/30Controlling by gas-analysis apparatus
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B39/00Component parts, details, or accessories, of pumps or pumping systems specially adapted for elastic fluids, not otherwise provided for in, or of interest apart from, groups F04B25/00 - F04B37/00
    • F04B39/16Filtration; Moisture separation
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B49/00Control, e.g. of pump delivery, or pump pressure of, or safety measures for, machines, pumps, or pumping installations, not otherwise provided for, or of interest apart from, groups F04B1/00 - F04B47/00
    • F04B49/06Control using electricity
    • F04B49/065Control using electricity and making use of computers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2257/00Components to be removed
    • B01D2257/80Water
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2259/00Type of treatment
    • B01D2259/40Further details for adsorption processes and devices
    • B01D2259/40007Controlling pressure or temperature swing adsorption
    • B01D2259/40009Controlling pressure or temperature swing adsorption using sensors or gas analysers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2259/00Type of treatment
    • B01D2259/40Further details for adsorption processes and devices
    • B01D2259/40083Regeneration of adsorbents in processes other than pressure or temperature swing adsorption
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2259/00Type of treatment
    • B01D2259/40Further details for adsorption processes and devices
    • B01D2259/40083Regeneration of adsorbents in processes other than pressure or temperature swing adsorption
    • B01D2259/40088Regeneration of adsorbents in processes other than pressure or temperature swing adsorption by heating
    • B01D2259/4009Regeneration of adsorbents in processes other than pressure or temperature swing adsorption by heating using hot gas
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B01PHYSICAL OR CHEMICAL PROCESSES OR APPARATUS IN GENERAL
    • B01DSEPARATION
    • B01D2259/00Type of treatment
    • B01D2259/45Gas separation or purification devices adapted for specific applications
    • B01D2259/4591Construction elements containing cleaning material, e.g. catalysts
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B2205/00Fluid parameters
    • F04B2205/11Outlet temperature

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Analytical Chemistry (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Computer Hardware Design (AREA)
  • Drying Of Gases (AREA)

Abstract

Er wordt voorzien in werkwijzen, systemen, en inrichtingen voor het bepalen van een draaistatus van een rotor van een drogersysteem voor gecomprimeerd gas. Het drogersysteem voor gecomprimeerd gas omvat een bron van gecomprimeerd gas die een te drogen gecomprimeerd gas verschaft; een bron van regeneratiegas die een regeneratiegas verschaft; een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert; een aandrijving die geconfigureerd is om draaiing van een rotor in het drukvat in een vooraf bepaalde draairichting te voorzien; ten minste een eerste temperatuursensor die geconfigureerd is om eerste temperatuurgegevens te verkrijgen die een eerste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aangeven; en een regeleenheid die geconfigureerd is om de eerste temperatuurgegevens te ontvangen en gebaseerd daarop, een draaistatus van de rotor te bepalen.

