BE1029723A1 - Werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element - Google Patents

Werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element Download PDF

Info

Publication number
BE1029723A1
BE1029723A1 BE20220054A BE202200054A BE1029723A1 BE 1029723 A1 BE1029723 A1 BE 1029723A1 BE 20220054 A BE20220054 A BE 20220054A BE 202200054 A BE202200054 A BE 202200054A BE 1029723 A1 BE1029723 A1 BE 1029723A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
target
moment
weaving
detecting
target detection
Prior art date
Application number
BE20220054A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029723B1 (nl
Inventor
Dimitri Coemelck
Dirk Sampers
Cédric Ally
Kristof Roelstraete
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Publication of BE1029723A1 publication Critical patent/BE1029723A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029723B1 publication Critical patent/BE1029723B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C1/00Dobbies
    • D03C1/14Features common to dobbies of different types
    • D03C1/144Features common to dobbies of different types linking to the heald frame
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C13/00Shedding mechanisms not otherwise provided for
    • D03C13/02Shedding mechanisms not otherwise provided for with independent drive motors
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03CSHEDDING MECHANISMS; PATTERN CARDS OR CHAINS; PUNCHING OF CARDS; DESIGNING PATTERNS
    • D03C5/00Cam or other direct-acting shedding mechanisms, i.e. operating heald frames without intervening power-supplying devices

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Een werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme (2) met een bewegend element (12, 16, 17, 20, 21, 22) voor het aandrijven van een weefkader (1), waarbij de sensorinrichting (40) een target set (41) bevat voorzien aan het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22), waarbij de werkwijze het bepalen bevat van een configuratie van het aandrijfmechanisme (2) gebaseerd op een bovenste target detectiemoment (63), een middelste target detectiemoment (64) en een onderste target detectiemoment (65). Een bewegend element van een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine, en een systeem bevattende een bewegend element en een sensorinrichting.

