BE1030298B1 - Vergrendelsysteem voor schuifframe - Google Patents

Vergrendelsysteem voor schuifframe Download PDF

Info

Publication number
BE1030298B1
BE1030298B1 BE20225152A BE202205152A BE1030298B1 BE 1030298 B1 BE1030298 B1 BE 1030298B1 BE 20225152 A BE20225152 A BE 20225152A BE 202205152 A BE202205152 A BE 202205152A BE 1030298 B1 BE1030298 B1 BE 1030298B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
locking
locking means
slat
locking system
sliding frame
Prior art date
Application number
BE20225152A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1030298A1 (nl
Inventor
Dirk Urbain Deleu
Original Assignee
Aluvision N V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Aluvision N V filed Critical Aluvision N V
Priority to EP23158421.0A priority Critical patent/EP4234873A1/en
Priority to EP23158428.5A priority patent/EP4234874A1/en
Publication of BE1030298A1 publication Critical patent/BE1030298A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1030298B1 publication Critical patent/BE1030298B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B7/00Special arrangements or measures in connection with doors or windows
    • E06B7/02Special arrangements or measures in connection with doors or windows for providing ventilation, e.g. through double windows; Arrangement of ventilation roses
    • E06B7/08Louvre doors, windows or grilles
    • E06B7/084Louvre doors, windows or grilles with rotatable lamellae
    • E06B7/086Louvre doors, windows or grilles with rotatable lamellae interconnected for concurrent movement
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E05LOCKS; KEYS; WINDOW OR DOOR FITTINGS; SAFES
    • E05BLOCKS; ACCESSORIES THEREFOR; HANDCUFFS
    • E05B55/00Locks in which a sliding latch is used also as a locking bolt
    • E05B55/005Cylindrical or tubular locks
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B7/00Special arrangements or measures in connection with doors or windows
    • E06B7/02Special arrangements or measures in connection with doors or windows for providing ventilation, e.g. through double windows; Arrangement of ventilation roses
    • E06B7/08Louvre doors, windows or grilles
    • E06B7/084Louvre doors, windows or grilles with rotatable lamellae
    • E06B7/086Louvre doors, windows or grilles with rotatable lamellae interconnected for concurrent movement
    • E06B7/09Louvre doors, windows or grilles with rotatable lamellae interconnected for concurrent movement mounted in movable wing, e.g. door
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B9/00Screening or protective devices for wall or similar openings, with or without operating or securing mechanisms; Closures of similar construction
    • E06B9/02Shutters, movable grilles, or other safety closing devices, e.g. against burglary
    • E06B9/04Shutters, movable grilles, or other safety closing devices, e.g. against burglary of wing type, e.g. revolving or sliding

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Blinds (AREA)

Abstract

Een vergrendelsysteem ingericht om in een profiel van een schuifframe aan een constructie, bijvoorbeeld een terrasoverkapping, gemonteerd te worden en om het schuifframe ten opzichte van de constructie te vergrendelen, het vergrendelsysteem omvattende een vergrendelmiddel dat verplaatsbaar is gekoppeld aan een basis ingericht om bevestigd te worden in het profiel, waarbij het vergrendelmiddel verplaatsbaar is tussen een vrijgavepositie en een vergrendelpositie waarbij het vergrendelmiddel doorheen het profiel uitsteekt; een slot dat ingericht is om gefixeerd te worden aan de constructie en minstens één vergrendelingsvoorziening omvat dat is ingericht om het vergrendelmiddel te ontvangen wanneer het vergrendelmiddel zich in de vergrendelpositie bevindt.