Description

TEMPERATUUR GEBASEERDE MONITORING EN REGELING VAN EEN DROGER
VOOR SAMENGEPERST GAS
[01] GEBIED VAN DE OPENBAARMAKING
[02] De huidige uitvinding heeft betrekking op werkwijzen, systemen en inrichtin- gen voor het bewaken en regelen van een droger voor gecomprimeerd gas, en in het bij- zonder voor het bewaken, regelen, en optimaliseren van de efficiëntie van een draal- ende trommeldroger van een systeem voor gecomprimeerd gas, in het bijzonder geba- seerd op temperatuurinformatie binnen het systeem voor gecomprimeerd gas.
[03] ACHTERGROND
[04] Droge gecomprimeerde lucht wordt gebruikt in een breed scala aan toepas- singen, waaronder, maar niet beperkt tot, voedselverwerking, chemische en farmaceuti- sche activiteiten, pneumatisch gereedschap, HVAC- en HVAC-regelsystemen, stralen, spuitgieten, verfspuiten en productie, voor bijvoorbeeld de vervaardiging van elektroni- sche componenten. In de voedingsbranche wordt droge lucht gebruikt voor het dehy- drateren van granen, zuivelproducten en groenten. In de elektronica-industrie wordt droge gecomprimeerde lucht bijvoorbeeld gebruikt om gedemineraliseerd water en rei- nigingsoplosmiddelen vanuit siliciuim inrichtingen en printplaten te verwijderen. {05] Atmosferische lucht bevat waterdamp, en met deze waterdamp moet bij de productie van gecomprimeerde lucht rekening gehouden worden. Een compressor met een werkdruk van 7 bar en een capaciteit van 200 liter/seconde die lucht comprimeert bij 20° °C met een relatieve vochtigheid van 80% zal bijvoorbeeld 10 liter/uur water in de leiding voor de gecomprimeerde lucht emitteren.
[06] Water en vocht kunnen in een systeem voor gecomprimeerde lucht erosie, corrosie en biologische effecten veroorzaken, die kunnen leiden tot productbederf, en storingen aan apparatuur en systemen. In een leiding voor gecomprimeerde lucht wordt water door de turbulente luchtstroom bijvoorbeeld tot een aerosolnevel gefluïdiseerd en worden de druppels bijvoorbeeld op hoge snelheden voortgestuwd totdat ze op ob- stakels in hun pad botsen, zoals leidingellebogen, klepschijven, openingsplaten of lucht-
motorschoepen. De resulterende herhaalde stoten produceren putjes. Verder verschaf- fen de door de wateraerosoinevel op hoge snelheid veroorzaakte geproduceerde putjes toevluchtsoorden voor zoutionen en zuren, die het oppervlak door chemische werking verder aantasten. Het verzwakte oppervlak is vervolgens vatbaar voor spanningscorrosie door mechanische trillingen en buigen. Erosie kan geregeld worden door vloeibare aero- solen en deeltjes in de lucht te elimineren en waterdamp te verwijderen, dat kan con- denseren en vloeistofdruppels kan vormen, vanuit systemen voor gecomprimeerde lucht. Dus in installaties waar leidingen met gecomprimeerde lucht blootgesteld worden aan lage temperaturen en voor condensatie gevoelig zijn, is het belangrijk dat de lucht gedroogd wordt tot een dauwpunt onder de laagst mogelijke temperatuur.
[07] Naast erosie kan vocht in systemen met gecomprimeerde lucht ook corrosie en destructieve biologische effecten veroorzaken. Water- en oliedampen kunnen door adsorptieprocessen verwijderd worden. Vloeibare aerosolen kunnen vanuit de lucht- stroom verwijderd worden door middelen zoals coalescentiefilters. Natte corrosie in sys- temen voor gecomprimeerde lucht is bijzonder agressief vanwege de absorptie van bij- tende stoffen vanuit de lucht. Hoewel zuiver vloeibaar water zelf niet corrosief is, wor- den zeer corrosieve oplossingen gevormd wanneer water met zoutdeeltjes of zure gas- sen gecombineerd wordt. Het is bekend dat corrosie geregeld kan worden door de lucht tot het laagst mogelijke dauwpunt te drogen.
[08] Verder is vocht in systemen voor gecomprimeerde lucht schadelijk omdat vochtige lucht de groei van bacteriën en schimmels mogelijk maakt, die zuur afval pro- duceren dat tevens corrosie van systemen voor gecomprimeerde lucht bevordert. Mi- cro-organismen kunnen zich tevens ophopen in instrumentatiebuizen en luchtmotorla- gers, wat kan leiden tot storingen, overmatige slijtage en vastlopen. Daarom is het voor het regelen van schadelijke biologische effecten voordelig om de lucht te drogen tot een dauwpunt dat de relatieve vochtigheid tot onder 10% verlaagt.
[09] Bovendien kan vocht in gecomprimeerde lucht, zowel op directe als indirecte wijze, productverontreiniging veroorzaken. Zowel waterdruppels als waterdamp kunnen door het product geabsorbeerd worden in processen met direct contact, zoals bijvoor- beeld door middel van chemische menging en verfspuittoepassingen. De waterabsorptie kan de chemische en fysische eigenschappen van het product nadelig beïnvloeden.
[10] Bij toepassingen van droge gecomprimeerde lucht, zoals bij de vervaardiging, wordt vaak dauwpuntlucht van -40 °F tot -100 °F gebruikt en daarom is het voordelig om een droogproces te gebruiken waarin de lucht tot het laagst mogelijke dauwpunt ge- droogd wordt. Gecomprimeerde lucht die bijvoorbeeld in analytische instrumentatie ge- bruikt wordt, moet bijvoorbeeld extreem zuiver zijn en minimale waterdampgehaltes bevatten. Infraroodanalysatoren en gaschromatografen die gebruikt worden om lucht te analyseren voor omgevingskamer- en fysiologische ademhalingstesten, vereisen door- gaans lucht van stabiele kwaliteit en dauwpuntniveaus onder -60 °F. Dergelijke zeer zui- vere lucht, genaamd "nullucht", is ook gunstig voor het verlengen van de levensduur van gevoelige componenten, het voorkomen van verontreiniging van de testmonsters en het voorkomen van ongewenste nevenreacties gedurende analyses.
[11] De vereiste mate van droogheid wordt in het algemeen bepaald door een analyse van elk afzonderlijk systeem voor gecomprimeerde lucht en het luchtdroogsys- teem dient zodanig ontworpen te zijn dat het waterdampgehalte tot het laagste dauw- puntniveau teruggebracht wordt.
[12] Er zijn drogersystemen voor gecomprimeerd gas bekend, zoals draaiende trommeldrogers, die voorzien zijn van een drukvat die een droogzone en een regenera- tiezone bevat. Dergelijke systemen bevatten vaak ook een koelzone. In het drukvat is een draaibare trommel met een regenereerbaar droogmiddel verschaft.
[13] Het drukvat omvat een inlaat voor de toevoer van te drogen gecomprimeerd gas naar de droogzone en een uitlaat voor de afvoer van gedroogd gas. Aan de regene- ratiezone wordt een warm regeneratiegas toegevoerd voor regeneratie van het droog- middel. De droger omvat verder een aandrijving die de trommel zodanig draait dat het droogmiddel achtereenvolgens doorheen de droogzone en de regeneratiezone (en koel- zone, indien van toepassing) bewogen wordt.
[14] Het verwijderen van vocht vanuit een luchttoevoerstroom kan als afhankelijk van verschillende factoren beschouwd worden, waaronder het debiet van de gasstro- men, de vochtadsorptiesnelheid en het vochtgehalte van het adsorbens, evenals de temperatuur en druk van de lucht in het bed.
[15] Er zijn bekende werkwijzen verschaft voor het nauwkeurig voorspellen van het verontreinigingsniveau van de gasstroom die de adsorptiesector verlaat en voor het optimaliseren van de prestatie en fractioneringsefficiëntie van het draaiende tromme- ladsorbeersysteem, zoals beschreven door US 6,527,836. Dergelijke werkwijzen, zoals bijvoorbeeld beschreven in US 6,527,836, omvatten het verschaffen van een complexe voorgestelde set van trommeldrogerontwerp en operationele parameters en aanvanke- lijke bedrijfsomstandigheden, het berekenen van voorspelde dauwpunten bij dergelijke omstandigheden, het bepalen van temperatuurinformatie van de regeneratie- en koel sectoren, en het weergeven van de sectortemperatuurprofielen en afvoertemperaturen bij voorspelde dauwpunten voor evaluatie door een ingenieur voor het leveren van opti- male prestaties van het systeem en het bereiken van een laagste effluentdauwpunt.
Dergelijke bekende werkwijzen omvatten het bepalen van de gemiddelde of gemengde concentratie die over het gehele oppervlak in de adsorptiesector afgevoerd wordt en de uitlaattemperatuur van de gemengde stroom die de koelsector verlaat, De gemiddelde of gemengde uitlaatconcentraties in de adsorptiesector worden bepaald met behulp van klassieke adsorptievergelijkingen:
Jo = 0,511 — erf{(N)Y2 — (NT)?}|(Vrijwel lineaire isotherm) (1)
Jo = 0.5[1 — erf {(N)+/2 — (NT) ?}l(Vrijwel constante isotherm) (2) waarbij}, = C/C (3)
N = L/H; (4)
T = (ca — €) (ot — Ve)/[(n — n5)pal-A,] ©
C1: concentratie effluentverontreiniging co: concentratie influentverontreiniging
N: aantal massaoverdrachtseenheden, dimensieloos
T: materiaalbalansverhouding, geadsorbeerde opgeloste stof per adsorbenscapa- citeit
L: adsorbensbediengte
Ha: hoogte massaoverdrachteenheid
Uo: massadebiet in adsorptiesector
T: tijd in adsorptiesector
V: adsorbensbedvolume in adsorptiesector €: lege fractie adsorbensbed n: evenwichtscapaciteit van het adsorbensbed per gewichtseenheid
Mi: aanvangsconcentratie is adsorbensbed
Pa: dichtheid van adsorbensbed
A: dwarsdoorsnede-oppervlak adsorptiesectie
[16] In dergelijke bekende werkwijzen wordt bovenstaande vergelijking {1} ge- bruikt met adsorbentia die gekenmerkt worden door vrijwel lineaire isothermen, zoals, bij wijze van verschaft voorbeeld, silicagel en geactiveerd aluminiumoxide. De boven- 5 staande vergelijking (2) wordt gebruikt met adsorbentia die gekenmerkt worden door vrijwel constante isothermen, zoals, bij wijze van verschaft voorbeeld, moleculaire ze- ven, of zeolieten en geactiveerd titaniumdioxide. In de koelsector wordt vergelijking (1) gebruikt om het temperatuurprofiel te bepalen en verschaft de integratie van deze ver- gelijking de afvoertemperatuur van de gemengde stroom en zijn de termen in vergelij- king (1) gedefinieerd in termen van warmteoverdracht:
Jo = © — t9)/{t — to) {6}
N = L/H {7)
T = Cp(TcUe — VE)/(CpaPaLAx) (8) t: afvoertemperatuur to: aanvankelijke bedtemperatuur ty! luchtinlaattemperatuur
H: hoogte warmteoverdrachteenheid
Cp: warmtecapaciteit van gas te: tijd in koelsector
Uc! Massadebiet doorheen koelsector
V: adsorbensbedvolume in koelsector
Cha! warmtecapaciteit van adsorbens
[17] In deze werkwijzen is de tijd in de koelsector, Tc, gelijk aan (ec/2n}/rpm, waarbij gc de hoek van de koelsector in radialen is.
[18] In de bekende werkwijzen worden, in de regeneratiesector, voordat ze de koelsector betreden, twee thermische fronten geacht tot stand gebracht te zijn. Het eer- ste thermische front nadert de evenwichtstemperatuur waar desorptie optreedt, en het tweede, achterblijvende front nadert de verhoogde inlaattemperatuur. De bekende werkwijzen, zoals US 6,527,836, illustreren de twee thermische fronten en de tijdsperi-
ode, gedurende welke de regeneratiesector bij evenwichtstemperatuur is, in een grafi- sche weergave van de regeneratietemperatuur versus de tijd. Deze grafiek toont een temperatuurcurve met dubbele bult die gebruikt kan worden om de prestaties van het adsorbeersysteem met draaiende trommel te analyseren. Na de eerste bult is er een pe- riode waarin de temperatuur in de regeneratiesector constant blijft en de evenwicht- stemperatuur aangeeft. Volgens US 6,527,836 is deze temperatuur constant zolang er enig vocht in de regeneratiesector achterblijft. Wanneer de tweede bult begint, wordt een gegeven groef van de adsorbenstrommel als geregenereerd beschouwd. De be- kende werkwijzen, zoals US 6,527,836, stellen een gebruiker in staat om verschillende inlaatomstandigheden aan te passen, zoals inlaattemperatuur, systeemdruk, debiet, re- generatie-inlaattemperatuur, regeneratiedebiet en/of draaisnelheid van de trommel, en gemakkelijk regeneratietemperatuur versus tijd-grafieken te genereren, onder verschil- lende omstandigheden, om de prestatieveranderingen van het adsorptiesysteem van de draaiende trommel als reactie op dergelijke aanpassingen weer te geven.
[19] Bovendien kan een gebruiker, met behulp van een geautomatiseerde werk- wijze, verschillende grafische weergaven van gegevens genereren, zoals bijvoorbeeld koeltemperatuur versus tijd, koeltemperatuur versus groeflengte, dauwpunt versus in- laattemperatuur, dauwpunt versus regeneratietemperatuur, dauwpunt versus regenera- tiedebiet, dauwpunt versus motortoerental en dauwpunt versus debiet, voor het rege- len van de bedrijfsomstandigheden van het adsorbeersysteem van de draaiende trom- mel om zijn prestaties te verbeteren en het laagste dauwpunt van het effluent te berei- ken.
[20] Verder verschaffen de bekende werkwijzen voor het nauwkeurig voorspellen van het verontreinigingsniveau van de gasstroom die de adsorptiesector verlaat en het optimaliseren van de prestaties en fractioneringsefficiëntie van het adsorbeersysteem van de draaiende trommel, zoals die beschreven door US 6,527,836, een middel om de sectortemperatuurprofielen en afvoertemperaturen weer te geven, evenals andere sys- teemomstandigheden, voor evaluatie voor het verbeteren van het ontwerp van het ad- sorbeersysteem van de draaiende trommel en het bereiken van optimale prestaties. In deze bekende werkwijzen, zoals die beschreven in US 6,527,836, worden de processtap- pen en vergelijkingen en berekeningen van een gecomputeriseerde werkwijze beli- chaamd in een uniek computerprogramma om diepgaande kennis van het systeem te verschaffen voor het nauwkeurig voorspellen van de prestaties en het regelen van de bewerkingen van een adsorbeerproces en -systeem van de draaiende trommel geba- seerd op een voorgestelde set systeemparameters, aanvankelijke bedrijfsomstandighe- den, gevarieerde bedrijfskenmerken en prestatieniveaus van draaiende trommels van verschillende afmetingen, en andere variaties van de systeemontwerpparameters onder een willekeurig aantal verschillende bedrijfsomstandigheden. Het computerprogramma is specifiek ontworpen voor het snel en eenvoudig genereren van grafische weergaven, van de sectortemperatuurprofielen en afvoertemperaturen en andere systeemgege- vens, voor evaluatie om maximale systeemprestaties en een geoptimaliseerd product te bereiken.
[21] Dergelijke bekende systemen voorzien in het invoeren van informatie, waar- onder: hoofdstroom (SCFM), inlaattemperatuur (°F.), regeneratietemperatuur (°F.}, sys- teemdruk (psig), regeneratiedebiet (SCFM), relatieve vochtigheid bij de inlaat, aandrijf- motorsnelheid (rpm) en blazerdebiet (SCFM). Bovendien voorziet het in dergelijke werk- wijzen gebruikte computerprogramma in de selectie van een systeemmodel van een draaiende trommel. De selectie van het trommelmodelnummer bepaalt de diameter en lengte van de adsorbenstrommel. De diameter en lengte van verschillende modellen kunnen bijvoorbeeld 14,5 inch en 200 mm, 14,5 inch en 400 mm, 18,5 inch en 400 mm of 24,5 inch en 400 mm zijn. Verder voorziet het in deze werkwijzen gebruikte compu- terprogramma in de selectie van een specifieke fabrikant van de adsorbenstrommel. Het voorkeurcomputerprogramma van de bekende werkwijzen omvat de keuzes van Nichias (silicagel- of GX7-modellen} en Siebu Giken (silicagel of moleculaire zeef). Met de selec- tie van het modelnummer kan specifieke informatie over de fysieke eigenschappen van de draaiende trommel verkregen worden, inclusief de hoogte en breedte van de groef- driehoek, de dikte van de media die het silica vasthouden, de benaderde afdichtings- breedte, de hoek van de adsorptiesector, en de hoek van de regeneratiesector.
[22] Met behulp van de invoerinformatie, waaronder de aanvankelijke bedrijfsom- standigheden en trommelontwerpparameters, berekent het computerprogramma van de bekende werkwijzen, zoals beschreven in US 6,527,836, vervolgens verschillende in- formatie met betrekking tot de productstroom, de regeneratiesector en de koelsector.
Voor productstroom kan het programma het voorspelde dauwpunt van de uitlaatdruk (°F.} en de uitlaattemperatuur (°F.} bepalen. In de regeneratiesector kan het computer- programma de evenwichtstemperatuur (°F.}, de eindtemperatuur van de groefuitlaat
(°F), de gemiddelde uitlaattemperatuur (°F.} en het debiet (SCFM) bepalen. In de koel- sector kan het computerprogramma de eindtemperatuur van de groefuitlaat (°F.), de ge- middelde uitlaattemperatuur (°F.) en het debiet (SCFM)} bepalen. Bovendien verschaft het computerprogramma de condensoriniaattemperatuur {°E.}, bruikbare capaciteit [#H20/100#Dscc] en waterbelasting [#H20]. Het in deze bekende werkwijzen gebruikte computerprogramma verschaft dus systeeminformatie en grafische weergaven, indien nodig of naar wens, om de prestatie van en/of om het adsorbeerproces en -systeem van de draaiende trommel te regelen om maximale prestaties en een geoptimaliseerd pro- duct te verkrijgen. {23] Verder worden grafische weergaven van informatie, die door de geautomati- seerde werkwijze verschaft kunnen worden, gegenereerd met behulp van de volgende belangrijkste aanvankelijke bedrijfsomstandigheden en systeemparameters: hoofd- stroom=450 SCFM; inlaattemperatuur = 100 °F.; regeneratietemperatuur=300 °F; sys- teemdruk=100 psig; regeneratiestroom=200 SCFM; blazerkop=30 WC en de draaiende trommel=RDD450-model. Daarnaast zijn ook de volgende voorwaarden opgenomen: re- latieve vochtigheid inlaat=85%; aandrijfmotorsnelheid=1,2 rpm; blazertemperatuur = 100 °F; en blazerdebiet=225 SCFM. De aanvankelijke hierin verschafte bedrijfsomstan- digheden en systeemparameters, zijn slechts als voorbeeld bedoeld en kunnen, indien van toepassing, door de gebruiker van de gecomputeriseerde werkwijze gevarieerd wor- den.
[24] Met behulp van deze invoerinformatie berekent het computerprogramma van de bekende werkwijzen, zoals beschreven in US 6,527,836, een drukuitlaatdauw- punt van de producistroom van 1,3 °F. en een uitlaattemperatuur van de productstroom van 125,3° F. Het computerprogramma bepaalt de volgende informatie met betrekking tot de regeneratiesector 40: de evenwichtstemperatuur is 156,9 °F., de eindtemperatuur van de groefuitlaat is 299,2 °F, de gemiddelde uitlaattemperatuur is 166,7 °F. en het de- biet is 200 SCFM. In de koelsector 42, berekent het computerprogramma de eindtem- peratuur van de groefuitlaat van 127,5 °F., de gemiddelde uitlaattemperatuur 264,3 °F. en een debiet van 28,5 SCFM. Bovendien bepaalt het computerprogramma dat de con- densorinlaattemperatuur 178,9 °F. is, dat de bruikbare capaciteit [HH20/100#Dscc] 9,4 is en dat de waterbelasting [#H20] 0,53 is.
[25] Hoewel bekende werkwijzen, zoals die beschreven in US 6,527,836, beschre- ven worden als het nauwkeurig voorspellen van het verontreinigingsniveau van de gas- stroom die de adsorptiesector verlaat en het optimaliseren van de prestatie en fractio- neringsefficiëntie van het draaiende trommeladsorbeersysteem, zijn dergelijke werkwij- zen en systemen te complex, wat een aanzienlijke rekencapaciteit en tijdvertraging als gevolg van dergelijke berekeningen vereist.
