BE1029387B1

BE1029387B1 - Werkwijze voor het vervaardigen van panelen; en panelen hiermee bekomen

Info

Publication number: BE1029387B1
Application number: BE20215443A
Authority: BE
Inventors: Christophe Naeyaert; Milan Thoen; Martin Segaert; Tieghem Ward Van; Rick Jan De; Benjamin Clement; Pieter-Jan Sabbe
Original assignee: Flooring Ind Ltd Sarl
Priority date: 2021-05-05
Filing date: 2021-06-03
Publication date: 2022-12-06
Also published as: CN117321149A; BE1029387A1

Abstract

De werkwijze voor het vervaardigen van rechthoekige panelen (1) - waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3) – bevat de stappen van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand van een vloeistof (14), bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte indringt in de betreffende rand; en het opbrengen van een lak (33) op ten minste een deel van de eerste rand terwijl de vloeistof op de eerste rand nog in natte toestand is.

Description

Werkwijze voor het vervaardigen van panelen; en panelen hiermee bekomen. De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van panelen; en op panelen — bijvoorbeeld vloerpanelen — bekomen met deze methodes.

In het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op panelen die aangewend worden voor het samenstellen van bijvoorbeeld een zwevende vloerbekleding. Dergelijke vloerpanelen zijn bijvoorbeeld gekend uit WO97/47834 en kunnen aan twee tegenoverliggende randen voorzien zijn van geprofileerde randgebieden die in elkaar passende gefreesde koppelmiddelen omvatten, waarmee twee van dergelijke vloerpanelen aan de betreffende randen met elkaar kunnen worden gekoppeld, bij voorkeur zonder gebruik van lijm. Eventueel kunnen de koppelmiddelen uitgevoerd zijn met enige voorspanning, waarmee wordt bedoeld dat de contour van de koppelmiddelen enigszins overlappend is uitgevoerd, zodanig dat in gekoppelde toestand een spanning ontstaat die de panelen naar elkaar toe drukt. Dergelijke voorspanning is interessant om het ontstaan van spleten na het leggen tegen te werken. Hierdoor kan ook de indringing van stof en vocht worden beperkt. In sommige gevallen is de freeskwaliteit van de koppelmiddelen ontoereikend om de naden blijvend waterdicht te houden. Daarenboven heerst ter plaatse van de hoekpunten van dergelijke panelen een verhoogde gevoeligheid voor waterindringing. Ter plaatse van de hoeken kruisen de geprofileerde randgebieden van aanliggende zijranden, en hierdoor is het mogelijk dat de gefreesde koppelmiddelen daar afwezig of ontoereikend kunnen zijn.

De indringing van vocht in de naden van een vloerbekleding die uit panelen is samengesteld kan bij panelen met een vochtgevoelig substraat en/of toplaag, zoals een substraat op basis van MDF of HDF (medium of high density fiberboard), leiden tot zwellingen en/of verkleuringen die storend zichtbaar worden aan het decoratief oppervlak van dergelijke panelen. Bovendien kunnen dergelijke zwellingen van het substraat op zich leiden tot versnelde slijtage van het vloeroppervlak. Verder is de indringing van vocht in de naden van een vloerbekleding op zich problematisch, zelfs indien noch het substraat noch de toplaag vochtgevoelig zijn. In dergelijk geval kan water zich verzamelen onder de vloerbekleding en kan dit aanleiding geven tot schimmelvorming en de onaangenaamheden van dien.

Uit het WO2008/078181 is het gekend de randen van een vloerpaneel met een MDF of HDF substraat te behandelen met een waterwerende substantie die een gefluoreerd polymeer of copolymeer omvat. De betreffende substantie wordt op de rand van het vloerpaneel aangebracht door middel van een zogenaamde vaccumaat, bijvoorbeeld van het type zoals gekend uit het DE9202976U1.

De huidige uitvinding beoogt in de eerste plaats alternatieve werkwijzen aan te bieden voor het vervaardigen van panelen, waarbij volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen een oplossing kan worden geboden voor één of meerdere van de problemen met de werkwijzen en/of panelen uit de stand van de techniek. In het bijzonder is het een doelstelling van de uitvinding om werkwijzen te beschrijven die toelaten om op een eenvoudigere wijze een optimale resistentie tegen water van panelen te bekomen. De uitvinding wordt beschreven door de onafhankelijke conclusies. Uitvoeringsvormen worden beschreven door de afhankelijke conclusies. Het eerste aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarbij de panelen rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand. De werkwijze bevat de stappen: - opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand van een vloeistof, bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte indringt in de betreffende rand, - opbrengen van een lak op ten minste een deel van de eerste rand terwijl de vloeistof op de eerste rand nog in natte toestand is.

Het is een voordeel van de uitvinding dat panelen bekomen worden die beter waterafstotend zijn, en die eenvoudiger te produceren zijn. Het feit dat de vloeistof eerst kan indringen waarna nat-op-nat de lak op de afkanting gelegd wordt, zorgt er voor dat de afkanting ook zeer goed waterafstotend gemaakt wordt, zelfs als het gaat over een gefreesde afkanting waarbij in het substraat van het paneel gefreesd wordt, waardoor substraat bloot komt te liggen aan het oppervlak van de afkanting. Het nat-op-nat opbrengen heeft verder het voordeel dat een betere hechting van de lak bekomen wordt. Bij voorkeur worden het opbrengen van de vloeistof en het opbrengen van de lak in het zelfde continue proces uitgevoerd worden. Hierdoor worden nog betere resultaten bereikt met betrekking tot waterafstotendheid en efficiëntie in productie.

Bij voorkeur wordt de lak ten minste voor een deel op een oppervlak van de eerste rand opgebracht waarop vloeistof opgebracht werd. De vloeistof heeft een bevochtigend effect gehad, waardoor een betere hechting van de lak bekomen wordt. Bij voorkeur wordt de lak opgebracht wordt door middel van één van de methodes: - spuiten van de lak, - opbrengen van de lak door middel van een transferwals, of - opbrengen door middel van een vacuumtechniek. Het opbrengen met een vacuumtechniek kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden zoals beschreven in DE9202976U1. Bij voorkeur bevat de werkwijze na het opbrengen van de lak de stap van het afblazen, afzuigen, of gecombineerd afblazen en afzuigen van natte lak die op het bovenoppervlak van het paneel opgebracht werd tijdens het opbrengen van de lak op de eerste rand.

Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat vermeden wordt dat er zich lak hecht aan het bovenoppervlak van het paneel. Dit bovenoppervlak bevat meestal een decoratieve laag. Lak op dit bovenoppervlak is een defect. Als de rand van het paneel afkantingen bevat, kan het gewenst zijn deze te voorzien van een lak, bijvoorbeeld om de afkanting in te kleuren. Deze lak mag zich bij voorkeur echter niet uitstrekken tot op het bovenoppervlak van het paneel. Bij voorkeur wordt na het opbrengen van de lak de lak gedroogd. Dit drogen wordt bij voorkeur uitgevoerd in het zelfde continue proces als het opbrengen van de lak.

Bij voorkeur wordt bij het drogen van de lak ook de vloeistof gedroogd. Hierdoor wordt een efficiënte afwerking van het paneel bekomen. Bij voorkeur wordt de lak gedroogd wordt door middel van één of meerdere IR- lampen (Infrarood lampen), bij voorkeur door middel van één of meerdere HIR- lampen (halogeen infrarood lampen). Infrarood lampen, en in het bijzonder halogeen infrarood (HIR) lampen hebben zich als zeer effectief uitgewezen in deze processtap. Bij voorkeur stroomt tijdens het drogen een continue gasstroom - bij voorkeur een continue luchtstroom - over het te drogen oppervlak van het paneel. Bij hogere voorkeur wordt deze gasstroom door middel van een blaasinrichting en/of een afzuiginrichting gerealiseerd. Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat de concentratie van eventueel verdampend solvent uit de vloeistof en/of de laklaag laag blijft, zodat er geen explosie- of brandgevaar dreigt. Hierdoor wordt een veilig productieproces bekomen.

In een uitvoeringsvorm wordt de lak gedroogd door middel van een warme gasstroom - bij voorkeur door middel van een warme luchtstroom - waarbij bij dit drogen de warme gasstroom continu over het te drogen oppervlak van het paneel stroomt. Bij hogere voorkeur wordt deze gasstroom door middel van een blaasinrichting en/of een afzuiginrichting gerealiseerd. Deze uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat de concentratie van eventueel verdampend solvent uit de vloeistof en/of de laklaag laag

> BE2021/5443 blijft, zodat er geen explosie- of brandgevaar dreigt. Hierdoor wordt een veilige productie bekomen. Bij voorkeur is de lak gepigmenteerd en/of bevat de lak kleurstoffen. Wanneer de lak op een afkanting van het paneel gelegd wordt, laat dit toe een passende kleur te geven aan de afkanting. Dit is vooral van belang wanneer de afkanting gerealiseerd werd door middel van een snijbewerking tot in het substraat van het paneel. Bij voorkeur is de lak een water gebaseerde dispersie. Bij hogere voorkeur is de lak een acrylaat dispersie of een polyurethaan dispersie, of is of bevat de lak een alkyd hars. De lak kan ook solvent gebaseerd zijn, bij voorkeur een solvent gebaseerde acrylaat of een solvent gebaseerde polyurethaan lak.

In uitvoeringsvormen waar een alkyd gebruikt wordt, is het alkyd bij voorkeur van het lange keten type.

In voorkeuruitvoeringsvormen is de vloeistof solvent gebaseerd is, of is de vloeistof water gebaseerd.

Solvent gebaseerde vloeistoffen hebben het voordeel bij gebruik op panelen waarbij het substraat houtgebaseerd is (bijvoorbeeld waarbij het substraat een MDF- of HDF- plaat is of bevat) dat de houtvezels zich bij het opbrengen van de vloeistof niet gaan oprichten zoals wel bij een water gebaseerde vloeistof het geval zou zijn. Houtvezels die zich oprichten is enerzijds nadelig om wateropname tegen te gaan; en anderzijds nadelig omdat dit kan leiden tot grotere ruwheid aan de randen van het paneel. De grotere ruwheid kan de enge toleranties van koppeldelen aan de randen verstoren; dit is nadelig voor het koppelen van de panelen bij installatie van de panelen in een bekleding, b.v. in een vloerbekleding.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van de uitvinding is de vloeistof solvent gebaseerd. Het solvent bevat één of meerdere van een glycol ether, propyleen glycol methyl ether, propyleen glycol methyl ether acetaat, koolwaterstoffen — bij voorkeur alifatische koolwaterstoffen en/of bij voorkeur iso-koolwaterstoffen -, butylacetaat, propylacetaat - bijvoorbeeld 3-Methoxy-3-Methyl-1-Butylacetaat (MMB-AC) of 1- Methoxy-Propylacetaat (MPA) -, een dibasisch ester, een glycol diether, een benzoaat ester, of een tetramethoxyether.

Het gebruik van dergelijke solvents heeft de voorkeur omdat een goede stabiliteit van de vloeistof bekomen wordt, nodig voor de verwerkbaarheid er van; en omdat een goede impregnatie van de rand(en) van het paneel met de vloeistof bekomen wordt.

In voorkeuruitvoeringsvormen is de vloeistof solvent gebaseerd, waarbij het solvent een flash point heeft hoger dan 30°C, bij hogere voorkeur hoger dan 35°C, bij nog hogere voorkeur hoger dan 55°C. Dergelijke uitvoeringsvormen verhogen de veiligheid bij het uitvoeren van de uitvinding.

Bij voorkeur bevat de vloeistof één of meerdere bevat van een acrylaat, een methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat copolymeer, een (per)fluoroalkyl (meth)acrylaat of een (per)fluoroalky (meth)acrylaat copolymeer, een alkyd, een epoxyhars, een gefluoreerd epoxyhars, of een polysiloxaan. Wanneer een (per)fluoroalkyl (meth)acrylaat of een (per)fluoroalky (meth)acrylaat copolymeer gebruikt wordt, bevatten de gefluoreerde zijketens bij voorkeur vier, vijf of zes koolstof atomen die fluor atomen bevatten en/of zijn ten minste een deel van de gefluoreerde zijgroepen gebaseerd op perfluorobutaan sulfonzuur. Dergelijke producten hebben zich als zeer efficiënt uitgewezen.