Description

1 BE2022/0054
Werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element.
TECHNISCH GEBIED EN STAND VAN DE TECHNIEK
[0001] De uitvinding betreft een werkwijze voor het bepalen met een sensorinrichting van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine. De uitvinding betreft verder een bewegend element van een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine, en een systeem bevattende een bewegend element en een sensorinrichting.
[0002] Verschillende types aandrijfmechanismen zijn gekend voor het aandrijven van weefkaders van een weefmachine om weefkaders op en neer te bewegen, bijvoorbeeld een nokkenmechanisme zoals getoond in US5273079, een dobby mechanisme, een excentrisch mechanisme zoals getoond in
WO2004081113A1, of een mechanisme waarbij elk weefkader door een afzonderlijke aandrijfmotor onafhankelijk van de weefmachine wordt aangedreven, zoals getoond in EP3341509A1.
[0003] Meer in het bijzonder toont EP3341509A1 het aandrijfmechanisme bevattende een kruk die om een krukas draait, een koppelstang, en een hefboom met een eerste arm en een tweede arm, waarbij de hefboom heen en weer zwenkbaar is om een zwenkas tussen een bovenste positie en een onderste positie, en waarbij de koppelstang verbonden is met de kruk door een eerste scharnierverbinding, welke eerste scharnierverbinding excentrisch is ten opzichte van de krukas, waarbij de koppelstang verbonden is met de eerste arm van de hefboom door een tweede
2 BE2022/0054 scharnierverbinding, en waarbij een locatie van de tweede scharnierverbinding instelbaar is ten opzichte van de eerste arm van de hefboom voor het instellen van een koers van het weefkader dat door het aandrijfmechanisme wordt bewogen. EP3341509A1 toont verder een sensorinrichting bevattende een target set aangebracht op de hefboom met een eerste target en een tweede target, en een detector die stationair aan de weefmachine is aangebracht in een meetpositie, waarbij de targets van de target set verschillende kenmerken hebben voor het genereren van een eerste signaal bij het benaderen van de meetpositie van de bovenste positie of bij het vertrekken van de meetpositie naar de bovenste positie toe en voor het genereren van een tweede signaal bij het benaderen van de meetpositie van de onderste positie of bij het vertrekken van de meetpositie naar de onderste positie toe, waarbij het tweede signaal verschilt van het eerste signaal. Volgens EP3341509A1 zijn bewegingsprofielen of bewegingskoersen op voorhand gekend voor verschillende koersen. Hierdoor kan een koers worden bepaald gebaseerd op het eerste signaal, het tweede signaal en de gekende bewegingsprofielen.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
[0004] Het is het doel van de uitvinding te voorzien in een werkwijze voor het bepalen met een sensorinrichting van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine waarvoor minder of zelfs geen voorafgaande informatie van een bewegingsprofiel vereist is. Het is een verder doel van de uitvinding te voorzien in een bewegend element van een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine dat een dergelijke bepaling mogelijk maakt, en een
3 BE2022/0054 systeem bevattende een bewegend element en een sensorinrichting.
[0005] Volgens een eerste aspect wordt een werkwijze voorzien voor het bepalen met een sensorinrichting van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine, waarbij de sensorinrichting een target set bevat voorzien aan het bewegende element van het aandrijfmechanisme met een bovenste target, een middelste target en een onderste target, waarbij de middelste target tussen de bovenste target en de onderste target is aangebracht, en de sensorinrichting een sensorelement bevat dat stationair aan de weefmachine is aangebracht en dat geconfigureerd is voor het detecteren van een aanwezigheid van de targets van de target set binnen een detectiebereik. De werkwijze bevat het bedienen van het aandrijfmechanisme om het bewegende element zo te bewegen dat de target set het sensorelement passeert, het detecteren met het sensorelement van de aanwezigheid van de bovenste target, de middelste target, en de onderste target binnen het detectiebereik, het bepalen van een bovenste target detectiemoment in een weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target, het bepalen van een middelste target detectiemoment in een weefcyclus bij het detecteren van de middelste target, en het bepalen van een onderste target detectiemoment in een weefcyclus bij het detecteren van de onderste target, en het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme gebaseerd op het bovenste target detectiemoment, het middelste target detectiemoment, en het onderste target detectiemoment.
[0006] Doorheen deze aanvraag betekent het onbepaalde lidwoord "een" namelijk "een of meer". In het bijzonder kan het aandrijfmechanisme meer dan één bewegend element bevatten,
4 BE2022/0054 waarbij elk bewegend element geconfigureerd is voor het aandrijven van één weefkader. Verwijzing naar "een eerste element" vereist niet de aanwezigheid van een "tweede element". Verder worden de uitdrukkingen "eerste" en "tweede" enkel gebruikt om het ene element van het andere element te onderscheiden en niet om een willekeurige volgorde van de elementen aan te duiden.
[0007] Alhoewel in de aanvraag de uitdrukkingen "boven" en "onder" worden gebruikt in overeenstemming met een beweging van het weefkader aangedreven door het aandrijfmechanisme, kan de werkwijze eveneens worden gebruikt met een bewegend element, dat van links naar rechts beweegt, waarbij het sensorelement door de targets wordt benaderd die op het bewegende element zijn voorzien van links en van rechts afhankelijk van de bewegingsrichting van het bewegende element.
[0008] Hierna zal de uitdrukking bepaald target detectiemoment worden gebruikt om één, meerdere of alle van een bepaald bovenste target =— detectiemoment, een bepaald onderste target detectiemoment, en een bepaald middelste target detectiemoment aan te duiden.
[0009] In de context van de aanvraag wordt een moment in de weefcyclus gedefinieerd als een moment ten opzichte van een hoek van de weefmachine, bijvoorbeeld een moment waarop het bewegende element een bepaalde positie bereikt of zich bevindt ten opzichte van een hoek van de weefmachine.
[0010] In de context van de aanvraag wordt een configuratie van een aandrijfmechanisme gedefinieerd als een configuratie of instelling geassocieerd met minstens één instelbare configuratieparameter van een bewegingsprofiel van het aandrijfmechanisme geselecteerd uit de groep bevattende een koers, een nul-kruisingsmoment, een kruisingsmoment, een bewegingsprofiel type en/of een bindingspatroon. Met andere 5 woorden, door het bepalen van de configuratie van een aandrijfmechanisme wordt minstens één van de koers, het nul- kruisingsmoment, het kruisingsmoment, het bewegingsprofiel type en/of het bindingspatroon bepaald, waardoor een bepaling van het bewegingsprofiel wordt mogelijk gemaakt, dit betekent een bewegingsbaan of curve van het bewegende element.
[0011] In de context van de aanvraag is de koers, ook aangeduid als koerslengte, de afstand die het bewegende element aflegt tussen twee uiterste posities, ook aangeduid als keerpunten, typisch een bovenste uiterste positie en een onderste uiterste positie. De koers van het bewegende element is gelijk aan of evenredig met de koers van het weefkader aangedreven door het bewegende element. Een positie in het midden van de afgelegde afstand van het bewegende element, met dezelfde afstand tot beide uiterste posities, wordt aangeduid als nul-positie. Een nul- kruisingsmoment wordt gedefinieerd als een moment in de weefcyclus waarop het bewegende element de nul-positie passeert tijdens een opwaartse en een neerwaartse beweging.
[0012] Bij weefmachines zijn afhankelijk van een aandrijfmechanisme en/of een configuratie van een aandrijfmechanisme zogenoemde symmetrische bewegingen en asymmetrische bewegingen van een bewegend element en aldus van het weefkader aangedreven door het bewegende element mogelijk, die in de context van de aanvraag als bewegingsprofiel types worden aangeduid. Bij gebruik van een asymmetrische
6 BE2022/0054 beweging, is het bewegingsprofiel typisch verschillend voor de onderste kettingdraden dan voor de bovenste kettingdraden.
[0013] Een kruisingsmoment wordt gedefinieerd als een moment in de weefcyclus, waarop het bewegende element in een positie is waar het bewegende element zichzelf zou moeten kruisen bij het bewegen van de ene uiterste positie naar de andere uiterste positie. Het kruisingsmoment kan van een nul-kruisingsmoment verschillen, in het bijzonder voor asymmetrische bewegingsprofiel types. Een positie van het bewegende element op het kruisingsmoment wordt aangeduid als kruisingspositie. Een afstand tussen de nul-positie en de kruisingspositie wordt aangeduid als kruisingshoogte.
[0014] Een bindingspatroon of weefpatroon wordt gedefinieerd als een patroon waarin inslagdraden en kettingdraden worden verweven. Afhankelijk van het bindingspatroon worden niet alle weefkaders van de ene uiterste positie naar de andere uiterste positie bewogen in elke weefcyclus.
[0015] De configuratie van het aandrijfmechanisme kan worden ingesteld om het bewegingsprofiel van het bewegende element van het aandrijfmechanisme, en aldus het weefkader aangedreven door het bewegende element, aan verschillende weeftoestanden en/of weefpatronen aan te passen. In het bijzonder, afhankelijk van het aandrijfmechanisme, kan de configuratie worden ingesteld om één of meer configuratieparameters geselecteerd bijvoorbeeld uit de groep bevattende de koers, het nul-kruisingsmoment, het kruisingsmoment, de kruisingshoogte, het bewegingsprofiel type, en/of het bindingspatroon te veranderen.
7 BE2022/0054
[0016] Volgens de uitvinding is een werkwijze voorzien die de bepaling van de configuratie van het aandrijfmechanisme mogelijk maakt dat geen of minstens slechts weinig voorafgaande informatie over een configuratieparameter vereist door een beweging van het bewegende element te observeren met behulp van een target set met drie targets, namelijk een bovenste target, een middelste target en een onderste target, zodat de configuratie van het aandrijfmechanisme in uitvoeringsvormen kan worden bepaald zonder de noodzaak van enige input in een stuurinrichting van de weefmachine door een gebruiker of operator van de weefmachine.
[0017] De bepaalde configuratie in uitvoeringsvormen van de werkwijze is in een stuurinrichting van de weefmachine opgeslagen.
De bepaalde configuratie kan aldus worden gebruikt voor een volgende bediening van de weefmachine en/of voor het instellen van het aandrijfmechanisme om het aandrijfmechanisme in een gewenste configuratie in te stellen. De bepaalde configuratie in een uitvoeringsvorm wordt gebruikt om de omwentelingssnelheid van de weefmachine te optimaliseren en/of om de insertieparameters van de weefmachine voor een ingestelde omwentelingssnelheid van de weefmachine te optimaliseren.
[0018] In een uitvoeringsvorm is het sensorelement een Hal! sensor, waarbij de targets magneten zijn die aan het bewegende element zijn voorzien, in het bijzonder aan een kanteinde van het bewegende element, waarbij de werkwijze het detecteren met het sensorelement bevat van de magneten wanneer de magneten in of uit het detectiebereik worden bewogen. In een alternatieve uitvoeringsvorm zijn de targets afzonderlijke elementen voorzien aan het bewegende element, bijvoorbeeld elementen zoals blokken die aan het bewegende element zijn bevestigd of gelijmd, in het
8 BE2022/0054 bijzonder die aan het bewegende element zijn bevestigd aan een zijde van het bewegende element. Een bevestiging of verlijming kan individueel per blok of via een montage van verschillende blokken worden uitgevoerd.
[0019] In andere uitvoeringsvormen is het sensorelement een nabijheidssensor, waarbij de targets uitsteeksels zijn die voorzien zijn aan het bewegende element, in het bijzonder aan een kanteinde van het bewegende element, welke uitsteeksels door inkepingen zijn gescheiden, waarbij de werkwijze het detecteren met een sensorelement bevat van stijgende flanken van de targets wanneer de targets in het detectiebereik worden bewogen. Hierdoor kunnen de targets integraal met het bewegende element worden vervaardigd. In aanvulling of als alternatief voor de stijgende flanken, worden in een uitvoeringsvorm ook dalende flanken gedetecteerd en verwerkt voor het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme.
[0020] In een uitvoeringsvorm wordt het aandrijfmechanisme in een weefrichting bediend om het bewegende element heen en weer te bewegen zodat de target set het sensorelement van beneden en van boven passeert, waarbij de werkwijze voor het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme het detecteren bevat van de aanwezigheid van de targets binnen het detectiebereik bij het passeren van het sensorelement van beneden en van boven, en het bepalen van target detectiemomenten omvattende een eerste bovenste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target bij het passeren van het sensorelement van beneden, een tweede bovenste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target bij het passeren van het sensorelement van boven, een eerste middelste
9 BE2022/0054 target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target bij het passeren van het sensorelement van beneden, een tweede middelste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target bij het passeren van het sensorelement van boven, een eerste onderste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target bij het passeren van het sensorelement van beneden, en een tweede onderste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target bij het passeren van het sensorelement van boven.
[0021] In de context van de aanvraag wordt de weefrichting gedefinieerd als een bewegingsrichting die wordt gebruikt bij de normale werking van de weefmachine. Bij het bedienen van het aandrijfmechanisme in de weefrichting, wordt het bewegende element binnen één, twee of meerdere weefcycli heen en weer bewogen om een aangedreven weefkader heen en weer te bewegen.
Volgens de aanvraag wordt het aandrijfmechanisme gedurende een voldoende periode bediend zodat elke target van de target set het sensorelement minstens één keer van boven en één keer van beneden passeert, waarbij - met behulp van drie targets - zes target detectiemomenten worden geïdentificeerd, bijvoorbeeld met behulp van stijgende flanken, die voor een volgende bepaling van de configuratie van het aandrijfmechanisme kunnen worden gebruikt.
[0022] Volgens het bovenstaande, alhoewel in de aanvraag en de conclusies de uitdrukkingen "van beneden" en "van boven" worden gebruikt in overeenstemming met een beweging van de weefkaders aangedreven door het aandrijfmechanisme, kan de werkwijze eveneens worden gebruikt met een bewegend element, dat van links naar rechts beweegt, waarbij het sensorelement door
10 BE2022/0054 de targets wordt benaderd die op het bewegende element zijn voorzien van links en van rechts afhankelijk van de bewegingsrichting van het bewegende element.
[0023] In een uitvoeringsvorm wordt het aandrijfmechanisme in een tegengestelde richting bediend om het bewegende element heen en weer te bewegen zodat de target set het sensorelement van beneden en van boven passeert, waarbij de werkwijze voor het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme verder het detecteren bevat van de aanwezigheid van de targets binnen het detectiebereik bij het passeren van het sensorelement van beneden en van boven, en het bepalen van target detectiemomenten omvattende een derde bovenste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target bij het passeren van het sensorelement van beneden, een vierde bovenste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target bij het passeren van het sensorelement van boven, een derde middelste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target bij het passeren van het sensorelement van beneden, een vierde middelste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target bij het passeren van het sensorelement van boven, een derde onderste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target bij het passeren van het sensorelement van beneden, en een vierde onderste target detectiemoment in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target bij het passeren van het sensorelement van boven.
[0024] In de context van de aanvraag wordt de tegengestelde richting gedefinieerd als een richting tegengesteld aan de weefrichting. Bij het bedienen van het aandrijfmechanisme in de
11 BE2022/0054 weefrichting en in de tegengestelde richting gedurende een voldoende periode zodat elke target van de target set het sensorelement twee keer van boven en van beneden passeert, worden twaalf target detectiemomenten geïdentificeerd, bijvoorbeeld met behulp van stijgende flanken, die voor een volgende bepaling van de configuratie van het aandrijfmechanisme kunnen worden gebruikt.