[26] Daarom heeft de uitvinder van de huidige openbaarmaking een behoefte vastgesteld voor een efficiënt, betrouwbaar adsorptieproces en -systeem voor het ver- hogen van de zuiverheid van een luchttoevoerstroom en het bereiken van het laagste effluentdauwpunt, en een eenvoudigere werkwijze voor het ontwerpen, bewaken, en regelen van een dergelijk adsorptieproces en -systeem. Bovendien, terwijl het vereist is om het vochtgehalte in een systeem voor gecomprimeerde lucht te verminderen, zoals hierboven vermeld is, is er een behoefte om dit op een efficiënte wijze te doen, waarbij de behoefte om een droogproces te verschaffen waarbij de lucht tot het laagst moge- lijke dauwpunt gedroogd wordt terwijl tegelijkertijd het energieverbruik in het proces en onnodige slijtage van het luchtdroogsysteem verminderd worden met elkaar in even- wicht gehouden worden.
[27] De uitvinder van de huidige aanvrage heeft geconstateerd dat de bekende berekeningen en optimalisaties inderdaad onnodig en inefficiënt zijn, meer tijd en ver- werkingscapaciteit vereisen dan nodig is, en de uitvinder van de huidige aanvrage heeft een robuuste en efficiënte werkwijze en systeem gevonden om de verontreinigingsni- veaus van de gasstroom, die de absorptiesector verlaat, nauwkeurig te voorspellen, ter- wijl de prestatie-efficiëntie van het absorbeersysteem van de draaiende trommel! gere- geld en geoptimaliseerd wordt met behulp van beperkte temperatuur-gebaseerde para- meters.
[28] Tot slot is het voor droogtrommelsystemen met draaiende trommels van cru- ciaal belang om te waarborgen dat de trommel goed draait, inclusief draaien en draaien in de Juiste richting. Een stop van de rotor of een draaiing in de verkeerde richting, bij- voorbeeld een draaiing van de trommel met de klok mee terwijl het systeem geconfigu- reerd is voor draaiing van de trommel tegen de klok in, kan ernstige schade aan de com- ponenten veroorzaken indien dergelijke stilstand of verkeerde beweging niet snel gede- tecteerd en aangepakt wordt. Op dit moment worden sensoren in de motor gebruikt om de draaiing en draairichting van de trommel continu te bewaken, Deze sensoren nemen een aanzienlijke hoeveelheid ruimte in beslag in de stroomcompartimenten en pencon- nectoren, en de bekende sensoren geven geen correcte terugkoppeling in geval van een storing in de mechanische verbinding tussen de rotor en de motor (pennen).
[29] De robuuste en efficiënte werkwijze en het hierin openbaargemaakte sys- teem zorgt tevens voor een nauwkeurige en snellere bewaking en detectie van de draai- ing van de draaiende trommel met behulp van de beperkte temperatuur-gebaseerde pa- rameters, tegen lagere kosten.
[30] SAMENVATTING
[31] Er is een drogersysteem voor gecomprimeerd gas verschaft dat een bron van gecomprimeerd gas omvat die een te drogen gecomprimeerd gas verschaft; een regene- ratiegasbron die een regeneratiegas verschaft; een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecomprimeerde gas in de droogzone opgenomen wordt en een uitlaat waar- doorheen gedroogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en de regeneratiezone een inlaat heeft waardoorheen het regeneratiegas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het regeneratiegas de regeneratiezone verlaat; een aandrijving die geconfigureerd is om de draaiing van een rotor in het drukvat in een vooraf bepaalde draairichting te voorzien; een eerste temperatuursensor die geconfigu- reerd is om eerste temperatuurgegevens te verkrijgen die een eerste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aangeven, en een tweede temperatuursensor die geconfigureerd is om tweede temperatuurgegevens te verkrijgen die een tweede tem- peratuur op een tweede positie binnen het drukvat aangeven; en een regeleenheid die geconfigureerd is om de eerste temperatuurgegevens en tweede temperatuurgegevens te ontvangen en op basis daarvan een draaistatus van de rotor te bepalen.
[32] Er wordt voorzien in een temperatuur-gebaseerde werkwijze voor het bepa- len van een draaistatus van een rotor van een drogersysteem voor gecomprimeerd gas.
Het systeem voor gecomprimeerd gas omvat een bron van gecomprimeerd gas die een te drogen gecomprimeerd gas verschaft, een regeneratiegasbron die een regeneratiegas verschaft, en een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecomprimeerde gas in de droogzone ontvangen wordt en een uitlaat waardoorheen gedroogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en de regeneratiezone een inlaat heeft waardoorheen het rege- neratiegas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het regeneratiegas de regeneratiezone verlaat, en een aandrijving die geconfigureerd is om de draaiing van een rotor in het drukvat , in een vooraf bepaalde draairichting te voor- zien. De werkwijze omvat het ontvangen van eerste temperatuurgegevens van een door een eerste temperatuursensor verkregen eerste signaal, waarbij de eerste temperatuur- gegevens een eerste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aangeven; het ontvangen van tweede temperatuurgegevens van een door een tweede tempera- tuursensor verkregen tweede signaal, waarbij de tweede temperatuurgegevens een tweede temperatuur op een tweede positie binnen het drukvat aangeven; en het, door een regeleenheid bepalen van de draaistatus van de rotor gebaseerd op de vanaf de eerste temperatuursensor verkregen eerste temperatuurgegevens en de vanaf de tweede temperatuursensor verkregen tweede temperatuurgegevens.
[33] Een hardware opslaginrichting of een geheugenopslag waarop door een com- puter uitvoerbare instructies opgeslagen worden die, wanneer ze door één of meer ver- werkingseenheden van een rekensysteem uitgevoerd worden, het rekensysteem confi- gureren om eerste temperatuurgegevens van een door een eerste temperatuursensor verkregen eerste signaal te ontvangen, waarbij de eerste temperatuurgegevens een eer- ste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aangeven; tweede tempera- tuurgegevens van een door een tweede temperatuursensor verkregen tweede signaal te ontvangen, waarbij de tweede temperatuurgegevens een tweede temperatuur op een tweede positie binnen het drukvat aangeven; en een draaistatus van de rotor van een drogersysteem voor gecomprimeerd gas te bepalen gebaseerd op de vanaf de eerste temperatuursensor verkregen eerste temperatuurgegevens en de vanaf de tweede tem- peratuursensor verkregen tweede temperatuurgegevens.
[34] Er is een drogersysteem voor gecomprimeerd gas verschaft dat een bron van gecomprimeerd gas omvat die een te drogen gecomprimeerd gas verschaft; een regene- ratiegasbron die een regeneratiegas verschaft; een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecomprimeerde gas in de droogzone opgenomen wordt en een uitlaat waar- doorheen gedroogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en de regeneratiezone een inlaat heeft waardoorheen het regeneratiegas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het regeneratiegas de regeneratiezone verlaat; een aandrijving die geconfigureerd is om de draaiing van een rotor aan te drijven, die in het drukvat in een vooraf bepaalde draairichting verschaft is; een eerste temperatuursensor die geconfigureerd is om eerste temperatuurgegevens te verkrijgen die een eerste tem- peratuur op een eerste positie binnen het drukvat aangeven; en een regeleenheid die geconfigureerd is om de eerste temperatuurgegevens en tweede temperatuurgegevens te ontvangen en op basis daarvan een draaistatus van de rotor te bepalen.
[35] Er wordt voorzien in een temperatuur-gebaseerde werkwijze voor het bepa- len van een draaistatus van een rotor van een drogersysteem voor gecomprimeerd gas.
Het systeem voor gecomprimeerd gas omvat een bron van gecomprimeerd gas die een te drogen gecomprimeerd gas verschaft, een regeneratiegasbron die een regeneratiegas verschaft, en een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecomprimeerde gas in de droogzone ontvangen wordt en een uitlaat waardoorheen gedroogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en de regeneratiezone een inlaat heeft waardoorheen het rege- neratiegas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het regeneratiegas de regeneratiezone verlaat, en een aandrijving die geconfigureerd is om de draaiing van een rotor, die in het drukvat verschaft is, in een vooraf bepaalde draai- richting aan te drijven. De werkwijze omvat het ontvangen van eerste temperatuurgege- vens van een door een eerste temperatuursensor verkregen eerste signaal, waarbij de eerste temperatuurgegevens een eerste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aangeven; en het bepalen, door een regeleenheid, van de draaistatus van de ro- tor gebaseerd op de vanaf de eerste temperatuursensor verkregen eerste temperatuur- gegevens.
[36] Een apparatuuropslaginrichting of een geheugenopslag waarop door een computer uitvoerbare instructies opgeslagen worden die, wanneer ze door één of meer verwerkingseenheden van een rekensysteem uitgevoerd worden, het rekensysteem configureren om eerste temperatuurgegevens van een door een eerste temperatuur- sensor verkregen eerste signaal te ontvangen, waarbij de eerste temperatuurgegevens een eerste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aangeven; en een draaistatus van een rotor van een drogersysteem voor gecomprimeerd gas te bepalen gebaseerd op de vanaf de eerste temperatuursensor verkregen eerste temperatuurge- gevens.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
[37] FIG. 1 toont een eerste uitvoeringsvorm van een compressorinstallatie om- vattende een drogersysteem.
[38] FIG. 2 toont een andere uitvoeringsvorm van een compressorinstallatie om- vattende een drogersysteem.
[39] FIG. 3 toont een andere uitvoeringsvorm van een compressorinstallatie om- vattende een drogersysteem.
[40] FIG. 4 toont een andere uitvoeringsvorm van een compressorinstallatie om- vattende een drogersysteem.
[41] FIG. 5 toont een andere uitvoeringsvorm van een compressorinstallatie om- vattende een drogersysteem.
[42] FIG. 6 toont een andere uitvoeringsvorm van een compressorinstallatie om- vattende een drogersysteem.
[43] FIG. 7A, 7B, 7C, 7D, 7E en 7F tonen een uitvoeringsvorm en verdere details en verwerking van sensorsignalen van de uitvoeringsvormen van FIG. 1 tot 6.
[44] FIG. 8A en 8B tonen een uitvoeringsvorm van een bruikbare start- en stopre- gelinrichting die bruikbaar is voor het aandrijven van de trommel in de uitvoeringsvorm van FIG. 1 tot 6.
[45] De tekeningen zijn opgenomen om een beter begrip van de componenten te geven en zijn niet bedoeld om het toepassingsgebied te beperken, maar om voorbeeld- illustraties te verschaffen.
[46] GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN VERSCHILLENDE UITVOERINGSVOR-
MEN
[47] Hieronder zullen de inventieve concepten van de huidige openbaarmaking beschreven worden met verwijzing naar uitvoeringsvormen en met verwijzing naar de tekeningen. De geconcludeerde uitvinding is hier echter niet toe beperkt. De beschreven tekeningen zijn uitsluitend schematisch en zijn niet beperkend voor het toepassingsge- bied. In de tekeningen kan de afmeting van sommige elementen voor illustratieve doel- einden zijn overdreven en niet op schaal zijn getekend; dit is voor illustratiegemak. De afmetingen en relatieve afmetingen komen niet noodzakelijk overeen met praktische uitvoeringsvormen van de uitvinding.
[48] Verder kunnen de termen eerste, tweede, derde en dergelijke gebruikt wor- den om onderscheid te maken tussen soortgelijke elementen en niet noodzakelijk om een sequentiële of chronologische volgorde te beschrijven. De termen zijn onder ge- paste omstandigheden onderling verwisselbaar en de uitvoeringsvormen van de uitvin- ding kunnen in andere volgorden uitgeoefend worden dan die hierin beschreven of geïl- lustreerd zijn.
[49] De termen "bovenste", "hogere", "onderste", "lagere", "boven", "beneden" en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies worden tevens gebruikt als voorbeeld en worden niet noodzakelijkerwijs gebruikt om relatieve posities te beschrijven. Deze termen zijn onder gepaste omstandigheden onderling verwisselbaar en de uitvoerings- vormen van de hierin beschreven uitvinding kunnen in andere oriëntaties uitgeoefend worden dan hierin is beschreven of geïllustreerd.
[50] Bovendien moeten de verschillende uitvoeringsvormen, die als "voorkeuruit- voeringsvormen” beschreven kunnen worden, als louter illustratief voor wijzen en modi voor het uitvoeren van de uitvinding en niet als beperkingen op het toepassingsgebied van de uitvinding opgevat worden.
[51] De termen "omvattende", "inclusief" of "hebbend", zoals deze in de conclu- sies gebruikt worden, mogen niet geïnterpreteerd worden als zijnde beperkt tot de hierna genoemde middelen of stappen. De termen dienen geïnterpreteerd te worden als het specificeren van de aanwezigheid van de genoemde kenmerken, elementen, stappen of componenten waarnaar verwezen wordt, maar sluiten niet de aanwezigheid of toevoeging uit van één of meer andere kenmerken, elementen, stappen of compo- nenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van de uitdrukking "een apparaat of in- richting dat/die middel A en B omvat" mag dus niet opgevat worden als zijnde beperkt tot een apparaat of inrichting dat/die alleen componenten A en B bevat, Het is de be- doeling dat voor de doeleinden van deze openbaarmaking alleen de delen A en B van de inrichting specifiek genoemd worden, maar de conclusies dienen verder opgevat te wor- den om equivalenten van deze delen te omvatten.
[52] in het algemeen omvatten de droogsystemen voor gecomprimeerd gas van de onderhavige openbaarmaking een drukvat dat een droogzone en een regeneratie- zone omvat, en een draaiend gedeelte of rotor, zoals een draaibare trommel in het drukvat. De rotor of trommel is een adsorberende fractionator met meerdere kamers die een adsorberend medium bevat, dat als een regenereerbaar droogmiddel dient.
Daarnaast kan tevens een koelzone opgenomen worden.
[53] In de eerste uitvoeringsvorm van het in FIG. 1 weergegeven drogersysteem voor gecomprimeerd gas, is een droger 10 voor een systeem voor gecomprimeerd gas verschaft voor een bron van gecomprimeerd gas 60. De bron van gecomprimeerd gas 60 kan bijvoorbeeld een compressor zijn. Het drogersysteem inclusief droger 10 kan echter voorzien zijn van andere bronnen van gecomprimeerd gas, zoals een tank voor voorge- comprimeerd gas, een reservoir, of een toevoerpijp of leiding. Verder kunnen meerdere drogers 10 binnen een systeem voor gecomprimeerd gas of langsheen een pijp of leiding voor gecomprimeerd gas verschaft zijn. De droger 10 omvat: een drukvat 11, waarbij het drukvat 11 een draaisymmetrie omvat waarin een droogzone 12, een regeneratiezone 13, en optioneel een koelzone 29 gedefinieerd zijn. Een rotor, bijvoorbeeld een trommel 14, is in het draaisymmetrische gedeelte verschaft en voorzien van een adsorberende fractionator met meerdere kamers die een adsorberend medium bevat, dat als een re- genereerbaar droogmiddel dient. Het adsorberende medium kan silicagel, geactiveerd aluminiumoxide, een moleculaire zeef, geactiveerd titaniumdioxide, of geactiveerde koolstof omvatten. Er is een aandrijving 114 of aandrijfmiddel verschaft voor het draaien van de trommel ten opzichte van de draaisymmetrie rondom as X, d.w.z. het draaien van de trommel 14 in de draaisymmetrie of het draaien van de draaisymmetrie rondom een stationaire trommel, zodat het droogmiddel achtereenvolgens doorheen de droogzone en de regeneratiezone beweegt. De aandrijving 114 kan een elektromotor omvatten. De in de figuren afgebeelde aandrijving 114 is schematisch afgebeeld. En hoewel aandrij- ving 114 in FIG. 1 langsheen een draaias X van de trommel 14 verschaft is, is dit niet noodzakelijk het geval. Aandrijving 114 kan bijvoorbeeld verschaft zijn op een positie die vanaf de draaias van de trommel 14 verschoven is, De motor van aandrijving 114 is re- gelbaar en kan een variabele snelheid hebben of alleen door in en uit te schakelen regel- baar zijn. Aandrijving 114 kan verder bewerkstelligen dat trommel 14 door een aandrijf- middel draait, dat een overbrenging, tandwielen, katrollen, riemen, kettingen en/of een aandrijfas kan omvatten, of een ander middel dat draaiing vanaf een motor of machine overbrengt om draaiing van de trommel te bewerkstelligen. Verder kan de aandrijving 114 zich binnen het op druk gebrachte volume van de droger bevinden of kan het zich buiten het op druk gebrachte volume van de droger bevinden.
[54] Te drogen gecomprimeerd gas wordt aan de droogzone 12 binnen het druk- vat 11 toegevoerd door hoofdleiding 18, die het te drogen gecomprimeerde gas naar in- laat 15 van de droogzone toevoert. Gecomprimeerd gas dat gedroogd is verlaat de droogzone bij uitlaat 16, die met het resterende, stroomafwaartse gedeelte van het sys- teem voor gecomprimeerd gas verbonden is (niet afgebeeld). Regeneratiegas wordt bin- nen het drukvat 11 aan de regeneratiezone 13 verschaft door verbindingsleiding 17, die regeneratiegas of -lucht vanuit de regeneratiegasbron 67 aan inlaat 25 van de regenera- tiezone 13 verschaft. En regeneratielucht verlaat de regeneratiezone 13 bij uitlaat 26 naar verbindingsieiding 19, die via een toevoerleiding (niet afgebeeld} naar regeneratie- luchtbron 67 teruggevoerd kan worden of verder gebruikt kan worden, zoals beschreven in de verschillende hieronder verschafte uitvoeringsvormen. Zoals hierin beschreven is, kan een regeneratiegasbron 67 voorzien worden van gecomprimeerd gas vanuit een bron voor gecomprimeerd gas 60, zoals door een compressor. Of als alternatief kan de regeneratiegasbron 67 voorzien zijn van regeneratielucht of -gas vanuit een geheel af- zonderlijke bron, zoals vanuit een andere compressor of een afzonderlijke pijp, leiding, of systeem voor gecomprimeerd gas. Koelzone 29 kan door een afzonderlijke koeltoe- voerleiding (niet afgebeeld} met een koelmiddel gevoed worden.
[55] In de uitvoeringsvorm volgens FIG. 1 kunnen de volgende temperatuursenso- ren verschaft zijn voor het meten van de temperatuur van de respectieve stroom van ge- comprimeerd gas: een temperatuursensor T1 bij de inlaat 15 van de droogzone 12; een temperatuursensor T2 bij de uitlaat 16 van de droogzone 12; een temperatuursensor T3 bij de inlaat 25 van de regeneratiezone 13; en een temperatuursensor T4 bij de uitlaat 26 van de regeneratiezone 13. Temperatuursensoren T1, T2, T3, T4 en/of andere tempe- ratuursensoren binnen de droger 10 kunnen één of meer thermokoppels, vloeistof- of gasthermometers, elektrische thermometers omvatten, inclusief bijvoorbeeld een elek- trische weerstandsthermometer, siliconendiode, bimetalen inrichtingen, bol en capil- laire sensoren, afgedichte balgen en/of een stralingsthermometrie-inrichting, of een an- der type temperatuurmeetinrichting.
