BE1016360A6 - Lanswiel voor een grijperweefmachine. - Google Patents

Lanswiel voor een grijperweefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1016360A6
BE1016360A6 BE2004/0607A BE200400607A BE1016360A6 BE 1016360 A6 BE1016360 A6 BE 1016360A6 BE 2004/0607 A BE2004/0607 A BE 2004/0607A BE 200400607 A BE200400607 A BE 200400607A BE 1016360 A6 BE1016360 A6 BE 1016360A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
identification element
lance wheel
lance
wheel
gripper
Prior art date
Application number
BE2004/0607A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2004/0607A priority Critical patent/BE1016360A6/nl
Priority to CN200580023782XA priority patent/CN1985039B/zh
Priority to PCT/EP2005/007595 priority patent/WO2006005597A1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1016360A6 publication Critical patent/BE1016360A6/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D51/00Driving, starting, or stopping arrangements; Automatic stop motions
    • D03D51/18Automatic stop motions
    • D03D51/44Automatic stop motions acting on defective operation of loom mechanisms
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/271Rapiers
    • D03D47/272Rapier bands
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/275Drive mechanisms
    • D03D47/276Details or arrangement of sprocket wheels
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Werkwijze voor het bepalen van een hoekpositie van een lanswiel (3) bij een grijperweefmachine door het detecteren van het ogenblik dat een aan het lanswiel (3) aangebracht identificatie-element (20) tegenover een detectie-inrichting (24) staat, lanswiel (3) dat een identificatie-element (20) bevat en een grijperweefmachine voorzien van een lanswiel (3) dat een identificatie-element (20) en een detectie-inrichting (24) die kan samenwerken met het identificatie-element.

Description


  Lanswiel voor een grijperweefmachine.

  
De uitvinding betreft een werkwijze voor het bepalen van een hoekpositie van een lanswiel bij een grijperweefmachine. De uitvinding betreft tevens een lanswiel en een grijperweefmachine voorzien van een dergelijk lanswiel.

  
Bij grijperweefmachines is het gekend een grijper doorheen het weefvak te transporteren door middel van minstens één grijperband, ook lans genaamd, waarop een grijper is voorzien. De grijperband wordt hierbij via een op een aandrijfas aangebracht lanswiel door een aandrijfeenheid heen en weer aangedreven.

  
Een doel van de uitvinding is een werkwijze, een lanswiel en een grijperweefmachine die toelaten een hoekpositie van het lanswiel te bepalen. Tevens heeft de uitvinding als doel eigenschappen van het lanswiel te bepalen.

  
Tot het doel van de uitvinding bevat een werkwijze het bepalen van een hoekpositie van het lanswiel door het detecteren van het ogenblik dat een aan het lanswiel aangebracht identificatie-element nagenoeg tegenover een detectie-inrichting staat.

  
Deze werkwijze voor het bepalen van een hoekpositie van een lanswiel volgens de uitvinding laat toe het ogenblik dat een aan het lanswiel aanwezig identificatie-element aan een detectie-inrichting voorbij komt nauwkeurig te bepalen, zonder de structuur van het lanswiel wezenlijk te hoeven aanpassen. Dit laat onder meer toe bij het vervangen van het lanswiel op een eenvoudige en snelle manier een correcte montage van een nieuw lanswiel te bekomen. Tevens laat dit toe tijdens het weven de hoekpositie van het lanswiel ten opzichte van de weefcyclus te controleren. Tevens laat dit toe om bijvoorbeeld onder meer tijdens de trage beweging van de weefmachine te controleren of het lanswiel correct is gemonteerd.

  
Volgens een uitvoeringsvorm bevat een werkwijze het vergelijken van het ogenblik dat het in het lanswiel aanwezig identificatie-element aan een detectieinrichting voorbij komt met de hoekpositie van een hoofdaandrijfas van de weefmachine. Dit laat niet alleen toe de hoekpositie van het lanswiel ten opzichte van de weefcyclus te controleren, maar laat tevens toe te bepalen wanneer een onregelmatigheid optreedt, bijvoorbeeld een breuk of een vervorming van het lanswiel. Dit laat ook toe elementen die samenwerken met een inslagdraad, bijvoorbeeld een draadrem, in functie van die gemeten hoekpositie van het lanswiel te sturen of te regelen.

  
Volgens een uitvoeringsvorm gebeurt dit detecteren door middel van een detectie-inrichting die ter hoogte van de bewegingsbaan van het lanswiel is opgesteld.