[0025] In een uitvoeringsvorm bevat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme het bepalen van een nul- kruisingsmoment in de weefcyclus wanneer het bewegende element in een nul-positie gebaseerd op twee bepaalde middelste target detectiemomenten is, welke bepaalde middelste target detectiemomenten bepaald werden bij het detecteren van de middelste target bij het passeren van het sensorelement van boven en van beneden, waarbij in het bijzonder de middelste target symmetrisch tot een nul-positielijn is aangebracht wanneer het bewegende element in een nul-positie is en het sensorelement ter hoogte van de nul-positielijn is aangebracht.
[0026] Zoals hierboven gedefinieerd is de nul-positie de positie in het midden van de koers of afgelegde afstand van het bewegende element. Voor het bepalen van de nul-positie, wordt een moment bepaald waarop een middelpunt van de middelste target ter hoogte van het sensorelement is, waarbij in uitvoeringsvormen, de sensor ter hoogte van de nul-positielijn is aangebracht en de middelste target zodanig is aangebracht dat het middelpunt op de nul- positielijn ligt in de nul-positie. Afhankelijk van de uitvoeringsvorm, worden twee middelste target detectiemomenten bepaald, namelijk het eerste en het tweede middelste target detectiemoment of het derde en het vierde middelste target detectiemoment, of alle vier
12 BE2022/0054 middelste target detectiemomenten worden bepaald. Voor het bepalen van het moment waarop het middelpunt van de middelste target ter hoogte van het sensorelement is, worden twee van deze bepaalde middelste target detectiemomenten gebruikt, in het bijzonder het eerste en het tweede middelste target detectiemoment of het eerste en het vierde middelste target detectiemoment, het derde en het vierde middelste target detectiemoment, of het derde en het tweede middelste target detectiemoment. Met andere woorden, momenten, wanneer de middelste target door het sensorelement wordt gedetecteerd, wanneer de middelste target voorbij het sensorelement vanuit twee tegengestelde richtingen wordt bewogen, worden gebruikt voor het bepalen van een moment waarop een middelpunt van de middelste target ter hoogte van het sensorelement is. Uiteraard zijn ook uitvoeringsvormen denkbaar waarbij meer dan twee bepaalde middelste target detectiemomenten worden gebruikt.
[0027] In een uitvoeringsvorm bevat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme verder het bepalen van een bewegingsprofiel type, waarbij informatie over verschillende bewegingsprofiel types vooraf is opgeslagen, en het bewegingsprofiel type wordt bepaald gebaseerd op het bepaalde nul- kruisingsmoment.
[0028] De bewegingsprofiel types kunnen een symmetrisch type en een asymmetrisch type bevatten. In uitvoeringsvormen wordt met verschillende symmetrische types en/of asymmetrische types rekening gehouden. De werkwijze maakt gebruikt van het kenmerk dat de verschillende bewegingsprofiel types verschillen in het nul- kruisingsmoment. Aldus, met behulp van het bepaalde nul- kruisingsmoment en de vooraf opgeslagen informatie over mogelijke
13 BE2022/0054 bewegingsprofiel types, kan het bewegingsprofiel type worden bepaald zonder de noodzaak van enige input door een gebruiker of operator.
[0029] In een uitvoeringsvorm bevat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme het bepalen van een kruisingsmoment, waarbij een keerpunt moment in de weefcyclus, wanneer het bewegende element in één van zijn keerpunten is, wordt bepaald gebaseerd op de bepaalde target detectiemomenten, en wordt het kruisingsmoment bepaald gebaseerd op het keerpunt moment.
[0030] Zoals hierboven gedefinieerd is het kruisingsmoment het moment in de weefcyclus waarop het bewegende element in een positie is waar het bewegende element zichzelf zou moeten kruisen bij het bewegen van de bovenste positie naar de onderste positie en van de onderste positie naar de bovenste positie. In een uitvoeringsvorm wordt het keerpunt moment gedefinieerd met behulp van een geselecteerd eerste bepaald target detectiemoment bepaald voor één target van de target set bij het aandrijven van het aandrijfmechanisme in de weefrichting en een geselecteerd tweede bepaald target detectiemoment bepaald voor voornoemde één target van de target set bij het aandrijven van het aandrijfmechanisme in de tegengestelde richting, waarbij het keerpunt moment het middelpunt is tussen het geselecteerde eerste bepaalde target detectiemoment en het geselecteerde tweede bepaalde target detectiemoment. In andere uitvoeringsvormen worden meer dan twee bepaalde target detectiemomenten gebruikt om een compensatie van meet onnauwkeurigheden mogelijk te maken.
14 BE2022/0054
[0031] In een uitvoeringsvorm bevat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme het bepalen van een kruisingshoogte bij het kruisingsmoment ten opzichte van de nul- positie gebaseerd op het bewegingsprofiel type. In een uitvoeringsvorm wordt het bewegingsprofiel type bepaald gebaseerd op het nul-kruisingsmoment, dat bepaald is gebaseerd op het bepaalde middelste target detectemoment. In andere uitvoeringsvormen is het bewegingsprofiel type vooraf gekend of ingevoerd door een gebruiker of operator.
[0032] In een uitvoeringsvorm bevat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme verder het bepalen van een koers van het weefkader, waarbij de koers wordt bepaald via een eerste manier gebaseerd op het bovenste target detectiemoment en het onderste target detectiemoment, en waarbij de koers wordt bepaald via een andere manier, welke andere manier wordt geselecteerd uit een groep bevattende een tweede manier gebaseerd op het bovenste target detectiemoment en het middelste target detectiemoment, een derde manier gebaseerd op het middelste target detectiemoment en het onderste target detectiemoment, en een vierde manier gebaseerd op afstanden, in het bijzonder inkepingen, tussen de bovenste target en de middelste target en de middelste target en de onderste target.
[0033] Zoals beschreven in EP3341509A1, kan een hoekverschil tussen twee bepaalde target detectiemomenten worden gebruikt voor het bepalen van de koers van het bewegende element, en dus de koers van het weefkader aangedreven door het bewegende element. Hiertoe wordt in een uitvoeringsvorm voor een eerste manier een hoekafstand tussen een beweging van middelpunten van de bovenste target en de onderste target voorbij het sensorelement
15 BE2022/0054 bepaald. Voor voornoemde andere manier worden in uitvoeringsvormen de momenten gebruikt waarop middelpunten van de middelste target voorbij het sensorelement worden bewogen.
Volgens de vierde manier worden middelpunten van de afstand tussen de targets, in het bijzonder middelpunten van inkepingen tussen targets in de vorm van uitsteeksels gebruikt voor een bepaling van de koers.
[0034] In een uitvoeringsvorm wordt de koers bepaald met behulp van een verondersteld bewegingsprofiel type geselecteerd uit meerdere vooraf opgeslagen bewegingsprofiel types. Ingeval een voorafgaande informatie over het bewegingsprofiel type beschikbaar is, is een bepaling van de koers mogelijk met behulp van twee target detectiemomenten zoals beschreven in EP3341509A1. De uitvinding maakt een bepaling van de koers mogelijk zonder dergelijke voorafgaande informatie van het bewegingsprofiel type. Hiertoe wordt er verondersteld dat de configuratie een verondersteld bewegingsprofiel type heeft geselecteerd uit meerdere mogelijke bewegingsprofiel types, vervolgens wordt de koers op minstens twee verschillende manieren bepaald met behulp van het veronderstelde bewegingsprofiel. Ingeval dezelfde koers binnen limieten wordt bepaald met behulp van twee verschillende manieren, wordt geconcludeerd dat het veronderstelde bewegingsprofiel type het werkelijke bewegingsprofiel type is, en dat de bepaalde koers de werkelijke koers is. Indien de koersen die op twee verschillende manieren worden bepaald verschillen, wordt geconcludeerd dat het veronderstelde bewegingsprofiel type niet het werkelijke bewegingsprofiel type is. Aldus wordt een alternatief bewegingsprofiel type geselecteerd uit de meerdere mogelijke bewegingsprofiel types, en wordt de bepaling herhaald. Op die manier kan de koers en het bewegingsprofiel type worden bepaald
16 BE2022/0054 zonder voorafgaande informatie over het werkelijke bewegingsprofiel type.
[0035] In een uitvoeringsvorm verschilt een afstand tussen de bovenste target en de middelste target van een afstand tussen de middelste target en de onderste target, waarbij de werkwijze het bepalen bevat van een bewegingsrichting van het bewegende element gebaseerd op een eerste hoekafstand tussen een eerste moment bij het detecteren van een eerste target van de target set en een tweede moment bij het detecteren van een tweede target van de target set en een tweede hoekafstand tussen het tweede moment bij het detecteren van een tweede target van de target set en een derde moment bij het detecteren van een derde target van de target set.
[0036] In een uitvoeringsvorm bevat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme het bepalen van een bindingspatroon, waarbij het aandrijfmechanisme wordt bediend over een aantal weefcycli om het bewegende element heen en weer te bewegen.
[0037] Voor het bepalen van het bindingspatroon, in een uitvoeringsvorm, wordt er bepaald gebaseerd op bepaalde target detectie momenten, wanneer het bewegende element wordt bewogen om het weefkader in een eerste uiterste positie aan te drijven en voor hoeveel weefcycli het weefkader in de eerste uiterste positie wordt gehouden, en wanneer het bewegende element wordt bewogen om het weefkader in de tweede uiterste positie aan te drijven en voor hoeveel weefcycli het weefkader in de tweede uiterste positie wordt gehouden. In een uitvoeringsvorm wordt voor deze bepaling de bepaalde bewegingsrichting van het weefkader
17 BE2022/0054 gebruikt. Het aantal weefcycli wordt bepaald gebaseerd op een maximum aantal weefcycli voor mogelijke bindingspatronen. In een uitvoeringsvorm, bijvoorbeeld voor een nokkenmechanisme waarbij het aantal weefcycli voor een bindingspatroon vier, vijf of zes weefcycli kan zijn, dus waarbij het maximum aantal weefcycli voor een bindingspatroon zes weefcycli is, kan de configuratie worden bepaald wanneer de target set het sensorelement elf keer passeert.
[0038] In een uitvoeringsvorm wordt een hoogtedetector voorzien bevattende een hoogtedetector target voorzien op een weefkader aangedreven door het bewegende element en een hoogtedetector sensorelement, waarbij een hoogtedetector passeermoment van het weefkader wordt gedetecteerd, dit betekent een moment waarop de hoogtedetector target het hoogtedetector is Ssensorelement passeert, en een hoogtepositie van het weefkader wordt bepaald gebaseerd op het hoogtedetector passeermoment en een configuratie van het aandrijfmechanisme, in het bijzonder de bepaalde configuratie van het aandrijfmechanisme met behulp van de hierboven vermelde werkwijze, in het bijzonder met behulp van een verondersteld bewegingsprofiel type geselecteerd uit meerdere vooraf opgeslagen bewegingsprofiel types. Het weefkader aangedreven door het bewegende element kan op verschillende hoogtes aan het bewegende element worden gekoppeld, waarbij in de context van de aanvraag de relatieve positie van het weefkader ten opzichte van het aandrijfmechanisme wordt aangeduid als hoogtepositie van het weefkader.
[0039] Volgens een tweede aspect, wordt een bewegend element van een aandrijfmechanisme voorzien voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine bevattende een target set met een bovenste target en een onderste target, waarbij de target
18 BE2022/0054 set verder een middelste target bevat, waarbij de middelste target tussen de bovenste target en de onderste target is aangebracht, waarbij in het bijzonder de targets uitsteeksels zijn die voorzien zijn aan het bewegende element, in het bijzonder aan een kanteinde van het bewegende element, welke uitsteeksels door inkepingen zijn gescheiden. In voorkeurdragende uitvoeringsvormen is het bewegende element een hefboom, in het bijzonder een hefboom aangebracht aan een niet aangedreven zijde van het aandrijfmechanisme. Een hefboom met uitsteeksels wordt in een uitvoeringsvorm vervaardigd door ponsen. In uitvoeringsvormen vervangt de hefboom volgens de uitvinding hefbomen van bestaande aandrijfmechanismen om toe te laten de inventieve werkwijze uit te voeren.
[0040] Volgens een derde aspect, wordt een systeem voorzien bevattende een stuurinrichting, een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine, het aandrijfmechanisme heeft een bewegend element, en een sensorinrichting met een target set voorzien aan het bewegende element en met een sensorelement dat stationair aan de weefmachine monteerbaar is en geconfigureerd is voor het detecteren van een aanwezigheid van targets van de target set binnen een detectiebereik, waarbij de target set een bovenste target, een middelste target, en een onderste target bevat, waarbij de middelste target tussen de bovenste target en de onderste target is aangebracht, waarbij het aandrijfmechanisme geconfigureerd is om te worden bediend om het bewegende element zo te bewegen dat de target set het sensorelement passeert, waarbij de stuurinrichting geconfigureerd is voor het bepalen van een bovenste target detectiemoment in een weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target, een middelste target detectiemoment in de
19 BE2022/0054 weefcyclus bij het detecteren van de middelste target, en een onderste target detectiemoment in een weefcyclus bij het detecteren van de onderste target, en waarbij de stuurinrichting geconfigureerd is voor het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme gebaseerd op het bovenste target detectiemoment, het middelste target detectiemoment, en het onderste target detectiemoment.
[0041] Het systeem dat gebruikt maakt van een target set met drie targets maakt een bepaling van de configuratie van het aandrijfmechanisme mogelijk zonder voorafgaande informatie over bepaalde configuratieparameters, bijvoorbeeld een bewegingsprofiel type. Het systeem kan uiteraard ook worden gebruikt in geval minstens enkele van de configuratieparameters vooraf gekend zijn en/of om te controleren of de configuratieparameters die aanwezig zijn of ingevoerd zijn in de stuureenheid van de weefmachine correct zijn.
[0042] In een uitvoeringsvorm is het sensorelement een nabijheidssensor, waarbij de targets uitsteeksels zijn die voorzien zijn aan het bewegende element, in het bijzonder aan een kanteinde van het bewegende element, welke uitsteeksels door inkepingen zijn gescheiden, waarbij de sensorinrichting geconfigureerd is voor het detecteren met het sensorelement van stijgende flanken van de targets wanneer de targets in het detectiebereik worden bewogen.
[0043] In een uitvoeringsvorm heeft het systeem een hoogtedetector die geconfigureerd is voor het detecteren van een hoogtedetector passeermoment van een weefkader en voor het bepalen van een hoogtepositie van het weefkader gebaseerd op het hoogtedetector passeermoment en de bepaalde configuratie van het aandrijfmechanisme, in het bijzonder met behulp van een
20 BE2022/0054 verondersteld bewegingsprofiel type geselecteerd uit meerdere vooraf opgeslagen bewegingsprofiel types, waarbij in het bijzonder de hoogtedetector een hoogtedetector sensorelement en een hoogtedetector target dat voorzien is aan een weefkader aangedreven door het bewegende element van het aandrijfmechanisme bevat.
[0044] Het detecteren van een hoogtedetector passeermoment van een weefkader en het bepalen van een hoogtepositie van het weefkader gebaseerd op het hoogtedetector passeermoment vereist niet noodzakelijk dat een configuratie van het aandrijfmechanisme wordt bepaald met behulp van drie targets volgens conclusie 1. In een voordelige modificatie wordt een hoogtepositie van het weefkader bepaald gebaseerd op een gedetecteerd hoogtedetector passeermoment en een gekende configuratie van een aandrijfmechanisme dat het weefkader aandrijft, in het bijzonder gebaseerd op een gekend bewegingsprofiel, een gekende nul- kruisingslijn en/of een gekend nul-kruisingsmoment. In een andere voordelige modificatie wordt een hoogtepositie van het weefkader bepaald gebaseerd op een gedetecteerd hoogtedetector passeermoment en een bepaalde configuratie van een aandrijfmechanisme dat het weefkader aandrijft, in het bijzonder gebaseerd op een bepaald bewegingsprofiel, een bepaalde nul- kruisingslijn en/of een bepaald nul-kruisingsmoment, waarbij in een uitvoeringsvorm de configuratie wordt bepaald met behulp van een sensorinrichting met slechts één target of met slechts twee targets of met meer dan drie targets.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN
[0045] Hierna worden uitvoeringsvormen van de uitvinding in