Het — ten minste gedeeltelijk — gebruik van een gefluoreerd methacrylaat, bijvoorbeeld als onderdeel in een gefluoreerd acrylaat copolymeer - heeft het voordeel dat het impregneermiddel een betere hechting heeft met het substraat.

De combinatie — vooral van het vermelde gefluoreerd acrylaat, gefluoreerd methacrylaat, gefluoreerd acrylaat copolymeer, (per)fluoroalkyl (meth)acrylaat of (per)fluoroalky (meth)acrylaat copolymeer - met alkyd heeft zich als bijzonder voordeling uitgewezen voor het bekomen van waterafstotendheid aan de rand(en) van het paneel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de vloeistof een fluoracrylaatpolymeer met structuurformule > R' waarbij één of meer van de R groepen fluor atomen zijn, en de andere R groepen waterstof atomen zijn; of een fluoracrylaatpolymeer met structuurformule == R' waarbij, bij voorkeur, de R’ groep vrij is van waterstof atomen, en bij voorkeur gekozen is uit de lijst bestaande uit natrium, kalium, en CF3.

In een voorkeursuitvoering van de uitvinding verleent de vloeistof waterafstotende eigenschappen aan de rand waarop deze vloeistof aangebracht wordt. Bij voorkeur wordt de vloeistof aangebracht door middel van één van de volgende methodes: - opspuiten, bij voorkeur met een druk hoger dan 3 bar, bij hogere voorkeur met een druk hoger dan 5 bar, - opbrengen door middel van een transferwals, of - opbrengen door middel van een vacuumtechniek, bijvoorbeeld zoals beschreven in DE9202976U1.

Opspuiten heeft de voorkeur, omdat op deze wijze meer vloeistof aangebracht kan worden.

De uitvoeringsvorm waarbij de vloeistof met een druk hoger dan 3 bar op de betreffende rand gespoten wordt, heeft het specifieke voordeel dat een betere indringing in de betreffende rand van het paneel bekomen wordt. Hierdoor wordt het paneel beter waterafstotend.

In voorkeuruitvoeringsvormen van de uitvinding bevat de eerste rand een zijrand van het paneel en een afkanting. Bij het opbrengen van de vloeistof wordt de vloeistof ten minste op een deel van de zijrand van de eerste rand aangebracht, en wordt bij het opbrengen van de lak de lak ten minste op een deel — en bij voorkeur op de volledige — afkanting van de eerste rand aangebracht.

Volgens deze uitvoeringsvorm wordt een lak op de afkanting opgebracht. Dit is vooral van belang bij afkantingen die tot in het substraat door middel van een snijbewerking bekomen worden, zodat in deze uitvoeringsvorm een gewenste inkleuring en gewenste eigenschappen aan deze afkantingen verleend kan worden.

Bij hogere voorkeur wordt bij het opbrengen op ten minste een deel van de zijrand van de eerste rand van de vloeistof, ook vloeistof opgebracht op ten minste een deel van de — en bij voorkeur op de volledige — afkanting van de eerste rand, waardoor bij het opbrengen van de lak op de afkanting van de eerste rand dit gebeurt terwijl de vloeistof op de afkanting van de eerste rand nog in natte toestand is.

In dergelijke uitvoeringsvormen wordt dus zowel vloeistof als lak op de afkanting aangebracht. Hierdoor wordt een beter waterafstotend effect van de afkanting bekomen. Door het eerste bevochtigen van de afkanting met de vloeistof wordt een betere hechting van de lak op de afkanting bekomen.

Bij voorkeur wordt in een continu proces de afkanting aan de eerste rand gevormd — bij voorkeur door een mechanische snijbewerking, bij hogere voorkeur door een freesbewerking - waarbij in het zelfde continue proces het opbrengen van de vloeistof en het opbrengen van de lak uitgevoerd worden.

Bij voorkeur bevat de afkanting ten minste over zijn deel van zijn oppervlak de toplaag niet, zodat over ten minste een deel van het oppervlak van de afkanting de lak op het substraat opgebracht wordt.

Bij voorkeur bevat de zijrand van de eerste rand een sluitvlak substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, en bevat de tweede rand een zijrand waarbij de zijrand van de tweede rand een sluitvlak bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel. De eerste rand van het paneel kan gekoppeld worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel. Bij het opbrengen van de vloeistof, wordt de vloeistof op ten minste een deel — en bij voorkeur op het volledige oppervlak van — het sluitvlak van de eerste rand opgebracht.

Door het contact van of de nabijheid van de sluitvlakken wordt nog betere watervastheid van een bekleding met dergelijke panelen bekomen.

Bij voorkeur wordt in lijn met — en bij hogere voorkeur parallel met - het uitvoeren van een stap in de werkwijze aan de eerste rand, een gelijkaardige of de zelfde stap uitgevoerd aan de tweede rand van het paneel. Bij hogere voorkeur gebeurt dit voor meerdere of voor alle van de in de werkwijze vermelde stappen.

Bij dergelijke uitvoeringsvormen worden dus gelijkaardige of de zelfde stappen uitgevoerd op de tweede rand als op de eerste rand. Dit kan bij voorkeur uitgevoerd worden in een continu productie proces, waarbij stappen uitgevoerd worden aan de eerste rand, en tegelijkertijd aan de tweede rand. De ganse werkwijze — aan de beide randen van het eerste paar tegenoverliggende randen — kan uitgevoerd worden op een tweezijdige doorloopfreesmachine, waarbij het opbrengen van vloeistof en lak — en het eventueel drogen er van — gebeuren in lijn met de freesbewerkingen aan het eerste paar tegenoverliggende randen (bijvoorbeeld voor het vormen van koppeldelen en/of afkantingen), en tegelijk aan de eerste rand en de tweede rand.