  
Volgens een uitvoeringsvorm bevat een werkwijze het detecteren van het ogenblik dat het in het lanswiel aanwezig identificatie-element wordt beschadigd. Dit laat onder meer toe te bepalen wanneer het lanswiel versleten is. 

  
Tot het doel van de uitvinding bevat een lanswiel volgens de uitvinding een identificatie-element. Bij voorkeur is dit identificatie-element ter hoogte van een tand van het lanswiel opgesteld.

  
Tot het doel van de uitvinding bevat een grijperweefmachine een lanswiel dat een identificatieelement bevat en een detectie-inrichting die kan samenwerken met het identificatie-element. Bij voorkeur is de detectie-inrichting ter hoogte van de buitenomtrek van het lanswiel aan een gestel van de weefmachine aangebracht. Dit laat toe dat het aanwezig identificatie-element kan samenwerken met de detectieinrichting.

  
Volgens een uitvoeringsvorm bevat het identificatieelement een spoel. Volgens een variante uitvoeringsvorm bevat het identificatie-element een zogenaamde tag, bijvoorbeeld een RFID-tag of een radio frequentie identificatie-tag.

  
Teneinde de kenmerken en verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de uitvinding hiertoe nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin :
Figuur 1 een gedeelte van een grijperweefmachine met een lanswiel volgens de uitvinding weergeeft; Figuur 2 vergroot een gedeelte van figuur 1 weergeeft; Figuur 3 een identificatie-element weergeeft; Figuur 4 een variante van figuur 2 weergeeft; Figuur 5 nog een variante van figuur 2 weergeeft. 

  
In figuur 1 is een gedeelte van een grijperweefmachine weergegeven die een grijperband 2 bevat die omheen een lanswiel 3 wordt geleid en die door middel van geleidingsblokken 4 en 5 in contact wordt gehouden met het lanswiel 3. De geleidingsblokken 4 en 5 worden op gekende wijze elk vast bevestigd aan een gestel 1 van de grijperweefmachine. De grijperband 2 wordt verder geleid door middel van een geleidingselement 6 dat naast het weefvak wordt opgesteld en dat de grijperband 2 naar het weefvak richt. Dit geleidingselement 6 is eveneens vast bevestigd aan het gestel 1 van de grijperweefmachine. Doorheen het weefvak wordt de grijperband 2 verder geleid door op de weeflade 7 bevestigde geleidingselementen 8. Aan de grijperband 2 wordt op gekende wijze een grijper 9 aangebracht voor het in het weefvak inbrengen van een inslagdraad.

   De geleidingselementen 8 en het geleidingselement 6 staan tijdens het inbrengen van een inslagdraad nagenoeg in elkaars verlengde opgesteld.

  
Het lanswiel 3 bevat langsheen zijn buitenomtrek tanden
10 die kunnen ingrijpen in openingen 11 van de grijperband 2 teneinde toe te laten de grijperband 2 door middel van het lanswiel 3 aan te drijven. Het lanswiel 3 wordt met schematisch weergegeven bevestigingselementen 12 die bijvoorbeeld een boutverbinding 13 bevatten in een bepaalde hoekpositie op de aandrijfas 14 voor het lanswiel 3 bevestigd. De aandrijfas 14 wordt op gekende wijze heen en weer aangedreven door een aandrijfeenheid 15. Die aandrijfeenheid 15 kan synchroon met de hoofdas van de weefmachine aangedreven worden. Dit kan gebeuren door een mechanische overbrenging of door een aparte motor die synchroon met een hoofdaandrijfas 19 van de weefmachine wordt aangedreven.

   De hoekpositie van de aandrijfeenheid 15 kan bijvoorbeeld door een hoekopnemer 16 bepaald worden die voorzien is op de hoofdaandrij fas 19 die de aandrij feenheid 15 aandrij ft en via een signaal van die hoekopnemer 16 aan de stuureenheid 17 van de weefmachine toegevoerd worden.

  
Het lanswiel 3 volgens de uitvinding bevat zoals weergegeven in figuur 1 een identificatie-element 20, dat bijvoorbeeld een kortgesloten spoel 21 bevat. Die spoel 21 is bij het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld voorzien ter hoogte van de bovenkant 22 van een tand 10 van het lanswiel 3. Verder wordt een detectieinrichting 24 aangebracht die kan samenwerken met het op het lanswiel 3 aanwezig identificatie-element 20. De detectie-inrichting 24 is ter hoogte van de buitenomtrek van het lanswiel 3 opgesteld en is bijvoorbeeld aan het gestel 1 van de weefmachine aangebracht. Dit laat toe dat de detectie-inrichting 24 kan samenwerken met het identieficatie-element 20.