21 BE2022/0054 detail beschreven met verwijzing naar de tekeningen. Doorheen de tekeningen worden dezelfde elementen aangeduid door dezelfde referentienummers.
Figuur 1 toont in een vooraanzicht een uitvoeringsvorm van een aandrijfmechanisme voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine met een systeem voor het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme.
Figuur2 toont een detail van het aandrijfmechanisme van figuur 1 in een vergrote schaal.
Figuur 3 toont een detail van figuur 2 in een vergrote schaal.
Figuur 4 toont in een vooraanzicht het aandrijfmechanisme van figuur 1 met een alternatief systeem voor het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme.
Figuur 5 toont een mogelijk bewegingsprofiel van een bewegend element van het aandrijfmechanisme van figuur 1 over twee weefcycli.
Figuur 6 toont twee bewegingsprofielen van twee verschillende bewegingsprofiel types over drie weefcycli.
Figuur 7 toont vier verschillende bewegingsprofielen van vier verschillende bewegingsprofiel types over twee weefcycli.
Figuur 8 toont een bewegingsprofiel van een bewegend element voor het illustreren van een koersbepaling via een eerste manier.
Figuur 9 toont het bewegingsprofiel van figuur 8 voor het illustreren van een koersbepaling via een tweede manier of een derde manier.
Figuur 10 toont het bewegingsprofiel van figuur 8 voor het illustreren van een koersbepaling via een vierde manier.
22 BE2022/0054
Figuur 11 toont drie verschillende bewegingsprofielen van een asymmetrisch bewegingsprofiel type voor drie verschillende koersen en bijhorende kruisingshoogtes.
Figuur 12 toont een bewegingsprofiel van een weefkader en een bewegingsprofiel van een bewegend element dat het weefkader aandrijft voor het illustreren van een bepaling van een hoogtepositie van een weefkader met behulp van een hoogtedetector.
Figuur 13 toont een bewegingsprofiel van een weefkader en een bewegingsprofiel van een bewegend element dat het weefkader aandrijft voor het illustreren van een bepaling van een hoogtepositie van een weefkader met behuip van een hoogtedetector via een andere manier.
Figuur 14 toont een bewegingsprofiel van een bewegend element voor een bindingspatroon over zes weefcycli gedurende twaalf weefcycli.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN UITVOERINGSVORMEN
[0046] Figuur 1 toont een weefkader 1 en een aandrijfmechanisme 2 voor een gaapvormingsinrichting 3 van een weefmachine. Figuur 2 toont een detail van het aandrijfmechanisme van figuur 1 in vergrote schaal, terwijl figuur 3 een detail toont van figuur 2 in vergrote schaal.
[0047] De gaapvormingsinrichting 3 bevat een aantal weefkaders 1, waarbij één aandrijfmechanisme 2 aan elk weefkader 1 is toegevoegd. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt het aantal aandrijfmechanismes 2 door een gemeenschappelijk aandrijfsysteem 26 aangedreven met een as 4. In figuur 1 wordt schematisch een stationair freem 9 van de weefmachine getoond.
23 BE2022/0054
[0048] Het aandrijfmechanisme 2 voor het aandrijven van het weefkader 1 getoond in figuur 1 is een nokkenmechanisme. Het bevat twee nokken 5, 6 die om de as 4 roteren, een aandrijfhefboom 7 aangedreven door de nokken 5, 6 om te oscilleren om een as 8, een koppelstang 10 gekoppeld met de aandrijfhefboom 7 via een scharnierverbinding 11, en een eerste hefboom 12. De eerste hefboom 12 is heen en weer zwenkbaar om een stationair aangebrachte eerste zwenkas 13 tussen een bovenste positie en een onderste positie. De eerste hefboom 12 heeft een eerste arm 14 en een tweede arm 15, en de eerste hefboom 12 is met de koppelstang 10 gekoppeld aan de eerste arm 14. Het aandrijfmechanisme 2 bevat verder een tweede hefboom 16 die heen en weer zwenkbaar is om een tweede zwenkas 18 tussen een bovenste positie en een onderste positie, en een derde hefboom 17 die heen en weer zwenkbaar is om een derde zwenkas 19 tussen een bovenste positie en een onderste positie. De tweede hefboom 16 en de derde hefboom 17 zijn met de eerste arm 14 van de eerste hefboom 12 verbonden door middel van een koppelstang 20 en aangedreven door de eerste hefboom 12 om samen met de eerste hefboom 12 te bewegen. De eerste hefboom 12, de tweede hefboom 16 en de derde hefboom 17 worden samen aangeduid als hefbomen 12, 16, 17. Zoals voor de vakman duidelijk zal zijn, zijn andere uitvoeringsvormen denkbaar, waarbij enkel twee van de hefbomen 12, 16, 17 of meer dan drie hefbomen 12, 16, 17 voorzien zijn.
[0049] Het weefkader 1 is met de tweede arm 15 van de eerste hefboom 12 verbonden door middel van een hefstang 21 en een fixatie-element 22 dat in een stationair geleidingselement 23 van de weefmachine wordt geleid. De tweede hefboom 16 en de derde hefboom 17 zijn ook met het weefkader 1 verbonden via een hefstang 21 en een fixatie-element 22.
24 BE2022/0054
[0050] Voor het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme 2 worden voorzien een sensorinrichting 40 bevattende een target set 41 en sensorelement 42 stationair aangebracht aan de weefmachine. Zoals best te zien is in figuur 2 bevat de sensorinrichting 40 een target set 41 met een bovenste target 43, een middelste target 44, en een onderste target 45, die in de getoonde uitvoeringsvorm op de derde hefboom 17 worden voorzien. Het sensorelement 42 is het geconfigureerd voor het detecteren van een aanwezigheid van de targets 43, 44, 45 van de target set 41 binnen een detectiebereik van het sensorelement 42.
[0051] In de uitvoeringsvorm getoond in figuur 1 is bovendien een hoogtedetector 50 voorzien, die een hoogtedetector target 51 die op het weefkader 1 is voorzien en een hoogtedetector sensorelement 52 dat stationair op de weefmachine is aangebracht bevat, waarbij het hoogtedetector sensorelement 52 geconfigureerd is voor het detecteren van een aanwezigheid van de hoogtedetector target 51 binnen een detectiebereik van het hoogtedetector sensorelement 52.
[0052] De sensorinrichting 40 en de hoogtedetector 50, in het bijzonder het sensorelement 42 van de sensorinrichting 40 en het hoogtedetector sensorelement 52 van de hoogtedetector 50 worden beide gecommuniceerd naar een stuurinrichting 25, welke stuurinrichting 25 bijvoorbeeld deel uitmaakt van een centrale stuureenheid van de weefmachine of communiceert met de centrale stuureenheid van de weefmachine.
[0053] In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de targets 43, 44, van de target set 41 uitsteeksels die op de hefboom 17 zijn voorzien, welke hefboom 17 aan een niet aangedreven zijde van het
25 BE2022/0054 aandrijfmechanisme 2 is aangebracht, dit betekent een zijde tegenover de aandrijfhefboom 7. De targets 43, 44, 45 worden voorzien in de vorm van uitsteeksels die vanaf een kanteinde van de hefboom 17 uitsteken gericht weg van de aandrijfhefboom 7. Deze opstelling zorgt voor voldoende montageruimte voor de target set 41 en het sensorelement 42. De uitvinding is echter niet beperkt tot deze opstelling en andere opstellingen zijn denkbaar voor de vakman, bijvoorbeeld kunnen de targets 43, 44, 45 van de target set 41 uitsteeksels zijn die op de hefboom 12 of op de hefboom 16 zijn voorzien.
[0054] De eerste hefboom 12 is met de aandrijfhefboom 7 gekoppeld via de koppelstang 10. In de getoonde uitvoeringsvorm is de aandrijfhefboom 7 gebogen en is de locatie van de scharnierverbinding 11 die de koppelstang 10 met de aandrijfhefboom 7 verbindt aanpasbaar langs de aandrijfhefboom 7 door de scharnierverbinding 11 langs de aandrijfhefboom 7 te schuiven. Een kromming van de aandrijfhefboom 7 wordt zo gekozen dat bij het aanpassen van de locatie van de scharnierverbinding 11 langs de aandrijfhefboom 7, de scharnierverbinding 11 op een boog van een denkbeeldige cirkel schematisch getoond door een onderbroken stippellijn in figuur 1 gesitueerd blijft met zijn middelpunt op het verbindingspunt tussen de eerste arm 14 en de koppelstang 10 en een straal zoals schematisch aangeduid door een pijl 29 in figuur 1. Hierdoor, in de getoonde uitvoeringsvorm, bij het aanpassen van de locatie van de scharnierverbinding 11 langs de aandrijfhefboom 7 voor het aanpassen van een koers van het weefkader 1, blijft een nul-positie van de hefbomen 12, 16, 17 zoals getoond in figuur 1 ongewijzigd, waarbij bijvoorbeeld de nul-positie een positie is in het midden van de afgelegde afstand van de hefbomen 12, 16, 17 met dezelfde afstand tot beide uiterste posities.
26 BE2022/0054
Een lijn doorheen de derde zwenkas 19 wanneer de hefboom 17 in de nul-positie is, wordt aangeduid als nul-positielijn 46, waarbij zoals getoond in figuur 2 de nul-positielijn 46 een horizontale lijn is doorheen de zwenkas 19 van de hefboom 17 en de zwenkas 24 die de hefboom 17 en de hefstang 21 voor het weefkader 1 verbindt.
[0055] Zoals best te zien in figuren 2 en 3, in de getoonde uitvoeringsvorm, wordt het sensorelement 42 bijvoorbeeld ter hoogte van de nul-positielijn 46 aangebracht en wordt de middelste target 44 symmetrisch of ongeveer symmetrisch ten opzichte van de nul-positielijn 46 aangebracht wanneer de hefboom 17 in de nul- positie is. Verder, in de getoonde uitvoeringsvorm, verschilt een afstand tussen de bovenste target 43 en de middelste target 44, dit betekent een grootte van een inkeping 30 voorzien tussen de bovenste target 43 en de middelste target 44, van een afstand tussen de middelste target 44 en de onderste target 45, dit betekent een grootte van een inkeping 31 voorzien tussen de middelste target 44 en de onderste target 45. De bovenste target 43 is symmetrisch tot een centerlijn 27 aangebracht via de derde zwenkas 19, terwijl de onderste target 45 symmetrisch tot een centerlijn 28 is aangebracht via de derde zwenkas 19. In de getoonde uitvoeringsvorm verschillen de bovenste target 43 en de onderste target 45 in grootte, waarbij zoals getoond in figuur 2 de nul-positie 46 bijvoorbeeld is aangebracht in de bissector van beide centerlijnen 27, 28. Zoals getoond in de uitvoeringsvorm, verschillen de bovenste target 43 en de onderste target 45 in grootte, alsook de inkepingen 30, 31 verschillen in grootte.
[0056] Tijdens werking, wordt het weefkader 1 aangedreven om op en neer te bewegen, waarbij een bewegingsprofiel van het aandrijfmechanisme 2, en aldus het daaraan bevestigde weefkader
27 BE2022/0054 1, onder meer afhangt van een configuratie van het aandrijfmechanisme 2. Zoals hierboven beschreven, is een koers van het weefkader 1 instelbaar door een locatie van de scharnierverbinding 11 langs de aandrijfhefboom 7 aan te passen.
Afhankelijk van het type aandrijfmechanisme 2 zijn bijkomende of andere elementen aanpasbaar ofwel tijdens gebruik of bij instelling of vervaardiging van het aandrijfmechanisme 2. De weefmachine maakt het mogelijk om configuratieparameters in te stellen en te bepalen van een bewegingsprofiel van het aandrijfmechanisme 2 geselecteerd uit de groep bevattende een koers, een nul- kruisingsmoment, een kruisingshoogte, een kruisingsmoment, een bewegingsprofiel type en/of een bindingspatroon.
[0057] De eerste hefboom 12, de tweede hefboom 16, de derde hefboom 17, de koppelstang 20, de hefstangen 21 en de fixatie- elementen 22 worden gezamenlijk aangeduid als bewegende elementen. In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 en 2, is de target set 41 voorzien op de derde hefboom 17 aangebracht aan de niet aangedreven zijde van het aandrijfmechanisme 2.
[0058] Figuur 4 toont de gaapvormingsinrichting 3 samen met een andere uitvoeringsvorm van de sensorinrichting 40 voor het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme 2, waarbij in tegenstelling tot de uitvoeringsvorm van figuur 1 de target set 41 voorzien is op een verschillend bewegend element, in het bijzonder op de koppelstang 20. Het sensorelement 42 wordt tegenover de target set 41 aangebracht. De target set 41 bevat drie targets 43, 44, 45, die allemaal op gelijke hoogte zijn aangebracht. Ondanks hun opstelling worden de targets aangeduid als bovenste target 43, middelste target 44 en onderste target 45 in overeenstemming met een beweging van het weefkader 1 aangedreven door het
28 BE2022/0054 aandrijfmechanisme 2. Zoals getoond in figuur 4 worden de sensorinrichting 40 en de hoogtedetector 50 beide gecommuniceerd naar een stuurinrichting 25.
[0059] Figuur 5 toont een mogelijk bewegingsprofiel 70 van een bewegend element, in het bijzonder de derde hefboom 17 van het aandrijfmechanisme 2 (Zie figuur 1) over twee weefcycli, waarbij in een eerste weefcyclus de bewegende elementen 12, 16, 17, 20, 21, 22 en aldus het weefkader 1 (zie figuur 1) van een onderste uiterste positie naar een bovenste uiterste positie worden bewogen en in een tweede weefcyclus de bewegende elementen 12, 16, 17, 20, 21, 22 en aldus het weefkader 1 terug in de onderste uiterste positie worden bewogen. Een nul-kruisingslijn 53 voor het bewegende element wanneer het bewegende element in de nul-positie is wordt getoond door een onderbroken stippellijn.
[0060] Bij het bewegen van de onderste uiterste positie naar de bovenste uiterste positie, worden de bovenste target 43, de middelste target 44, en de onderste target 45 (zie figuren 1 en 2) de één na de ander voorbij het sensorelement 42 (zie figuren 1 en 2) bewogen. Gelijkaardig, bij het bewegen van de bovenste uiterste positie naar de onderste uiterste positie, worden de onderste target 45, de middelste target 44, en de bovenste target 43 de één na de ander voorbij het sensorelement 42 bewogen.
[0061] De aanwezigheid van de targets 43, 44, 45 binnen het detectiebereik van het sensorelement 42 bij het passeren van het sensorelement 42 van beneden en van boven is detecteerbaar, en target detectiemomenten kunnen worden bepaald.
[0062] In de getoonde uitvoeringsvorm is het sensorelement 42
29 BE2022/0054 geconfigureerd voor het detecteren van stijgende flanken van de targets 43, 44, 45 wanneer de targets 43, 44, 45 in het detectiebereik worden bewogen, zodat bij het bedienen van het aandrijfmechanisme 2 om de hefboom 17 heen en weer te bewegen met het bewegingsprofiel van figuur 5, zes target detectiemomenten kunnen worden gedetecteerd, namelijk een eerste bovenste target detectiemoment 1.43 in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target 43 bij het passeren van het sensorelement 42 van beneden, een tweede bovenste target detectiemoment 2.43 in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target 43 bij het passeren van het sensorelement 42 van boven, een eerste middelste target detectiemoment 1.44 in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target 44 bij het passeren van het sensorelement 42 van beneden, een tweede middelste target detectiemoment 2.44 in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target 44 bij het passeren van het sensorelement 42 van boven, een eerste onderste target detectiemoment 1.45 in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target 45 bij het passeren van het sensorelement 42 van beneden, en een tweede onderste target detectiemoment 2.45 in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target 45 bij het passeren van het sensorelement 42 van boven.
[0063] In de getoonde uitvoeringsvorm kan het aandrijfmechanisme 2 verder in een tegengestelde richting worden bediend, waarbij de hefboom 17 met hetzelfde bewegingsprofiel wordt bewogen. Bij het bedienen van het aandrijfmechanisme 2 om de hefboom 17 in een tegengestelde richting heen en weer te bewegen met het bewegingsprofiel van figuur 5, kunnen opnieuw zes target detectiemomenten worden gedetecteerd, namelijk een derde bovenste target detectiemoment 3.43 in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target 43 bij het passeren van het
30 BE2022/0054 sensorelement 42 van beneden, een vierde bovenste target detectiemoment 4.43 in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target 43 bij het passeren van het sensorelement 42 van boven, een derde middelste target detectiemoment 3.44 in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target 44 bij het passeren van het sensorelement 42 van beneden, een vierde middelste target detectiemoment 4.44 in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target 44 bij het passeren van het sensorelement 42 van boven, een derde onderste target detectiemoment 3.45 in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target 45 bij het passeren van het sensorelement 42 van beneden, en een vierde onderste target detectiemoment 4.45 in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target 45 bij het passeren van het sensorelement 42 van boven. Het bepalen van de derde en vierde target detectiemomenten maakt het reduceren of zelfs elimineren van onnauwkeurigheden mogelijk als gevolg van een opwaartse of een neerwaartse beweging van een weefkader 1 door het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22 over één omwenteling van de weefmachine.
[0064] Gebaseerd op de target detectiemomenten getoond in figuur 5, kan een ongekende configuratie van het aandrijfmechanisme 2 worden bepaald zoals aan de hand van de volgende tekeningen zal worden uitgelegd.