In een voorkeursuitvoering bevatten de panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen, waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en er ook een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen. Bij voorkeur zijn de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt. In dergelijke uitvoeringsvormen wordt synergetisch een betere watervastheid bekomen van een bekleding met dergelijke panelen.

Bij het gebruik van een koppeling met voorspanning worden de randen van de panelen naar elkaar toe geduwd, dit belemmert vochtindringing aan de randen van de gekoppelde panelen.

Bij voorkeur wordt het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand van een vloeistof uitgevoerd na en in lijn met de snijbewerkingen — bij voorkeur freesbewerkingen — voor het vervaardigen van de koppeldelen aan de eerste rand van het paneel. Bij voorkeur bevat de toplaag een decorlaag en een slijtlaag, bijvoorbeeld waarbij de decorlaag een bedrukte papierlaag of een bedrukte polymere film bevat.

Het tweede aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is deze werkwijze een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand. De panelen zijn voorzien van een tweede paar tegenoverliggende randen waarvan een derde rand en een tegenoverliggende vierde rand. De werkwijze bevat de stap van het opbrengen op ten minste een deel van één, meerdere of alle van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand van een vloeistof door middel van één of meerdere spuitkoppen, waarbij de vloeistof de één of meerdere spuitkoppen verlaat met een druk hoger dan 3 bar, bij voorkeur hoger dan 4 bar, bij hogere voorkeur hoger dan 5 bar. De vermelde waarde voor de druk betreft de druk bij het uittreden van de vloeistof uit de spuitkop.

Het tweede aspect van de uitvinding biedt het voordeel dat een betere impregnatie van de rand(en) van het paneel met de vloeistof bekomen wordt, waardoor een betere waterafstotendheid van deze randen — en van het ganse paneel - bekomen wordt. Het derde aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel een werkwijze zoals in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste en/of van het tweede aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten. De panelen zijn voorzien van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand. De werkwijze bevat de stap van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand en/of van de tweede rand van een vloeistof door middel van één of meerdere spuitkoppen terwijl de panelen opeenvolgend voorbij de één of meerdere spuitkoppen geleid worden. Bij voorkeur gebeurt dit met een tussenafstand tussen opeenvolgende panelen. Bij voorkeur gebeurt dit met continue snelheid. De positie van de panelen wordt direct of indirect met behulp van een sensor gedetecteerd, waarbij het signaal van de sensor — optioneel samen met de doorvoersnelheid van de panelen en/of de lengte van de panelen in de doorvoerrichting — gebruikt wordt om via een controller het starten en stoppen van het spuiten van de één of meerdere spuitkoppen aan te sturen. Op deze manier wordt een zeer efficiënt proces bekomen voor het waterafstotend maken van randen van de panelen.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het derde aspect van de uitvinding, worden ten minste twee spuitkoppen aangestuurd om ten minste voor een deel vloeistof op het zelfde oppervlak aanbrengen. Dit laat toe om de hoeveelheid opgebrachte vloeistof te controleren en meer op te brengen op zones langs de lengte van de rand(en) van het paneel die meer kritisch zijn voor het indringen van water. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het derde aspect van de uitvinding, wordt ten minste één van de spuitkoppen aangestuurd om ook ten minste voor een deel vloeistof aan te brengen op een aanliggende rand van de rand waarop de spuitkop vloeistof aanbrengt. Dit betekent dat er extra vloeistof aangebracht zal worden op en nabij de hoekpunten van het paneel. Deze hoekpunten zijn het meest kritisch voor het indringen van vocht bij geïnstalleerde panelen. Daarom wordt volgens deze uitvoeringsvorm een betere watervastheid bekomen van bekledingen (b.v. vloerbekledingen) met panelen gemaakt volgens deze uitvoeringsvorm.

Het vierde aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is deze werkwijze een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand. De werkwijze bevat de stap van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand of van de tweede rand van een vloeistof door middel van ten minste twee spuitkoppen terwijl de panelen opeenvolgend voorbij de ten minste tweede spuitkoppen geleid worden . Bij voorkeur worden de panelen opeenvolgend voorbij de één of meerdere spuitkoppen geleid met een tussenafstand tussen opeenvolgende panelen. Bij voorkeur worden de panelen met continue snelheid voorbij de één of meerdere spuitkoppen geleid. Ten minste één van de ten minste twee spuitkoppen is gezien in de projectie op het vlak van het paneel onder een hoek opgesteld ten opzichte van het vlak van het paneel, waarbij deze hoek minder dan 90° bedraagt.

Doordat de spuitkop onder een hoek van minder dan 90° met de betreffende rand is opgesteld, kan deze spuitkop ook minstens gedeeltelijk een aanliggende zijrand, inclusief de hoek tussen deze zijranden, behandelen. Hierdoor kan een beter waterafstotend effect bekomen worden, vooral op de hoeken van de panelen. Dit is belangrijk omdat de hoeken van de panelen het meest kritisch zijn. Op deze manier kunnen beide zijranden die aanliggend zijn aan de betreffende zijrand, minstens gedeeltelijk worden behandeld of bekleed. Bovendien kunnen de respectievelijke hoeken tussen de betreffende zijrand en de aanliggende zijranden ook worden behandeld of bekleed door deze aanbrenginrichting. Bij voorkeur zijn twee van de ten minste twee spuitkoppen opgesteld zodat een eerste spuitkop er van werkzaam is in een richting met een component die tegengesteld is aan de doorvoerrichting van het voornoemde paneel; en een tweede spuitkop er van werkzaam is een richting met een component parallel met de doorvoerrichting van het voornoemde paneel.

Op deze manier kunnen beide zijranden die aanliggend zijn aan de betreffende rand, minstens gedeeltelijk behandeld worden. Bovendien kunnen de respectievelijke hoeken — die de meest kritische zone vormen - extra worden behandeld.