   De detectie-inrichting 24 is verschuifbaar in een nagenoeg cirkelvormige gleuf 25 die aan het gestel 1 is aangebracht en kan met een bevestigingslement 26, zoals een boutverbinding, ten opzichte van de gleuf 25 bevestigd worden. Dit laat toe de detectie-inrichting
24 ter hoogte van de bewegingsbaan van het lanswiel 3 op te stellen, meer in het bijzonder ter hoogte van de buitenomtrek van het lanswiel 3.

  
De detectie-inrichting 24 bestaat bijvoorbeeld uit een trillingskring die een condensator en een spoel bevat. In die trillingskring kan een resonantie opgewekt worden, zodat een resonant signaal gegenereerd wordt. Normalerwijze wordt een dergelijk resonant signaal nauwelijks gedempt. Wanneer echter een kortgesloten spoel 21 tegenover de detectie-inrichting 24 staat, meer in het bijzonder de kortgesloten spoel 21 ter hoogte van de trillingskring passeert, dan wordt de trillingskring belast, bijvoorbeeld analoog als een transformator met kortgesloten secundaire winding, en genereert een signaal met een verlaagde amplitude. Indien volgens de uitvinding een identificatie-element
20 voorzien van een kortgesloten spoel 21 ter hoogte van een dergelijke detectie-inrichting 24 passeert, dan zal een wijziging van het signaal van de detectieinrichting 24 waar te nemen zijn.

   Het is duidelijk dat dergelijke detectie-inrichting 24 hierbij onder meer gebaseerd is op inductie.

  
Indien de tand 10 van het lanswiel 3 die voorzien is van het identificatie-element 20 voorbij de detectieinrichting 24 komt, genereert de detectie-inrichting 24 een bepaald signaal dat verschillend is van het signaal wanneer het identificatie-element 20 niet voorbij de detectie-inrichting 24 komt en dat de stuureenheid 17 van de weefmachine kan waarnemen. Dit laat niet alleen toe te bepalen wanneer dit signaal waargenomen wordt, maar laat tevens toe te bepalen op welk ogenblik ten opzichte van de weefcyclus dit signaal voor komt. Dit kan betekenen op welk ogenblik dit signaal voor komt in vergelijking met een hoekpositie van de aandrijfeenheid
15 die door een signaal van de hoekopnemer 16 kan bepaald worden.

   Door het detecteren van dit signaal is het mogelijk de hoekpositie van het lanswiel 3 ten opzichte van de weefcyclus te bepalen, door het vergelijken van het ogenblik dat het aan het lanswiel 3 aanwezig identificatie-element 20 aan de detectieinrichting 24 voor komt met de hoekpositie van bijvoorbeeld een hoofdaandrij fas 19 van de weefmachine of van een aandrijfas van de weefmachine die nagenoeg synchroon draait met een hoofdaandrijfas 19 van de weefmachine.

  
Indien de tand 10 van het lanswiel 3 die voorzien is van het identificatie-element 20 zodanig is afgesleten dat de geleiders van de kortgesloten spoel 21 doorgesneden of doorbroken worden, met andere woorden de kortgesloten spoel 21 beschadigd wordt en niet meer kortgesloten is, dan zal de detectie-inrichting 24 steeds eenzelfde signaal genereren. Het continu vaststellen van een eenzelfde signaal kan als detectie van het ogenblik aanzien worden dat het identificatieelement 20 beschadigd is. Dergelijke breuk van de geleiders van een kortgesloten spoel 21 treedt op wanneer de tanden 10 van het lanswiel 3 een bepaald niveau van slijtage vertonen, bijvoorbeeld een bepaalde slijtage die het vervangen van het lanswiel 3 vereist.

   Hierbij valt op te merken dat de breuk van de geleiders van de spoel 21 contactloos kan waargenomen worden, meer in het bijzonder door middel van het niet meer gedempt worden van de trillingskring die door de spoel
21 kon gedempt worden. Hiertoe bevinden de geleiders van de spoel 21 zich bijvoorbeeld nabij de buitenomtrek van het lanswiel 3, meer in het bijzonder nabij de bovenkant 22 van een tand 10 op een vooraf bepaalde afstand van de randen 27 en 28 van de tand 10.