Description

Vergrendelsysteem voor schuifframe
Vakgebied
De uitvinding heeft betrekking op een vergrendelsysteem voor een schuifframe.
Achtergrond
Schuifframes worden reeds voorzien in constructies zoals een terrasoverkapping om een zijwand van de constructie te vormen. De schuifframes worden typisch opgehangen aan de constructie met behulp van een rail zodat deze schuifbaar zijn ten opzichte van de constructie. De schuifframes zijn op deze wijze positioneerbaar zodat deze in afhankelijkheid van de positie van de zon of windrichting positioneerbaar zijn. Hierbij worden verscheidene eisen gesteld. Omwille van tijdsdruk is het van belang dat men snel kan doorwerken bij het installeren van de constructie, en bij uitbreiding, het schuifframe. Tegelijkertijd is het van belang dat de schuifframe op een nauwkeurige wijze en robuuste op een gewenste plek kan worden vergrendeld teneinde te vermijden dat de wind het schuifframe bijvoorbeeld verplaatst. Het is voorts ook typisch dat architecten en klanten hoge normen stellen aan dergelijke buitenconstructies. Eén van deze normen is dat het schuifframe op een nette wijze afgewerkt wordt teneinde een nauwkeurig afgewerkt resultaat te tonen. Op dit moment bestaan er nog geen technieken waarmee aan al deze eisen en normen voldaan kan worden.
Samenvatting van de uitvinding
Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een compact en robuust vergrendelsysteem voor een schuifframe te voorzien dat esthetisch een afgewerkte indruk realiseert.
Hiertoe voorziet de onderhavige uitvinding een vergrendelsysteem dat is ingericht om in een profiel van een schuifframe aan een constructie, bijvoorbeeld een terrasoverkapping, gemonteerd te worden en om het schuifframe ten opzichte van de constructie te vergrendelen. Het vergrendelsysteem omvattende een vergrendelmiddel dat verplaatsbaar is gekoppeld aan een basis ingericht om bevestigd te worden in het profiel, waarbij het vergrendelmiddel verplaatsbaar is tussen een vrijgavepositie en een vergrendelpositie waarbij het vergrendelmiddel doorheen het profiel uitsteekt. Het vergrendelsysteem omvat verder een slot dat ingericht is om gefixeerd te worden aan de constructie en minstens één vergrendelingsvoorziening omvat dat is ingericht om het vergrendelmiddel te ontvangen wanneer het vergrendelmiddel zich in de vergrendelpositie bevindt. Doordat het vergrendelsysteem op compacte wijze in het profiel wordt aangebracht, ie. aan een binnenkant van het profiel, zijn nagenoeg enkel de profielen van buitenaf zichtbaar. Op deze manier wordt een nauwkeurig afgewerkte en esthetisch moderne indruk gerealiseerd. Voorts is het vergrendelsysteem robuust doordat de basis nagenoeg volledig omsloten is door het profiel.
Bij voorkeur omvat het vergrendelsysteem een actuator die zich minstens gedeeltelijk doorheen het profiel uitstrekt, waarbij de actuator gekoppeld is met het vergrendelmiddel en beweegbaar is tussen een eerste en een tweede positie zodanig dat een beweging van de eerste naar de tweede positie het vergrendelmiddel verplaatst van de vrijgave positie naar de vergrendelpositie en vice versa. Doordat de actuator zich minstens gedeeltelijk doorheen het profiel uitstrekt, is de actuator vrij toegankelijk van buitenaf. Doordat de positie van de actuator gecorreleerd is aan de positie van het vergrendelmiddel kan een gebruiker dus uiterst eenvoudig het vergrendelsysteem bedienen via de actuator.
Bij voorkeur omvat de actuator een verbindingsmiddel dat zich tussen de actuator en het vergrendelmiddel uitstrekt. Dit laat toe om de actuator op een afstand van het vergrendelmiddel te plaatsen. Het voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat het vergrendelmiddel en het slot bij voorkeur ter plaatste van een bovenste of onderste segment van het schuifframe zijn voorzien. Het verbindingsmiddel laat toe om het vergrendelmiddel bijvoorbeeld halverwege het schuifframe bedienen waar de actuator voorzien kan zijn. Bij verdere voorkeur is het verbindingsmiddel strookvormig is. Een strookvormig verbindingsmiddel is voordelig omdat een strook, gezien in een lengte richting, noemenswaardig langer is dan in de breedterichting daarvan. Loodrecht op de breedterichting heeft de strook een dikterichting. Het strookvorming verbindingsmiddel is relatief stijf gezien in de breedterichting doch buigzaam in de dikterichting. Dit laat toe een overspanning tussen actuator en vergrendelingsmiddel relatief eenvoudig op te vangen met het strookvormig verbindingsmiddel. Voorts heeft het strookvormig verbindingsmiddel het voordeel dat het verbindingsmiddel ter plaatste van de randen daarvan gedeeltelijk kan worden opgenomen in een sleuf die in het profiel kan zijn gevormd. De sleuf beperkt de bewegingsvrijheid van het verbindingsmiddel in een breedterichting zodat slechts een beweging in de langsrichting van het verbindingsmiddel mogelijk is. Bij verdere voorkeur is een lengte van het verbindingsmiddel regelbaar.
Bij voorkeur is de actuator via een krachtoverbrengingsstructuur verbonden aan het vergrendelmiddel, waarbij de krachtoverbrengingsstructuur een hefarmbasis heeft met een proximaal uiteinde en een distaal uiteinde, waarbij ter plaatste van het proximaal uiteinde de hefarmbasis via een scharnierverbinding verbonden is met de actuator, en waarbij de hefarmbasis ter plaatste van het distaal uiteinde een verbindingsstuk omvat dat scharnierbaar verbonden is aan de basis, waarbij het vergrendelmiddel scharnierbaar verbonden is met de hefarmbasis tussen het proximaal uiteinde en het distaal uiteinde.
Bij voorkeur omvat de basis een geleiding die is ingericht om het vergrendelmiddel in hoofdzakelijk verticale richting te geleiden, en waarbij het verbindingsstuk via een tegen over de scharnierbinding liggend schuifstuk verbonden is met het vergrendelmiddel. Op deze manier wordt de robuustheid van het vergrendelsysteem verder verbeterd. Meer bepaald worden de vrijheidsgraden van het verbindingsstuk en het vergrendelmiddel verder verkleind.
Bij voorkeur is het vergrendelmiddel aangebracht bij een voorste segment van het schuifframe, bij voorkeur ter plaatste van een hoek van het schuifframe. Het voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat de profielen bij voorkeur in verstek aan elkaar verbonden worden. Ter plaatste van de hoek van het schuifframe met in verstek gekoppelde profielen, valt de binnenste ruimte van elk van de profielen samen. Deze ruimte kan optimaal benut worden door het vergrendelmiddel en de basis ter plaatste van de hoek te voorzien. Voorts heeft dit het voordeel dat de actuator en het verbindingsmiddel direct verbindbaar zijn met de basis en het vergrendelmiddel.
Bij voorkeur omvat het slot meerdere vergrendelingsvoorzieningen die verdeeld zijn aangebracht ten opzichte van de constructie. Dit laat toe om het schuifframe op meerdere locaties te vergrendelen.
Bij voorkeur heeft de basis een buitenafmeting die is aangepast om in een opening van het profiel te passen.
Volgens een verder aspect wordt een schuif frame voorzien omvattende een vergrendelsysteem zoals hierboven beschreven.
Volgens een verder aspect wordt een constructie voorzien, zoals een terrasoverkapping, omvattende een schuifframe en een vergrendelsysteem zoals hierboven beschreven.
Korte figuurbeschrijving
Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin:
Figuur 1 toont een perspectief aanzicht van een lamellenframe volgens een _ voorkeursuitvoeringsvorm;
Figuur 2 toont ploftekening van een gedeelte van het lamellenframe getoond in figuur 1 met meerdere lamellen die onderling verbindbaar zijn door een lamellenregelsysteem volgens een voorkeursuitvoeringsvorm;
Figuur 3 toont een perspectief aanzicht van een gedeelte van het lamellenregelsysteem getoond in figuur 2, waarin het bedieningsmiddel, het koppelstuk en de lamel in meer detail worden getoond;
Figuur 4 een perspectief aanzicht van een ploftekening van een koppelstuk omvattende een eerste en een tweede koppelstuk gedeelte volgens een voorkeursuitvoeringsvorm;
Figuur 5 toont een dempingsmiddel volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm van het lamellenregelsysteem:
Figuur 6 toont een niveauregelmiddel volgens een voorkeursuitvoeringsvorm;
Figuur 7 toont een perspectief aanzicht van een vergrendelsysteem volgens een voorkeursuitvoeringsvorm;
Figuren 8A en 8B respectievelijk een doorsnede tonen van het vergrendelsysteem in een vergrendelpositie en een vrijgavepositie;
Figuur 9 in perspectief aanzicht een gedeeltelijk opengelaten samenstel van het vergrendelsysteem in een schuifframe in een constructie toont.
Gedetailleerde uitvoeringsvormen
De volgende gedetailleerde beschrijving is gericht op bepaalde specifieke uitvoeringsvormen, de leer hierin kan echter op verschillende manieren worden toegepast. In de tekeningen is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
De onderhavige uitvinding zal worden beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen de uitvinding is echter niet daartoe beperkt, maar alleen door de conclusies.
Zoals hierin gebruikt, omvatten de enkelvoudsvorm "een", “het” en "de" zowel de enkelvouds- als meervoudsreferenties tenzij de context duidelijk anders dicteert.
De termen "omvattende", "omvat" en "samengesteld uit" zoals hierin gebruikt, zijn synoniem met "inclusief", "omvat" of "bevattend", "bevat". De termen "omvattende", "omvat" en "samengesteld uit" bij het verwijzen naar genoemde componenten, elementen of werkwijzestappen omvatten ook uitvoeringsvormen die “bestaan uit" de componenten, elementen of werkwijzestappen.
Verder worden de termen eerste, tweede, derde en verdere in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om onderscheid te maken tussen vergelijkbare elementen en niet noodzakelijkerwijs voor het beschrijven van een opeenvolgende of chronologische volgorde, tenzij dit gespecificeerd is.
Het is duidelijk dat de aldus gebruikte termen onderling uitwisselbaar zijn onder geschikte omstandigheden en dat de hierin beschreven uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen werken in andere volgorde dan hierin beschreven of geïllustreerd. 5 Verwijzing in deze specificatie naar "één uitvoering”, "een uitvoering”, "sommige aspecten", "een aspect" of "één aspect" betekent dat een bepaald kenmerk, structuur of kenmerk dat beschreven is in verband met de uitvoering of aspect is opgenomen in ten minste een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding. De verschijningsvormen van de zinnen "in één uitvoering", "in een uitvoering", "sommige aspecten", "een aspect" of "één aspect" op verschillende plaatsen in deze specificatie verwijzen dus niet noodzakelijk allemaal naar dezelfde uitvoering of aspecten. Verder kunnen de specifieke kenmerken, structuren of kenmerken op elke geschikte wijze worden gecombineerd, zoals voor een vakman op dit gebied duidelijk zal zijn, in een of meer uitvoeringsvormen of aspecten. Verder zijn, hoewel sommige hierin beschreven uitvoeringsvormen of aspecten enkele maar geen andere kenmerken omvatten die in andere uitvoeringsvormen of aspecten zijn opgenomen, combinaties van kenmerken van verschillende uitvoeringsvormen of aspecten bedoeld om binnen de context van de uitvinding te vallen en om verschillende uitvoeringsvormen of aspecten te vormen, zoals zou worden begrepen door de vakman. In de bijgevoegde conclusies kunnen bijvoorbeeld alle kenmerken van de geclaimde uitvoeringsvormen of aspecten in elke combinatie worden gebruikt.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Figuur 1 toont een lamellenframe 200 waarin meerdere lamellen 210 aangebracht zijn. Het lamellenframe 200 kan gebruikt worden als wand in een buitenconstructie, bijvoorbeeld om een terras van wind en zon af te schermen. Het lamellenframe 200 kan ook gebruikt worden als plafond voor de buitenconstructie. Het lamellenframe 200 kan zowel statisch als verplaatsbaar zijn aangebracht in de buitenconstructie. Zo kan het lamellenframe 200 aan een geleider zijn opgehangen teneinde het lamellenframe 200 langs de geleider te verplaatsen. Teneinde een hoogteverschil tussen twee uiteindes van de buitenconstructie op te vangen kan een niveauregelmiddel voorzien zijn zoals in figuur 6 wordt getoond.