Nul-kruisingsmoment
[0065] In een uitvoeringsvorm wordt een nul-kruisingsmoment 48 (getoond door een stippellijn in figuur 5) in de weefcyclus bepaald, dit betekent een moment in de weefcyclus wanneer het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22 in de positie is in het
31 BE2022/0054 midden van de koers of afgelegde afstand van het bewegende element (aangeduid als nul-positie).
[0066] Een dergelijke bepaling wordt in een uitvoeringsvorm gemaakt gebaseerd op bepaalde middelste target detectiemomenten 1.44, 2.44, 3.44, 4.44.
[0067] Zoals beschreven voor figuur 2, in de getoonde uitvoeringsvorm, is de middelste target 44 symmetrisch tot een nul- positielijn 46 aangebracht wanneer het bewegende element in een nul-positie is en het sensorelement 42 ter hoogte van de nul- positielijn 46 is aangebracht. Hierbij kunnen een nul-kruisingslijn 53 en aldus nul-kruisingsmomenten 48, 54 worden bepaald gebaseerd op twee middelste target detectiemomenten die bepaald werden wanneer de middelste target 44 voorbij het sensorelement 42 van boven en van beneden wordt bewogen, in het bijzonder de nul- kruisingslijn 53 kan worden bepaald gebaseerd op het eerste middelste target detectiemoment 1.44 en het tweede middelste target detectiemoment 2.44 of gebaseerd op het derde middelste target detectiemoment 3.44 en het vierde middelste target detectiemoment 4.44, terwijl een eerste nul-kruisingsmoment 48 kan worden bepaald gebaseerd op het eerste middelste target detectiemoment 1.44 en het vierde middelste target detectiemoment 4.44 en een tweede nul-kruisingsmoment 54 bepaald kan worden gebaseerd op het derde middelste target detectiemoment 3.44 en het tweede middelste target detectiemoment 2.44.
Kruisingsmoment
[0068] In de context van de aanvraag wordt het
32 BE2022/0054 kruisingsmoment gedefinieerd als het moment in de weefcyclus, wanneer het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22, in het bijzonder de hefboom 17, in een positie ten opzichte van een hoek van de weefmachine is, waarop het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22 zichzelf moet kruisen wanneer het van boven naar beneden of van beneden naar boven beweegt.
[0069] Figuur 6 toont twee bewegingsprofielen van twee verschillende bewegingsprofiel types over drie weefcycli, waarbij een bewegingsprofiel 70 van een eerste bewegingsprofiel type, dat een symmetrische beweging is, in een volle lijn wordt getoond, en een bewegingsprofiel 71 van een tweede bewegingsprofiel type, dat een asymmetrische beweging is, in een stippellijn wordt getoond.
[0070] Een nul-kruisingslijn 53 wordt als een volle lijn getoond.
De nul-kruisingslijn 53 is ofwel gekend of bepaald met behulp van de hierboven beschreven werkwijze. Kruisingsmomenten 49 worden door volle lijnen getoond, waarbij de kruisingsmomenten 49 bepaald dienen te worden.
[0071] Voor een bepaling van het kruisingsmoment 49, wordt een keerpunt moment 47 (getoond in figuren 5 en 6) in de weefcyclus bepaald, waarbij het keerpunt moment 47 wordt gedefinieerd als het moment, wanneer het bewegende element in één van zijn uiterste posities is en de beweging tegengesteld is. Het keerpunt moment 47 wordt geacht de helft van een weefcyclus te zijn, dit betekent 180°, verschoven vanaf het kruisingsmoment.
Aldus, gebaseerd op het bepaalde keerpunt moment 47, kan het kruisingsmoment 49 worden bepaald. Het keerpunt moment 47 kan worden bepaald als een gemiddelde middellijn tussen de target detectiemomenten 1.43 en 3.43, de target detectiemomenten 4.43
33 BE2022/0054 en 2,43, de target detectiemomenten 1.44 en 3.44, de target detectiemomenten 4.44 en 2.44, de target detectiemomenten 1.45 en 3.45, en de target detectiemomenten 4.45 en 2.45.
[0072] Het bewegingsprofiel type van het bewegingsprofiel 70 getoond in een volle lijn in figuur 6 is een symmetrisch bewegingsprofiel type. Het kruisingsmoment 49 valt dus samen met het nul-kruisingsmoment 48 (getoond door de stippellijn in figuur 5).
Het bewegingsprofiel type van het bewegingsprofiel 71 getoond in een stippellijn in figuur 6 is een asymmetrisch bewegingsprofiel. Het kruisingsmoment 49 valt dus niet samen met de nul- kruisingsmomenten 55, 56 (getoond door de onderbroken stippellijn in figuur 6) voor het asymmetrische bewegingsprofiel 71.
[0073] Een positie van het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22, in het bijzonder de hefboom 17, op het kruisingsmoment wordt aangeduid als kruisingspositie. Een afstand tussen de nul- positie en de kruisingspositie wordt aangeduid als een kruisingshoogte Hi. Het bewegingsprofiel type van het bewegingsprofiel 70 getoond in figuur 6 is een symmetrisch bewegingsprofiel en de nul-positie valt samen met de kruisingspositie. Het bewegingsprofiel type van het bewegingsprofiel 71 getoond in figuur 6 is een asymmetrisch bewegingsprofiel en de afstand tussen de nul-positie en de kruisingspositie is de kruisingshoogte Hi, in het bijzonder de afstand tussen de nul- kruisingslijn 53 en de kruisingslijn 58.
Bewegingsprofiel type en koersbepaling
[0074] In de context van de aanvraag worden verschillende bewegingsprofielen gedefinieerd door een configuratie van een
34 BE2022/0054 aandrijfmechanisme aangeduid als bewegingsprofiel types, waarbij de bewegingsprofiel types symmetrische bewegingen of asymmetrische bewegingen kunnen zijn. Bij gebruik van een asymmetrisch bewegingsprofiel type is het bewegingsprofiel typisch verschillend voor de onderste kettingdraden dan voor de bovenste kettingdraden.
[0075] In een uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt een bewegingsprofiel type bepaald.
[0076] Een bepaling van een bewegingsprofiel type wordt in een uitvoeringsvorm gebruikt voor een bepaling van een configuratie van het aandrijfmechanisme 2 in de vorm van een nokkenmechanisme zoals getoond in figuur 1, waarbij een profiel van de nokken 5, 6 en/of een hoekverschil van de nokken 5, 6 ten opzichte van een hoofdas van een weefmachine niet op voorhand gekend zijn.
[0077] Zoals getoond in figuur 6, voor een symmetrisch bewegingsprofiel 70 getoond door de volle lijn, valt de nul-positie, dit betekent een positie van het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22, in het bijzonder de hefboom 17, halfweg tussen de uiterste posities, samen met de kruisingspositie, dit betekent een positie van het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22, in het bijzonder de hefboom 17, op het kruisingsmoment 49, waarin het bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22 zichzelf zou moeten kruisen bij het bewegen van boven naar beneden of van beneden naar boven. Zoals aangeduid door dubbele pijlen is in de uitvoeringsvorm van figuur 6 de afstand Al gelijk aan de afstand A2.
[0078] Voor een asymmetrisch bewegingsprofiel 71 getoond door de stippellijn, is de nul-positie, dit betekent een positie van het
35 BE2022/0054 bewegende element 12, 16, 17, 20, 21, 22, in het bijzonder de hefboom 17, halfweg tussen de uiterste posities op het nul- kruisingsmoment 48 van het asymmetrische bewegingsprofiel 71, verplaatst ten opzichte van de kruisingspositie, dit betekent de kruisingspositie is dichter bij één van de uiterste posities. Zoals aangeduid door dubbele pijlen, in de uitvoeringsvorm getoond in figuur 6, is de kruisingspositie dichter bij een lagere uiterste positie, met andere woorden de afstand B1 is kleiner dan de afstand B2.
[0079] Hierdoor, gebaseerd op de informatie dat de kruisingspositie al dan niet samenvalt met de nul-positie, kan een symmetrische beweging van een asymmetrische beweging worden onderscheiden.
[0080] In een uitvoeringsvorm, gebaseerd op de bepaalde informatie of het bewegingsprofiel type een symmetrische beweging of een asymmetrische beweging is, en vooraf opgeslagen kennis over het aandrijfmechanisme 2, en aldus vooraf opgeslagen kennis over mogelijke bewegingsprofiel types bij gebruik van het aandrijfmechanisme 2, kan het werkelijke bewegingsprofiel type worden bepaald zonder de noodzaak van enige input door een gebruiker of een operator.
[0081] Bijvoorbeeld kunnen in het aandrijfmechanisme 2 getoond in figuur 1 verschillende nokkensets en nokkenset opstellingen worden gebruikt, waardoor de twee symmetrische bewegingsprofielen 70, 72 en de twee asymmetrische bewegingsprofielen 71, 73 zoals getoond in figuur 7 over twee weefcycli mogelijk zijn. Een nul-kruisingslijn 53 wordt getoond als een volle lijn.
36 BE2022/0054
[0082] Zoals getoond in figuur 7 hebben de twee symmetrische bewegingsprofielen 70, 72 beide een kruisingspositie op de nul- positie.
[0083] De asymmetrische bewegingsprofielen 71, 73 verschillen in een hoekafstand of verschuiving tussen een kruisingsmoment 49 en hun respectievelijke nul-kruisingsmoment 55 of 57. Hierdoor, gebaseerd op het bepaalde nul-kruisingsmoment 55 of 57 ten opzichte van het bepaalde kruisingsmoment 49 en de vooraf opgeslagen informatie over de asymmetrische bewegingsprofiel types, is het mogelijk om voor de twee asymmetrische bewegingsprofielen 71, 73 een nokkenconfiguratie van het aandrijfmechanisme 2 te bepalen, en aldus het bijhorende bewegingsprofiel type.
[0084] Zoals getoond in figuur 7 hebben de symmetrische bewegingsprofielen 70, 72 allemaal hetzelfde kruisingsmoment 49, dat het nul-kruisingsmoment is.
[0085] Teneinde het werkelijke symmetrische bewegingsprofiel type te identificeren, wordt in een uitvoeringsvorm een koers bepaald via minstens twee verschillende manieren voor elk mogelijk symmetrisch bewegingsprofiel type, en wordt het werkelijke symmetrische bewegingsprofiel type bepaald als het symmetrische bewegingsprofiel type waarvoor de koers bepaald via de minstens twee verschillende manieren gelijk is of de minste afwijking toont.
[0086] Figuur 8 toont een bewegingsprofiel 70 van een bewegend element om een koers bepaling via een eerste manier te illustreren, waarbij de koers bepaald wordt gebaseerd op een bovenste target detectiemoment 63 en een onderste target
37 BE2022/0054 detectiemoment 65. Meer in het bijzonder wordt de koers bepaald gebaseerd op de hoekafstand Di tussen het bovenste target detectiemoment 63 en het onderste target detectiemoment 65 voor elk mogelijk bewegingsprofiel type, bijvoorbeeld voor de twee symmetrische bewegingsprofiel types. De bepaling kan worden uitgevoerd zoals beschreven in EP3341509, waarvan de inhoud hierbij door referentie wordt geïncorporeerd.
[0087] In de getoonde uitvoeringsvorm wordt het bovenste target detectiemoment 63 bepaald gebaseerd op minstens twee van de eerste, tweede, derde of vierde bovenste target detectiemomenten 1.43, 2.43, 3.43, 4.43 geassocieerd met twee verschillende flanken van de bovenste target 43 (zie figuur 2), in het bijzonder wordt in het voorbeeld bepaald gebaseerd op de bovenste target detectiemomenten 1.43 en 4.43. Het onderste target detectiemoment 65 wordt bepaald gebaseerd op minstens twee van de eerste, tweede, derde of vierde onderste target detectiemomenten 1.45, 2.45, 3.45, 4.45 geassocieerd met twee verschillende flanken van de onderste target 45 (zie figuur 2), in het bijzonder wordt in het voorbeeld bepaald gebaseerd op de onderste target detectiemomenten 1.45 en 4.45. Als alternatief wordt één van de eerste, tweede, derde of vierde bovenste target detectiemomenten 1.43, 2.43, 3.43, 4.43 als het bovenste target detectiemoment gebruikt en wordt één van de eerste, tweede, derde of vierde onderste target detectiemomenten 1.45, 2.45, 3.45, 4.45 als het onderste target detectiemoment gebruikt.
[0088] Figuur 9 toont het bewegingsprofiel 70 van figuur 8 om een koers bepaling via een tweede manier of een derde manier te illustreren, waarbij de koers bepaald wordt via de tweede manier gebaseerd op het bovenste target detectiemoment 63 en het
38 BE2022/0054 middelste target detectiemoment 64 en/of via de derde manier gebaseerd op het middelste target detectiemoment 64 en het onderste target detectiemoment 65. De koers wordt dan bepaald gebaseerd op de hoekafstand D2 tussen het bovenste target detectiemoment 63 en het middelste target detectiemoment 64 of gebaseerd op de hoekafstand D3 tussen het middelste target detectiemoment 64 en het onderste target detectiemoment 65.
[0089] In de getoonde uitvoeringsvorm wordt het middelste target detectiemoment 64 bepaald gebaseerd op minstens twee van de eerste, tweede, derde of vierde middelste target detectiemomenten 1.44, 2.44, 3.44, 4.44 geassocieerd met twee verschillende flanken van de middelste target 44 (zie figuur 2), in het bijzonder wordt in het voorbeeld bepaald gebaseerd op de middelste target detectiemomenten 1.44 en 4.44.
[0090] Door een sensorinrichting 40 te voorzien met een target set 41 met drie targets 43, 44, 45 kunnen de hoekafstanden D1, D2 en D3 tussen minstens twee verschillende paren targets 43, 44, 45 worden bepaald en kan de koers worden bepaald gebaseerd op deze hoekafstanden voor elk mogelijk bewegingsprofiel type, in het bijzonder voor elk mogelijk symmetrisch bewegingsprofiel type. Het symmetrisch bewegingsprofiel type waarvoor de koers wordt bepaald met behulp van de hoekafstanden tussen minstens twee verschillende paren targets 43, 44, 45 via de minstens twee verschillende manieren dat gelijk is of de minste afwijking tussen de verschillende manieren toont, wordt als het werkelijke symmetrische bewegingsprofiel type geïdentificeerd.
[0091] Figuur 10 toont het bewegingsprofiel 70 van figuur 8 om een koers bepaling via een vierde manier te illustreren, waarbij de
39 BE2022/0054 koers bepaald wordt gebaseerd op de hoekafstand D4. In de getoonde uitvoeringsvorm wordt de hoekafstand D4 bepaald gebaseerd op de inkeping 30 (zie figuur 2) tussen de bovenste target 43 en de middelste target 44 en de inkeping 31 (zie figuur 2) tussen de middelste target 44 en de onderste target 45. Zoals getoond in het voorbeeld van figuur 10, kan het middelpunt 61 van de inkeping 30 worden bepaald gebaseerd op de afstand tussen het vierde bovenste target detectiemoment 4.43 en het eerste middelste target detectiemoment 1.44, terwijl het middelpunt 62 van de inkeping 31 kan worden bepaald gebaseerd op de afstand tussen het Vierde middelste target detectiemoment 4.44 en het eerste onderste target detectiemoment 1.45. De hoekafstand D4 kan worden bepaald als de afstand tussen het middelpunt 61 en het middelpunt 62. Als alternatief kan het middelpunt 61 worden bepaald gebaseerd op de afstand tussen het tweede bovenste target detectiemoment 2.43 en het derde middelste target detectiemoment 3.44, terwijl het middelpunt 62 kan worden bepaald gebaseerd op de afstand tussen het tweede middelste target detectiemoment 2.44 en het derde onderste target detectiemoment 3.45.
[0092] Aldus door een sensorinrichting 40 te voorzien met een target set 41 met drie targets 43, 44, 45, als alternatief of in aanvulling op de manieren om de hierboven beschreven koers te bepalen, kan de hoekafstand tussen de inkepingen 30, 31 of andere afstanden tussen de targets worden bepaald en kan de koers worden bepaald gebaseerd op die hoekafstand voor elk mogelijk bewegingsprofiel type.
[0093] Zoals hierboven vermeld, kunnen asymmetrische bewegingsprofiel types direct worden bepaald gebaseerd op de hoekafstand of verschuiving tussen een kruisingsmoment 49 en een
40 BE2022/0054 nul-kruisingsmoment 55, 57. Uiteraard is het ook mogelijk om de koers te bepalen voor een asymmetrisch bewegingsprofiel op een manier zoals hierboven beschreven voor een symmetrisch bewegingsprofiel, bijvoorbeeld in geval beide asymmetrische bewegingsprofielen eenzelfde nul-kruisingsmoment hebben. Als het bewegingsprofiel type gekend is, volstaat het om de koers te bepalen met behulp van slechts één van de vier manieren zoals hierboven beschreven. In een uitvoeringsvorm wordt de eerste manier gebruikt voor het bepalen van de koers als de hoekafstand tussen de bovenste target en de onderste target groter is dan elke andere bepaalde hoekafstand, en is de koers bepaling nauwkeuriger. Echter, in andere uitvoeringsvormen, wordt de koers voor de asymmetrische bewegingsprofiel types via een andere manier bepaald dan de eerste manier of via meer dan één manier.
Kruisingshoogte
[0094] Zoals hierboven vermeld, is voor asymmetrische bewegingsprofiel types de kruisingspositie verplaatst ten opzichte van een nul-positie. De kruisingspositie hangt af van het asymmetrische bewegingsprofiel type en de koers.
[0095] Figuur 11 toont drie verschillende bewegingsprofielen 71, 74, 75 van één asymmetrisch bewegingsprofiel type voor drie verschillende koersen. Als het bewegingsprofiel type en de kruisingsmomenten gekend zijn, kan de kruisingshoogte H1, H2, H3 van het bewegingsprofiel 71, 74, 75 worden bepaald, dit betekent een afstand tussen de nul-positie aangeduid door de nul-kruisingslijn 53 en de kruisingspositie op het kruisingsmoment 49 aangeduid door de kruisingslijnen 58, 59, 60.
41 BE2022/0054