  
Zoals weergegeven in figuur 3 kan de kortgesloten spoel
21 bestaan uit een relatief kleine flexprint, met andere woorden een flexibele printplaat 30 waarin een door een geleider 31 gevormde kleine spoel 21 is geïntegreerd. Deze kortgesloten spoel 21 wordt hierbij gevormd door een spiraalvormige opgestelde geleider 31 die aan een zijde op het vlak van de printplaat 30 is aangebracht. Hierbij wordt het midden van de geleider
31 met de buitenkant van de geleider 31 aan de andere zijde van de printplaat 30 door een deel van de geleider 31 verbonden. Het voorzien van een dergelijke geleider 31 biedt als voordeel dat die op een nauwkeurige plaats kan aangebracht worden, teneinde die op een nauwkeurige plaats te kunnen beschadigen bij een bepaalde kritische sleet van de bijhorende tand 10.

   Hierbij wordt die spoel 21 bijvoorbeeld na het vervaardigen van de tand 10 ter hoogte van de tand 10 aangebracht. Daar de spoel 21 hierbij volledig in de tand 10 is aangebracht, wordt de spoel 21 goed gehouden in het lanswiel 3, waardoor de kans op breken van de spoel 21 wanneer de tand 10 nog onvoldoende versleten is relatief klein is. Uiteraard kan de ruimte tussen de spoel 21 en de tand 10 met bijvoorbeeld een lijmverbinding opgegoten worden, teneinde de spoel 21 spelingsloos in de tand 10 aan te brengen.

  
Zoals aangeduid in figuur 4 kan het identificatieelement 20 een zogenaamde tag 23 bevatten die analoog als de spoel 21 ter hoogte van een tand 10 is aangebracht, bijvoorbeeld een RFID-tag of een radio frequentie identificatie-tag. Zoals gekend kan een "tag" bestaan uit onder meer een identificatie-element dat een signaal of informatie kan zenden indien dit element een bepaald signaal of bepaalde informatie ontvangt. Die tag 23 kan samenwerken met een detectieinrichting 24 die bijvoorbeeld bestaat uit een zender en ontvanger, waarbij de zender signalen zendt naar de tag en signalen van de tag 23 ontvangt. Een tag 23 kan een chip, een spoel en geleiders die de spoel met de chip verbinden bevatten. De werking van het identificatie-element 20 dat als tag 23 is uitgevoerd is verder hoofdzakelijk analoog aan de werking van een identificatie-element 20 dat alleen een spoel 21 bevat.

  
Uiteraard kan het identificatie-element 20 volgens een niet weergegeven variante naast een spoel 21 die door een geleider 31 gevormd wordt tevens een condensator, een elektrische weerstand, een diode, een transistor, eender welk elektrisch element of eender welke elektrische schakeling bevatten die bijvoorbeeld het midden van de geleider 31 met de buitenkant van de geleider 31 verbindt. Een dergelijk identificatieelement 20 kan fungeren als resonante trillingskring of afgestemde trillingkring en laat bijvoorbeeld toe bij een bepaalde bewegingssnelheid van het identificatieelement 20 een grotere verandering van het signaal gemeten door de detectie-inrichting 24 te veroorzaken dan een kortgesloten spoel 21.

   Een dergelijk identificatie-element 20 kan ontworpen worden om bij een bepaalde bewegingssnelheid van het identificatieelement 20 ten opzichte van de detectie-inrichting 24 een gewenst signaal of een gewenste signaalverandering te genereren. Uiteraard kan dergelijk identificatieelement 20 bijvoorbeeld ook een bijzonder signaal genereren wanneer de bewegingssnelheid een bepaalde kritische waarde overschrijdt of wanneer de temperatuur van het identificatie-element 20 een bepaalde waarde overschrijdt.

  
Voor het bepalen van de sleet gaat men uit van het principe dat in geval het lanswiel 3, meer in het bijzonder een tand 10, verslijt en zodoende dunner wordt, dat op een bepaald ogenblik het aanwezig identificatie-element 20 zal in contact komen met de grijperband 2. Hierdoor zal op een bepaald ogenblik het identificatie-element 20 op een bepaalde plaats weggesleten worden, zodat het identificatie-element 20 beschadigd wordt en niet meer functioneert. Dit niet meer functioneren kan waargenomen worden door de detectie-inrichting 24. Dit beschadigen kan bij een kortgesloten spoel 21 veroorzaakt worden door het doorslijten van een geleider 31 van de spoel 21 en bij een tag 23 door het wegslijten van een gedeelte van die tag 23.