Verder kan de aansturing van de spuitkoppen beter aangestuurd worden, zodat de volledige rand op meest efficiënte wijze met vloeistof behandelde kan worden. Bij voorkeur worden ten minste twee spuitkoppen gebruikt, waarbij deze twee spuitkoppen ten minste voor een deel vloeistof op het zelfde oppervlak aanbrengen.

Dit laat toe de hoeveelheid opgebrachte vloeistof lokaal te optimaliseren in functie van het risico dat er op die locatie langs de rand of randen van het paneel risico zou kunnen zijn van waterindringing. Het kan bijvoorbeeld nuttig zijn om de hoekpunten of rond de hoekpunten een extra hoeveelheid vloeistof aan te brengen, aangezien de hoekpunten kritieke zones kunnen vormen met betrekking tot indringing van vocht.

Bij voorkeur wordt ten minste één van de spuitkoppen aangestuurd om ook ten minste voor een deel vloeistof aan te brengen op een aanliggende rand van de rand waarop de spuitkop vloeistof aanbrengt.

Dit laat toe de hoekpunten en nabij de hoekpunten een extra hoeveelheid vloeistof aan te brengen, zodat deze kritische zones beter beschermd zijn tegen de indringing van vocht in de geïnstalleerde panelen.

Het vijfde aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is deze werkwijze een werkwijze zoals in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of the tweede aspect, en/of the derde aspect en/of het vierde aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten. De panelen zijn voorzien van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand. De werkwijze bevat de stap van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand en/of van de tweede rand van een vloeistof door middel van ten minste één spuitkop terwijl de panelen opeenvolgend voorbij de één of meerdere spuitkoppen geleid worden . Bij voorkeur worden de panelen opeenvolgend voorbij de één of meerdere spuitkoppen geleid met een tussenafstand tussen opeenvolgende panelen. Bij voorkeur worden de panelen met continue snelheid voorbij de één of meerdere spuitkoppen geleid. Ten minste een van de ten minste één spuitkop is gezien in de projectie op het vlak loodrecht op de eerste rand en loodrecht op de doorvoerrichting van de panelen onder een hoek van minstens 2 graden, bij voorkeur van minstens 5 graden bij hogere voorkeur lager dan 15 graden, opgesteld ten opzichte van het vlak van het paneel.

De werkwijze volgens het vijfde aspect van de uitvinding laat toe om naast eventueel aanwezige sluitvlakken, ook de eventueel aanwezige koppeldelen en vooral de eventueel aanwezige verlaagde randgebieden (bijvoorbeeld afkantingen) goed met vloeistof te behandelen, zodat een optimaal waterafstotend effect bekomen wordt.

In een voorkeursuitvoering van het tweede aspect van de uitvinding en/of van het derde aspect van de uitvinding en/of van het vierde aspect van de uitvinding en/of van het vijfde aspect van de uitvinding brengt ten minste één spuitkop ook vloeistof aan op ten minste een deel van een aanliggende rand van de rand waarop de spuitkop vloeistof aanbrengt.

Het zesde aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is dit een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of van het tweede aspect en/of van het derde aspect en/of van het vierde aspect en/of van het vijfde aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten. De panelen zijn voorzien van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de panelen aan hun eerste rand gekoppeld kunnen worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij de eerste rand voorzien is van een verlaagd randgebied en een sluitvlak substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel, waarbij de tweede rand voorzien is van een verlaagd randgebied en een sluitvlak substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel, waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel. De werkwijze bevat de stap van het opbrengen van een vloeistof op de eerste rand en op de tweede rand, waarbij de vloeistof ten minste gedeeltelijk indringt in het sluitvlak van de eerste rand en in het sluitvlak van de tweede rand; waarbij de vloeistof ten minste een film vormt op de verlaagde randgebieden van de eerste rand en van de tweede rand. De verlaagde randgebieden kunnen bijvoorbeeld onder de vorm van afkantingen voorzien zijn.

Het zesde aspect van de uitvinding biedt het voordeel dat met het opbrengen van de vloeistof twee doelstellingen bereikt worden. Enerzijds kunnen de randen, met inbegrip van de sluitvlakken van de randen, voorzien worden van waterafstotende eigenschappen. Anderzijds wordt een film gevormd op de verlaagde randgebieden.

Als de vloeistof pigmenten of kleurstoffen bevat, dan wordt een gekleurde film gelegd op de verlaagde randgebieden. Dit is vooral nuttig wanneer de verlaagde randgebieden door mechanische snijbewerkingen tot in het substraat gevormd worden. De werkwijze volgens het zesde aspect van de uitvinding maakt het overbodig dat een bijkomende lak of coating op de verlaagde randgebieden aangebracht moet worden om het gewenste visuele effect op deze verlaagde randgebieden te bekomen. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het zesde aspect van de uitvinding bevat de vloeistof een pigment of kleurstof, zodat een gekleurde film gevormd wordt op de verlaagde randgebieden — bijvoorbeeld gevormd door afkantingen - van de eerste rand en van de tweede rand. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het zesde aspect van de uitvinding, wordt op de verlaagde randgebieden — bijvoorbeeld gevormd door afkantingen - de vloeistof ten minste voor een deel van het oppervlak van de verlaagde randgebieden direct op het substraat aangebracht.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het zesde aspect van de uitvinding, dringt op de verlaagde randgebieden — bijvoorbeeld gevormd door afkantingen - de vloeistof ten minste voor een deel van het oppervlak van de verlaagde randgebieden in het substraat in.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het zesde aspect van de uitvinding, wordt geen andere coating dan de vloeistof aangebracht op de verlaagde randgebieden, die bijvoorbeeld door afkantingen gevormd worden.