Het lamellenframe 200 omvat meerdere lamellen 210. Een lamel 210 is typisch strookvormig met een hoofdzakelijk langwerpige primaire afmeting, gezien in de langsrichting, en een secundaire breedteafmeting die noemenswaardig kleiner is dan de primaire afmeting. De lamellen 210 kunnen uit verschillende materialen vervaardigd worden zoals aluminium, hout of kunststof. die kantelbaar zijn aangebracht aan het frame 200.
De lamellen 120 zijn kantelbaar aangebracht in een opening O van het lamellenframe 200. In de context van deze aanvrage wordt het kantelen van lamellen gedefinieerd als het rond een langsas van de lamel roteren van de lamel 200. Meer bepaald zijn lamellen 200 kantelbaar gemonteerd in een opening O gedefinieerd door het lamellenframe 200 zodat deze kantelbaar zijn tussen een eerste kantelpositie en een tweede kantelpositie. In de eerste kantelpositie sluiten de lamellen 210 de opening O van het lamellenframe 200 af. In deze positie sluiten aan elkaar grenzende lamellen 210 nauw aan op elkaar door met hun aan elkaar grenzende laterale zijden tegen of nagenoeg tegen elkaar aan te liggen. Anders gezegd, een opening tussen aangrenzende lamellen wordt geminimaliseerd. Hierdoor wordt lichtinval hoofdzakelijk tegengegaan zodat er achter het lamellenframe 200 een schaduw valt. Het zal duidelijk zijn dat in deze positie, wind ook gedeeltelijk wordt tegengehouden. In de tweede kantelpositie laten de lamellen 210 de opening van het lamellenframe 200 minstens gedeeltelijk open. Dit wil zeggen dat de lamellen zich alsnog in het zichtveld van de opening O bevinden maar zodanig gepositioneerd zijn dat de opening tussen aangrenzende lamellen 210 noemenswaardig groter is dan in de eerste kantelpositie.
Om het kantelen van de lamellen 210 te regelen wordt een lamellenregelsysteem 100 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm voorzien. Zoals in figuur 1 is getoond is het niet essentieel dat alle lamellen 210 in het lamellenframe 200 met eenzelfde lamellenregelsysteem 100 worden geregeld.
Zo kunnen meerdere zones, in de figuur zijn drie zones O1, O2, O3 getoond, in het lamellenframe 200 gerealiseerd worden met behulp van het lamellenregelsysteem 100. Elk van de lamellen 210 in elke zone kunnen geregeld worden door een respectievelijk lamellenregelsysteem 100. Voorts is het ook mogelijk om een lamellenzone, bijvoorbeeld zone O3, aan te passen in een volle zone waar de zone volledig wordt afgedekt door een plaat. Alternatief of in combinatie kan een zone ook geen lamellen omvatten. Het voorgestelde lamellenregelsysteem 100 laat toe om lamellenframes uiterst creatief, esthetisch mooi en modulair op te bouwen en te regelen.
Figuur 2 toont ploftekening van een gedeelte van het lamellenframe getoond in figuur 1. Figuur 2 toont meer in detail dat het lamellenregelsysteem 100 ten minste twee koppelstukken 110 en een bedieningsmiddel 150 omvat. In figuur 2 zijn zes koppelstukken 110 getoond. Het zal echter duidelijk zijn dat slechts een gedeelte van de in figuur 1 omvatte koppelstukken is getoond en dat ook meer dan of minder dan zes koppelstukken voorzien kunnen worden.
Elk van de ten minste twee koppelstukken 110 is ter plaatste van een eerste uiteinde koppelbaar aan een laterale zijde van een lamel 210. De laterale zijde is een zijde van de lamel 210 dat zich in de langsrichting van de lamel uitstrekt en zich op afstand van een as van de lamel bevindt. De laterale zijde is te onderscheiden van de kopse zijde van de lamel. Deze kopse zijde is met name roteerbaar verbonden met het lamellenframe (niet getoond). Voorts is elk van de ten minste twee koppelstukken 110 ter plaatste van een tweede uiteinde koppelbaar aan het bedieningsmiddel 150.
Het bedieningsmiddel 150 strekt zich op deze wijze langs de twee of meer lamellen 210 uit. In de figuur strekt het bedieningsmiddel 150 zich uit langs zes lamellen 210. Een eerste voordeel van het lamellenregelsysteem 100 is de toegankelijkheid daarvan. Doordat het bedieningsmiddel 150 zich uitstrekt langs de laterale zijde van de twee of meer lamellen 210 en deze onderling koppelt via de ten minste twee koppelstukken 110, is de kantelpositie van de lamellen operationeel uiterst eenvoudig regelbaar. De beweging van het bedieningsmiddel resulteert namelijk in het kantelen van de lamellen in het lamellenframe, zoals hieronder verder zal worden toegelicht. Bovendien bevindt het bedieningsmiddel 150 zich ook op een afstand van de lamellen 210. Dit verbetert de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het bedieningsmiddel 150 en vermindert bovendien de risico’s van het tussen de lamellen klemmen van vingers of handen. Het bedieningsmiddel 150 is ingericht om bij beweging van het bedieningsmiddel 150 de twee of meer lamellen 210 hoofdzakelijk synchroon te kantelen tussen de eerste kantelpositie en de tweede kantelpositie. Met synchroon kantelen wordt bedoeld dat de verschillende lamellen 210 die via de koppelstukken 110 gekoppeld zijn aan het bedieningsmiddel 150 op eenzelfde tijdstip een nagenoeg dezelfde oriëntatie ten opzichte van het lamellenframe aan nemen. Volgens het in figuur 2 getoonde voorbeeld zijn de lamellen 210 liggend georiënteerd waardoor een persoon hoofdzakelijk door de openingen tussen de lamellen 210 kan kijken. In deze oriëntatie is de laterale zijde van de lamel 210 hoofdzakelijk dwars gericht op het vlak dat door de opening van het lamellenframe 200 wordt gevormd. Wanneer het bedieningsmiddel 150 wordt bediend, kunnen de lamellen 210 een hoek vertonen met het vlak van het lamellenframe 200, de onderlinge verhoudingen tussen de lamellen en het bedieningsmiddel zorgen ervoor dat alle lamellen die verbonden zijn met het bedieningsmiddel 150 een gelijkaardige hoek zullen vertonen.
Voorts is op basis van figuur 2 duidelijk dat het bedieningsmiddel 150 de twee of meer lamellen 210 via de koppelstukken onderling koppelt. De lamellen 210 zijn dus eenvoudiger installeerbaar.
Deze lamellen 210 kunnen eenvoudig en afzonderlijk in het lamellenframe 200 roteerbaar bevestigd worden, bijvoorbeeld met een lager in het frame die een as van de lamel ontvangt.
Bovendien kan het plaatsen bedieningsmiddel 150 onafhankelijk van het aan het lamelleframe bevestigen van de lamellen 210 uitgevoerd worden. Enerzijds vereenvoudigt dit de montage van het lamellenframe en anderzijds vereenvoudigt dit ook het herstellen daarvan. Zo kan op eenvoudige wijze elk onderdeel van het lamellenregelsysteem 100 alsook de lamellen zelf afzonderlijk hersteld of vervangen worden.
Figuur 3 toont een perspectief aanzicht van een gedeelte van het lamellenregelsysteem 100 getoond in figuur 2, waarin het bedieningsmiddel 150, het koppelstuk 110 en de lamel 210 in meer detail worden getoond. Figuur 3 toont meer bepaald dat elk koppelstuk 110 bij voorkeur een eerste koppelstukgedeelte 120 en een tweede koppelstukgedeelte 130 omvat, waarbij het eerste
Kkoppelstukgedeelte 120 en het tweede koppelstukgedeelte 130 onderling roteerbaar verbindbaar zijn om een as. Elk koppelstukgedeelte is bovendien voorzien zijn van een bevestigingsmiddel 121, 131 dat is ingericht om respectievelijk het eerste koppelstukgedeelte 120 en het tweede koppelstukgedeelte 130 aan respectievelijk het bedieningsmiddel 150 en de lamel 210 te bevestigen. Op deze manier wordt de bediening van het lamellenregelsysteem 100 verder verbeterd. Meer bepaald laat dit toe om bij het kantelen van de lamellen de veranderende oriëntatie van het bedieningsmiddel ten opzichte van de twee of meer lamellen op te vangen met het eerste en het tweede koppelstuk gedeelte. Anders gezegd functioneert het koppelstuk 110 als een scharnier tussen de twee of meer lamellen en het bedieningsmiddel. Voorts heeft dit het voordeel dat zowel het bedieningsmiddel 150 alsook de koppelstukken 110 uiterst eenvoudig en modulair aanpasbaar zijn aan nagenoeg elke situatie van het lamellenframe. De koppelstukken 110 kunnen bijvoorbeeld in bulk aangeleverd alsook het bedieningsmiddel kan op generieke wijze in bulk aangeleverd worden. Vervolgens kan een met het aantal te koppelen lamellen overeenkomstig aantal koppelstukken 110 in de lamellen worden aangebracht. In het voorbeeld van figuur 2 zouden dit dus zes lamellen zijn die overeenkomstig gekoppeld worden met een koppelstuk. Er zouden in die situatie dus zes koppelstukken voorzien moeten worden. Het bedieningsmiddel 150 kan in afhankelijkheid van het aantal lamellen en de afstand daartussen op maat gezaagd worden en vervolgens met de koppelstukken, meer bepaald het tweede koppelstukgedeelte 130 verbonden worden. Doordat de eerste en tweede koppelstuk gedeeltes 120, 130 onderling verbindbaar en roteerbaar zijn laat het lamellenregelsysteem 100 dus toe om uiterst modulair te werken, zo kan bij voorbeeld het lamellenframe meerdere secties omvatten waarbij elke sectie van lamellen afzonderlijk regelbaar is door een lamellenregelsysteem, zoals met betrekking tot figuur 1 werd uitgelegd.
Figuur 4 toont een perspectief aanzicht van een ploftekening van een koppelstuk 110 omvattende een eerste en een tweede koppelstuk gedeelte 120, 130 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm.
Zoals hierboven werd beschreven omvat het koppelstuk 110 bij voorkeur een eerste koppelstukgedeelte 120 en een tweede koppelstukgedeelte 130 die onderling roteerbaar verbindbaar zijn om een as. Elk koppelstukgedeelte 120, 130 is bovendien voorzien zijn van een bevestigingsmiddel 121, 131 dat is ingericht om respectievelijk het eerste koppelstukgedeelte 120 en het tweede koppelstukgedeelte 130 aan respectievelijk het bedieningsmiddel 150 en de lamel 210 te bevestigen.