  
De detectie-inrichting 24 werkt bijvoorbeeld samen met stuureenheid 17 om bijvoorbeeld de weefmachine te stoppen indien met de detectie-inrichting 24 geen signaal wordt waargenomen. Hierbij kan de stuureenheid
17 bijvoorbeeld een waarschuwingssignaal genereren, zoals een lamp laten branden, teneinde de bediener attent te maken op een versleten lanswiel 3. De stuureenheid 17 kan uiteraard ook verbonden worden met een display 18 waarop aangegeven wordt dat het lanswiel 3 nagenoeg versleten is.

  
Uiteraard kan het lanswiel 3 volgens een variante zoals weergegeven in figuur 4 meer dan één identificatieelement 20, 29 bevatten, waarbij elk identificatieelement 20 dat ter hoogte van een verschillende tand 10 is aangebracht bijvoorbeeld verschillend is uitgevoerd. Het identificatie-element 20 kan bijvoorbeeld een tag
23 bevatten, terwijl het identificatie-element 23 bijvoorbeeld een spoel 21 bevat. Uiteraard kunnen volgens een andere mogelijkheid die identificatieelementen 20 en 29 ook identiek zijn uitgevoerd. 

  
Volgens een mogelijkheid kan een dergelijke detectie met de detectie-inrichting 24 gedurende elke inslaginbreng plaats vinden. Uiteraard hoeft dit niet en kan een dergelijke detectie volgens een variante alleen plaats vinden wanneer de grijperweefmachine langzaam bewogen wordt, bijvoorbeeld na het herstellen van een inslagdraad. Deze detectie dient bijvoorbeeld minstens te gebeuren telkens een lanswiel 3 vervangen wordt.

  
Een verder voordeel van een lanswiel 3 met een voornoemd identificatie-element 20 is dat de kostprijs van het identificatie-element 20 laag is en dat het gewicht van het identificatie-element 20 laag is. Bovendien is een contactloze detectie mogelijk, waardoor de detectie-inrichting 24 nagenoeg geen enkele invloed heeft op het lanswiel 3. Bovendien is de afstand van de detectie-inrichting 24 tot het identificatie-element 20 niet kritisch en kan relatief groot gekozen worden, meer in het bijzonder in de orde van grootte van enkele millimeters. Dergelijke detectie-inrichting 24 en dergelijk identificatieelement 20 zijn tevens ongevoelig voor stof, hetgeen hen geschikt maakt om toegepast te worden bij grijperweefmachines.

  
De werkwijze volgens de uitvinding laat toe voor elk lanswiel 3 te bepalen of dit versleten of gebroken is en zodoende of het lanswiel 3 dient vervangen te worden. Tevens laat de werkwijze toe te bepalen of het lanswiel 3 in een correcte hoekpositie is aangebracht ten opzichte van de aandrijfas 14. Verder laat het bepalen van minstens een bepaalde hoekpositie van het lanswiel 3 toe, elementen voor het inbrengen van een inslagdraad zodanig te sturen, te regelen of te synchroniseren met één of meerdere bepaalde werkelijke hoekposities van het lanswiel 3.

  
De werkwijze, het lanswiel en de grijperweefmachine volgens de uitvinding zijn uiteraard in de eerste plaats geschikt om een lanswiel 3 in een gewenste hoekpositie op de aandrijfas 14 te monteren. Dit kan gebeuren door de hoekpositie van het lanswiel 3 te bepalen waarbij het aan het lanswiel 3 aangebracht identificatie-element 20 tegenover een detectieinrichting 24 staat. Op een analoge manier laat dit toe tijdens het weven te controleren of het lanswiel 3 zich in een gewenste hoekpositie ten opzichte van de aandrijfas 14 bevindt. Dit laat tevens toe de elementen van de weefmachine in functie van die bepaalde hoekpositie te sturen. Bovendien laat dit toe te bepalen wanneer een lanswiel 3 gebroken zou zijn of wanneer een lanswiel 3 ten opzichte van de aandrijfas
14 tijdens het weven verdraaid zou zijn.