[0096] De bepaalde kruisingshoogte H1, H2, H3 kan in een uitvoeringsvorm worden gebruikt om een hoogtepositie van het weefkader 1 te optimaliseren, met andere woorden een relatieve positie van het weefkader 1 ten opzichte van de hefbomen 12, 16, 17.
Hoogtepositie van het weefkader
[0097] In de uitvoeringsvorm getoond in figuren 1 en 4 bevat de gaapvormingsinrichting 3 verder een hoogtedetector 50 met een hoogtedetector target 51 voorzien op het weefkader 1 en een hoogtedetector sensorelement 52 stationair aangebracht op de weefmachine.
[0098] Figuur 12 toont een bewegingsprofiel 80 van het weefkader 1 en een bewegingsprofiel 70 van een bewegend element, in het bijzonder de hefboom 17 (zie figuur 1), dat het weefkader 1 aandrijft voor het illustreren van een bepaling van een relatieve hoogtepositie van het weefkader 1, ook aangeduid als hoogtepositie, met behulp van de hoogtedetector 50 (zie figuur 1). Het bewegingsprofiel 80 van het weefkader 1 volgt het bewegingsprofiel 70 van het bewegende element, omdat het weefkader 1 door het bewegende element wordt aangedreven.
[0099] Het bewegingsprofiel 70 van het bewegende element kan worden bepaald zoals hierboven beschreven, waarbij in het bijzonder een nul-kruisingslijn 53 en een nul-kruisingsmoment 48 worden bepaald.
[0100] De hoogtedetector target 51 is bijvoorbeeld een uitsteeksel en het hoogtedetector sensorelement 52 is bijvoorbeeld
42 BE2022/0054 geconfigureerd om een stijgende flank van de hoogtedetector target 51 te detecteren wanneer de hoogtedetector target 51 het hoogtedetector sensorelement 52 benadert van boven en van beneden.
[0101] Hierdoor, het aandrijven van het weefkader 1 met het aandrijfmechanisme 2 om op en neer in de weefrichting en in de tegengestelde richting te bewegen, gelijkaardig als uitgelegd in figuur 5, kunnen in de getoonde uitvoeringsvorm vier hoogtedetector target detectiemomenten worden bepaald, namelijk een eerste hoogtedetector target detectiemoment 1.51, en tweede hoogtedetector target detectiemoment 2.51, een derde hoogtedetector target detectiemoment 3.51, en een vierde hoogtedetector target detectiemoment 4.51 zoals geïllustreerd in figuur 12.
[0102] In de getoonde uitvoeringsvorm wordt het weefkader 1 in een standaard hoogtepositie met het aandrijfmechanisme 2 verbonden zodat een middelpunt van de hoogtedetector target 51 tegenover het hoogtedetector sensorelement 52 is aangebracht, wanneer het middelpunt van de middelste target 44 tegenover het sensorelement 42 is aangebracht. Het bewegingsprofiel 80 van het weefkader 1, wanneer het weefkader 1 in de standaard hoogtepositie is ingesteld, wordt in een volle lijn getoond, wordt als standaard bewegingsprofiel 80 aangeduid. Voor dit standaard bewegingsprofiel 80 valt het nul-kruisingsmoment 48 van het bewegingsprofiel 70 bijvoorbeeld samen met het moment waarop de hoogtedetector target 51 tegenover het hoogtedetector sensorelement 52 is.
[0103] Voor het instellen van de standaard hoogtepositie van het weefkader 1 kan het aandrijfmechanisme 2 in een standaard
43 BE2022/0054 positie worden aangebracht, bij voorkeur de nul-positie, terwijl de hoogtedetector target 51 en/of het hoogtedetector sensorelement 52 onderling op en neer worden verschoven totdat de hoogtedetector target 51 tegenover het hoogtedetector sensorelement 52 is aangebracht. Op die manier kruist een nul- kruisingslijn 82 van het standaard bewegingsprofiel 80 het standaard bewegingsprofiel 80 op het standaard nul-kruisingshoogte target detectiemoment 76, dat in het voorbeeld samenvalt met het nul-kruisingsmoment 48 van het bewegingsprofiel 70. In dit voorbeeld valt het nul-kruisingsmoment 48 ook samen met het middelste target detectiemoment 64 van figuur 9.
[0104] Hiertoe kan de nul-kruisingslijn 82 voor het standaard bewegingsprofiel 80 worden bepaald gebaseerd op het eerste hoogtedetector target detectiemoment 1.51, het tweede hoogtedetector target detectemoment 2.51, het derde hoogtedetector target detectiemoment 3.51 en/of het vierde hoogtedetector target detectiemoment 4.51, bijvoorbeeld wordt bepaald gebaseerd op het eerste hoogtedetector target detectiemoment 1.51 en het vierde hoogtedetector target detectiemoment 4.51.
[0105] Bij het bevestigen van het weefkader 1 in een andere hoogtepositie aan het aandrijfmechanisme 2 wordt een bewegingsprofiel 81 van het weefkader 1 in positie verschoven. De hoogtepositie van het weefkader 1 ten opzichte van het aandrijfmechanisme 2 kan bijvoorbeeld worden gewijzigd door de afstand tussen de hefbomen 12, 16, 17 en het weefkader 1 te wijzigen, zoals beschreven in EP520540A1. Uiteraard kunnen andere hoogtepositie instelinrichtingen worden gebruikt, bijvoorbeeld zoals beschreven in EP2619361 of in EP1322805B1.
44 BE2022/0054
[0106] Figuur 12 toont in een stippellijn een bewegingsprofiel 81 van een weefkader 1 bevestigd in een positie boven de standaard hoogtepositie aan het aandrijfmechanisme 2. Zoals getoond in figuur 12 passeert in dit geval de hoogtedetector target 51 het hoogtedetector sensorelement 52 voor het nul-kruisingsmoment 48, dit betekent dat het nul-kruisingshoogte target detectiemoment 66 van het weefkader 1 voor het nul-kruisingsmoment 48 van het bewegende element is.
[0107] Het bewegingsprofiel 81 van het weefkader 1 volgt het bewegingsprofiel 70 van het bewegende element. Gebaseerd op het bewegingsprofiel 70 van het bewegende element en een absolute hoogtepositie van het weefkader 1 gedetecteerd door de hoogtedetector 50 kan aldus een relatieve positie van het weefkader 1 ten opzichte van een nul-positie van het bewegende element worden bepaald, met andere woorden kan een relatieve hoogtepositie van het weefkader 1 worden bepaald.
[0108] Voor het standaard bewegingsprofiel 80 dat de standaard hoogtepositie weergeeft zoals hierboven uitgelegd, valt het standaard nul-kruisingshoogte target detectiemoment 76 van het standaard bewegingsprofiel 80 samen met het nul- kruisingsmoment 48 van het bewegingsprofiel 70.
[0109] Voor een verschillend bewegingsprofiel 81 kan een eerste hoogtedetector target detectiemoment 1.61, een tweede hoogtedetector target detectiemoment 2.61, een derde hoogtedetector target detectiemoment 3.61 en/of een vierde hoogtedetector target detectiemoment 4.61 worden bepaald en gebaseerd op deze hoogtedetector target detectiemomenten kan het nul-kruisingshoogte target detectemoment 66 voor het
45 BE2022/0054 bewegingsprofiel 81 worden bepaald, bijvoorbeeld gebaseerd op het eerste hoogtedetector target detectiemoment 1.61 en het vierde hoogtedetector target detectiemoment 4.61.
[0110] De hoekafstand D5 tussen het nul-kruisingsmoment 48 en het nul-kruisingshoogte target detectiemoment 66 bepaalt een waarde die gerelateerd is aan, in het bijzonder evenredig is met de relatieve hoogtepositie van het weefkader 1, die bijvoorbeeld door geometrische berekening gebaseerd op de hoekafstand D5 en het bepaalde bewegingsprofiel kan worden bepaald. Voor het bewegingsprofiel 81 ten opzichte van het standaard bewegingsprofiel 80 is in figuur 12 de hoogtepositie aangeduid met een pijl H5. In figuur 12 wijst de pijl H5 naar boven, wat betekent dat het weefkader 1 verder van het aandrijfmechanisme 2 is aangebracht, zodat de hoogtedetector target 51 het hoogtedetector sensorelement 52 bereikt voordat het bewegende element zijn nul- positie bereikt. Als alternatief, als het weefkader 1 dichter bij het aandrijfmechanisme 2 is aangebracht, zal de hoogtedetector target 51 het hoogtedetector sensorelement 52 bereiken nadat het bewegende element zijn nul-positie heeft bereikt, zodat de bijhorende pijl naar beneden zal wijzen.
[0111] Figuur 13 toont een bepaling van een hoogtepositie van een weefkader 1 met behulp van een hoogtedetector 50 via een andere manier. In dit voorbeeld wordt het nul-kruisingsmoment 48 bepaald gebaseerd op het bovenste target detectiemoment 63 en het onderste target detectiemoment 65. Bij gebruik van een sensorinrichting 40 zoals getoond in figuur 3, waarbij de nul- positielijn 46 in de bissector van beide centerlijnen 27, 28 is aangebracht, kan het nul-kruisingsmoment 48 als het gemiddelde van het bovenste target detectiemoment 63 en het onderste target
46 BE2022/0054 detectiemoment 65 worden bepaald. Het weefkader 1 kan ook in een hoogtepositie worden aangebracht zodat het nul-kruisingsmoment 48 met het standaard nul-kruisingshoogte target detectiemoment 76 samenvalt wanneer het standaard bewegingsprofiel 80 de nul- kruisingslijn 82 van het standaard bewegingsprofiel 80 kruist. De relatieve hoogtepositie van het weefkader 1 kan verder worden bepaald zoals in het voorbeeld van figuur 12.
[0112] Beide werkwijzen zoals beschreven met verwijzing naar figuren 12 en 13 worden in een uitvoeringsvorm gebruikt in combinatie voor het bepalen van de hoogtepositie van het weefkader 1 op twee alternatieve manieren, waardoor de hoogtepositie nauwkeuriger wordt bepaald, bijvoorbeeld gebaseerd op een gemiddelde van de waarden die door de twee alternatieve manieren werd verkregen.
[0113] Zoals voor de vakman duidelijk zal zijn, vereist het detecteren van een hoogtedetector passeermoment van een weefkader en het bepalen van een hoogtepositie van het weefkader gebaseerd op het hoogtedetector passeermoment met een van de hierboven beschreven werkwijzen met verwijzing naar figuren 12 en 13 niet noodzakelijk dat een configuratie van het aandrijfmechanisme wordt bepaald met behulp van een target set 41 met drie targets 43, 44, 45 zoals getoond in figuur 3 en/of dat een bewegend element van het aandrijfmechanisme uitgerust is met drie targets.
[0114] In de voorbeeld werkwijze beschreven met verwijzing naar figuur 12 worden veeleer enkel target detectiemomenten gebruikt gebaseerd op de middelste target 44, terwijl in de voorbeeld werkwijze beschreven met verwijzing naar figuur 13 enkel target
47 BE2022/0054 detectiemomenten worden gebruikt gebaseerd op de bovenste target 43 en de onderste target 45.
[0115] Zoals voor de vakman duidelijk zal zijn, kan de standaard hoogtepositie ook bepaald worden met behulp van de werkwijze beschreven met verwijzing naar figuur 12 gebaseerd op de bovenste target 43 of gebaseerd op de onderste target 45, in plaats van gebaseerd op de middelste target 44. Gelijkaardig, kan de standaard hoogtepositie ook bepaald worden met behulp van de werkwijze beschreven met verwijzing naar figuur 13 gebaseerd op de bovenste target 43 en de middelste target 44, of gebaseerd op de onderste target 45 en de middelste target 44, in plaats van gebaseerd op de bovenste target 43 en de onderste target 45.
[0116] Met andere woorden, het bovenstaande beschrijft in het algemeen een werkwijze voor het bepalen van een hoogtepositie van het weefkader ten opzichte van een standaard hoogtepositie gebaseerd op het hoogtedetector passeermoment, de nul- kruisingslijn 53 en/of het nul-kruisingsmoment 48, waarbij het hoogtedetector passeermoment wordt bepaald met behulp van de hoogtedetector 50 bevattende het hoogtedetector sensorelement 52 en de hoogtedetector target 51 voorzien op het weefkader 1, en waarbij de nul-kruisingslijn 53 en het nul-kruisingsmoment 48 worden bepaald met behulp van een sensorinrichting met een sensorelement en minstens één target voorzien op een bewegend element van het aandrijfmechanisme, in het bijzonder exact één target, twee targets of drie targets.
[0117] In een uitvoeringsvorm wordt de hoogtepositie van het weefkader 1 op twee alternatieve manieren bepaald met behulp van een sensorinrichting met een target set met twee targets, waarbij
48 BE2022/0054 de hoogtepositie bepaald wordt gebaseerd op een gemiddelde van de bekomen waarden door de twee alternatieve manieren.
Bindingspatroon
[0118] In de hierboven beschreven uitvoeringsvormen werd een bewegingsprofiel bepaald met een 1:1 bindingspatroon, waarbij in elke weefcyclus het weefkader 1 op of neer wordt bewogen. Het weven met verschillende bindingspatronen is echter algemeen gekend.
[0119] Typisch in geval het aandrijfmechanisme 2 een dobby mechanisme of een motor aangedreven mechanisme is, is het bindingspatroon gekend door een stuureenheid van de weefmachine en is geen bepaling nodig.
[0120] Voor een aandrijfmechanisme in de vorm van een nokkenmechanisme is het bindingspatroon echter typisch niet gekend door de stuureenheid van de weefmachine en moet manueel worden ingevoerd door een gebruiker. Hierdoor bevat in een uitvoeringsvorm de bepaling van de configuratie van het aandrijfmechanisme 2 als alternatief of in aanvulling een bepaling van een bindingspatroon gebaseerd op de data van de sensorinrichting 40 met een target set 41 met drie targets. Een dergelijke bepaling kan ook worden gebruikt voor het verifiëren van de correctheid van een bindingspatroon, in geval een dobby mechanisme of een motor aangedreven mechanisme wordt gebruikt.
[0121] Figuur 14 toont een bewegingsprofiel 70 van een bewegend element voor een bindingspatroon over zes weefcycli, en toont het bewegingsprofiel 70 over twaalf weefcycli.
49 BE2022/0054
[0122] Teneinde het bindingspatroon te bepalen wordt in een uitvoeringsvorm het aandrijfmechanisme 2 (zie figuur 1) in een voorwaartse of weefrichting aangedreven en wordt een bewegingsrichting van het weefkader 1 en/of het bewegende element dat het weefkader 1 aandrijft bepaald. Een dergelijke bepaling wordt in een uitvoeringsvorm uitgevoerd gebaseerd op bepaalde target detectiemomenten 1.43, 2.43, 1.44, 2.44, 1.45, 2.45 bij het bewegen in een weefrichting (zie figuur 5).
[0123] Het aantal weefcycli voor het bepalen wordt gekozen gebaseerd op een maximum aantal weefcycli voor mogelijke bindingspatronen. In een uitvoeringsvorm, bijvoorbeeld voor een nokkenmechanisme, waarbij het maximum aantal weefcycli voor een bindingspatroon zes weefcycli is, zoals hierboven beschreven, kan de configuratie worden bepaald wanneer de target set het sensorelement minstens elf keer passeert. Dit maakt het mogelijk om het bindingspatroon te bepalen ongeacht of het bindingspatroon een aantal weefcycli heeft van minder dan zes weefcycli.
[0124] Gebaseerd op de bepaalde target detectiemomenten 1.43, 2.43, 1.44, 2.44, 1.45, 2.45 kan worden bepaald wanneer het bewegende element, in het bijzonder de hefboom 17, wordt bewogen om het weefkader 1 in een eerste uiterste positie aan te drijven en voor hoeveel weefcycli het weefkader 1 in de eerste uiterste posities wordt gehouden, en wanneer het bewegende element wordt bewogen om het weefkader 1 in de tweede uiterste positie aan te drijven en voor hoeveel weefcycli het weefkader 1 in de tweede uiterste posities wordt gehouden.
[0125] In een uitvoeringsvorm, voor een bepaling van het bindingspatroon startende van een ongekende initiële positie, wordt
50 BE2022/0054 een bewegingsrichting van het weefkader bepaald.
[0126] Hiertoe verschilt in de uitvoeringsvorm getoond in figuur 2 een afstand tussen de bovenste target 43 en de middelste target 44 van een afstand tussen de middelste target 44 en de onderste target 45. Hierbij valt op te merken dat het verschil in afstand in de getoonde uitvoeringsvorm wordt bereikt door het voorzien van targets 43, 45 van verschillende lengte. Als alternatief of in aanvulling wordt het verschil in afstand bereikt door inkepingen 30, 31 van verschillende lengte te voorzien tussen de targets 43, 44, 45.
[0127] Door de verschillende afstanden kan een bewegingsrichting van de hefboom 17 worden bepaald gebaseerd op hoekafstanden tussen bepaalde target detectiemomenten 1.43, 2.43, 1.44, 2.44, 1.45, 2.45 en/of momenten afgeleid van voornoemde bepaalde target detectiemomenten 1.43, 2.43, 1.44, 2.44, 1.45, 2.45. Hierbij valt op te merken dat het niet noodzakelijk is om de exacte waarden van de target detectiemomenten 1.43, 2.43, 1.44, 2.44, 1.45, 2.45 te bepalen, maar een signaal patroon kan voldoende zijn.
[0128] In een uitvoeringsvorm wordt het bepalen van de bewegingsrichting uitgevoerd door slechts een subset van twee targets van de target set te gebruiken.
[0129] In figuur 5 worden de target detectiemomenten 1.43, 4.43, 1.44, 4.44, 1.45, 4.45, 2.43, 3.43, 2.44, 3.44, 2.45, 3.45 tijdens twee weefcycli bepaald. Voor een bindingspatroon zoals in figuur 14 is het mogelijk om de detectiemomenten 1.43, 4.43, 1.44, 4.44, 1.45, 4.45, 2.43, 3.43, 2.44, 3.44, 2.45, 3.45 tijdens een aantal verschillende weefcycli te bepalen, bijvoorbeeld over zes
51 BE2022/0054 weefcycli, en om een gemiddelde waarde voor de respectievelijke detectiemomenten 1.43, 4.43, 1.44, 4.44, 1.45, 4.45, 2.43, 3.43, 2.44, 3.44, 2.45, 3.45 te nemen.
De detectiemomenten 1.43, 1.44, 1.45, 4.45, 4.44, 4.43 kunnen bijvoorbeeld één keer in het gebied
67 worden gedetecteerd, terwijl de detectiemomenten 2.43, 2.44, 2.45, 3.45, 3.44, 3.43 één keer in het gebied 68 en één keer in het gebied 69 kunnen worden gedetecteerd, zodat een gemiddelde van deze detectiemomenten als respectievelijke detectiemomenten kan worden bepaald.
De uitvoeringsvorm van figuur 5 kan worden gezien als het bepalen van de respectievelijke detectiemomenten in de gebieden 67 en 69 van het bindingspatroon van figuur 14.