Het bevestigingsmiddel 121, 131 kan voorzien zijn van één of meer uitsteeksels 1214, 121b, 121c, 121d, 121e, 1314, 131b, 131c, die zich vanaf het bevestigingsmiddel 121, 131 uitstrekken in een richting radiaal op een buitenoppervlak van het bevestigingsmiddel121, 131. De uitsteeksels hebben bij voorkeur een invoegoppervlak en een aanslagoppervlak, waarbij het aanslagoppervlak haaks staat op het buitenoppervlak van het bevestigingsmiddel en het invoegoppervlak een schuine hoek vertoont met het aanslagoppervlak en het buitenoppervlak, waarbij het invoegoppervlak gericht is naar het uiteinde van het respectievelijke koppelstukgedeelte. Op deze wijze kunnen de bevestigingsmiddelen relatief eenvoudig in een in het bedieningsmiddel of lamel aangebrachte uitsparing worden aangebracht. De combinatie van aanslagvlak en invoegoppervlak vormen een weerhaak waardoor het bevestigingsmiddel 121, 131 ook eenvoudig en robuust bevestigbaar is in de genoemde uitsparing. Bij verdere voorkeur zijn meerdere uitsteeksels voorzien die verdeeld zijn aangebracht over het buitenoppervlak van het bevestigingsmiddel. De verdeling kan zowel gezien worden langs de omtrek van het bevestigingsmiddel als in een lengterichting daarvan, of een combinatie. Zo wordt het bevestigingsmiddel 121 van het eerste koppelstukgedeelte 120 getoond met twee (zichtbare rijen) van uitsteeksels, waarvan de eerste rij wordt aangegeven met referentiecijfers 1214, 121b, 121c, 121d, 121e. deze rij wordt gevormd door meerdere uitsteeksels 1214, 121b, 121c, 121d, 121e die zich naast elkaar, gezien in een lengte richting van het bevestigingsmiddel 121, bevinden. Voorts is er een tweede rij (en derde en vierde rij, doch niet zichtbaar op de figuur) aangebracht op een afstand van de eerste rij aangebracht. Dit verbetert de bevestiging van het koppelstukgedeelte in één van het bedieningsmiddel 150 en de lamel 210 verder. Het bevestigingsmiddel 121 van het eerste koppelstukgedeelte 120 hoeft niet noodzakelijk gelijkvormig te zijn met het bevestigingsmiddel 131 van het tweede koppelstuk gedeelte 130, zoals in figuur 4 is getoond. Zo omvat het bevestigingsmiddel 131 van het tweede koppelstukgedeelte 130 slechts vier uitsteeksels (waarvan er drie zijn getoond) 1314, 131b, 131c die langs de omtrek zijn verdeeld. Dergelijke uitsteeksels zijn voordelig in een verdere voorkeursuitvoeringsvorm waarbij het bedieningsmiddel 150 een hol profiel is met twee of meer bevestigingsopeningen (niet getoond) die voorzien zijn om een bevestigingsmiddel 131 in te bevestigen, grijpt het aanslagoppervlak ook een oppervlak van het hol profiel aan wanneer deze doorheen een opening in het hol profiel wordt aangebracht. Dit laat toe om snel en eenvoudig het eerste koppelstuk gedeelte aan het bedieningsmiddel te bevestigen. Bij verdere voorkeur zijn de twee of meer bevestigingsopeningen op een regelmatige steekafstand van elkaar zijn geplaatst, bijvoorbeeld zijn de openingen op een afstand van elkaar geplaatst die overeenkomt met de afstand tussen de lamellen. Dit vereenvoudigt het plaatsen van het bedieningsmiddel verder en verhoogt de modulariteit van het regelsysteem verder. Bovendien kan het bedieningsmiddel in afhankelijkheid van de te regelen zone O1, O2 of O3 op maat gezaagd worden.
Voorts toont figuur 4 dat het eerste koppelstukgedeelte 120, ter plaatste van een proximaal uiteinde
Pl, voorzien kan zijn van een as 1224, 122b en het tweede koppelstukgedeelte 130, ter plaatste van een distaal uiteinde D2, voorzien kan zijn van een asaangrijpingsmiddel 132 dat is ingericht om de as van het eerste koppelstuk gedeelte aan te grijpen. Doordat de as 1224, 122b ter plaatste van het proximaal uiteinde P1 van het eerste koppelstuk gedeelte 120 is voorzien en het asaangrijpingsmiddel 132 ter plaatse van het distaal uiteinde D1 is voorzien, zijn de eerste en tweede koppelstukgedeeltes 120, 130eenvoudig met elkaar verbindbaar.
Bij verdere voorkeur is het eerste koppelstukgedeelte 120, ter plaatste van een proximaal uiteinde
Pl, voorzien van een uitsparing die twee overstaande binnenwanden 123 omvat. Deze binnenwanden 123 kunnen grenzen aan de door een in de lamel gevormde boring, zie figuur 3. De as heeft voorts twee asgedeeltes 1224, 122b die zich elk vanaf een respectievelijke binnenwand gedeeltelijk in de uitsparing uitstrekken. Op deze manier ontstaat er een ruimte tussen de uiteindes van de twee asgedeeltes 1224, 122b. Voorts kan het asaangrijpingsmiddel 132 voorzien zijn om zich tussen de twee asgedeeltes 1224, 122b uit te strekken, i.e. in de ruimte, en omvat het asaangrijpingsmiddel 132 aan weerszijden twee inkepingen 136 (de tweede inkeping is niet zichtbaar door het perspectief aanzicht) die elk zijn ingericht om één van de twee asgedeeltes 1224, 122b te ontvangen. De ruimte tussen de twee asgedeeltes 1224, 122b laat toe om het asaangrijpingsmiddel 132 eenvoudig te aligneren en daartussen aan te brengen. De inkepingen 133 laten vervolgens toe om de twee asgedeeltes van het eerste koppelstukgedeelte 120 op efficiënte wijze beweegbaar te koppelen aan het tweede koppelstukgedeelte 130. De inkepingen 133 en de asgedeeltes 1224, 122b werken overeenkomstig samen en vormen op deze wijze onderdelen van een klik-fitverbinding.
Om een rotatiebeweging van het eerste koppelstukgedeelte 120 ten opzichte van het tweede koppelstukgedeelte 130 en vice versa te faciliteren omvat elk asgedeelte 1224, 122b bij voorkeur een buitenoppervlak dat een minstens gedeeltelijk cirkelvormige doorsnede heeft. Bovendien hebben de twee inkepingen 133 een binnenwand die vormcompatibel is met het buitenoppervlak van het asgedeelte 1224, 122b. Bij verdere voorkeur omvat het buitenoppervlak van elk asgedeelte 1224, 122b minstens één uitsnede dat een aanslagvlak 124 vormt die zich langs een langsas van het asgedeelte uitstrekt. Het aanslagvlak 124 is buitenwaarts gericht in een richting van het tweede
Koppelstukgedeelte. Anders gezegd ligt het aanslagvlak 124 hoofdzakelijk verticaal en is het gericht in een richting weg van het distaal uiteinde D1 van het eerste koppelstukgedeelte 120. In combinatie hiermee heeft binnenwand van het asaangrijpingsmiddel een met het aanslagvlak compatibel vlak gedeelte 136heeft. Dit laat toe om het eerste koppelstuk gedeelte en het tweede koppelstukgedeelte wanneer het aanslagvlak samenvalt met het vlak gedeelte tijdelijk in deze positie te vergrendelen.
In figuur 4 wordt voorts getoond dat elk asgedeelte 1224, 122b aan een distaal uiteinde daarvan een eerste oppervlak 125 kan omvatten dat dwars georiënteerd is op een langsrichting van het asgedeelte 1224 en een twee oppervlak 126 omvat dat een hoek vertoont met het eerste oppervlak zodat het twee oppervlak buitenwaarts is gericht ten opzichte van de uitsparing. Het eerste oppervlak 125 dat dwars georiënteerd is heeft het voordeel dat een speling tussen het asgedeelte en de inkepingen nagenoeg constant is. Dit beperkt dus de bewegingsvrijheid van het tweede koppelstukgedeelte 120 in de langsrichting van het asgedeelte 1224. Het tweede oppervlak 126 dat een hoek vertoont laat toe om het tweede koppelstuk gedeelte naar een positie te geleiden waarin het tweede koppelstuk gedeelte 130 verbonden is met de twee asgedeeltes. Bovendien wordt de weerstand bij het aanbrengen van het tweede koppelstukgedeelte aan het eerste koppelstukgedeelte beperkt zodat de asgedeeltes minder of zelfs niet de neiging hebben om af te breken. Deze weerstand kan gewijzigd worden door de hoek tussen het eerste oppervlak 125 en het tweede oppervlak 126 aan te passen.
Bij voorkeur worden de twee inkepingen 133 minstens gedeeltelijk begrensd door een rib 134, waarbij de rib ingericht is om zich over een rand 127 van de binnenwanden uit te strekken. De rib 134 functioneert enerzijds als stop zodat verhinderd wordt dat het tweede koppelstuk gedeelte 130 te ver wordt aangebracht in de uitsparing van het eerste koppelstuk gedeelte 120. Anderzijds functioneert de rib ook als rotatiebeperkingsmiddel. De rotatie van het van het eerste koppelstukgedeelte 120 ten opzichte van het tweede koppelstukgedeelte 130 kan deels beperkt worden door de booglengte waarover de rib 134zich uitstrekt aan te passen. Door de booglengte van de rib 134 te vergroten zal de rand van de wand van het eerste koppelstuk gedeelte 120 vroeger tegen de rib aanslaan en verhinderen dat een verdere rotatie in diezelfde richting plaatsvindt.
Figuur 5 toont een dempingsmiddel voor gebruik met het lamellenregelsysteem. Het dempingsmiddel 140 is bevestigbaar aan het lamellenframe 200 en verbindbaar is met één van de twee of meer lamellen 210. Het dempingsmiddel 140 is ingericht om een kantelbeweging van de lamel 210 te dempen. Doordat de twee of meer lamellen door het bedieningsmiddel verbonden zijn, zijn deze lamellen dus ook indirect verbonden met het dempingsmiddel 140. Het dempingsmiddel kan met elk van de aan het bedieningsmiddel verbonden lamellen verbonden worden en hoeft slechts gefixeerd te worden aan het frame. In de figuur is getoond dat het dempingsmiddel in een profiel van het frame gefixeerd wordt met behulp van een beugel 170 klembaar is tussen twee benen van het profiel. Voorts toont figuur 5 dat het dempingsmiddel bij voorkeur via een tandwieloverbrenging 160 verbonden is aan de lamel. Dit laat toe om de dempkracht te regelen in afhankelijkheid van het beoogde doel.
Figuur 6 toont een niveauregelmiddel 180 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm. Het niveauregelmiddel 180 is ingericht voor geleiden van het lamellenframe langs een T vormige geleider (niet getoond). Het voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat buitenconstructies zoals een terras typisch een schuin grondoppervlak hebben om afwatering te realiseren. De T- vormige geleider ligt dus enerzijds hoger dan anderzijds. Anders gezegd, het ene uiteinde van de t- geleider ligt hoger dan het andere uiteinde. Om het hierdoor veroorzaakte niveauverschil te compenseren kan het lamellenregelsysteem verder een niveauregelmiddel 180 omvatten met een sleuf 181 die bedoeld is om het naar boven gerichte been van de T-vormige geleider te omgeven.
Voorts omvat het niveauregelmiddel 180 een bevestigingsmiddel 183 dat ingericht is om het niveauregelmiddel aan het lamellenframe te bevestigen. Het bevestigingsmiddel wordt aan een onderzijde van het lamellenframe bevestigd. Het niveauregelmiddel is roteerbaar ten opzichte van het bevestigingsmiddel 183 aangebracht zodat wanneer het lamellenframe zich langs de T-geleider verplaatst het niveauregelmiddel 180 gravitair op de T-geleider wordt gehouden en de sleuf de zijdelingsbeweging van het lamellenframe ten opzichte van de geleider beperkt. Om het niveauregelmiddel op de T-geleider te houden kan het niveauregelmiddel elastisch zijn opgesteld.
Hiertoe is een veerkrachtig element 182 voorzien dat het niveauregelmiddel 180 naar de T-geleider drijft. Op deze manier wordt het niveauregelmiddel 180 op een robuuste manier op de T-geleider gehouden onafhankelijk van de positie waarin het lamellenframe zich bevindt.
Figuur 7 toont een perspectief aanzicht van een vergrendelsysteem 300 volgens een voorkeursuitvoeringsvorm. Het vergrendelsysteem 300 is ingericht om in een profiel van een schuifframe aan een constructie, bijvoorbeeld een terrasoverkapping, gemonteerd te worden. Het schuifframe kan een frame zijn zoals in figuur 1 wordt getoond. Het vergrendelsysteem 300 is ingericht om het schuifframe ten opzichte van de constructie te vergrendelen. Hiertoe is het vergrendelsysteem 300 voorzien van een vergrendelmiddel 310 dat verplaatsbaar is gekoppeld aan een basis 320. De basis 320 is ingericht om bevestigd te worden in het profiel, zie figuren 8A, 8B en 9.