   Een gebroken lanswiel 3 kan bijvoorbeeld vastgesteld worden daar geen signaal meer wordt waargenomen ofwel dat op een verkeerd ogenblik in de weefcyclus een signaal wordt waargenomen. Dit laatste kan ook aangewend worden om te bepalen wanneer het lanswiel 3 op de aandrijfas 14 zou verdraaid zijn.

  
Indien de grijperband 2 tevens een identificatieelement 40 bevat dat kan samenwerken met een detectieinrichting 41 is het bijvoorbeeld tevens mogelijk de positie van de grijperband 2 ten opzichte van de hoekpositie van het lanswiel 3 te bepalen. Dit laat bijvoorbeeld tevens toe tijdens het weven te bepalen of een grijperband 2 gebroken is of te bepalen of de grijperband 2 niet correct ingebracht wordt. Dit kan door het ogenblik van het detecteren van het signaal van de detectie-inrichting 41 op basis van het identificatie-element 40 te vergelijken met het ogenblik van het signaal van de detectie-inrichting 24 wanneer het identificatie-element 20 voorbij de detectie-inrichting 24 passeert.

   Dit laat ook toe na het aanbrengen van een nieuwe grijperband 2, de grijperband 2 en/of het aandrijfrad 3 ten opzichte van de aandrijving 15 voor de grijperband 2 perfect in te stellen, zodat de positie van de grijper 9 ten opzichte van de hoekpositie van de grijperweefmachine, meer in het bijzonder in functie van de hoekpositie van de aandrijfeenheid 15 kan ingesteld worden.

  
Het is duidelijk dat indien een tag 23 gebruikt wordt waarbij niet alleen een signaal representatief voor het al dan niet aanwezig zijn van de tag detecteerbaar is, maar tevens een signaal dat eigenschappen van de grijperband 2 of van het lanswiel 3 bevat, het signaal van die tag eveneens kan aangewend worden om bepaalde instellingen van de grijperweefmachine automatisch aan te passen. Indien bijvoorbeeld een lanswiel 3 met een bepaalde tag aanwezig is, kan bijvoorbeeld het toerental van de grijperweefmachine automatisch ingesteld worden, bijvoorbeeld naar het maximaal toelaatbaar toerental voor het lanswiel 3. Indien bijvoorbeeld een grijperband 2 met een bepaalde vorm of vervaardigd uit een bepaald materiaal met een bijhorende tag aanwezig is, kan bijvoorbeeld analoog het toerental van de grijperweefmachine automatisch ingesteld worden.

   Het is duidelijk dat het lezen van de gegevens van die tag bijvoorbeeld tijdens traagloop van de grijperweefmachine kan gebeuren en niet tijdens elke inslaginbreng dient te gebeuren. De gegevens van tag voor de grijperband 2 of van de tag voor het lanswiel 3 kunnen uiteraard op het display 18 van de grijperweefmachine weergegeven worden, zodat kan afgelezen worden welk type grijperband 2 of welk type lanswiel 3 aanwezig is in de grijperweefmachine. Dit laat bovendien toe te bepalen hoe lang een bepaalde grijperband 2 of een bepaald lanswiel 3 in de grijperweefmachine aanwezig is of geweven heeft.

   De gegevens van de grijperband 2 of van het lanswiel 3 kunnen tevens aangewend worden om te bepalen door welke grijperband of lanswiel een versleten grijperband of lanswiel dient vervangen te worden en om bijvoorbeeld te controleren of een nieuwe grijperband of het nieuw lanswiel identiek is met de versleten grijperband of het nieuw lanswiel. Dergelijke werkwijze biedt uiteraard ook het voordeel dat de stuureenheid 17 van de weefmachine kan controleren of het lanswiel 3 en de grijperband 2 met elkaar kunnen samenwerken, meer in het bijzonder of de openingen 11 in de grijperband 2 afgestemd zijn op de tanden 10 van het lanswiel 3.

  
In figuur 5 is een variante weergegeven waarbij twee identificatie-elementen 32 en 33 elk ter hoogte van een zijflank van een bepaalde tand 10 van het lanswiel 3 zijn aangebracht. Het identificatie-element 32 bevat een spoel 34 en een eerste elektronische schakeling 35 die samen een eerste tag vormen. Het identificatieelement 33 bevat een spoel 34 en een tweede elektronische schakeleing 36 die samen een tweede tag vormen. Het gebruik van twee identificatie-elementen 32 en 33 laat toe met behulp van een detectie-inrichting
24 bij het verdraaien van een lanswiel 3 twee maal een hoekpositie te bepalen. Dit laat niet alleen toe bijvoorbeeld een gemiddelde hoekpositie te bepalen, maar laat tevens toe te bepalen volgens welke draaizin het lanswiel 3 verdraaid wordt.