[56] In de uitvoeringsvorm van FIG. 1, is een regeleenheid of regelaar 100 ver- schaft. Regeleenheid 100 omvat een verwerkingseenheid 150, bijvoorbeeld een micro- verwerkingseenheid, een geheugenopsiag 160, een uitgangsinterface 170 en een in- gangsinterface 180. Regeleenheid 100 ontvangt ingangssignalen via ingangsinterface 180, die via een bedraad of draadloos middel ontvangen kunnen worden, en verwerkt ontvangen sensorsignalen die van sensoren binnen het drogersysteem 10 verkregen zijn.
Regeleenheid 100 ontvangt bijvoorbeeld temperatuursignalen vanaf temperatuursenso- ren T1, T2, T3 en T4, en kan verder temperatuursignalen ontvangen vanaf andere tem- peratuursensoren waaronder temperatuursensoren T21, T22, T41 en T42, die hieronder beschreven worden. En zoals hierin beschreven is, voert regeleenheid 100 via uitgangs- interface 170 regelsignalen uit naar componenten van het drogersysteem. Zoals hieron- der in meer detail beschreven is, verzendt regeleenheid 100, gebaseerd op de ontvan- gen sensorsignalen die vanaf de sensoren van het drogersysteem 10 verkregen zijn, re- gelsignalen om operationele parameters van het drogersysteem aan te passen. In een voorkeuruitvoeringsvorm is regeleenheid 100 bijvoorbeeld geconfigureerd om regelsig- nalen 101 naar aandrijving 114 te verzenden om de frequentie van de draaiing van de trommel van de aandrijving aan te passen, of om de aandrijving 114 in of uit te schake- len, afhankelijk van de invoer waarvoor de aandrijving 114 geconfigureerd is om die te ontvangen.
[57] In de uitvoeringsvorm van het in FIG. 2 weergegeven drogersysteem voor ge- comprimeerd gas, is een droger 10 voor gecomprimeerd gas verschaft voor een bron van gecomprimeerd gas, bijvoorbeeld een compressor 60. Hoewel in FIG. 1 een com- pressor 60 weergegeven is, kan het drogersysteem inclusief droger 10 van andere bron- nen van gecomprimeerd gas, zoals voorgecomprimeerd gas voorzien zijn. Verder kunnen meerdere drogers 10 binnen een systeem voor gecomprimeerd gas verschaft zijn. De droger 10 omvat: een drukvat 11, waarbij het drukvat 11 een draaisymmetrie omvat waarin een droogzone 12 en een regeneratiezone 13 gedefinieerd zijn; een trommel! 14 die in het draaisymmetrische gedeelte verschaft is en voorzien is van een adsorberende fractionator met meerdere kamers die een adsorberend medium, dat als een regene- reerbaar droogmiddel dient, bevatten. Het adsorberende medium kan silicagel, geacti- veerd aluminiumoxide, een moleculaire zeef, geactiveerd titaniumdioxide, of geacti- veerde koolstof omvatten. Er is een aandrijving 114 verschaft voor het draaien van de trommel ten opzichte van de draaisymmetrie rondom as X, d.w.z. het draaien van de trommel 14 in de draaisymmetrie of het draaien van de draaisymmetrie rondom een stationaire trommel, zodat het droogmiddel achtereenvolgens doorheen de droogzone en de regeneratiezone beweegt.
[58] In een voorkeuruitvoeringsvorm is het draaisymmetrische gedeelte cilin- drisch. Dit is echter niet essentieel en er zijn andere draaisymmetrische vormen moge- lijk. De droger omvat verder: een met een inlaatzijde van de droogzone van het drukvat 11 verbonden inlaat 15 voor het toevoeren van te drogen gecomprimeerd gas; en een met een uitlaatzijde van de droogzone van het drukvat 11 verbonden uitlaat 16 voor het afvoeren van het gedroogde gecomprimeerde gas. Het te drogen gas kan toegevoerd worden door een bron van gecomprimeerd gas, bijvoorbeeld een compressor 60. De compressor 60 kan een eerste compressietrap 61, een tweede compressietrap 62 en een tussengelegen koeler ("tussenkoeler") ("IC") 63 omvatten.
[59] Soortgelijke elementen zoals afgebeeld in de uitvoeringsvorm van FIG. 1 zijn ook opgenomen in de uitvoeringsvormen van FIG. 2 tot 6, waarbij FIG. 2, 3, 4, 5 en 6 res- pectievelijk drogers 10, 30, 50, 70 en 90 afbeelden. In elk geval omvat de droger: een drukvat 11, waarbij het drukvat 11 een draaisymmetrie omvat waarin een droogzone 12 en een regeneratiezone 13 gedefinieerd zijn; een trommel 14 die in het draaisymmetri- sche gedeelte verschaft is en van een regenereerbaar droogmiddel voorzien is; een aan- drijving 114 voor het draaien van de trommel ten opzichte van de draaisymmetrie, d.w.z. het draaien van de trommel 14 in de draaisymmetrie of het draaien van de draai- symmetrie rondom een stationaire trommel, zodat het droogmiddel achtereenvolgens doorheen de droogzone en de regeneratiezone beweegt (hoewel niet afgebeeld in figu- ren 2-4). Bij voorkeur is het draaisymmetrische gedeelte cilindrisch; dit is echter niet es- sentieel en ook andere draaisymmetrische vormen zijn mogelijk. De droger omvat ver- der: een met een inlaatzijde van de droogzone van het drukvat 11 verbonden inlaat 15 voor het toevoeren van te drogen gecomprimeerd gas; en een met een uitlaatzijde van de droogzone van het drukvat 11 verbonden uitlaat 16 voor het afvoeren van het ge- droogde gecomprimeerde gas. Het te drogen gas wordt toegevoerd door een compres- sor 60, welke compressor 60 een eerste compressietrap 61, een tweede compressietrap 62 en een tussengelegen koeler ("tussenkoeler") ("IC") 63 kan omvatten. Zoals in de uit- voeringsvorm van FIG. 5 afgebeeld is, met de toevoerleiding vanaf de compressor 60 naar de inlaat 15, kan het gecomprimeerde gas doorheen een warmtewisselaar (warm- tewisselaar HE) 64 en/of een koelinrichting (nakoeler AC) 65 gaan.
[60] In de uitvoeringsvorm van FIG. 1, is een regeleenheid of regelaar 100 ver- schaft. Regeleenheid 100 ontvangt en verwerkt sensorsignalen binnen het drogersys-
teem, en in het bijzonder ontvangt regeleenheid 100 temperatuursignalen vanaf tempe- ratuursensoren T1, T2, T3 en T4, en kan deze verder temperatuursignalen ontvangen vanaf andere temperatuursensoren waaronder temperatuursensoren T21, T22, T41 en
T42, die hieronder beschreven worden. Zoals hieronder in meer detail beschreven is, verzendt regeleenheid 100, gebaseerd op de ontvangen sensorsignalen die vanaf de sensoren van het drogersysteem 10 verkregen zijn, regelsignalen om operationele para- meters van het drogersysteem aan te passen. In een voorkeuruitvoeringsvorm is regel- eenheid 100 bijvoorbeeld geconfigureerd om regelsignalen 101 naar aandrijving 114 te verzenden om de frequentie van de draaiing van de trommel van de aandrijving aan te passen, of om de aandrijving 114 in of uit te schakelen, afhankelijk van de invoer waar- voor de aandrijving 114 geconfigureerd is om die te ontvangen en naar aan te passen.
[61] In de uitvoeringsvormen volgens FIG. 2 tot 4, vertakt aan de uitlaatzijde van de compressor 60, een gedeelte van het te drogen gecomprimeerde gas (met een ver- hoogde temperatuur als gevolg van de compressie} en wordt deze naar de regeneratie- zone geleid voor regeneratie. In de uitvoeringsvorm volgens FIG. 2 vindt dit plaats via de verbindingsleiding 17 zonder verdere verwarming van de deelstromen. In de uitvoe- ringsvorm volgens FIG. 3 wordt de deelstroom eerst verder verwarmd door een actieve verwarmingsinrichting 31, bijvoorbeeld een elektrische verwarmingsinrichting. In de exemplarische uitvoeringsvorm volgens FIG. 4 wordt de deelstroom 51 allereerst verder onderverdeeld in een eerste deelstroom 52 en een tweede deelstroom 53, waarbij al- leen de eerste deelstroom 52 verder door de verwarmingsinrichting 54 verwarmd wordt. Zoals is afgebeeld, worden de eerste deelstroom 52 en de tweede deelstroom 53 respectievelijk in verschillende gebieden van de regeneratiezone 13 ingebracht.
[62] In de uitvoeringsvormen volgens FIG. 5 en 6 zijn respectievelijk de verbin- dingsleidingen 77, 97 op de uitlaatzijde van de droger verschaft voor het vertakken van een deelstroom van het gedroogde gecomprimeerde gas. De deelstroom van het ge- droogde gecomprimeerde gas wordt doorheen warmtewisselaar 64 geleid om, met de als gevolg van compressie in de toevoerstroom aanwezige warmte, verwarmd te worden en vervolgens verder naar regeneratiezone 13 geleid.
[63] In elk van de uitvoeringsvormen volgens FIG. 2 tot 6 wordt de deelstroom voor regeneratie via een verbindingsieiding 19 naar de hoofdieiding 18 teruggevoerd voor de toevoerstroom van te drogen gecomprimeerd gas. Dit wordt gedaan door een regelbare inrichting zoals een venturi-uitwerper 21 of een andere regelbare inrichting voor het creëren van een drukverschil en het handhaven van een gesplitste stroom voor regeneratie, zoals hierin verder beschreven wordt. Eén of meer koelinrichtingen, bij- voorbeeld de geïllustreerde nakoeler 65 (“nakoeler AC”) en/of de regeneratieve koeler 20 (“regeneratieve koeler RC”) en/of de proceskoeler 91 (“proceskoeler PC”), kunnen in de verbindingsleiding 19 en/of de hoofdieiding 18 en/of bij de inlaat 15 (na samenvoe- ging) verschaft zijn, waarbij elke koeler verschaft is voor het koelen van een respectieve gasstroom door middel van een koelmiddel, bijvoorbeeld koelwater of ijswater.
[64] soortgelijk aan de uitvoeringsvorm van FIG. 1, kunnen in de uitvoeringsvorm volgens FIG. 2 tot 6 de volgende temperatuursensoren verschaft zijn voor het meten van de temperatuur van de respectieve stroom van gecomprimeerd gas: een temperatuur- sensor T1 bij de inlaat 15 van de droogzone 12, een temperatuursensor T2 bij de uitlaat 16 van de droogzone 12, een temperatuursensor T3 bij de inlaat 25 van de regeneratie- zone 13, en een temperatuursensor T4 bij de uitlaat 26 van de regeneratiezone 13.
[65] Bovendien kunnen temperatuursensoren binnen respectieve zones van het drukvat 11 verschaft zijn. Zoals bijvoorbeeld in de uitvoeringsvorm van FIG. 1 afgebeeld is, kan ten minste een eerste temperatuursensor van een regeneratiezone T41 op een eerste positie binnen regeneratiezone 13, bij de uitlaatzijde van de regeneratiezone 13 verschaft zijn, En een tweede temperatuursensor van een regeneratiezone T42 kan op een tweede positie binnen regeneratiezone 13, bij de uitlaatzijde van de regeneratie- zone 13 verschaft zijn. In een voorkeuruitvoeringsvorm zijn eerste temperatuursensoren van de regeneratiezone T41 verschaft in, op, of gekoppeld met een statorbehuizing van het drukvat op de eerste positie bij de uitlaatzijde van de regeneratiezone 13. Tevens zijn in een voorkeuruitvoeringsvorm tweede temperatuursensoren van de regeneratie- zone T42 verschaft in, op, of gekoppeld met een statorbehuizing van het drukvat op de tweede positie bij de uitlaatzijde van de regeneratiezone 13. Verder kunnen in de rege- neratiezone 13 verdere temperatuursensoren opgenomen zijn.
[66] Bovendien of als alternatief, zoals in de uitvoeringsvorm van FIG. 1 afgebeeld is, kan ten minste een eerste temperatuursensor van een droogzone T21 op een eerste positie binnen droogzone 12 verschaft zijn. En een tweede temperatuursensor van een droogzone T22 kan op een tweede positie binnen droogzone 12 verschaft zijn. In een voorkeuruitvoeringsvorm zijn eerste temperatuursensoren van de droogzone T21 ver- schaft in, op, of gekoppeld met een statorbehuizing van het drukvat op de eerste positie binnen droogzone 12. Tevens zijn in een voorkeuruitvoeringsvorm tweede temperatuur- sensoren van de droogzone T22 verschaft in, op, of gekoppeld met een statorbehuizing van het drukvat op de tweede positie binnen droogzone 12. In de droogzone 12 kunnen verdere temperatuursensoren opgenomen zijn. En hoewel niet afgebeeld, kunnen ook verschillende temperatuursensoren op verschillende posities binnen koelzone 29 ver- schaft zijn.
[67] In de uitvoeringsvormen volgens FIG. 1 tot 6 kunnen de volgende aanvullende temperatuursensoren verschaft zijn voor het meten van de temperatuur van de respec- tieve stroom van gecomprimeerd gas: een temperatuursensor T5 bij de uitlaatzijde van de compressor (terwijl deze de inlaatzijde van de warmtewisselaar 64 of nakoeler 65 is}, een temperatuursensor T6 in de hoofdleiding 18 {tussen de nakoeler 65 en de venturi- uitwerper 21}, een temperatuursensor T7 in de verbindingsleiding 19 {tussen de regene- ratieve koeler 20 en de venturi-uitwerper 21), en een temperatuursensor T8 bij de uit- laatzijde van de warmtewisselaar 64. Respectieve uitgangssignalen of gegevens vanaf temperatuursensoren T5 en T8 worden uitgezonden, ofwel via vaste bedrading of draad- loze communicatie, naar regeleenheid of regelaar 100, en kunnen verder door regeleen- heid 100 gebruikt worden om andere bedrijfsparameters van droger 10 aan te passen of te wijzigen.
[68] In de uitvoeringsvormen volgens FIG. 1 tot 6 kunnen druksensoren voor het meten van het drukverschil in de respectieve stroom gecomprimeerd gas over de res- pectievelijke elementen verschaft zijn, waarbij als volgt in elk geval een maat voor de betreffende gasstroom verschaft wordt: dP 21: een druksensor voor het meten van het drukverschil over de venturi-uit- werper 21 (zie ook fig. 6); dPrec: een druksensor voor het meten van het drukverschil tussen de uitlaatzijde van de droogzone 12 en de inlaatzijde van de regeneratiezone 13; dPuener: een druksensor voor het meten van het door de warmtewisselaar 64 op- gewekte drukverschil in de door de compressor 60 toegevoerde toevoerstroom van te drogen gecomprimeerd gas; dPhecois: een druksensor voor het meten van het door de warmtewisselaar 64 ge- genereerde drukverschil in de voor regeneratiedoeleinden afgetakte deelstroom.
[69] In de exemplarische uitvoeringsvormen volgens FIG. 1 tot 6 kunnen boven- dien de volgende sensoren verschaft worden: “RPM”: een sensor voor het meten van het toerental van de compressor 60, die een maat van de stroom van het te drogen toevoergas verschaft; “PDP”: een drukdauwpuntsensor voor het meten van het drukdauwpunt bij uit- laat 16;
Tacın en Tacour temperatuursensoren voor het meten van de temperatuur van het koelmiddel (koelwater) bij de inlaat en uitlaat van de nakoeler 65;
Trcin en Trcour: temperatuursensoren voor het meten van de temperatuur van het koelmiddel (koelwater) bij de inlaat en uitlaat van de regeneratieve koeler 20;
Tecin en Trcour temperatuursensoren voor het meten van de temperatuur van het koelmiddel (koelwater) bij de inlaat en uitlaat van de proceskoeler 91.
[70] In de uitvoeringsvormen volgens FIG. 1 tot 6 is in elk geval een regeleenheid 100 verschaft. Elk van de bovengenoemde sensoren kan voorzien zijn van een midde! om met de regeleenheid 100 te communiceren. De communicatieverbinding kan draad- loos of bedraad zijn; omwille van de duidelijkheid zijn ze niet in FIG. 1 tot 6 afgebeeld.
Respectieve uitgangssignalen of gegevens vanaf deze sensoren worden uitgezonden, of- wel via vaste bedrading of draadioze communicatie, naar regeleenheid of regelaar 100, en kunnen verder door regeleenheid 100 gebruikt worden om andere bedrijfsparame- ters van droger 10 (of drogers 30, 50, 70 en 90) aan te passen of te wijzigen.
[71] In de uitvoeringsvormen volgens FIG. 2 tot 6 is in elk geval ten minste het sa- menvoegmiddel, dat de deelstroom voor regeneratie samenvoegt met de hoofdstroom van het te drogen toevoergas, als een regelbare inrichting 21, 121 ontworpen. De regel- eenheid 100 kan ingericht zijn voor het verwerken van ten minste één door de voor- noemde sensor verschafte meetwaarde, voor het bepalen van een regelsignaal voor een regelbare inrichting op basis van de ten minste één meetwaarde, en voor het toepassen van het regelsignaal op de regelbare inrichting. Het regelbare middel kan bijvoorbeeld een venturi-uitwerper 21 met een regelbare opening omvatten (zie FIG. 6). De regelbare inrichting kan verder omvatten: een blower met een regeling voor de blower snelheid; of een meerdere van kleinere venturi-ejectors of nozzles die parallel zijn ingericht met respectieve regelelementen om ze respectievelijk te openen of te sluiten. Dit heeft als voordeel dat de regelbare inrichting kleiner van afmeting kan zijn dan een enkele ven- turi-ejector en daardoor beter in het drukvat geïntegreerd kan worden. Tevens kan de regelbare inrichting als alternatief een venturi-ejector omvatten met daaromheen een regelbare omloop. Ook andere regeibare inrichtingen zijn mogelijk.
[72] Nu zal de temperatuur-gebaseerde regeling van de regeleenheid of regelaar 100 beschreven worden. Ten eerste kan de regeleenheid 100 voorzien in temperatuur- gebaseerde bewaking van de draaiing van de trommel van een draaiende trommeldro- ger. Bij draaiende trommeldrogers is het cruciaal om te garanderen dat de trommel te allen tijde draait. Verder is het belangrijk dat de trommel te allen tijde in de juiste rich- ting draait. De trommel 14 in de uitvoeringsvorm van FIG. 1 is bijvoorbeeld geconfigu- reerd om tegen de klok in te draaien, zoals met de draaiannotaties afgebeeld is. In de hierin beschreven voorbeelden wordt de trommel of rotor afgebeeld als geconfigureerd om, gezien van bovenaf, in de richting tegen de klok in te draaien. De hierin beschreven inventieve concepten dienen daardoor echter niet beperkt te worden, en het drogersys- teem zou een drukvat en interne rotor kunnen omvatten die geconfigureerd zijn om, ge- zien van bovenaf, in de richting met de klok mee te draaien hoewel dit in de industrie minder gebruikelijk kan zijn.
[73] In het geval dat de draaiende trommel 14 stopt met draaien of in de ver- keerde richting begint te draaien, kan ernstige schade aan de componenten van de dro- ger 10 (of drogers 30, 50, 70 en 90) en het systeem voor gecomprimeerde lucht veroor- zaakt worden indien de niet-draaiing of verkeerde draaiing niet gedetecteerd en snel ge- corrigeerd wordt. Zoals genoemd, wordt dit probleem doorgaans aangepakt met senso- ren die in de motor of in of op de draaiende trommel verschaft zijn, of binnen een ge- deelte van het drogersysteem om direct een positie of draaivector van de draaiende trommel, een as van de draaiende trommel, of binnen de motor zelf te meten. Derge- lijke draaisensoren kunnen bijvoorbeeld een Hall-effectsensor omvatten, of een set Hall- effectsensoren die met één of meer magneten geassocieerd worden. Van andere senso- ren is bekend dat ze direct/fysiek de positie van de draaiende trommel of bijbehorende draaiende componenten meten. Dergelijke sensoren nemen aanvullende extra ruimte binnen het drogersysteem in beslag, vereisen aanvullende componenten en apparatuur, vereisen het gebruik van aanvullende stroomcompartimenten en penconnectoren, en vereisen aanvullende verwerking en analyse van het ingangssignaal. Verder zijn de aan- vullende sensoren onderhevig aan storingen en verkeerde aflezingen, en geven ze geen juiste terugkoppeling In geval van storing in de mechanische verbinding tussen de rotor en de motor {pennen).