Het vergrendelmiddel 310, geïllustreerd als een pen, is verplaatsbaar tussen een vrijgavepositie en een vergrendelpositie. Het vergrendelmiddel 310 is voorzien om de in de vergrendelpositie de locatie van het schuifframe ten opzichte van de constructie te vergrendelen.
Figuur 7 toont voorts dat het vergrendelsysteem 300 verbindbaar kan zijn met een actuator 330. De actuator 330 is gekoppeld met het vergrendelmiddel 310. De actuator 330 is beweegbaar tussen een eerste en een tweede positie zodanig dat een beweging van de eerste naar de tweede positie het vergrendelmiddel 310 verplaatst van de vrijgave positie naar de vergrendelpositie en vice versa.
Hoewel dit niet getoond is, strekt de actuator 330 zich minstens gedeeltelijk doorheen het profiel uit. Het profiel kan hiertoe van een opening zijn voorzien zodat de actuator vrij toegankelijk van buitenaf. Doordat de positie van de actuator gecorreleerd is aan de positie van het vergrendelmiddel kan een gebruiker dus uiterst eenvoudig het vergrendelsysteem bedienen via de actuator. Verder omvat de actuator 330 een verbindingsmiddel 331 dat zich tussen de actuator 330 en het vergrendelmiddel 310 uitstrekt. Verdere kenmerken van het verbindingsmiddel zullen met betrekking tot figuren 8A en 8B worden uitgelegd.
Figuur 8A toont een dwarsdoorsnede van het vergrendelsysteem in een vergrendelpositie. Figuur 8B toont een dwarsdoorsnede van het vergrendelsysteem in een vrijgavepositie. Voor verdere verduidelijking toont figuur 9 een perspectief aanzicht van het vergrendelsysteem in een vrijgavepositie volgens figuur 8B.
Zo tonen figuren 8A, 8B en 9 een dwarsbalk 1000 van een constructie, bijvoorbeeld een dwarsbalk van een terrasoverkapping. Aan een onderzijde van de dwarsbalk 1000 is een rail 1100 voorzien.
Het schuifframe is in deze uitvoeringsvorm schuifbaar aangebracht in de rail 1100. Dit laat toe om het schuifframe langs de lengte van de dwarsbalk te schuiven, typisch komt deze lengte overeen met de lengte, of althans een gedeelte van de lengte van de terrasoverkapping.
Figuren 8A en 8B tonen meer bepaald dat het vergrendelsysteem 300 verder een slot 350 omvat dat is gefixeerd aan de constructie 1000 en minstens één vergrendelingsvoorziening 351 omvat. De ten minste ene vergrendelingsvoorziening 351 is zichtbaar in figuur 9. Figuur 8A toont dat de vergrendelingsvoorziening 351 is ingericht om het vergrendelmiddel 310 te ontvangen wanneer het vergrendelmiddel 310 zich in de vergrendelpositie bevindt. Het slot 350 beperkt de bewegingsvrijheid van het vergrendelmiddel 310 in een bewegingsrichting van de rail 1100.
Doordat het vergrendelmiddel 310 verbonden is met het schuifframe beperkt de in de vergrendelpositie bevindende vergrendelmiddel 310 dus ook de bewegingsvrijheid van het schuifframe in de bewegingsrichting van de rail 1100. Voorts toont figuur 8 dat het vergrendelsysteem 300 op compacte wijze in het profiel 2004, 200b wordt aangebracht, i.e. aan een binnenkant van het profiel. Op deze wijze zijn nagenoeg enkel een buitenzijde van de profielen van buitenaf zichtbaar en wordt een nauwkeurig afgewerkte en esthetisch moderne indruk gerealiseerd.
Voorts is het vergrendelsysteem 300 robuust doordat de basis 320 nagenoeg volledig omsloten is door het profiel. Om het vergrendelmiddel 310 met de vergrendelingsvoorziening 351 te verbinden strekt het vergrendelmiddel 310 zich uit doorheen het profiel 200b. Het vergrendelmiddel 310 kan zich zowel in de vergrendelpositie als in de vrijgave positie doorheen het profiel uitstrekken. Zo is het slechts essentieel de het vergrendelmiddel 310 in de vergrendelpositie omgeven wordt door de vergrendelvoorziening 351 van het slot 350.
Figuren 8A en 8B tonen dat de actuator een verbindingsmiddel 331 omvat dat zich tussen de actuator en het vergrendelmiddel 310 uitstrekt. Dit laat toe om de actuator op een afstand van het vergrendelmiddel te plaatsen, bijvoorbeeld in een opstaand profiel van het schuifframe. Het voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat het vergrendelmiddel 310 en het slot bij voorkeur ter plaatste van een bovenste of onderste segment van het schuifframe zijn voorzien. Het verbindingsmiddel 331 laat toe om het vergrendelmiddel 310 bijvoorbeeld halverwege het schuifframe te bedienen waar de actuator voorzien kan zijn. Bij verdere voorkeur is het verbindingsmiddel 331 strookvormig, zoals in getoond in figuur 7. Zoals reeds werd beschreven is een strookvormig verbindingsmiddel voordelig omdat een strook, gezien in een lengte richting, noemenswaardig langer is dan in de breedterichting daarvan. Loodrecht op de breedterichting heeft de strook een dikterichting. Het strookvorming verbindingsmiddel 331 is relatief stijf gezien in de breedterichting doch buigzaam in de dikterichting. Dit laat toe een overspanning tussen actuator en vergrendelingsmiddel relatief eenvoudig op te vangen met het strookvormig verbindingsmiddel 331. Deze overbrugging wordt zichtbaar getoond in figuren 8A en 8B. De overbrugging wordt veroorzaakt doordat het schuifframe typisch verplaatsbaar wordt opgehangen in de rail 1100 welke een centrale geleidingsopening heeft. Het vergrendelmiddel 310 moet in deze configuratie dus ook door de centrale geleidingsopening van de rail 1100 en bevindt zich dus op een te overbruggen afstand van een zijwand van het schuifframe waar de actuator 330 op eenvoudig bereikbare wijze voorzien kan worden.
Voorts heeft het strookvormig verbindingsmiddel 331 het voordeel dat het verbindingsmiddel ter plaatste van de randen daarvan gedeeltelijk kan worden opgenomen in een sleuf 2014 die in het profiel 2004 kan zijn gevormd. De sleuf 2014 beperkt de bewegingsvrijheid van het verbindingsmiddel 331 in een breedterichting daarvan zodat slechts een beweging in de langsrichting van de sleuf en bij uitbreiding het verbindingsmiddel 331 mogelijk is. Om de verbinding tussen de sleuf en het verbindingsmiddel te realiseren kan ene gedeelte van het verbindingsmiddel een eerste gedeelte en een tweede gedeelte hebben met een verschillende breedte. Ter plaatste van het eerste gedeelte is de breedte van het verbindingsmiddel 331 kleiner dan de afstand tussen twee overstaande sleuven. Dit wil zeggen dat het verbindingsmiddel 331 tussen de sleuven past maar niet daarin schuift. Ter plaatste van het tweede gedeelte is de breedte van het verbindingsgedeelte zodanig dat de randen van het verbindingsmiddel in de sleuven schuiven. Op deze manier wordt dus slechts een beweging toegestaan in de langsrichting van de sleuven. In de figuur is de langsrichting gelijk aan een opwaartse richting van het schuif frame.
Figuren 8A en 8B tonen dat volgens een voorkeursuitvoeringsvorm de actuator via een krachtoverbrengingsstructuur verbonden is aan het vergrendelmiddel 310. De krachtoverbrengingsstructuur heeft een hefarmbasis 311 met een proximaal uiteinde 311p en een distaal uiteinde 311d. Ter plaatste van het proximaal uiteinde 311p is de hefarmbasis 311 via een scharnierverbinding verbonden is met de actuator 331. Ter plaatste van het distaal uiteinde heeft de hefarmbasis 311 een verbindingsstuk 312 dat scharnierbaar verbonden is aan de basis 320. De hefarmbasis 311 is dus enerzijds verbonden met de actuator en anderzijds met de basis 320. De hefarmbasis 311 kan ook rechtstreeks scharnierbaar verbonden zijn met de basis 320. Voorts tonen figuren 8A en 8B dat het vergrendelmiddel 310 scharnierbaar verbonden is met de hefarmbasis 311 tussen het proximaal uiteinde 311p en het distaal uiteinde 311d. Doordat de hefarmbasis scharnierbaar is opgesteld in de basis en het vergrendelmiddel 310 tussen het proximale en distale uiteinde daarvan is scharnierbaar verbonden met de hefarmbasis, resulteert een rotatie van de hefarmbasis in een minstens gedeeltelijke op- of neerwaartse beweging van het vergrendelmiddel 310. De krachtoverbrengingsstructuur heeft het voordeel dat het vergrendelmiddel minder de neiging heeft om uit het slot 350 te verplaatsen, bijvoorbeeld door wind die het schuifframe doet trillen. Voorts heeft de krachtoverbrengingsstructuur het voordeel dat met minder kracht een gelijke of grotere kracht op het vergrendelingsmiddel 310 wordt gerealiseerd.
Ook het verbindingsstuk 312 omvat een distaal uiteinde 312d en een proximaal uiteinde 312p. Het geniet de voorkeur dat het verbindingsstuk ter plaatste van het proximaal uiteinde 312p scharnierbaar verbonden is met de basis 320. Om een afstand waarover het vergrendelmiddel 310 verplaatsbaar is te regelen kan de afstand tussen de scharnierverbinding 312p en de hefarmbasis 311 aangepast worden. Een grotere afstand resulteert in een grotere verplaatsing van het vergrendelmiddel 310.
De basis 320 kan verder een geleiding omvatten die is ingericht om het vergrendelmiddel 310 in hoofdzakelijk verticale richting te geleiden. Voorts kan ook de hefarmbasis in een geleider in de basis 320 roteerbaar zijn gemonteerd. Deze geleider kan hoofdzakelijk verticaal gericht zijn en laat toe dat de hefarmbasis op- en neer in de geleider beweegbaar is. Door de hefarmbasis voorts roteerbaar te koppelen met de geleider wordt ene gelijkaardige krachtoverbrengingsstructuur zoals heirboven beschreven verschaft met het bijkomende voordeel dat de op- en neerwaartse verplaatsing van het vergrendelmiddel ook geleid wordt door de hefarmbasis in de geleider. Het verbindingsstuk 312 kan verder verbonden zijn via een tegen over de scharnierverbinding 312p liggend schuifstuk 313 dat verbonden is met het vergrendelmiddel. Het schuifstuk 313 is schuifbaar verbonden met het vergrendelmiddel 310 en verbeterd op deze manier de robuustheid van het vergrendelsysteem verder. Meer bepaald worden de vrijheidsgraden van het verbindingsstuk en het vergrendelmiddel verder verkleind.
Figuur 9 toont een perspectief aanzicht van een voorste en bovenste segment van een schuifframe.
De figuur toont meer bepaald dat een gedeelte van de dwarsbalk 1000 is weggesneden om het slot 350 weer te geven. Voorts toont figuur 9 dat het schuifframe voorzien kan zijn van een lamellenregelsysteem zoals met betrekking tot figuren 1-5 wordt uitgelegd.
Volgens de geïllustreerde voorkeursuitvoeringsvorm omvat het slot 350 meerdere vergrendelingsvoorzieningen 351 die verdeeld zijn aangebracht ten opzichte van de constructie. Dit laat toe om het schuifframe op meerdere locaties langs de rail 1100 te vergrendelen.
Voorts toont figuur 9 dat het vergrendelmiddel 310 bij voorkeur is aangebracht bij een voorste segment van het schuifframe, bij voorkeur ter plaatste van een hoek van het schuifframe. Het voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat de profielen bij voorkeur in verstek aan elkaar verbonden worden. Dit heeft een esthetisch mooi uiterlijk en is bovendien relatief eenvoudig vervaardigbaar. Ter plaatste van de hoek van het schuifframe met in verstek gekoppelde profielen, in de figuur is slechts profiel 2004 weergegeven, valt de binnenste ruimte van elk van de profielen samen. Deze ruimte kan optimaal benut worden door het vergrendelmiddel en de basis ter plaatste van de hoek te voorzien. Voorts heeft dit het voordeel dat de actuator en het verbindingsmiddel direct verbindbaar zijn met de basis en het vergrendelmiddel. basis een buitenafmeting die is aangepast om in een opening van het profiel te passen.
Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.
De hierboven beschreven aspecten en kenmerken van het vergrendelsysteem zijn verder combineerbaar met een lamellenregelsysteem dat is ingericht voor het regelen van het kantelen van twee of meer lamellen die kantelbaar gemonteerd zijn in een opening van een lamellenframe. Het lamellenregelsysteem omvat ten minste twee koppelstukken en een bedieningsmiddel, waarbij elk van de ten minste twee koppelstukken ter plaatste van een eerste uiteinde respectievelijk koppelbaar is aan een laterale zijde van één van de twee of meer lamellen en ter plaatste van een tweede uiteinde koppelbaar is aan het bedieningsmiddel. Het bedieningsmiddel strekt zich op deze wijze langs de twee of meer lamellen uit. Het bedieningsmiddel is ingericht om bij beweging van het bedieningsmiddel de twee of meer lamellen hoofdzakelijk synchroon te kantelen tussen een eerste kantelpositie en een tweede kantelpositie, waarbij in de eerste kantelpositie de lamellen de opening van het lamellenframe afsluiten en in de tweede kantelpositie de lamellen de opening van het lamellenframe minstens gedeeltelijk open te laten. De voordelen hiervan zijn meerledig. Een eerste voordeel van het lamellenregelsysteem is de toegankelijkheid daarvan. Doordat het bedieningsmiddel zich uitstrekt langs de laterale zijde van de twee of meer lamellen en deze onderling koppelt via de ten minste twee koppelstukken, is de kantelpositie van de lamellen operationeel uiterst eenvoudig regelbaar. De beweging van het bedieningsmiddel resulteert namelijk in het kantelen van de lamellen in het lamellenframe. Bovendien is het bedieningsmiddel eenvoudig bereikbaar. Een tweede voordeel hiervan is gebaseerd op het inzicht dat bij een lamellengeleider zoals bekend in de stand der techniek, de persoon met zijn of haar hand op de lamellen zelf moet acteren om deze te kantelen. Hierbij bestaat er gevaar dat door een windstoot of onoplettendheid de hand of vingers gekneld raken tussen lamellen met fysieke letsels ten gevolge.
Bij gebruik van het bedieningsmiddel worden dus ook fysieke letsels vermeden. Een verder voordeel is gebaseerd op het inzicht dat doordat het bedieningsmiddel de twee of meer lamellen via de koppelstukken onderling koppelt, de lamellen eenvoudiger installeerbaar zijn. Deze lamellen kunnen immers eenvoudig en afzonderlijk in het frame roteerbaar bevestigd worden, bijvoorbeeld met een lager in het frame die een as van de lamel ontvangt. Bovendien kan het plaatsen bedieningsmiddel onafhankelijk van het aan het lamelleframe bevestigen van de lamellen uitgevoerd worden. Enerzijds vereenvoudigt dit de montage van het lamellenframe en anderzijds vereenvoudigt dit ook het herstellen daarvan. Zo kan op eenvoudige wijze elk onderdeel van het lamellenregelsysteem alsook de lamellen zelf afzonderlijk hersteld of vervangen worden.
Bij voorkeur omvat elk koppelstuk een eerste koppelstuk gedeelte en een tweede koppelstukgedeelte, waarbij het eerste en het tweede koppelstukgedeelte onderling roteerbaar verbindbaar zijn om een as en elk voorzien zijn van een bevestigingsmiddel dat is ingericht om het eerste koppelstuk gedeelte en het tweede koppelstuk gedeelte aan respectievelijk het bedieningsmiddel en één van de twee of meer lamellen te bevestigen. Op deze manier wordt de bediening van het regelsysteem verder verbeterd. Meer bepaald laat dit toe om bij het kantelen van de lamellen de veranderende oriëntatie van het bedieningsmiddel ten opzichte van de twee of meer lamellen op te vangen met het eerste en het tweede koppelstuk gedeelte. Anders gezegd functioneert het koppelstuk als een scharnier tussen de twee of meer lamellen en het bedieningsmiddel. Voorts heeft dit het voordeel dat zowel het bedieningsmiddel alsook de koppelstukken uiterst eenvoudig en modulair aanpasbaar zijn aan nagenoeg elke situatie van het lamellenframe. De koppelstukken kunnen bijvoorbeeld in bulk aangeleverd alsook het bedieningsmiddel kan op generieke wijze in bulk aangeleverd worden. Vervolgens kan een met het aantal te koppelen lamellen overeenkomstig aantal koppelstukken in de lamellen worden aangebracht. Het bedieningsmiddel kan dan op maat gezaagd worden en vervolgens met de koppelstukken, meer bepaald het tweede koppelstuk gedeelte verbonden worden. Doordat de eerste en tweede koppelstuk gedeelte onderling verbindbaar en roteerbaar zijn laat het lamellenregelsysteem dus toe om uiterst modulair te werken, zo kan bij voorbeeld het lamellenframe meerdere secties omvatten waarbij elke sectie van lamellen afzonderlijk regelbaar is door een regelsysteem.
Bij voorkeur is het bevestigingsmiddel voorzien is van één of meer uitsteeksels die zich vanaf het bevestigingsmiddel uitstrekken in een richting radiaal op een buitenoppervlak van het bevestigingsmiddel. Bij verdere voorkeur omvat elk uitsteeksel een invoegoppervlak en een aanslagoppervlak, waarbij het aanslagoppervlak haaks staat op het buitenoppervlak van het bevestigingsmiddel en het invoegoppervlak een schuine hoek vertoont met het aanslagoppervlak en het buitenoppervlak, waarbij het invoegoppervlak gericht is naar het eerste uiteinde. Dit laat toe om het koppelstuk in combinatie met meerdere verschillende soorten materialen te gebruiken. Meer bepaald verankeren de uitsteeksels het bevestigingsmiddel, en bij uitbreiding het eerste en het tweede koppelstuk, op eenvoudige wijze in een opening in zowel de lamellen als het bedieningsmiddel. Bij verdere voorkeur zijn meerdere uitsteeksels voorzien die verdeeld zijn aangebracht over het buitenoppervlak van het bevestigingsmiddel. Dit verbetert de bevestiging van het koppelstukgedeelte in één van het bedieningsmiddel en de lamel verder. Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm waarbij het bedieningsmiddel een hol profiel is met twee of meer bevestigingsopeningen die voorzien zijn om een bevestigingsmiddel in te bevestigen, grijpt het aanslagoppervlak ook een oppervlak van het hol profiel aan wanneer deze doorheen een opening in het hol profiel wordt aangebracht. Dit laat toe om snel en eenvoudig het eerste koppelstuk gedeelte aan het bedieningsmiddel te bevestigen. Bij verdere voorkeur zijn de twee of meer bevestigingsopeningen op een regelmatige steekafstand van elkaar zijn geplaatst. Dit vereenvoudigt het plaatsen van het bedieningsmiddel verder en verhoogt de modulariteit van het regelsysteem verder.
Bij voorkeur is het eerste koppelstukgedeelte, ter plaatste van een proximaal uiteinde, voorzien van een as en is het tweede koppelstuk gedeelte, ter plaatste van een distaal uiteinde, voorzien is van een asaangrijpingsmiddel dat is ingericht om de as van het eerste koppelstuk gedeelte aan te grijpen. Doordat de as ter plaatste van het proximaal uiteinde van het eerste koppelstuk gedeelte is voorzien en het asaangrijpingsmiddel ter plaatse van het distaal uiteinde is voorzien, zijn de eerste en tweede koppelstuk gedeeltes eenvoudig met elkaar verbindbaar.
Bij voorkeur is het eerste koppelstukgedeelte, ter plaatste van een proximaal uiteinde, voorzien van een uitsparing die twee overstaande binnenwanden omvat, waarbij de as twee asgedeeltes heeft die zich elk vanaf een respectievelijke binnenwand gedeeltelijk in de uitsparing uitstrekken en is het asaangrijpingsmiddel voorzien om zich tussen de twee asgedeeltes uit te strekken en aan weerszijden twee inkepingen omvat die elk zijn ingericht om één van de twee asgedeeltes te ontvangen. Op deze wijze zijn de asgedeeltes binnenwaarts gericht. De ruimte tussen de twee asgedeeltes laat toe om het asaangrijpingsmiddel eenvoudig te aligneren en daartussen aan te brengen. De inkepingen laten vervolgens toe om de twee asgedeeltes van het eerste koppelstukgedeelte op efficiënte wijze beweegbaar te koppelen aan het tweede koppelstuk gedeelte.
Bij verdere voorkeur omvat elk asgedeelte een buitenoppervlak dat een minstens gedeeltelijk cirkelvormige doorsnede heeft, en waarbij de twee inkepingen een binnenwand omvatten die vormcompatibel is met het buitenoppervlak van het asgedeelte. Op deze wijze faciliteren de asgedeeltes en inkepingen een rotatiebeweging van het eerste koppelstuk gedeelte ten opzichte van het tweede koppelstukgedeelte en vice versa. Bij verdere voorkeur omvat het buitenoppervlak van elk asgedeelte minstens één uitsnede dat een aanslagvlak vormt die zich langs een langsas van het asgedeelte uitstrekt, en waarbij de binnenwand een met het aanslagvlak compatibel vlak gedeelte heeft. Dit laat toe om het eerste koppelstukgedeelte en het tweede koppelstuk gedeelte wanneer het aanslagvlak samenvalt met het vlakgedeelte tijdelijk in deze positie te vergrendelen.
Bij voorkeur omvat elk asgedeelte aan een distaal uiteinde een eerste oppervlak dat dwars georiënteerd is op een langsrichting van het asgedeelte en een twee oppervlak omvat dat een hoek vertoont met het eerste oppervlak zodat het twee oppervlak buitenwaarts is gericht ten opzichte van de uitsparing. Het eerste oppervlak dat dwars georiënteerd is heeft het voordeel dat een speling tussen het asgedeelte en de inkepingen nagenoeg constant is. Dit beperkt dus de bewegingsvrijheid van het tweede koppelstuk gedeelte in de langsrichting van het asgedeelte. Het tweede oppervlak dat een hoek vertoont laat toe om het tweede koppelstuk gedeelte naar een positie te geleiden waarin het koppelstuk gedeelte verbonden is met de twee asgedeeltes. Bovendien wordt de weerstand bij het aanbrengen van het tweede koppelstuk gedeelte aan het eerste koppelstukgedeelte beperkt zodat de asgedeeltes minder of zelfs niet de neiging hebben om af te breken.
Bij voorkeur worden de twee inkepingen minstens gedeeltelijk begrensd door een Tib, waarbij de rib ingericht is om zich over een rand van de binnenwanden uit te strekken. De rib functioneert enerzijds als stop zodat verhinderd wordt dat het tweede koppelstuk gedeelte te ver wordt aangebracht in de uitsparing van het eerste koppelstuk gedeelte. Anderzijds functioneert de rib ook als rotatiebeperkingsmiddel.
Bij voorkeur omvat het lamellenregelsysteem verder een dempingsmiddel dat bevestigbaar is aan het lamellenframe en verbindbaar is met één van de twee of meer lamellen, waarbij het dempingsmiddel ingericht is om een kantelbeweging van de lamel te dempen. Bij verdere voorkeur is het dempingsmiddel via een tandwieloverbrenging verbonden is aan de lamel.
De uitvinding is verder voorzien om gecombineerd te worden met een aspect van het lamellensysteem met een lamellenframe omvattende meerdere lamellen die kantelbaar gemonteerd zijn in een opening van het lamellenframe, waarbij twee of meer lamellen onderling regelbaar verbonden zijn via een lamellenregelsysteem zoals hierboven is beschreven.
De uitvinding is verder voorzien om gecombineerd te worden met een aspect van het lamellensysteem in een constructie, bij voorkeur een terrasoverkapping, meer bepaald in een schuifbaar frame.