   Bovendien kan door gepaste keuze van de eigenschappen van de schakelingen
35 en 36 bekomen worden dat de signalen veroorzaakt door de twee identificatie-elementen 32 en 33 kunnen verwerkt worden om een signaal te vormen dat afhankelijk is van de signalen bekomen via de twee identificatie-elementen 32 en 33. Bijvoorbeeld kan elk van de identificatie-elementen 32 en 33 een deel van de eigenschappen van het lanswiel 3 bevatten en kunnen door samenvoegen van die eigenschappen alle eigenschappen van het lanswiel 3 bepaald worden. Uiteraard kunnen ook een deel van de eigenschappen op elk identificatie-element 32 of 32 voorzien worden, zodat een deel eigenschappen dubbel gedetecteerd kunnen worden. Die uitvoeringsvorm is voordelig daar die toelaat onnauwkeurigheden bij het detecteren van de signalen en bij het bepalen van de hoekpositie van het lanswiel 3 uit te middelen.

  
Zoals weergegeven in figuur 5 kunnen uiteraard ook twee detectie-inrichtingen 24 en 37 voorzien worden, die elk kunnen samenwerken met de identificatie-elementen 32 en

  
33. Het gebruik van twee detectie-inrichtingen 24 en 37 laat toe fouten uit te sluiten in geval één van die detectie-inrichtingen 24 of 37 bijvoorbeeld foutief een signaal niet zou detecteren. Uiteraard kan bij dit uitvoeringsvoorbeeld volgens een variante bijvoorbeeld het identificatie-element 32 alleen samenwerken met de detectie-inrichting 24 en het identificatie-element 33 alleen met de detectie-inrichting 37. De signalen van de detectie-inrichtingen 24 en 37 worden naar de stuureenheid 17 geleid en kunnen door de stuureenheid 17 apart of samen verwerkt worden om de hoekpositie van het lanswiel te bepalen, om te bepalen of het landwiel correct gemonteerd werd, om te bepalen of een goed lanswiel gemonteerd werd of om te bepalen of het lanswiel 3 gebroken of beschadigd werd.

  
Volgens een niet weergegeven variante kunnen ook meer dan twee identificatie-elementen ter hoogte van respectievelijke tanden 10 van het lanswiel 3 voorzien worden. Tevens kunnen ter hoogte van een tand 10 bijvoorbeeld meerdere identificatie-elementen voorzien worden, die bijvoorbeeld op een verschillende afstand van de randen van de tand zijn aangebracht. Dit laatste kan toelaten een verloop van de sleet te bepalen.

  
Het is duidelijk dat indien de grijperweefmachine twee lanswielen 3 bevat, dat beide lanswielen 3 al dan niet met een dergelijk identificatie-element 20 kunnen uitgevoerd worden. Volgens nog een mogelijkheid kan tevens gecontroleerd worden of gedurende elke inslaginbreng een kortstondig signaal met de detectieinrichting 24 wordt waargenomen, teneinde na te gaan of wel degelijk een identificatie-element 20 voorbij de detectie-inrichting 24 passeert, meer in het bijzonder om na te gaan of geen identificatie-element 20 vast in de omgeving van de detectie-inrichting 24 is opgesteld.

  
De werkwijze, het lanswiel en de grijperweefmachine volgens de uitvinding beperken zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten en volgens verschillende combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen uitgevoerd worden.

Claims (10)