[74] De tekortkomingen van draai- of positiesensoren worden in de huidige open- baarmaking aangepakt door een temperatuur-gebaseerde bewaking van de positie- of draairichting en -snelheid gebaseerd op signalen die door de temperatuursensoren van het drogersysteem uitgezonden worden. De positie, draairichting, en draaisnelheid kun- nen inderdaad bepaald en bewaakt worden gebaseerd op alleen temperatuurinformatie die door de temperatuursensoren van het drogersysteem verkregen wordt. Gebaseerd op alleen de temperatuurinformatie heeft de uitvinder van de huidige openbaarmaking geconstateerd dat een stopzetting van de draaiing van de trommel binnen één minuut of minder na de feitelijke stopzetting van de draaiing van de trommel gedetecteerd en { geïdentificeerd kan worden.
[75] FIG. 7A en 7B tonen een andere uitvoeringsvorm van een droger 10 (of dro- gers 30, 50, 70 en 90) inclusief een drukvat 11 waarin een regeneratiezone met een in- laat 25 en een uitlaat 26 verschaft is.
[76] FIG. 7C toont een schematisch bovenaanzicht van de respectieve zones van de droger 10 (of drogers 30, 50, 70 en 90} van de uitvoeringsvorm van FIG. 7A en 7B of van de uitvoeringsvormen van FIG. 1-6, inclusief droogzone 12, regeneratiezone 13 en koelzone 29. In de uitvoeringsvorm van FIG. 7C strekt de regeneratiezone 13 zich uit rondom ongeveer 90° van de cirkel die het cilindrische drukvat of de trommel definieert, waarbij een startpunt of oorsprong van de cirkel begint bij de positie die met 0° aange- duid is en de regeneratiezone zich 90° uitstrekt. De regeneratiezone 13 kan zich echter rondom meer dan 90° of minder dan 90° uitstrekken. De regeneratiezone 13 kan zich bij voorbeeld uitstrekken binnen een bereik van 10° tot 270° van een dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of de cilindrische trommel. Bij voorkeur strekt de regeneratiezone 13 zich uit binnen een bereik van 45° tot 135° van een dwars- doorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of de cilindrische trommel.
Bij meer voorkeur strekt de regeneratiezone 13 zich uit binnen een bereik van 75° tot 105° van een dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of de ci- lindrische trommel.
[77] De koelzone 29 strekt zich uit binnen een bereik van 5° tot 45° van een dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of de cilindrische trommel. Bij meer voorkeur strekt de koelzone 29 zich rondom uit binnen een bereik van 10° tot 30° van een dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische druk- vat of de cilindrische trommel. Bij meer voorkeur strekt de koelzone 29 zich rondom uit binnen een bereik van 10° tot 20° van een dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of de cilindrische trommel. Doorgaans strekt de koelzone 29 zich uit rondom ongeveer 15° van een dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of de cilindrische trommel, vanaf het gedeelte dat aangeduid is vanaf 90° tot 105°, zoals afgebeeld in de uitvoeringsvorm van FIG. 7C.
[78] De droogzone 12 strekt zich uit over de resterende graden die niet door de regeneratiezone of de combinatie van de regeneratiezone en de koelzone gedekt wor- den. Dus in het voorbeeld van de uitvoeringsvorm van FIG. 7C strekt de droogzone zich uit rondom de resterende 255° van een dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of de cilindrische trommel. Ook kan, zoals afgebeeld in het voor- beeld van de uitvoeringsvorm van FIG. 7C, een temperatuur binnen de droogzone 12 (ook wel bekend als de adsorptiezone (ADS}) gemiddeld ongeveer 60° Celsius bedragen.
De temperatuur binnen de droogzone 12 kan in het bereik van 20° Celsius tot 80° Celsius liggen. De temperatuur binnen de koelzone 29 kan tevens in het bereik van 20° Celsius tot 80° Celsius liggen. Ter vergelijking kan een temperatuur binnen de regeneratiezone {REG) 13 tot 150° Celsius zijn.
[79] Een voorbeeld van temperatuur-gebaseerde bewaking van de draaistatus van de rotor of trommel kan gebaseerd zijn op temperatuurinformatie die verkregen is door temperatuursensoren die binnen respectieve zones binnen het drukvat verschaft zijn. in de uitvoeringsvorm van FIG. 7D, kan worden aangenomen dat verschillende secties zich rondom de dwarsdoorsnedecirkel rondom een as van het cilindrische drukvat of trom- mel uitstrekken, waarbij een startpunt of oorsprong van de cirkel begint bij de positie die met 0° aangeduid is, inclusief secties van in het algemeen gelijke grootte 71, 72, 73, 74 en 75, die met de regeneratiezone 13 en ten minste een gedeelte van de koelzone 29 overlappen.
[80] Ten minste een eerste temperatuursensor T41 is op een eerste positie binnen regeneratiezone 13 verschaft en een tweede regeneratiezone-temperatuursensor T42 is op een tweede positie binnen regeneratiezone 13 verschaft, zoals afgebeeld in FIG. 1 en
FIG. 7D. In een voorkeuruitvoeringsvorm zijn eerste temperatuursensoren van de rege- neratiezone T41 verschaft in, op, of gekoppeld met een statorbehuizing van het drukvat op de eerste positie binnen regeneratiezone 13. Tevens zijn in een voorkeuruitvoerings- vorm tweede temperatuursensoren van de regeneratiezone T42 verschaft in, op, of ge- koppeld met een statorbehuizing van het drukvat op de tweede positie binnen regene- ratiezone 13. Zoals hierin beschreven is, kan het bewaken van een draaistatus van de ro- tor of trommel het bepalen van een draaipositie van de rotor, een draaisnelheid van de rotor, of de rotor is gestopt of met andere woorden, of de rotor niet draait ten opzichte van het drukvat, en een draairichting van de rotor of draaiende trommel! omvatten.
[81] FIG. 7D toont wat er door de uitvinder van de huidige openbaarmaking be- paald is om een typische evolutie van temperaturen over de regeneratie-uitlaatsector weer te geven, die zich uitstrekken over een totaal van ongeveer 105° (90° + 15° = 105°} van de cirkel die het cilindrische drukvat of de cilindrische trommel definieert, begin- nend bij de oorsprong of startpositie, die als 0° aangeduid is, tot de positie die als 105° aangeduid is. Omdat het regeneratiegas of de regeneratielucht op een hogere tempera- tuur verschaft wordt dan het te drogen gecomprimeerde gas of de te drogen gecompri- meerde lucht in de droogzone, neemt de temperatuur binnen het regeneratiegebied toe, en is deze hoger op de tweede positie die door de tweede temperatuursensor van de regeneratiezone T42 gedetecteerd wordt dan op de eerste positie die door de eerste temperatuursensor van de regeneratiezone T41 gedetecteerd wordt. In een voorkeur- uitvoeringsvorm is de eerste temperatuursensor van de regeneratiezone T41 verschaft bij een vroeg stadium van regeneratiezone 13 (dichter bij het startpunt of de oorsprong van 0°}, op ongeveer 0° tot 45°, bij voorkeur 5° tot 40°, meer bij voorkeur 10° tot 40°, en nog meer bij voorkeur tussen 20° tot 25° vanaf de oorsprong van 0° binnen de regenera- tiezone 13. En de tweede temperatuursensor van de regeneratiezone T42 is verschaft op de tweede positie, bij een later stadium van de regeneratiezone, op een grotere afstand van oorsprong 0°, op ongeveer 50° tot 90° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratie- zone 13, met meer voorkeur tussen 70° en 90° vanaf de oorsprong 0°, met meer voor- keur tussen 85° tot 90° vanaf de oorsprong 0°, met nog meer voorkeur op ongeveer 88° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone 13.
[82] Daarnaast kan een derde temperatuursensor T43 opgenomen zijn op een derde positie binnen regeneratiezone 13, bijvoorbeeld binnen sectie 74. Temperatuur- sensor T43 is mogelijk niet nodig of vereist. Er zijn hierin temperatuurgegevens verschaft die vanuit de derde temperatuursensor T43 verkregen zijn, om een beter begrip te ver-
27 °
BE2022/5331 schaffen van de temperatuursverandering binnen de verschillende gedeelten van de re- generatiezone 13, wanneer de rotor correct draait en wanneer de rotor gestopt is, ten opzichte van het drukvat 11.
[83] FIG. 7E toont temperatuursensorsignalen die vanaf temperatuursensoren T41 en T42, en temperatuursensor T43 ontvangen zijn, die bij regeleenheid 100 ontvangen worden. De draaiing of stilstand van de rotor ten opzichte van het drukvat is voorzien in de onderzijde van FIG. 7E. Het signaal en de gegevens die vanaf temperatuur T41 en T42 verkregen zijn, zijn van bijzonder belang, aangezien een stilstand van de draaiing van de trommel gedetecteerd kan worden door een snelle temperatuurstijging die door tempe- ratuursensor T41 gedetecteerd wordt. Wanneer de rotor draait, is de temperatuur die door T41 gedetecteerd wordt doorgaans de laagste temperatuur van de door sensoren
T41, T42 of T43 gedetecteerde temperaturen, terwijl wanneer de rotor gestopt is, de temperatuur die door T41 gedetecteerd wordt doorgaans de hoogste temperatuur is die door sensoren T41, T42 of T43 gedetecteerd wordt. Een stilstand veroorzaakt ook een aanzienlijke afname bij temperatuursensor T42, die doorgaans de hoogste temperatuur is die door sensoren T41, T42 of T43 gedetecteerd wordt bij normale draaiing van de draaiende trommel. Wanneer de rotor echter gestopt wordt, wordt de temperatuur van
T42 de laagste van de temperaturen die door sensoren T41, T42 of T43 gedetecteerd wordt, als gevolg van interactie met de aangrenzende koelstroom van de koelzone 29.
Dat wil zeggen, dat de nabijheid van de temperatuursensor T42 tot de koelzone 29 ver- oorzaakt dat de temperatuur op de positie van sensor T42 koeler wordt.
[84] In een andere uitvoeringsvorm kan de juiste draairichting van de draaiende trommel of een stilstand van de draaiing van de draaiende trommel efficiënt en effectief bepaald worden met behulp van de volgende vergelijkingen:
Indien T42 -T41 <0, dan RPH = 0; en
Anders, T42 — T41 > 0.
[85] FIG. 7F toont aanvullende informatie met betrekking tot een bepaalde draai- ing per uur (RPH) van de draaiende trommel gebaseerd op vanaf temperatuursensoren
T41 en T42 bij regeleenheid 100 ontvangen temperatuursensorsignalen. soortgelijk aan
FIG. 7E is de draaiing of stilstand van de rotor ten opzichte van het drukvat verschaft in de onderzijde van FIG. 7F, met de werkelijk gemeten RPH van de rotor. De dubbele stip- pellijn “— - - —” staat voor de berekening van de normaal gesproken hoogste tempera- tuur bij sensor T42 (in het laatste deel van de regeneratiezone gezien de draaiing van de rotor} minus de temperatuur bij de normaal gesproken laagste temperatuur bij sensor
T41 {in het eerdere gedeelte van de regeneratiezone). Ook de respectieve temperaturen bij T42 (*— - —”) en T41 (“— - —”) worden in de grafiekgegevens van FIG. 7F weergege- ven. Het is dus te zien wanneer er een stilstand in de rotor ten opzichte van het drukvat optreedt, zoals weergegeven wanneer de dubbele stippellijn "— - - —" onder nul komt, wat correleert met de bekende stilstand (RPH = 0) zoals weergegeven in de onderaan de grafiek aangeduide gemeten RPH. Evenzo, indien de draairichting van de draaiende trommel omgekeerd zou worden, zou dit ook gedetecteerd worden met een analyse van de temperatuurgegevens die vanaf sensoren T41 en T42 ontvangen zijn, aangezien de temperaturen op de twee respectieve posities omgekeerd zouden worden in vergelijking met wanneer de draaiende trommel in de juiste richting (tegen de klok In} gedraaid wordt.
[86] Dus verschaft temperatuur-gebaseerde bewaking van de draaipositie, snel- heid, of richting gebaseerd op temperatuurmetingen die door de temperatuursensoren van het drogersysteem verkregen zijn en naar de regeleenheid 100 uitgezonden zijn voor bewaking en analyse, een goedkopere, snelle, en "waterdichte" oplossing voor het probleem van het identificeren van stilstand of onjuiste draaiing van de trommel terwijl ruimte binnen het motor- of drogersysteem geopend wordt en worden stroompencon- nectoren en kosten verlaagd. Bovendien, omdat aanvullende positiesensoren, zoals Hall- effectsensoren, in de werkwijzen en het systeem van de huidige openbaarmaking niet vereist zijn, wordt het systeem minder aan het risico van sensorstoring blootgesteld.
[87] Gebaseerd op de temperatuur-gebaseerde bewaking van de juiste draaiing van de rotor, kan een melding of alarm naar een systeembeheerder of gebruiker uitge- zonden worden door regeleenheid 100. Of de regeleenheid 100 kan corrigerende maat- regelen nemen om schade aan het systeem te voorkomen als gevolg van onjuiste draai- ing van de rotor ten opzichte van het drukvat (stilstand of draaiing in de verkeerde rich- ting).
[88] In de bovenstaande voorbeelden van uitvoeringsvormen van FIG. 7C en 7D zijn drie temperatuursensoren T41, T42 en T43 afgebeeld, die in de regeneratiezone 13 verschaft zijn. In een voorkeuruitvoeringsvorm, waarbij het drogersysteem twee tempe- ratuursensoren omvat, een eerste temperatuursensor T41 en een tweede temperatuur- sensor T42, waarbij de eerste temperatuursensor T41 op een eerste positie tussen 20° en 25° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone 13 ingericht is en tweede tem- peratuursensor T42 op een tweede positie tussen 85° tot 90° vanaf de oorsprong 0°, op ongeveer 88° van de oorsprong 0° ingericht is, en waarbij de regeneratiezone zich uit- strekt over ongeveer 90° vanaf de oorsprong 0° van de rotor, kan een bijzonder rigou- reuze draaibewaking en -bepaling van stilstand of draaiing in de verkeerde richting uit- gevoerd worden, zoals hierboven beschreven,
[89] De inventieve concepten van deze openbaarmaking dienen echter niet opge- vat te worden als zijnde beperkt tot of vereist met twee temperatuursensoren T41 en
T42, zoals hierboven beschreven is. Er mag bijvoorbeeld alleen een enkele temperatuur- sensor binnen de regeneratiezone gebruikt worden. De temperatuurschommelingen op de relatieve posities van sensor T41 of T42 kunnen bijvoorbeeld afzonderlijk en uitslui tend beschouwd worden om de juiste draaiing van de rotor te bewaken, bijvoorbeeld gebaseerd op de gegevens die in FIG. 7E weergegeven zijn. Bovendien, hoewel dat tot dusverre in de uitvoeringsvormen beschreven is, zijn de temperatuursensoren beschre- ven als zijnde binnen het drukvat. Dit is echter niet vereist. Er kan bijvoorbeeld eerder temperatuursensor op de buitenzijde van het drukvat verschaft zijn, bijvoorbeeld een thermokoppel dat de temperatuur van het drukvat op een bepaalde locatie meet of een infraroodanalyse-eenheid die een temperatuurmeting aan een buitenzijde van het druk- vat verkrijgt. Wat significant is, is dat de verkregen temperatuurgegevens een tempera- tuur binnen het drukvat en binnen een vooraf bepaald gebied of volume van de rotor aangeven.
[90] Zoals is opgemerkt bij sensor T43, kunnen aanvullende of alternatieve tempe- ratuursensoren in de regeneratiezone 13 opgenomen worden. Bovendien of als alterna- tief, zoals in de uitvoeringsvorm van FIG. 1 afgebeeld is, kan ten minste een eerste tem- peratuursensor van een droogzone T21 op een eerste positie binnen droogzone 12 ver- schaft zijn. En een tweede temperatuursensor van een droogzone T22 kan op een tweede positie binnen droogzone 12 verschaft zijn. In de droogzone 12 kunnen verdere temperatuursensoren opgenomen zijn. En hoewel niet afgebeeld, kunnen ook verschil- lende temperatuursensoren op verschillende posities binnen koelzone 29 verschaft zijn,
Vergelijkbaar met de hierboven verschafte analyse voor de in de regeneratiezone ver- schafte sensoren, wordt in deze uitvoeringsvormen een stilstand of omgekeerde bewe- ging van de draaiende trommel gedetecteerd door de analyse van de bij de regeleenheid 100 vanaf sensoren T21 en T22 ontvangen temperatuurgegevens, of temperatuursensor
T21 afzonderlijk of temperatuursensor T22 afzonderlijk binnen de droogzone of optio- neel binnen de koelzone 29.
[91] Bovendien, hoewel de binnen het drukvat verschafte temperatuursensoren, zoals sensoren T41 en T42, zijn weergegeven als voorbeelden die nabij de bodem of de uitgangszijde van de regeneratiezone verschaft zijn, hoeft dit niet noodzakelijk het geval! te zijn. De respectieve temperatuursensoren binnen het drukvat kunnen op een zijwand of op een zijde binnen de te meten zone verschaft zijn. Ook mogen de gebruikte tempe- ratuursensoren zich niet in dezelfde zone binnen het drukvat bevinden. In plaats daar- van kan een vergelijking van temperaturen of een temperatuurmeting op een enkele po- sitie gebruikt worden om een draai- of niet-draaistatus van de draaiende trommel, of een draairichting van de draaiende trommel te bepalen.
[92] In de uitvoeringsvorm volgens FIG. 2 kan een tweede regelsignaa! 102 be- paald worden ten minste op basis van een RPM-sensor (compressor RPM: toevoer- stroom van gecomprimeerd gas) en een dP21-sensor (drukval over de venturi-uitwerper 21: stroom van de deelstroom), dat wil zeggen dat op basis van deze twee metingen ten minste het debiet van de voor regeneratie vertakte deelstroom geregeld wordt. De re- geleenheid of regelaar 100 kan verder ingericht zijn voor het bepalen van de toepassing van een derde regelsignaal voor één of meer koelmiddelen die bijvoorbeeld naar nakoe- ler 65 ingevoerd dienen te worden, zoals weergeven in FIG. 5 en 6.
[93] In de uitvoeringsvormen volgens FIG. 5 en 6 kan de regeleenheid ingericht zijn voor het bepalen en toepassen van het regelsignaal 101, het tweede regelsignaal 102 en/of het ten minste één derde regelsignaal 103, 104, 105. Deze regelsignalen kun- nen door de regeleenheid 100 bepaald worden gebaseerd op één of meer metingen vanuit de volgende sensoren: RPM-sensor (RPM compressor: toevoerstroom van gecom- primeerd gas), dP21 (drukval over de Venturi-uitwerper 21: stroomsplitsing}, dPrec {drukval tussen de uitlaatzijde van de droogzone 12 en de inlaatzijde van de regeneratie- zone 13}, dPuenot (drukval in hoofdstroom over warmtewisselaar 64), dPuecoi (drukval in de splitsing over warmtewisselaar 64), één of meer van Ti tot en met T8, drukdauw- puntsensor PDP.
[94] In verdere uitvoeringsvormen (niet afgebeeld] kan de regeleenheid 100 ver- der communicatief met een computersysteem op afstand verbonden zijn, bijv. voor het op afstand bewaken, regelen, aanpassen en/of bijwerken van software, enz, en gege- vens die door de regeleenheid 100 verkregen zijn en bedrijfsparameters die door regel- eenheid 100 als regelsignalen uitgezonden zijn, kunnen naar het computersysteem op afstand of een gegevensopslaginrichting uitgezonden worden voor verdere analyse en/of verwerking.
[95] Hoewel niet afgebeeld, kan venturi-uitwerper 21 voorzien zijn van een regel- bare opening die door een aandrijfstang met tandwielaandrijving aangedreven worden.
De door de regelbare openingen in de hoofdstroom 18 van te drogen gas veroorzaakte drukval kan gemeten worden door druksensoren P1 en P2 die met de regeleenheid 100 communiceren. De regeleenheid 100 bepaalt op basis hiervan een op de aandrijving 121 toe te passen regelsignaal 102. Door de positie van de regelbare opening te veranderen, verandert de drukval, en daarmee de zuiging waaraan de deelstroom 19 voor regenera- tie onderworpen wordt. Op deze manier kan de stroom van de gesplitste stroom voor regeneratie geregeld worden.