Het zevende aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is dit een werkwijze zoals in het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand; waarbij de panelen voorzien zijn van een tweede paar tegenoverliggende randen, waarvan een derde rand en een tegenoverliggende vierde rand. De panelen zijn aan hun eerste paar tegenoverliggende randen voorzien van koppeldelen, zodat een eerste dergelijk paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op de gekoppelde panelen en/of in de richting in het vlak van de panelen loodrecht op de gekoppelde randen. De werkwijze bevat de stappen: - stap 1: opbrengen op ten minste een deel — en bij voorkeur over de volledige lengte -van de eerste rand en/of op een deel — en bij voorkeur over de volledige lengte - van de tweede rand van een vloeistof, bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte indringt in de betreffende rand; - stap 2: door middel van één of meerdere snijbewerkingen, realiseren van koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen, zodat een eerste dergelijk paneel aan zijn derde rand gekoppeld kan worden aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op de gekoppelde panelen en/of in de richting in het vlak van de panelen loodrecht op de gekoppelde randen; - en optioneel stap 3: opbrengen op ten minste een deel — en bij voorkeur over de volledige lengte - van de derde rand en/of op een deel — en bij voorkeur over de volledige lengte - van de vierde rand van een vloeistof, bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte indringt in de betreffende rand. Bij voorkeur waarbij op de derde rand en de vierde rand per eenheid van oppervlakte meer vloeistof opgebracht wordt dan in stap 1 op de eerste rand en de tweede rand.

De werkwijze volgens het zevende aspect van de uitvinding laat toe eerst bewerkingsstappen uit te voeren aan het eerste paar tegenoverliggende randen, met inbegrip van de mechanische bewerkingen voor het vormen van de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen en het opbrengen van de vloeistof (dit kan alles gebeuren in een continu proces), en daarna de bewerkingen uitvoeren op het tweede paar tegenoverliggende randen. Dit vergemakkelijkt de materiaalstroom en het aantal manipulaties van de panelen tussen processtappen.

In een voorkeursuitvoering van de werkwijze volgens het zevende aspect van de uitvinding waarbij stap 3 uitgevoerd wordt, wordt in stap 3 ook vloeistof op de eerste rand en/of op de tweede rand aangebracht over een bepaalde lengte vanaf het hoekpunt met een rand van het tweede paar tegenoverliggende randen waarop in stap 3 vloeistof opgebracht wordt.

Deze uitvoeringsvorm is voordelig omdat de randen nabij de hoekpunten van het paneel extra met vloeistof voorzien zijn, zodat de hoeken van de panelen die in een bekleding met de panelen kritische zones vormen, ook goed waterafstotend gemaakt worden.

De voorkeursuitvoering waarbij op de derde rand en de vierde rand per eenheid van oppervlakte meer vloeistof opgebracht wordt dan in stap 1 op de eerste rand en de tweede rand, heeft het voordeel dat het tweede paar tegenoverliggende randen, die meestal de korte randen van een langwerpig rechthoekig paneel zijn, beter watervast gemaakt worden. Dit kan nuttig zijn in uitvoeringsvormen van koppeldelen waarbij aan de korte randen minder voorspanning aanwezig is; bijvoorbeeld wanneer de vergrendeling loodrecht op de panelen gevormd wordt door een insert.

In een voorkeursuitvoering van de werkwijze volgens het zevende aspect van de uitvinding, waarbij de eerste rand en/of de tweede rand een verlaagd randgebied bevatten, bij voorkeur onder de vorm van een afkanting, wordt voor of na stap 1, maar bij voorkeur voor stap 2, een lak op dit verlaagde randgebied opgebracht. Bij voorkeur is deze lak een acrylaatlak of een polyurethaanlak; of bevat of is deze lak een alkyd. Bij voorkeur bevat de lak pigmenten of kleurstoffen zodat de verlaagde randgebieden aangekleurd wordt. Bij voorkeur wordt het opbrengen van de lak gevolgd door het afblazen en/of afzuigen van lak die eventueel op het bovenoppervlak van het paneel opgebracht zou zijn voor stap 2. Dit vermijdt dat eventueel lak zich zou hechten aan het decoratieve bovenoppervlak van het paneel, dit zou een defect vormen. Bij voorkeur wordt de lak gedroogd voor het uitvoeren van stap 2. Hierdoor wordt vermeden dat stof of spanen in de laklaag zouden kleven, waardoor geen kwalitatief goede laklaag bekomen zou worden. Het achtste aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is deze werkwijze een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het tweede aspect en/of the derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zevende aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de eerste rand en/of de tweede rand een verlaagd randgebied bevat, bijvoorbeeld een afkanting, waarbij de werkwijze de stappen bevat: - opbrengen van een lak op het oppervlak van het verlaagde randbied(en);

- optioneel drogen — en optioneel vernetten — van de lak op het verlaagde randgebied(en); - opbrengen ten minste op het deel van de eerste rand en/of van de tweede rand direct aansluitend aan het verlaagde randgebied(en) van een vloeistof, bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand. De werkwijze van het achtste aspect laat toe om op de verlaagde randgebieden een goede laklaag te bekomen die een bepaald visueel aspect aan de verlaagde randgebieden verleent, en tevens ook een vloeistof aan te brengen zodat de randen van de panelen waterafstotend gemaakt worden. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het achtste aspect van de uitvinding dringt de vloeistof ten minste gedeeltelijk in in de betreffende rand zodat een deel van de vloeistof zich in het substraat bevindt onder de lak op het verlaagde randgebied.

Hierdoor wordt op de verlaagde randgebieden ook nog een extra waterafstotend effect bekomen. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het achtste aspect van de uitvinding, bevat de zijrand van de eerste rand een sluitvlak substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, en bevat de tweede rand een zijrand, waarbij de zijrand van de tweede rand een sluitvlak bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de eerste rand van het paneel gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel, waarbij bij het opbrengen van de vloeistof, de vloeistof op ten minste een deel — en bij voorkeur op het volledige oppervlak — van het sluitvlak van de eerste rand en/of van de tweede rand opgebracht wordt.

Door het opbrengen van vloeistof op deze sluitvlakken wordt een bekleding gevormd met dergelijke panelen extra beschermd tegen indringing van vocht in de panelen.

Bij voorkeur sluit het sluitvlak van de eerste rand direct aan aan het verlaagde randgebied van de eerste rand, en sluit het sluitvlak van de tweede rand direct aan aan het verlaagde randgebied van de tweede rand, waarbij op het deel van het sluitvlak(ken) direct aansluitend met het verlaagde randgebied(en) waarop vloeistof aangebracht wordt, ook vloeistof aangebracht wordt. Hierdoor wordt een bekleding gevormd met panelen geproduceerd volgens deze uitvoeringsvorm extra beschermd tegen indringing van vocht in de panelen.