Claims (18)

52 BE2022/0054 Conclusies.
1. Werkwijze voor het bepalen met een sensorinrichting (40) van een configuratie van een aandrijfmechanisme (2) met een bewegend element (12, 16, 17, 20, 21, 22) voor het aandrijven van een weefkader (1) van een weefmachine, waarbij de sensorinrichting (40) een target set (41) bevat voorzien aan het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) van het aandrijfmechanisme (2) met een bovenste target (43) en een onderste target (45), en de sensorinrichting (40) een sensorelement (42) bevat dat stationair aan de weefmachine is aangebracht en dat geconfigureerd is voor het detecteren van een aanwezigheid van de targets (43, 45) van de target set (41) binnen een detectiebereik, waarbij de werkwijze het bedienen bevat van het aandrijfmechanisme (2) om het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) zo te bewegen dat de target set (41) het sensorelement (42) passeert, het detecteren met het sensorelement (42) van de aanwezigheid van de bovenste target (43) en de onderste target (45) binnen het detectiebereik, en het bepalen van een bovenste target detectiemoment (63) in een weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target (43) en het bepalen van een onderste target detectiemoment (65) in een weefcyclus bij het detecteren van de onderste target (45), daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het detecteren bevat met het sensorelement (42) van de aanwezigheid van een middelste target (44) binnen het detectiebereik, waarbij de middelste target (44) voorzien is aan het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) van het aandrijfmechanisme (2) en aangebracht is tussen de bovenste target (43) en de onderste target (45), het bepalen van een middelste target detectiemoment (64) in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target (44), en het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme (2) gebaseerd op het
53 BE2022/0054 bovenste target detectiemoment (63), het middelste target detectiemoment (64) en het onderste target detectiemoment (65).
2. De werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het sensorelement (42) een nabijheidssensor is, waarbij de targets (43, 44, 45) uitsteeksels zijn die voorzien zijn aan het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22), welke uitsteeksels gescheiden zijn door inkepingen, waarbij de werkwijze het detecteren met het sensorelement (42) bevat van stijgende flanken van de targets (43, 44, 45) wanneer de targets (43, 44, 45) in het detectiebereik bewogen worden.
3. De werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfmechanisme (2) in een weefrichting wordt bediend om het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) heen en weer te bewegen zodat de target set (41) het sensorelement (42) van beneden en van boven passeert, waarbij de aanwezigheid van de targets (43, 44, 45) binnen het detectiebereik wordt gedetecteerd bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden en van boven, en waarbij target detectiemomenten worden bepaald, welke target detectiemomenten omvatten een eerste bovenste target detectiemoment (1.43) in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target (43) bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden, een tweede bovenste target detectiemoment (2.43) in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target (43) bij het passeren van het sensorelement (42) van boven, een eerste middelste target detectiemoment (1.44) in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target (44) bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden, een tweede middelste target detectiemoment (2.44) in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target (44) bij het passeren van het sensorelement (42)
54 BE2022/0054 van boven, een eerste onderste target detectiemoment (1.45) in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target (45) bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden, en een tweede onderste target detectiemoment (2.45) in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target (45) bij het passeren van het sensorelement (42) van boven.
4. De werkwijze volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het aandrijfmechanisme (2) in een tegengestelde richting wordt bediend om het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) heen en weer te bewegen zodat de target set (41) het sensorelement (42) van beneden en van boven passeert, waarbij de aanwezigheid van de targets (43, 44, 45) binnen het detectiebereik gedetecteerd wordt bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden en van boven, en waarbij target detectiemomenten worden bepaald, welke target detectiemomenten omvatten een derde bovenste target detectiemoment (3.43) in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target (43) bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden, een vierde bovenste target detectiemoment (4.43) in de weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target (43) bij het passeren van het sensorelement (42) van boven, een derde middelste target detectiemoment (3.44) in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target (44) bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden, een vierde middelste target detectiemoment (4.44) in de weefcyclus bij het detecteren van de middelste target (44) bij het passeren van het sensorelement (42) van boven, een derde onderste target detectiemoment (3.45) in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target (45) bij het passeren van het sensorelement (42) van beneden, en een vierde onderste target detectiemoment (4.45) in de weefcyclus bij het detecteren van de onderste target (45) bij het passeren van het
55 BE2022/0054 sensorelement (42) van boven.
5. De werkwijze volgens conclusie 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme (2) het bepalen bevat van een nul-kruisingsmoment (48) in de weefcyclus wanneer het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) in een nul-positie gebaseerd op twee bepaalde middelste target detectiemomenten (64) is, welke bepaalde middelste target detectiemomenten (64) bepaald werden bij het detecteren van de middelste target (44) bij het passeren van het sensorelement (42) van boven en van beneden, waarbij in het bijzonder de middelste target (44) symmetrisch tot een nul-positielijn (46) is aangebracht wanneer het bewegende element in een nul-positie is en het sensorelement (42) ter hoogte van de nul-positielijn (46) is aangebracht.
6. De werkwijze volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme (2) het bepalen bevat van een bewegingsprofiel type, waarbij informatie over verschillende bewegingsprofiel types vooraf is opgeslagen, en het bewegingsprofiel type bepaald wordt gebaseerd op het bepaalde nul-kruisingsmoment (48).
7. De werkwijze volgens één van de conclusies 3 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme (2) het bepalen bevat van een kruisingsmoment (49), waarbij een keerpunt moment (47) in de weefcyclus, wanneer het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) in één van zijn keerpunten is, wordt bepaald gebaseerd op de bepaalde target detectiemomenten, en het kruisingsmoment (49) wordt bepaald gebaseerd op het keerpunt moment (47).
56 BE2022/0054
8. De werkwijze volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme (2) het bepalen bevat van een kruisingshoogte (Hil, H2, H3) bij het kruisingsmoment ten opzichte van de nul-positie gebaseerd op het bewegingsprofiel type.
9, De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme (2) het bepalen bevat van een koers van het weefkader (1), waarbij de koers wordt bepaald via een eerste manier gebaseerd op het bovenste target detectiemoment (63) en het onderste target detectiemoment (65), en waarbij de koers wordt bepaald via een andere manier, welke andere manier wordt geselecteerd uit een groep bevattende een tweede manier gebaseerd op het bovenste target detectiemoment (63) en het middelste target detectiemoment (64), een derde manier gebaseerd op het middelste target detectiemoment (64) en het onderste target detectiemoment (65), en een vierde manier gebaseerd op afstanden, in het bijzonder inkepingen (30, 31), tussen de bovenste target (43) en de middelste target (44) en de middelste target (44) en de onderste target (45).
10. De werkwijze volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de koers wordt bepaald met behulp van een verondersteld bewegingsprofiel type geselecteerd uit meerdere vooraf opgeslagen bewegingsprofiel types.
11. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat een afstand tussen de bovenste target (43) en de middelste target (44) verschilt van een afstand tussen de middelste target (44) en de onderste target (45), waarbij de werkwijze het
57 BE2022/0054 bepalen bevat van een bewegingsrichting van het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) gebaseerd op een eerste hoekafstand tussen een eerste moment bij het detecteren van een eerste target van de target set (41) en een tweede moment bij het detecteren van een tweede target van de target set (41) en een tweede hoekafstand tussen het tweede moment bij het detecteren van een tweede target van de target set (41) en een derde moment bij het detecteren van een derde target van de target set (41).
12. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat het bepalen van de configuratie van het aandrijfmechanisme (2) het bepalen bevat van een bindingspatroon, waarbij het aandrijfmechanisme (2) wordt bediend over een aantal weefcycli om het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) heen en weer te bewegen.
13. De werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat een hoogtedetector passeermoment van het weefkader (1) wordt gedetecteerd en een hoogtepositie van het weefkader (1) wordt bepaald gebaseerd op het hoogtedetector passeermoment en de bepaalde configuratie van het aandrijfmechanisme (2), in het bijzonder met behulp van een verondersteld bewegingsprofiel type geselecteerd uit meerdere vooraf opgeslagen bewegingsprofiel types.
14. Bewegend element van een aandrijfmechanisme (2) voor het aandrijven van een weefkader (1) van een weefmachine bevattende een target set (41) met een bovenste target (43) en een onderste target (45), daardoor gekenmerkt dat de target set (41) een middelste target (44) bevat, waarbij de middelste target (44) tussen de bovenste target (43) en de onderste target (45) is aangebracht,
58 BE2022/0054 waarbij in het bijzonder de targets (43, 44, 45) uitsteeksels zijn voorzien aan het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22), in het bijzonder aan een kanteinde van het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22), welke uitsteeksels door inkepingen zijn gescheiden.
15. Bewegend element volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat het bewegende element een hefboom (17) is, in het bijzonder een hefboom (17) aangebracht aan een niet aangedreven zijde van het aandrijfmechanisme (2).
16. Systeem bevattende een stuurinrichting (25), een aandrijfmechanisme (2) voor het aandrijven van een weefkader (1) van een weefmachine, het aandrijfmechanisme (2) een bewegend element (12, 16, 17, 20, 21, 22) heeft, en een sensorinrichting (40) met een target set (41) voorzien aan het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) en met een sensorelement (42) dat stationair aan de weefmachine monteerbaar is en geconfigureerd is voor het detecteren van een aanwezigheid van targets (43, 44, 45) van de target set (41) binnen een detectiebereik, waarbij de target set (41) een bovenste target (43) en een onderste target (45) bevat, waarbij het aandrijfmechanisme (2) geconfigureerd is om te worden bediend om het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) zo te bewegen dat de target set (41) het sensorelement (42) passeert, waarbij de stuurinrichting (25) geconfigureerd is voor het bepalen van een bovenste target detectiemoment (63) in een weefcyclus bij het detecteren van de bovenste target (43) en een onderste target detectiemoment (65) in een weefcyclus bij het detecteren van de onderste target (45), daardoor gekenmerkt dat de target set (41) een middelste target (44) bevat, waarbij de middelste target (44) aangebracht is tussen de bovenste target (43) en de onderste target
59 BE2022/0054 (45), waarbij de stuurinrichting (25) geconfigureerd is voor het bepalen van een middelste target detectiemoment (64) in een weefcyclus bij het detecteren van de middelste target (44), en waarbij de stuurinrichting (25) geconfigureerd is voor het bepalen van een configuratie van het aandrijfmechanisme (2) gebaseerd op het bovenste target detectiemoment (63), het middelste target detectiemoment (64), en het onderste target detectiemoment (65).
17. Het systeem volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat het sensorelement (42) een nabijheidssensor is, waarbij de targets (43, 44, 45) uitsteeksels zijn die voorzien zijn aan het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22), in het bijzonder aan een kanteinde van het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22), welke uitsteeksels gescheiden zijn door inkepingen, waarbij de sensorinrichting (40) geconfigureerd is voor het detecteren met een sensorelement (42) van stijgende flanken van de targets (43, 44, 45) wanneer de targets (43, 44, 45) in het detectiebereik worden bewogen.
18. Het systeem volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat het systeem een hoogtedetector (50) bevat die geconfigureerd is voor het detecteren van een hoogtedetector passeermoment van een weefkader (1) en voor het bepalen van een hoogtepositie van het weefkader (1) gebaseerd op het hoogtedetector passeermoment en de bepaalde configuratie van het aandrijfmechanisme (2), in het bijzonder met behulp van een verondersteld bewegingsprofiel type geselecteerd uit meerdere vooraf opgeslagen bewegingsprofiel types, waarbij in het bijzonder de hoogtedetector (50) een hoogtedetector target (51) bevat die voorzien is aan een weefkader (1) aangedreven door het bewegende element (12, 16, 17, 20, 21, 22) en een hoogtedetector sensorelement (52).
BE20220054A 2021-09-15 2022-08-19 Werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element BE1029723B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
EP21196970.4A EP4151787A1 (en) 2021-09-15 2021-09-15 Method for determining a configuration of a drive mechanism with a moving element, moving element, and system