[96] Zoals hierboven beschreven is, is de aandrijfinrichting 114, in elk van de uit- voeringsvormen volgens FIG. 1 tot 6, verschaft om de trommel 14 ten opzichte van het draaisymmetrische gedeelte van het drukvat 11 te draaien. Het aandrijfmiddel kan een motor omvatten, bij voorkeur een elektromotor. De elektromotor kan geconfigureerd zijn om de rotor binnen het drukvat aan te drijven bij een snelheid van meer dan 0 en minder dan 100 omwentelingen per uur (RPH). Een typische draaisnelheid van de rotor binnen het drukvat is minder dan 10 RPH. En een typische draaisnelheid van de rotor binnen het drukvat is ongeveer 5 RPH. De elektromotor kan een variabele snelheidsre- geleenheid hebben of kan een start/stop-regeleenheid hebben. De snelheid van de elek- tromotor, of het feit of de elektromotor gestart of gestopt wordt, wordt door een eerste regelsignaal 101 vanaf de regeleenheid 100 geregeld.
[97] Er is een start/stop-regeleenheid ingericht om de motor in en uit te schake- len, waardoor een verstelbare gemiddelde draaisnelheid van de trommel ten opzichte van de draaisymmetrie verkregen wordt. Meer in het bijzonder is de start/stop-regel- eenheid voorzien voor het in- en uitschakelen van de motor gedurende een bij voorkeur continue werking van de droger, waarbij enerzijds een continue stroom gecomprimeerd gas aan de droogzone toegevoerd wordt en in de droogzone gedroogd wordt, en ander- zijds een continue {deel)stroom van te drogen gecomprimeerd gas naar de regeneratie- zone geleid wordt voor het regenereren van het droogmiddel. De start/stop-regeleen- heid kan economisch voordeliger zijn dan bijvoorbeeld een frequentieregeling voor het aanpassen van het toerental van de elektromotor, en kan dus kostenbesparingen ver- schaffen in termen van investeringskosten. Verder kan een start/stop-regeleenheid min- der complex zijn en minder regelelektronica vereisen. In het bijzonder hoeft de start/stop-regeleenheid de motor alleen volgens een gewenste werkcyclus in en uit te schakelen {in termen van aan/uit-verhouding) om een gewenst gemiddeld toerental van de trommel! te verschaffen, Bovendien kan de start/stop-regeleenheid de trommel in stappen ten opzichte van de draaisymmetrie draalen, bijvoorbeeld om een sectie telkens in overeenstemming met de grootte van de regeneratiezone (of een gedeelte daarvan) te verplaatsen, en vervolgens de beweging van die sectie voor een bepaalde periode te stoppen, Een ander voordeel van de start/stop-regeleenheid is dat het bereik van de ge- middelde toerentallen groter is dan wanneer frequentieregeling gebruikt wordt; in het bijzonder kan het gemiddelde toerental vanaf 0 tot het maximale toerental van de mo- tor aangepast worden.
[98] FIG. 8A en 8B illustreren enkele voorbeelden van start/stop-regeleenheden.
In FIG. 8A is de gemiddelde snelheid de maximale motorsnelheid vmax1/3, de gemiddelde snelheid in FIG. 8B is het maximale motortoerental vma2/3 van (1). De werkcyclus heeft een periode T. De gemiddelde snelheid kan gevarieerd worden door de tijd te variëren waarop de motor aan staat gedurende de periode T. De gemiddelde snelheid kan ook gevarieerd worden door de tijd dat de motor aan staat constant te houden en de tijd die de motor uit staat te variëren, wat betekent dat de lengte van de werkcyclus T variabel is.
[99] In een andere uitvoeringsvorm, die opgenomen kan worden met hierboven beschreven uitvoeringsvormen, wordt een relatief hoge temperatuur en verzadigd gas, zoals lucht, aan de inlaat 15 voor het te drogen gas toegevoerd. Omdat het gas een rela- tief hoge temperatuur T1 heeft, betekent dit dat het een relatief hoog vochtgehalte heeft, waardoor de droogtrommel 14 meer vocht vanuit het gas dient te verwijderen, wat op zijn beurt betekent dat er meer regeneratie nodig is en er daarom een hoger de- biet van regeneratiegas nodig is. Door de temperatuur T1 te meten, die bijvoorbeeld kan variëren in overeenstemming met de omgevingstemperatuur van de compressorinstalla- tie, kan een maat voor de vochtbelasting van het aan de inlaat 15 toegevoerde gas afge- leid worden. De regeleenheid 100 kan het debiet van de regeneratiestroom (gesplitste stroom voor regeneratie) regelen in overeenstemming met T1; specifiek, naarmate T1 toeneemt, verhoogt de regeleenheid het debiet, bijvoorbeeld in overeenstemming met een vooraf bepaalde tabel of karakteristieke regelcurve. Normale werking van de droger kan bewaakt worden door terugkoppeling die verschaft wordt door meting van een drukdauwpuntsensor "PDP" bij uitlaat 16.
[100] In een andere uitvoeringsvorm, die opgenomen kan worden in de hierin be- schreven uitvoeringsvormen, indien het debiet van de regeneratiestroom varieert (bijv. om het drukdauwpunt PDP stabiel of binnen een bepaald bereik te houden, of varieert afhankelijk van drukschommelingen), heeft het de voorkeur om de koeling van de uit- gaande regeneratiestroom 19 aan te passen en/of om de draaisnelheid van de trommel 14 aan te passen in afhankelijkheid van het debiet van de regeneratiestroom. Door de drukval over de venturi-uitwerper 21 te meten, kan een maat voor het regeneratiede- biet verkregen worden. De regeleenheid 100 kan bijvoorbeeld het debiet regelen van een koelwater dat doorheen een koelinrichting 20 stroomt voor het koelen van de uit- gaande regeneratiestroom, of kan het debiet regelen van het koelwater dat doorheen de koelinrichting 91 stroomt voor het koelen van de samenvloeiing (toevoerstroom van de regeneratiestroom en het te drogen gas) zodat er meer gekoeld wordt wanneer de regeneratiestroom toeneemt, waardoor een situatie vermeden wordt waarbij te weinig koeling veroorzaakt wordt door een toename van het regeneratiedebiet. In samenwer- king hiermee of onafhankelijk hiervan kan de regeleenheid 100 de draaisnelheid van de trommel 14 in overeenstemming met het regeneratiedebiet regelen om de onderlinge verhouding te optimaliseren. Op deze wijze kan de regeleenheid rekening houden met de levensduur van het droogmiddel en kan het de trommelsnelheid aanpassen voor het accommoderen van de
[101] In de hierboven vermelde parameters wordt opgemerkt dat in voorkeuruit- voeringsvormen T1 gebaseerd is op het mengsel waarin in de uitvoeringsvormen van
FIG. 2 tot 6 voorzien wordt, waarbij een deelstroom voor regeneratie via een verbin- dingsleiding 19 naar de hoofdieiding 18 teruggevoerd wordt voor de toevoerstroom van te drogen gecomprimeerd gas. Dit kan gedaan worden door een regelbare inrichting zo- als een venturi-uitwerper 21 of een andere regelbare inrichting voor het creëren van een drukverschil en het handhaven van een gesplitste stroom voor regeneratie.
[102] Uitvoeringsvormen van de huidige openbaarmaking kunnen een computer- systeem voor speciale of algemene doeleinden omvatten of gebruiken, of een rekensys- teem, in het bijzonder in regeleenheid of regelaar 100 of als alternatief in communicatie met regeleenheid 100, dat computerapparatuur omvat, zoals bijvoorbeeld een verwer- kingseenheid 150 of meer dan één verwerkingseenheid 150 en systeemgeheugen 160, zoals hieronder in meer detail besproken is. Regeleenheid 100 kan zich relatief dicht bij drukvat 11 en aandrijving 114 bevinden, en bedrade of draadloze signalen vanaf andere componenten van het drogersysteem ontvangen en bedrade of draadloze signalen naar andere componenten van het drogersysteem verzenden. Als alternatief kan regeleen- heid 100 op een afstand vanaf andere componenten van het drogersysteem ingericht worden en signalen vanaf andere componenten van het drogersysteem ontvangen, waaronder vanaf één of meer temperatuursensoren die temperatuurgegevens verschaf- fen die één of meer temperaturen in het drukvat aangeven, en signalen naar andere componenten van het drogersysteem uitzenden via een netwerk, zoals een lokaal net- werk (LAN), een uitgebreid netwerk (WAN), Internet, of een ander netwerk.
[103] Uitvoeringsvormen binnen het toepassingsgebied van de huidige openbaar- making omvatten ook fysieke en andere door een computer leesbare media voor het dragen of opslaan van door een computer uitvoerbare instructies en/of gegevensstruc- turen. Dergelijke door een computer feesbare media kunnen alle beschikbare media zijn waartoe door een computersysteem voor algemene of speciale doeleinden toegang ver- kregen kan worden. Door een computer leesbare media die door een computer uitvoer- bare instructies en/of gegevensstructuren opslaan zijn computeropsiagmedia. Door een computer leesbare media die door een computer uitvoerbare instructies en/of gege- vensstructuren dragen zijn overdrachtmedia. Bij wijze van voorbeeld kunnen uitvoe- ringsvormen van de openbaarmaking dus ten minste twee duidelijk verschillende soor- ten door een computer leesbare media omvatten: computeropslagmedia en overdracht- media.
[104] Computeropslagmedia zijn fysieke opslagmedia die door een computer uit- voerbare instructies en/of gegevensstructuren opslaan. Fysieke opslagmedia omvatten computer hardware, zoals RAM, ROM, EEPROM, solid-state drives ("SSD's"), flashgeheu- gen, faseveranderend geheugen ("PCM"), optische schijfopslag, magnetische schijfop- slag of andere magnetische opslaginrichtingen, of enige andere apparatuuropslagin- richting(en) die gebruikt kunnen worden om programmacode op te slaan in de vorm van door de computer uitvoerbare instructies of gegevensstructuren, die opgenomen kun- nen worden in of toegankelijk zijn voor en uitgevoerd kunnen worden door regeleenheid 100, een computersysteem voor algemene of speciale doeleinden om de openbaarge- maakte functionaliteit van de openbaarmaking te implementeren.
[105] Overdrachtmedia kunnen een netwerk en/of gegevenskoppelingen omvat- ten die gebruikt kunnen worden om programmacode te dragen in de vorm van door een computer uitvoerbare instructies of gegevensstructuren, en die toegankelijk zijn voor een computersysteem met algemeen of speciaal doeleinde. Een "netwerk" kan gedefini- eerd worden als één of meer gegevensverbindingen die het transport van elektronische gegevens tussen computersystemen en/of modules en/of andere elektronische inrich- tingen mogelijk maken. Wanneer informatie over een netwerk of een andere communi- catieverbinding overgedragen of verschaft wordt (bedraad, draadloos of een combinatie van bedraad of draadloos} naar een computersysteem, kan het computersysteem de verbinding als overdrachtmedia beschouwen. Combinaties van het bovenstaande dienen ook binnen het toepassingsgebied van door een computer leesbare media opgenomen te worden.
[106] Verder kan, bij het bereiken van verschillende computersysteemcomponen- ten, programmacode in de vorm van door een computer uitvoerbare instructies of gege- vensstructuren automatisch overgedragen worden van overdrachtmedia naar compu- teropslagmedia (of vice versa}. Door een computer uitvoerbare instructies of gegevens- structuren die via een netwerk of gegevenskoppeling ontvangen worden, kunnen bij- voorbeeld in RAM binnen een netwerkinterfacemodule (bijv. een "NIC") gebufferd wor- den en vervolgens uiteindelijk naar het RAM van het computersysteem en/of naar min- der vluchtige computeropslagmedia op een computersysteem overgebracht worden.
Het dient dus duidelijk te zijn dat computeropslagmedia opgenomen kunnen worden in computersysteemcomponenten die ook {of zelfs primair} overdrachtmedia gebruiken.
[107] Door een computer uitvoerbare instructies kunnen bijvoorbeeld instructies en gegevens omvatten die, wanneer ze door één of meer verwerkingseenheden uitge- voerd worden, bewerkstelligen dat een computersysteem voor algemene doeleinden,
een computersysteem voor speciale doeleinden of een verwerkingsinrichting voor speci- ale doeleinden een bepaalde functie of groep van functies uitvoeren. Door een compu- ter uitvoerbare instructies kunnen bijvoorbeeld binaire bestanden, instructies in inter- mediair formaat zoals assembleertaal, of zelfs broncode zijn.
[108] De openbaarmaking van de huidige aanvrage kan toegepast worden in net- werkrekenomgevingen met vele soorten computersysteemconfiguraties, waaronder, maar niet beperkt tot, persoonlijke computers, desktopcomputers, laptopcomputers, berichtverwerkers, draagbare inrichtingen, systemen met meerdere verwerkingseenhe- den, op microverwerkingseenheid gebaseerde of programmeerbare consumentenelek- tronica, netwerk-pc's, minicomputers, mainframecomputers, mobiele telefoons, pda's, tablets, semafoons, routers, schakelaars en dergelijke. De openbaarmaking kan tevens toegepast worden in omgevingen met gedistribueerde systemen waar lokale en op een afstand gelegen computersystemen, die via een netwerk verbonden zijn (ofwel door be- drade gegevensverbindingen, draadloze gegevensverbindingen, of door een combinatie van bedrade en draadloze gegevensverbindingen)} beide taken uitvoeren. Als zodanig kan een computersysteem, in een omgeving van een gedistribueerd systeem, meerdere samenstellende computersystemen omvatten. In een omgeving van een gedistribueerd systeem, kunnen programmamodules zich in zowel lokale als op een afstand gelegen ge- heugenopslaginrichtingen bevinden.
[109] De openbaarmaking van de huidige uitvinding kan tevens toegepast worden in een cloud computing-omgeving. Cloud computing-omgevingen kunnen gedistribueerd zijn, hoewel dit niet vereist is. Wanneer gedistribueerd, kunnen cloud computing-omge- vingen internationaal gedistribueerd zijn binnen een organisatie en/of componenten hebben die in meerdere organisaties aanwezig zijn. In deze beschrijving en de volgende conclusies wordt "cloud computing" gedefinieerd als een model voor het mogelijk ma- ken van netwerktoegang op aanvraag tot een gedeelde verzameling van configureerbare rekenbronnen (bijv. netwerken, servers, opslag, toepassingen en diensten}. De definitie van "cloud computing" is niet beperkt tot één van de andere talrijke voordelen die van- uit een dergelijk model verkregen kan worden als deze op de juiste manier geïmplemen- teerd wordt.
[110] Een cloud computing-model kan uit verschillende kenmerken bestaan, zoals zelfbediening op aanvraag, brede netwerktoegang, bundeling van hulpbronnen, snelle elasticiteit, gemeten dienstverlening, enzovoort. Een cloud computing-model kan ook komen in de vorm van verschillende dienstverleningsmodellen, zoals Software as a Ser- vice (“SaaS”), Platform as a Service (“PaaS”} en Infrastructure as a Service (“laaS” }. Het cloud computing-model kan tevens ingezet worden met behulp van verschillende imple- mentatiemodellen, zoals private cloud, community cloud, public cloud, hybrid cloud, en- zovoort.
[111] Sommige uitvoeringsvormen, zoals een cloud computing-omgeving, kunnen een systeem omvatten dat één of meer gastheren omvat die elk in staat zijn om één of meer virtuele machines uit te voeren. Gedurende de werking emuleren virtuele machi- nes een operationeel rekensysteem, die een besturingssysteem en wellicht ook één of meer andere toepassingen ondersteunen. In sommige uitvoeringsvormen omvat elke gastheer een hypervisor die virtuele bronnen voor de virtuele machines emuleert met behulp van fysieke bronnen die uit het zicht van de virtuele machines onttrokken wor- den. De hypervisor verschaft ook goede isolatie tussen de virtuele machines. Vanuit het perspectief van een bepaalde virtuele machine, verschaft de hypervisor dus de illusie dat de virtuele machine met een fysieke bron verbindt, ook al verbindt de virtuele machine de verschijningsvorm (bijv. een virtuele bron) van een fysieke bron. Voorbeelden van fy- sieke hulpbronnen zijn verwerkingscapaciteit, geheugen, schijfruimte, netwerkband- breedte, mediastations, en dergelijke.
[112] In de hele beschrijving en conclusies worden bepaalde termen gebruikt om te verwijzen naar bepaalde werkwijzen, kenmerken of componenten. Zoals diegenen met een normale vaardigheid in het vakgebied zullen begrijpen, kunnen verschillende personen met verschillende namen verwijzen naar dezelfde werkwijzen, kenmerken of componenten. Deze openbaarmaking is niet bedoeld om onderscheid te maken tussen werkwijzen, kenmerken of componenten die in naam verschillen, maar niet in functie.
De figuren zijn niet noodzakelijk op schaal getekend. Bepaalde hierin afgebeelde ken- merken en componenten kunnen in schaal overdreven of in enigszins schematische vorm afgebeeld zijn en sommige details van conventionele elementen kunnen omwille van de duidelijkheid en beknoptheid niet afgebeeld of beschreven zijn.
[113] Hoewel verschillende voorbeelduitvoeringsvormen hierin in detail beschre- ven zijn, kunnen diegenen die in het vakgebied geschoold zijn met het oog op de onder- havige openbaarmaking gemakkelijk inzien dat in de voorbeelduitvoeringsvormen veel wijzigingen mogelijk zijn zonder wezenlijk van de concepten van de onderhavige open-
baarmaking af te wijken. Dienovereenkomstig is het de bedoeling dat dergelijke wijzigin- gen binnen het tcepassingsgebied van deze openbaarmaking opgenomen zijn. Evenzo, hoewel de beschrijving hierin vele bijzonderheden bevat, dienen deze bijzonderheden niet opgevat te worden als een beperking van het toepassingsgebied van de openbaar- making of van één van de bijgevoegde conclusies, maar louter als het verschaffen van informatie die relevant is voor één of meer specifieke uitvoeringsvormen die binnen het toepassingsgebied van de openbaarmaking en de bijgevoegde conclusies vallen, Alle be- schreven kenmerken van de verschillende openbaargemaakte uitvoeringsvormen kun- nen in combinatie gebruikt worden. Daarnaast kunnen ook andere uitvoeringsvormen van de huidige openbaarmaking bedacht worden die binnen de toepassingsgebieden van de openbaarmaking en de bijgevoegde conclusies vallen. Elke toevoeging, verwijde- ring en wijziging aan de uitvoeringsvormen die binnen de betekenis en het toepassings- gebied van de conclusies valt, dient door de conclusies omvat te zijn.
[114] Bepaalde uitvoeringsvormen en kenmerken zijn mogelijk beschreven met behulp van een reeks numerieke bovengrenzen en een reeks numerieke ondergrenzen.
Het dient duidelijk te zijn dat bereiken inclusief de combinatie van twee willekeurige waarden, bijv. de combinatie van een lagere waarde met een hogere waarde, de combi- natie van twee lagere waarden en/of de combinatie van twee hogere waarden overwo- gen worden, tenzij anders aangegeven. Bepaalde ondergrenzen, bovengrenzen en berei- ken kunnen in één of meer onderstaande conclusies voorkomen. Elke numerieke waarde is "ongeveer" of "bij benadering” de aangegeven waarde, en houdt rekening met experimentele fouten en afwijking die door iemand met gewone vaardigheid in het vakgebied te verwachten zijn.