Conclusies.
1. Werkwijze voor het bepalen van een hoekpositie van een lanswiel (3) bij een grijperweefmachine, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het bepalen bevat van een hoekpositie van het lanswiel (3) door het detecteren van het ogenblik dat minstens één aan het lanswiel (3) aangebracht identificatie-element (20,29,32,33) nagenoeg tegenover een detectie-inrichting (24,37) staat.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het vergelijken bevat van het ogenblik dat een in het lanswiel (3) aanwezig identificatieelement (20,29,32,33) aan een detectie-inrichting (24,37) voorbij komt met de hoekpositie van een hoofdaandrijfas (19) van de weefmachine.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat detecteren door middel van een detectieinrichting (24,37) gebeurt die ter hoogte van de bewegingsbaan van het lanswiel (3) is opgesteld.
4. Werkwijze, meer in het bijzonder een werkwijze volgens één van conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het detecteren bevat van het ogenblik dat het in het lanswiel (3) aanwezig identificatieelement (20,29,32,33) wordt beschadigd.
5. Lanswiel, daardoor gekenmerkt dat het lanswiel (3) minstens één identificatie-element (20,29,32,33) bevat.
6. Lanswiel volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het identificatie-element (20,29,32,33) ter hoogte van een tand (10) van het lanswiel (3) is opgesteld.
7. Grijperweefmachine voorzien van een lanswiel (3), daardoor gekenmerkt dat de grijperweefmachine een lanswiel (3) bevat dat minstens één identificatieelement (20,29,32,33) bevat en een detectie-inrichting (24,37) bevat die kan samenwerken met het minstens één identificatie-element (20,29,32,33).
8. Grijperweefmachine volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de detectie-inrichting (24,37) ter hoogte van de buitenomtrek van het lanswiel (3) aan een gestel (1) van de weefmachine is aangebracht.
9. Grijperweefmachine volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat het identificatie-element (20,29,32,33) een spoel (21,34) bevat.
10. Grijperweefmachine volgens één van de conclusies 7 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het identificatieelement (20,29,32,33) een zogenaamde tag (23;34,35;34,36) bevat, bijvoorbeeld een RFID-tag of een radio frequentie identificatie-tag.
BE2004/0607A 2004-07-14 2004-12-10 Lanswiel voor een grijperweefmachine. BE1016360A6 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2004/0607A BE1016360A6 (nl) 2004-12-10 2004-12-10 Lanswiel voor een grijperweefmachine.
CN200580023782XA CN1985039B (zh) 2004-07-14 2005-07-13 用于检验一种织机的片梭驱动轮的方法、片梭驱动轮和片梭织机
PCT/EP2005/007595 WO2006005597A1 (de) 2004-07-14 2005-07-13 Verfahren zum überprüfen eines greiferantriebrades einer webmaschine, greiferantriebsrad und greiferwebmaschine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2004/0607A BE1016360A6 (nl) 2004-12-10 2004-12-10 Lanswiel voor een grijperweefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1016360A6 true BE1016360A6 (nl) 2006-09-05

Family

ID=36950777

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2004/0607A BE1016360A6 (nl) 2004-07-14 2004-12-10 Lanswiel voor een grijperweefmachine.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1016360A6 (nl)

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6857667B2 (ja) 平軸受、プラスチック・スライド要素、摩耗検出のためのシステムおよび方法
EP1783070B1 (en) Method for self-synchronizing a conveyor belt sensor system
US11143270B2 (en) Line guide device with electrical detection of deterioration and radio circuit for same
KR102208883B1 (ko) 방위 제어 및 제거 검출식 타이어 장착 센서
US7259854B2 (en) Control device for a conveyor
JP6547165B2 (ja) チェーン伸長を測定するためのリラクタンス式チェーンセンサ及び測定方法
EP3471530B1 (en) System and method for belt tracking sensor for agricultural
CN1985039B (zh) 用于检验一种织机的片梭驱动轮的方法、片梭驱动轮和片梭织机
US20200079594A1 (en) Roller testing device for a roller adapter of an overhead conveyor system
US6124803A (en) Monitoring device at a textile machine
BE1016360A6 (nl) Lanswiel voor een grijperweefmachine.
JP2005335939A (ja) コンベヤベルトの縦裂き検出装置
KR101155238B1 (ko) 무선 주파수 인식을 이용한 밑실 감지장치
KR20170089908A (ko) 인쇄 기계
CA3186650A1 (en) Belt tear monitoring system
CN216310797U (zh) 线轴保持板、存在检测和/或线轴追踪设备、自动卷绕机及环锭纺纱机
BE1017750A3 (nl) Inrichting en werkwijze voor het detecteren van niet gesneden pool bij het axminsterweven.
DE19853696A1 (de) Vorrichtung zur Überwachung von Fahrzeugfelgen
EP3644147B1 (en) Belt drive system and method
ITMI20100269U1 (it) Dispositivo per l'identificazione di un utensile sostituibile
ITTO20130050A1 (it) Broccia, sistema e metodo per la verifica dimensionale del profilo di un oggetto brocciato

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *PICANOL N.V.

Effective date: 20101210