Het negende aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is de werkwijze volgens het negende aspect van de uitvinding een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of the derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, en bevatten een substraat en een toplaag. De panelen zijn voorzien van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de panelen voorzien zijn van een tweede paar tegenoverliggende randen, waarvan een tweede rand en een tegenoverliggende vierde rand, waarbij op ten minste één van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand - en bij voorkeur op meerdere van deze randen; en bij hogere voorkeur op al deze randen — over ten minste een deel van hun oppervlak, en bij voorkeur over hun volledige oppervlak, een vloeistof aangebracht wordt, waarbij een meervoud van deze panelen zonder dat een actieve droogbewerking uitgevoerd werd na opbrengen van de vloeistof te samen verpakt worden. De werkwijze volgens het negende aspect van de uitvinding biedt een zeer efficiënte en effectieve werkwijze voor het waterafstotend maken van panelen. Er is geen energie nodig om het drogen uit te voeren.

In een voorkeursuitvoering van het negende aspect van de uitvinding worden een meervoud van deze panelen na opbrengen van de vloeistof te samen verpakt terwijl de vloeistof nog niet volledig gedroogd is. Het drogen van de vloeistof, waarbij solvent verdampt, kan in de verpakking gebeuren. Er moet dus geen energie verbruikt worden om de vloeistof te drogen. Het tiende aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is dit een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of the derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de werkwijze de stap bevat van het nat opbrengen van een filmvormende polymere laag of filmvormende harslaag ten minste op één van de eerste rand of de tweede rand, waarbij deze filmvormende polymere laag of filmvormende harslaag de betreffende rand(en) dampdicht maakt.

De film zorgt voor een barrière tegen de indringing van vocht aan de randen van de panelen. Deze film zorgt niet alleen voor een barrière tegen vloeibaar vocht, maar ook tegen damp, bijvoorbeeld bij hoge luchtvochtigheden.

In een voorkeursuitvoering van het tiende aspect van de uitvinding bevat de werkwijze de stap van het opbrengen van een vloeistof ten minste op één van de eerste rand of de tweede rand, waarbij deze vloeistof de betreffende rand(en) waterafstotend maakt. Bij voorkeur wordt vloeistof aangebracht op oppervlak waarop al de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag aangebracht werd.

Naast het vormen van een barrière tegen vocht, wordt in deze uitvoeringsvorm ook waterafstotendheid bekomen.

Het elfde aspect van de uitvinding betreft een betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is dit een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of the derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de werkwijze de stappen bevat: - opbrengen op de eerste rand en/of de tweede rand van een vloeistof, waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte indringt in de betreffende rand; - nat opbrengen van een filmvormende polymere laag of filmvormende harslaag op de rand of randen waar de vloeistof op aangebracht werd.

Op deze manier worden panelen bekomen die goed bestand zijn niet alleen tegen de indringing van vloeibaar vocht, maar ook tegen de opname van vocht in dampvorm. Tevens zijn de randen van de panelen goed waterafstotend.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het elfde aspect van de uitvinding verschaft de vloeistof waterafstotende eigenschappen aan de betreffende rand. In een voorkeursuitvoeringsvorm van het elfde aspect van de uitvinding, zorgt de polymere film of de filmvormende harslaag voor dampdichtheid van de betreffende rand. In een voorkeursuitvoeringsvorm van het elfde aspect van de uitvinding, is de vloeistof water gebaseerd of solvent gebaseerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het elfde aspect van de uitvinding, is het nat opbrengen van de polymere film of van de filmvormende harslaag water gebaseerd of solvent gebaseerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het tiende aspect en/of van het elfde aspect van de uitvinding, vormt de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag een film met dikte minder dan 50 micrometer, bij voorkeur minder dan 25 micrometer.

Dit is vooral van belang wanneer de panelen koppeldelen bevatten, en nog meer wanneer de panelen koppeldelen bevatten die voor een mechanische vergrendeling zorgen in de richtingen loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen en parallel met het vlak van de gekoppelde panelen. Dergelijke koppeldelen moeten met enge tolerantie geproduceerd worden. Daarom moet een film op deze koppeldelen — of op een deel er van — beperkt blijven in dikte om geen problemen te geven bij het installeren van de panelen, waarbij bijvoorbeeld de film beschadigd zou kunnen worden of waarbij de koppeling problematisch zou zijn.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het tiende aspect en/of van het elfde aspect van de uitvinding, verschaft de film gevormd door de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag dampdichtheidseigenschappen en/of waterafstotende eigenschappen aan de betreffende rand(en).

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het tiende aspect en/of van het elfde aspect van de uitvinding, wordt de filmvormende polymere laag of filmvormende harslaag opgebracht door middel van een water gebaseerde emulsie of een water gebaseerde dispersie.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het tiende aspect en/of van het elfde aspect van de uitvinding, bevat de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag een alkyd - bij voorkeur een polyurethaan gemodificeerd alkyd —, een acrylaat, een polyurethaan, een polysiloxaan, of een styreen-butadieen copolymeer, of wordt de — filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag er door gevormd. Als een alkyd gebruikt wordt is dit bij voorkeur een polyurethaan gemodificeerd alkyd en/of een alkyd van het “long oil alkyd” type. “Long oil alkyd” types hebben het voordeel dat deze snel drogen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het tiende aspect en/of van het elfde aspect van de uitvinding, bevat de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag klei; bijvoorbeeld onder de vorm van nanoklei en/of bijvoorbeeld montmorilloniet klei.

De toevoeging van klei in de polymere film of the harsfilm zorgt voor een verbeterde barrièrewerking tegen vocht.

Het twaalfde aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen.

Optioneel is dit een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of the derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect van de uitvinding.