Claims (1)

  1. CONCLUSIES
    1. Een drogersysteem voor gecomprimeerd gas, omvattende: een bron van gecomprimeerd gas die een te drogen gecomprimeerd gas verschaft; een bron van regeneratiegas die een regeneratiegas verschaft; een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecom- primeerde gas in de droogzone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen gedroogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en waarbij de regeneratiezone een inlaat heeft waardoorheen het regeneratie- gas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het re- generatiegas de regeneratiezone verlaat; een aandrijving die geconfigureerd is om draaiing van een rotor in het druk- vat in een vooraf bepaalde draairichting te voorzien; een eerste temperatuursensor die geconfigureerd is om eerste tempera- tuurgegevens te verkrijgen die een eerste temperatuur op een eerste positie bin- nen het drukvat aangeven, en een tweede temperatuursensor die geconfigureerd is om tweede temperatuurgegevens te verkrijgen die een tweede temperatuur op een tweede positie binnen het drukvat aangeven; en een regeleenheid die geconfigureerd is om de eerste temperatuurgegevens en tweede temperatuurgegevens te ontvangen en gebaseerd daarop, een draai- status van de rotor te bepalen.
    2. Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 3-10 of een combinatie daar- van, waarbij de eerste temperatuursensor op de eerste positie in de regeneratie- zone binnen het drukvat ingericht is, en de tweede temperatuursensor op de tweede positie in de regeneratiezone binnen het drukvat ingericht is.
    3. Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2 of 4-10 of een combinatie daarvan, waarbij de tweede temperatuursensor ingericht is op de tweede positie die zich binnen een later gedeelte in de regeneratiezone bevindt dan de eerste temperatuursensor met het oog op de draaiing van de rotor.
    4. Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2-3 of 5-10 of een combina- tie daarvan, waarbij de eerste temperatuursensor op de eerste positie tussen 5° tot 40° vanaf een oorsprong 0° binnen de regeneratiezone ingericht is, en de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 50° tot 90° binnen de re- generatiezone ingericht is.
    5. Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2-4 of 6-10 of een combina- tie daarvan, waarbij de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 85° tot 90° vanaf een oorsprong 0° binnen de regeneratiezone ingericht is. 6; Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2-5 of 7-10 of een combina- tie daarvan, waarbij de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 20° tot 25° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone ingericht is. 7; Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2-6 of 8-10 of een combina- tie daarvan, waarbij de eerste temperatuursensor op de eerste positie in de droogzone binnen het drukvat ingericht is, en de tweede temperatuursensor op de tweede positie in de droogzone binnen het drukvat ingericht is.
    8. Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2-7 of 9-10 of een combina- tie daarvan, waarbij de regeleenheid geconfigureerd is om te bepalen of de rotor gestopt is gebaseerd op de ontvangen eerste en tweede temperatuurgegevens. g, Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2-8 of 10 of een combinatie daarvan, waarbij de regeleenheid geconfigureerd is om de draaistatus van de ro- tor te bepalen, uitsluitend gebaseerd op de ontvangen eerste en tweede tempera- tuurgegevens.
    10. Het drogersysteem volgens conclusie 1 of conclusies 2-9 of een combinatie daar- van, waarbij de bron van gecomprimeerd gas een compressor is, en de bron van regeneratiegas een gedeelte van een door de compressor geleverde stroom van gecomprimeerd gas is.
    11. Een temperatuur-gebaseerde werkwijze voor het bepalen van een draaistatus van een rotor van een drogersysteem voor gecomprimeerd gas, waarbij het systeem voor gecomprimeerd gas een bron van gecomprimeerd gas omvat die een te dro- gen gecomprimeerd gas verschaft, een regeneratiegasbron die een regeneratiegas verschaft, en een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecompri- meerde gas in de droogzone ontvangen wordt en een uitlaat waardoorheen ge- droogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en de regeneratiezone een in- laat heeft waardoorheen het regeneratiegas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het regeneratiegas de regeneratiezone ver- laat, en een aandrijving die geconfigureerd is om de draaiing van een rotor, die in het drukvat verschaft is, in een vooraf bepaalde draairichting aan te drijven, waar- bij de werkwijze omvat: het ontvangen van eerste temperatuurgegevens van een eerste signaal dat door een eerste temperatuursensor verkregen is, waarbij de eerste temperatuur- gegevens een eerste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aan- geven; het ontvangen van tweede temperatuurgegevens van een tweede signaal dat door een tweede temperatuursensor verkregen is, waarbij de tweede tempe- ratuurgegevens een tweede temperatuur op een tweede positie binnen het druk- vat aangeven; en het bepalen, door een regeleenheid, van de draaistatus van de rotor geba- seerd op de vanuit de eerste temperatuursensor verkregen eerste temperatuur- gegevens en de vanuit de tweede temperatuursensor verkregen tweede tempera- tuurgegevens.
    12. De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 13-20 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de eerste temperatuursensor op de eerste positie bij de uitlaatzijde van de regeneratiezone binnen het drukvat, en het voor- zien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie bij de uitlaatzijde van de regeneratiezone binnen het drukvat.
    13. De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12 of 14-20 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie die zich binnen een later gedeelte in de regeneratiezone be- vindt dan de eerste temperatuursensor met het oog op de draaiing van de rotor.
    14. De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-13 of 15-20 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de eerste temperatuursensor op de eerste positie tussen 5° tot 40° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone, en het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 50° tot 90° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone. 15, De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-14 of 16-20 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 85° tot 90° vanaf de oorsprong 0° binnen de regenera- tiezone.
    16. De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-15 of 17-20 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 20° tot 25° vanaf de oorsprong 0° binnen de regenera- tiezone.
    17. De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-16 of 18-20 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de eerste temperatuursensor op de eerste positie in de droogzone binnen het drukvat, en het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie in de droogzone binnen het drukvat. 18, De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-17 of 19-20 of een combinatie daarvan, waarbij het bepalen of de rotor gestopt is, op de ontvangen eerste en tweede temperatuurgegevens gebaseerd is.
    19. De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-18 of 20 of een combinatie daarvan, waarbij het bepalen van de draaistatus van de rotor uitsluitend op de ontvangen eerste en tweede signalen gebaseerd is.
    20. De werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-19 of een combinatie daarvan, waarbij de bron van gecomprimeerd gas een compressor is, en de bron van rege- neratiegas een gedeelte van een door de compressor geleverde stroom van ge- comprimeerd gas is.
    21. Een hardware opslaginrichting met daarop door een computer uitvoerbare in- structies opgeslagen die, wanneer ze door één of meer verwerkingseenheden van een rekensysteem uitgevoerd worden, het rekensysteem configureren om de werkwijze volgens conclusie 11 of conclusies 12-20 of een combinatie daarvan uit te voeren.
    22. Een drogersysteem voor gecomprimeerd gas, omvattende: een bron van gecomprimeerd gas die een te drogen gecomprimeerd gas verschaft; een bron van regeneratiegas die een regeneratiegas verschaft; een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecom- primeerde gas in de droogzone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen gedroogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en waarbij de regeneratiezone een inlaat heeft waardoorheen het regeneratie- gas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het re- generatiegas de regeneratiezone verlaat; een aandrijving die geconfigureerd is om draaiing van een rotor in het druk- vat in een vooraf bepaalde draairichting te voorzien; een eerste temperatuursensor die geconfigureerd is om eerste tempera- tuurgegevens te verkrijgen die een eerste temperatuur op een eerste positie bin- nen het drukvat aangeven; en een regeleenheid die geconfigureerd is om de eerste temperatuurgegevens en tweede temperatuurgegevens te ontvangen en gebaseerd daarop, een draai- status van de rotor te bepalen.
    23. Het drogersysteem volgens conclusie 22 of conclusies 24-33 of een combinatie daarvan, verder omvattende een tweede temperatuursensor die geconfigureerd is om tweede temperatuurgegevens te verkrijgen die een tweede temperatuur op een tweede positie binnen het drukvat aangeven. 24, Het drogersysteem volgens conclusie 22 of conclusies 23 of 25-33 of een combina- tie daarvan, waarbij de eerste temperatuursensor op de eerste positie in de rege- neratiezone binnen het drukvat ingericht is. 25: Het drogersysteem volgens conclusie 24 of conclusies 23-24 of 26-33 of een com- binatie daarvan, waarbij de tweede temperatuursensor op de tweede positie in de regeneratiezone binnen het drukvat ingericht is,
    26. Het drogersysteem volgens conclusie 25 of conclusies 23-25 of 27-33 of een com- binatie daarvan, waarbij de tweede temperatuursensor zich bevindt op de tweede positie die zich binnen een later gedeelte in de regeneratiezone bevindt dan de eerste temperatuursensor met het oog op de draaiing van de rotor.
    27. Het drogersysteem volgens conclusies 22-26 of 28-33 of een combinatie daarvan, waarbij de eerste temperatuursensor op de eerste positie tussen 5° tot 40° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone ingericht is, en/of de tweede tempe- ratuursensor op de tweede positie tussen 50° tot 90° vanaf de oorsprong 0° bin- nen de regeneratiezone ingericht is.
    28. Het drogersysteem volgens conclusies 22-27 of 29-33 of een combinatie daarvan, waarbij de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 85° tot 90° vanaf een oorsprong 0° binnen de regeneratiezone ingericht is.
    29. Het drogersysteem volgens conclusie 22 of conclusies 2-5 of 7-10 of een combina- tie daarvan, waarbij de eerste temperatuursensor op de eerste positie tussen 20° tot 25° vanaf een oorsprong 0° binnen de regeneratiezone ingericht is.
    30. Het drogersysteem volgens conclusie 23 of conclusies 22-29 of 31-33 of een com- binatie daarvan, waarbij de eerste temperatuursensor op de eerste positie in de droogzone binnen het drukvat ingericht is, en de tweede temperatuursensor op de tweede positie in de droogzone binnen het drukvat ingericht is.
    31. Het drogersysteem volgens conclusie 22 of conclusies 23-30 of 32-33 of een com- binatie daarvan, waarbij de regeleenheid geconfigureerd is om te bepalen of de rotor gestopt is gebaseerd op de ontvangen eerste temperatuurgegevens. : 32. Het drogersysteem volgens conclusie 22 of conclusies 23-31 of 33 of een combina- tie daarvan, waarbij de regeleenheid geconfigureerd is om de draaistatus van de rotor te bepalen, uitsluitend gebaseerd op de ontvangen eerste temperatuurgege- vens.
    33. Het drogersysteem volgens conclusie 22 of conclusies 23-32 of een combinatie daarvan, waarbij de bron van gecomprimeerd gas een compressor is, en de bron van regeneratiegas een gedeelte van een door de compressor geleverde stroom van gecomprimeerd gas is.
    34. Een temperatuur-gebaseerde werkwijze voor het bepalen van een draaistatus van een rotor van een drogersysteem voor gecomprimeerd gas, waarbij het systeem voor gecomprimeerd gas een bron van gecomprimeerd gas omvat die een te dro- gen gecomprimeerd gas verschaft, een regeneratiegasbron die een regeneratiegas verschaft, en een drukvat dat een droogzone en een regeneratiezone definieert, waarbij de droogzone een inlaat heeft waardoorheen het te drogen gecompri- meerde gas in de droogzone ontvangen wordt en een uitlaat waardoorheen ge- droogd gecomprimeerd gas de droogzone verlaat, en de regeneratiezone een in- laat heeft waardoorheen het regeneratiegas in de regeneratiezone opgenomen wordt en een uitlaat waardoorheen het regeneratiegas de regeneratiezone ver- laat, en een aandrijving die geconfigureerd is om de draaiing van een rotor, die in het drukvat verschaft is, in een vooraf bepaalde draairichting aan te drijven, waar- bij de werkwijze omvat:
    het ontvangen van eerste temperatuurgegevens van een eerste signaal dat door een eerste temperatuursensor verkregen is, waarbij de eerste temperatuur- gegevens een eerste temperatuur op een eerste positie binnen het drukvat aan- geven; en het bepalen, door een regeleenheid, van de draaistatus van de rotor geba- seerd op de vanuit de eerste temperatuursensor verkregen eerste temperatuur- gegevens.
    35. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 36-44 of een combinatie, omvat- tende het ontvangen van tweede temperatuurgegevens van een tweede signaal dat door een tweede temperatuursensor verkregen is, waarbij de tweede tempe- ratuurgegevens een tweede temperatuur op een tweede positie binnen het druk- vat aangeven; en het bepalen, door de regeleenheid, van de draaistatus van de rotor geba- seerd op de vanuit de eerste temperatuursensor verkregen eerste temperatuur- gegevens en de vanuit de tweede temperatuursensor verkregen tweede tempera- tuurgegevens.
    36. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35 of 37-44 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de eerste temperatuursensor op de eerste positie bij de uitlaatzijde van de regeneratiezone binnen het drukvat, en/of het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie bij de uit- laatzijde van de regeneratiezone binnen het drukvat.
    37. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-36 of 38-44 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie die zich binnen een later gedeelte in de regeneratiezone be- vindt dan de eerste temperatuursensor met het oog op de draaiing van de rotor.
    38. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-37 of 39-44 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de eerste temperatuursensor op de eerste positie tussen 5° tot 40° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone,
    en het verschaffen van de tweede temperatuursensor op de tweede positie tus- sen 50° tot 90° vanaf de oorsprong 0° binnen de regeneratiezone.
    39. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-38 of 40-44 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 85° tot 90° vanaf een oorsprong 0° binnen de regenera- 9 tiezone.
    40. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-39 of 41-44 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie tussen 20° tot 25° vanaf een oorsprong 0° binnen de regenera- tiezone.
    41. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-40 of 42-44 of een combinatie daarvan, verder omvattende het voorzien van de eerste temperatuursensor op de eerste positie in de droogzone binnen het drukvat, en het voorzien van de tweede temperatuursensor op de tweede positie in de droogzone binnen het drukvat.
    42. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-41 of 43-44 of een combinatie daarvan, waarbij het bepalen of de rotor gestopt is, op de ontvangen eerste en tweede temperatuurgegevens gebaseerd is.
    43. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-42 of 44 of een combinatie daarvan, waarbij het bepalen van de draaistatus van de rotor uitsluitend op de ontvangen eerste en tweede signalen gebaseerd is.
    44. De werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-43 of een combinatie daarvan, waarbij de bron van gecomprimeerd gas een compressor is, en de bron van rege- neratiegas een gedeelte van een door de compressor geleverde stroom van ge- comprimeerd gas is. 45, Een hardware opslaginrichting met daarop door een computer uitvoerbare in- structies opgeslagen die, wanneer ze door één of meer verwerkingseenheden van een rekensysteem uitgevoerd worden, het rekensysteem configureren om de werkwijze volgens conclusie 34 of conclusies 35-44 of een combinatie daarvan uit te voeren.
BE20225331A 2022-04-21 2022-05-03 Temperatuur gebaseerde monitoring en regeling van een droger voor samengeperst gas BE1030471B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
PCT/IB2023/054045 WO2023203515A1 (en) 2022-04-21 2023-04-20 Temperature-based monitor and control of a compressed-gas dryer