Claims (12)

Conclusies
1. Een vergrendelsysteem (300) ingericht om in een profiel (200) van een schuifframe aan een constructie (1000), bijvoorbeeld een terrasoverkapping, gemonteerd te worden en om het schuifframe ten opzichte van de constructie te vergrendelen, het vergrendelsysteem (300) omvattende: — een vergrendelmiddel (310) dat verplaatsbaar is gekoppeld aan een basis (320) ingericht om bevestigd te worden in het profiel (200), waarbij het vergrendelmiddel verplaatsbaar is tussen een vrijgavepositie en een vergrendelpositie waarbij het vergrendelmiddel doorheen het profiel (200) uitsteekt; — een slot (350) dat ingericht is om gefixeerd te worden aan de constructie en minstens één vergrendelingsvoorziening (351) omvat dat is ingericht om het vergrendelmiddel te ontvangen wanneer het vergrendelmiddel zich in de vergrendelpositie bevindt.
2. Het vergrendelsysteem (300) volgens de voorgaande conclusie, verder omvattende een actuator (330) die zich minstens gedeeltelijk doorheen het profiel uitstrekt, waarbij de actuator gekoppeld is met het vergrendelmiddel (310) en beweegbaar is tussen een eerste en een tweede positie zodanig dat een beweging van de eerste naar de tweede positie het vergrendelmiddel verplaatst van de vrijgave positie naar de vergrendelpositie en vice versa.
3. Het vergrendelsysteem (300) volgens de voorgaande conclusie, waarbij de actuator (330) een verbindingsmiddel (331) omvat dat zich tussen de actuator en het vergrendelmiddel uitstrekt.
4. Het vergrendelsysteem (300) volgens de voorgaande conclusie, waarbij het verbindingsmiddel (331) strookvormig is.
5. Het vergrendelsysteem (300) volgens één der voorgaande conclusies 3-4, waarbij een lengte van het verbindingsmiddel (331) regelbaar is.
6. Het vergrendelsysteem (300) volgens één der voorgaande conclusies 2-5, waarbij de actuator via een krachtoverbrengingsstructuur verbonden is aan het vergrendelmiddel (311), waarbij de krachtoverbrengingsstructuur een hefarmbasis (311) heeft met een proximaal uiteinde (311p) en een distaal uiteinde (311d), waarbij ter plaatste van het proximaal uiteinde de hefarmbasis (311) via een scharnierverbinding verbonden is met de actuator (330, 331), en waarbij de hefarmbasis (311) ter plaatste van het distaal uiteinde een scharnierbaar verbindingsstuk (312) omvat dat scharnierbaar verbonden is aan de basis (200), waarbij het vergrendelmiddel scharnierbaar verbonden is met de hefarmbasis tussen het proximaal uiteinde (311p) en het distaal uiteinde (311d).
7. Het vergrendelsysteem (300) volgens de voorgaande conclusie, waarbij de basis een geleiding omvat die is ingericht om het vergrendelmiddel in hoofdzakelijk verticale richting te geleiden, en waarbij het verbindingsstuk (312) via een schuifstuk (313) verbonden is met het vergrendelmiddel.
8. Het vergrendelsysteem (300) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het vergrendelmiddel aangebracht is bij een voorste segment van het schuifframe, bij voorkeur ter plaatste van een hoek van het schuifframe.
9. Het vergrendelsysteem (300) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het slot meerdere vergrendelingsvoorzieningen (351) omvat die verdeeld zijn aangebracht ten opzichte van de constructie (1000).
10. Het vergrendelsysteem (300) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de basis een buitenafmeting heeft die is aangepast om in een opening van het profiel te passen.
11. Een schuifframe omvattende een vergrendelsysteem volgens één der voorgaande conclusies.
12. Een constructie, zoals een terrasoverkapping, omvattende een schuifframe en een vergrendelsysteem volgens één der voorgaande conclusies.
BE20225152A 2022-02-25 2022-03-04 Vergrendelsysteem voor schuifframe BE1030298B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP23158421.0A EP4234873A1 (en) 2022-02-25 2023-02-24 Slat control system
EP23158428.5A EP4234874A1 (en) 2022-02-25 2023-02-24 Locking system for sliding frame