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029723A1 true BE1029723A1 (nl) 2023-03-22
BE1029723B1 BE1029723B1 (nl) 2023-08-10

Family

ID=78049146

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20220054A BE1029723B1 (nl) 2021-09-15 2022-08-19 Werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP4151787A1 (nl)
CN (1) CN118019885A (nl)
BE (1) BE1029723B1 (nl)
WO (1) WO2023041334A1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0520540A1 (en) 1991-06-26 1992-12-30 Picanol N.V. Device for forming a shed in weaving machines
US5273079A (en) 1991-09-23 1993-12-28 Picanol N.V., Naamloze Vennootschap Driving weaving frames for different top and bottom warp tensions at beat up
WO2004081113A1 (de) 2003-03-12 2004-09-23 Picanol N.V. Tragkonstruktion für ein fachbildesystem einer webmaschine
EP1322805B1 (fr) 2000-10-06 2009-04-01 Stäubli Faverges Dispositif pour l'accouplement d'un cadre de lisses sur un element de transmission de mouvement, ensemble d'entrainement et metier a tisser equipe d'un tel ensemble
EP2619361A2 (en) 2010-09-24 2013-07-31 Picanol Shed-forming device for a weaving machine
EP3341509A1 (en) 2015-08-26 2018-07-04 Picanol Drive mechanism with a sensor device for driving a heald frame of a weaving machine

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH581722A5 (nl) * 1974-08-12 1976-11-15 Sulzer Ag
JP3496476B2 (ja) * 1997-10-06 2004-02-09 株式会社豊田自動織機 織機における開口装置
DE102008046326A1 (de) * 2008-08-29 2010-03-04 Picanol N.V. Verfahren und Vorrichtung zum Beobachten eines Bewegungsverlaufs einer Webmaschine

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0520540A1 (en) 1991-06-26 1992-12-30 Picanol N.V. Device for forming a shed in weaving machines
US5273079A (en) 1991-09-23 1993-12-28 Picanol N.V., Naamloze Vennootschap Driving weaving frames for different top and bottom warp tensions at beat up
EP1322805B1 (fr) 2000-10-06 2009-04-01 Stäubli Faverges Dispositif pour l'accouplement d'un cadre de lisses sur un element de transmission de mouvement, ensemble d'entrainement et metier a tisser equipe d'un tel ensemble
WO2004081113A1 (de) 2003-03-12 2004-09-23 Picanol N.V. Tragkonstruktion für ein fachbildesystem einer webmaschine
EP2619361A2 (en) 2010-09-24 2013-07-31 Picanol Shed-forming device for a weaving machine
EP3341509A1 (en) 2015-08-26 2018-07-04 Picanol Drive mechanism with a sensor device for driving a heald frame of a weaving machine

Also Published As

Publication number Publication date
EP4151787A1 (en) 2023-03-22
CN118019885A (zh) 2024-05-10
WO2023041334A1 (en) 2023-03-23
BE1029723B1 (nl) 2023-08-10

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN108350620B (zh) 具有传感器装置的用于驱动纺织机综框的驱动机构
BE1029723B1 (nl) Werkwijze voor het bepalen van een configuratie van een aandrijfmechanisme met een bewegend element
EP1715090B1 (en) Control method for a moving member of a loom
CN102864552B (zh) 开口装置及其控制方法
BE1019517A3 (nl) Gaapvormingsinrichting voor een weefmachine.
EP2340470B1 (en) Method and device for observing a movement profile of a weaving machine
EP1650334A2 (en) Electric shedding apparatus for loom
BE1028809B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het bepalen van een bewegingsparameter van een grijper
US20220307163A1 (en) Pulling mechanism for controlling the heald frames of a loom and loom comprising such a mechanism
JPH09217248A (ja) 織機における緯糸選択装置
JP3994535B2 (ja) 織機における開口装置
EP3440247B1 (en) Shed-forming module for a weaving device
JP4108563B2 (ja) 織機の回転原点位置決定装置
BE1023379B1 (nl) Aandrijfmechanisme met sensorinrichting voor het aandrijven van een weefkader van een weefmachine
BE1001345A3 (nl) Inrichting voor het uitlijnen van de lansgeleidingen bij grijperweefmachines, en werkwijze voor het uitlijnen die deze inrichting toepast.
BE1028808B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het aanpassen van een grijperbewegingskoers
KR100760183B1 (ko) 안경테 형상 측정기의 상하방향 변위측정 장치
CZ2018204A3 (cs) Zařízení a způsob vychylování světelného paprsku
EP1471174A2 (en) Cutting device with symmetrical measurement of jaw
BE1016360A6 (nl) Lanswiel voor een grijperweefmachine.
SE469597B (sv) Anordning foer oevervakning av inslaget i vaevstol, innefattande riktade ljuskaensliga element
JPS6253437A (ja) ドビ−機における綾落検出装置

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20230810