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US202263333284P 2022-04-21 2022-04-21

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030471A1 BE1030471A1 (nl) 2023-11-20
BE1030471B1 true BE1030471B1 (nl) 2023-11-27

Family

ID=82020958

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225331A BE1030471B1 (nl) 2022-04-21 2022-05-03 Temperatuur gebaseerde monitoring en regeling van een droger voor samengeperst gas

Country Status (3)

Country Link
US (1) US20230338887A1 (nl)
CN (2) CN218221797U (nl)
BE (1) BE1030471B1 (nl)

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6527836B1 (en) * 1999-06-04 2003-03-04 Flair Corporation Rotating drum adsorber process and system
WO2015039193A2 (en) * 2013-09-18 2015-03-26 Atlas Copco Airpower Naamloze Vennootschap Dryer for compressed gas, compressor installation equipped with a dryer and method for drying gas
BE1027507A1 (nl) * 2019-08-16 2021-03-10 Atlas Copco Airpower Nv Droger voor samengeperst gas, compressorinstallatie voorzien van droger en werkwijze voor het drogen van samengeperst gas

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6527836B1 (en) * 1999-06-04 2003-03-04 Flair Corporation Rotating drum adsorber process and system
WO2015039193A2 (en) * 2013-09-18 2015-03-26 Atlas Copco Airpower Naamloze Vennootschap Dryer for compressed gas, compressor installation equipped with a dryer and method for drying gas
BE1027507A1 (nl) * 2019-08-16 2021-03-10 Atlas Copco Airpower Nv Droger voor samengeperst gas, compressorinstallatie voorzien van droger en werkwijze voor het drogen van samengeperst gas

Also Published As

Publication number Publication date
US20230338887A1 (en) 2023-10-26
BE1030471A1 (nl) 2023-11-20
CN218221797U (zh) 2023-01-06
CN116966725A (zh) 2023-10-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6362541B2 (ja) 水分の決定および制御のための方法および装置
US9777933B2 (en) Apparatus and method for control of solid desiccant dehumidifiers
CN103889550B (zh) 除湿装置
CN102207314B (zh) 吸附解吸装置及被吸附物交换状态监视方法
US9612051B2 (en) Heat reactivated process for desiccant air dryer systems using blower purge and method therefore
BE1027507B1 (nl) Droger voor samengeperst gas, compressorinstallatie voorzien van droger en werkwijze voor het drogen van samengeperst gas
KR102032143B1 (ko) 글로브 박스
CN102441320A (zh) 除湿装置和除湿装置的控制方法
CN112005069B (zh) 冷冻干燥处理和装备健康状况监测
TW201829972A (zh) 產品乾燥設備及方法
JP2015064250A (ja) 環境試験装置
BE1030471B1 (nl) Temperatuur gebaseerde monitoring en regeling van een droger voor samengeperst gas
US20070177983A1 (en) Airflow compressor control system and method
JP2005140497A (ja) 乾燥ホッパにおける粒状物を通過するガス流量制御方法及び装置
CN113597531B (zh) 露点温度调节用除湿装置
WO2023203515A1 (en) Temperature-based monitor and control of a compressed-gas dryer
JP5576619B2 (ja) 除湿装置および除湿装置の制御方法
BE1030810A1 (nl) Vrije luchtlevering (fad) droger regelsysteem en werkwijze
JP2003222470A (ja) 乾燥機の温度制御装置、これを備える乾燥機および被乾燥材料の乾燥方法
CN219454462U (zh) 粉粒体材料的干燥装置
DK2100084T3 (en) A dryer for drying a pipeline and a method for using the apparatus
KR102473895B1 (ko) 제습장치
Mukhopadhyay Experimental Simulation of a Cross-flow Rice Dryer
JP6486299B2 (ja) 環境試験装置
BR102015004293A2 (pt) secador intermitente para grãos, em escala piloto, com aquecimento elétrico do ar

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20231127