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20225139A BE1030303B1 (nl) 2022-02-25 2022-02-25 Lamellenregelsysteem

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1030298A1 BE1030298A1 (nl) 2023-09-18
BE1030298B1 true BE1030298B1 (nl) 2023-09-25

Family

ID=80625130

Family Applications (2)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225139A BE1030303B1 (nl) 2022-02-25 2022-02-25 Lamellenregelsysteem
BE20225152A BE1030298B1 (nl) 2022-02-25 2022-03-04 Vergrendelsysteem voor schuifframe

Family Applications Before (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20225139A BE1030303B1 (nl) 2022-02-25 2022-02-25 Lamellenregelsysteem

Country Status (1)

Country Link
BE (2) BE1030303B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2010101015A (ja) * 2008-10-21 2010-05-06 Inax Corp ルーバー用芯材、芯材付きルーバー及びルーバー設置構造
US20180100310A1 (en) * 2016-10-03 2018-04-12 Helmut Sprotofski Louver Drive System
WO2018140989A2 (en) * 2017-01-30 2018-08-02 Aronowitz Neville Jack Shutters
WO2019084590A1 (en) * 2017-10-30 2019-05-09 Advanced Design Innovations Pty Ltd Retractable roof/wall assembly

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US7377074B2 (en) * 2002-08-08 2008-05-27 Norbert Marocco Pull bar connector for shutters
EP1873345A1 (en) * 2006-06-29 2008-01-02 Nien Made Enterprise Co., Ltd. Method and Device to Motorize Bladeset Rotation Angle of Shutter
US7603810B2 (en) * 2007-11-21 2009-10-20 Mario M Marocco Plug in pull bar hinge

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2010101015A (ja) * 2008-10-21 2010-05-06 Inax Corp ルーバー用芯材、芯材付きルーバー及びルーバー設置構造
US20180100310A1 (en) * 2016-10-03 2018-04-12 Helmut Sprotofski Louver Drive System
WO2018140989A2 (en) * 2017-01-30 2018-08-02 Aronowitz Neville Jack Shutters
WO2019084590A1 (en) * 2017-10-30 2019-05-09 Advanced Design Innovations Pty Ltd Retractable roof/wall assembly

Also Published As

Publication number Publication date
BE1030303B1 (nl) 2023-09-25
BE1030303A1 (nl) 2023-09-18
BE1030298A1 (nl) 2023-09-18

Similar Documents

Publication Publication Date Title
AU2012287581B2 (en) Retractable and extendable covering device
CA2269433C (en) Adjustable decorative shutter
US5845439A (en) Adjustable door and frame assembly
AU2013226615B2 (en) A covering for an architectural opening
US4457106A (en) Shutter system
CA2462213C (en) Apparatus for mounting a pet shelter to a pet door panel in a sliding glass door assembly
BE1030298B1 (nl) Vergrendelsysteem voor schuifframe
CN1431882A (zh) 浴室隔断和用于该隔断的型材
BE1026543B1 (nl) Zijgeleider voor scherminrichting
EP4234874A1 (en) Locking system for sliding frame
EP0797941B1 (de) Tisch, insbesondere für Büroarbeitsplätze
CA2186326C (en) Adjustable hanging support mechanism for folding panel assembly enclosure
BE1026537B1 (nl) Verdektliggend scharnier voor een deur of raam en deur of raam daarmee uitgerust en werkwijze voor het monteren van een vleugel in een vast kader van een raam of deur
NL2006491C2 (nl) Paneelbevestigingssamenstel.
CA2529357C (en) Tilt-latch assembly for a sash window
NL2023835B1 (nl) Inrichting voor het bevestigen van een koord van een scherm aan een oppervlak
NL1031677C2 (nl) Spanraam voor in het bijzonder schildersdoek.
DK180552B1 (en) Adjustable mounting, and a structural frame comprising said mounting.
BE1029633B1 (nl) Terrasoverkapping
EP1536095A2 (en) Profile and fixation member cooperating therewith
AU1418800A (en) A fencing apparatus
NL1035130C2 (nl) Huis voor een slipkoppeling, slipkoppeling, warenhuis met een dergelijke slipkoppeling en werkwijze voor het toepassen van een slipkoppeling.
IE77777B1 (en) Sliding sash windows
ITMI20030212U1 (it) Sistema di cerniera assialmente regolabile

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230925