De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de werkwijze de stappen bevat: - opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand en/of van de tweede rand van een vloeistof, bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte indringt in de betreffende rand, -drogen van de vloeistof op de eerste rand en/of de tweede rand door middel van één of meerdere HIR-lampen (halogeen infrarood lampen). Deze werkwijze zorgt voor een zeer efficiënte droging van de vloeistof.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het twaalfde aspect van de uitvinding, stroomt tijdens het drogen een continue gasstroom - bij voorkeur een continue luchtstroom -

over het te drogen oppervlak van het paneel, bij voorkeur waarbij deze gasstroom door middel van een blaasinrichting en/of een af zuiginrichting gerealiseerd wordt. Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat vermeden wordt dat ontploffings- of brandgevaar ontstaat aangezien concentratie van brandbaar of explosief verdampend solvent vermeden wordt. Het dertiende aspect van de uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van panelen. Optioneel is deze werkwijze een werkwijze volgens om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of the derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect van de uitvinding. De panelen zijn rechthoekig, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat en een toplaag bevatten. De panelen zijn voorzien van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de werkwijze de stappen bevat van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand en/of van de tweede rand van een vloeistof. Bij voorkeur dringt deze vloeistof over een bepaalde diepte in in de betreffende rand. De vloeistof bevat één of meerdere van een acrylaat, een methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat copolymeer, een alkyd, een epoxyhars, een gefluoreerd epoxyhars, of een polysiloxaan. Wanneer een gefluoreerd acrylaat, of een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer gebruikt wordt, bevatten de gefluoreerde zijketens bij voorkeur vier, vijf of zes koolstof atomen die fluor atomen bevatten en/of zijn ten minste een deel van de gefluoreerde zijgroepen gebaseerd op perfluorobutaan sulfonzuur . Dergelijke producten hebben zich als zeer efficiënt uitgewezen.

De combinatie met alkyd heeft zich als voordeling uitgewezen voor het bekomen van waterafstotendheid aan de eerste rand van het paneel. Bij voorkeur wordt een alkyd gecombineerd met een gefluoreerd acrylaat.

Het — ten minste gedeeltelijk — gebruik van een gefluoreerd methacrylaat heeft het voordeel dat het impregneermiddel een betere hechting heeft.

Bij voorkeur wordt een polyurethaan gemodificeerd alkyd en/of een alkyd van het “long oil alkyd” type gebruikt. “Long oil alkyd” types hebben het voordeel omdat deze snel drogen.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, bevat de vloeistof één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer; bij voorkeur waarbij dit of deze perfluorobutaan sulfonzuur gebaseerde actieve zijketens bevat(ten).

Dergelijke uitvoeringsvormen bieden betere waterafstotendheid aan de randen waar deze vloeistof opgebracht wordt.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, is de vloeistof water gebaseerd is, of is de vloeistof solvent gebaseerd.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, waarbij de vloeistof solvent gebaseerd 1s, bevat het solvent bij voorkeur één of meerdere van en glycolether, propyleen glycol methyl ether, propyleen glycol methyl ether acetaat,

koolwaterstoffen — bij voorkeur alifatische koolwaterstoffen en/of bij voorkeur iso- koolwaterstoffen -, butylacetaat, propylacetaat - bijvoorbeeld 3-Methoxy-3-Methyl- 1-Butylacetaat (MMB-AC) of 1-Methoxy-Propylacetaat (MPA) - een dibasisch ester, een glycol diether, een benzoaat ester, of een tetramethoxyether.

Het gebruik van dergelijke solvents heeft de voorkeur omdat een goede impregnatie met de vloeistof bekomen wordt.

Bij voorkeur bevat het solvent zowel een polair solvent als een apolair solvent. Bij hogere voorkeur bevat het polair solvent een butylacetaat en/of een propylacetaat. Combinaties van polaire en apolaire solvents bieden de beste verwerkbaarheid van de vloeistof, met betrekking tot stabiliteit een aanbrengen er van.

Bij voorkeur is of bevat het apolaire solvent een koolwaterstof — bij hogere voorkeur een alifatische koolwaterstof, bij nog hogere voorkeur een alifatische 1so- koolwaterstof. Dergelijke solvents bieden goede oplosbaarheid.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, bevat het polaire solvent één of meerdere van een alcohol, een glycolether, bijvoorbeeld één of meerdere van propyleen glycol methyl ether, propyleen glycol methyl ether acetaat, butylacetaat, propylacetaat - bijvoorbeeld 3-Methoxy-3-Methyl-1- Butylacetaat (MMB-AC) of 1-Methoxy-Propylacetaat (MPA) -, een dibasisch ester, een glycol diether, een benzoaat ester, of een tetramethoxyether.

In voorkeursuitvoeringen van het dertiende aspect van de uitvinding bevat het solvent een glycolether of een glycoldiether, een koolwaterstof (bij voorkeur een alifatische koolwaterstof, en bij hogere voorkeur een alifatische iso-koolwaterstof) en een propylacetaat of een butylacetaat. Het propylacetaat of het butylacetaat wordt toegevoegd om de oplosbaarheid van de actieve bestanddelen (bijvoorbeeld een combinatie van gefluoreerd acrylaat copolymeer en een alkyd) van de vloeistof te verhogen. Het glycolether of het glycoldiether heeft tot doel om coagulatie te vermijden.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, is de vloeistof solvent gebaseerd, waarbij het solvent een flash point heeft hoger dan 30°C, bij voorkeur hoger dan 35°C, bij hogere voorkeur hoger dan 55°C.

Dergelijke uitvoeringsvormen verhogen de veiligheid bij het uitvoeren van de werkwijze. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, is de vloeistof solvent gebaseerd, waarbij de solvents en eventuele additieven in de vloeistof exclusief van het alifatische type zijn, of, dat het gedeelte solvent en eventueel additief van het aromatische type in de vloeistof minder is dan 1000 ppm, of, minder dan 100 ppm.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, is het massapercentage vaste stof in de vloeistof minder dan 15%, bij voorkeur minder dan 10%. Dergelijke uitvoeringsvorm zorgt er voor dat de hoeveelheid opgebrachte vaste stof goed gecontroleerd kan worden, en dat een goede impregnatie bekomen kan worden van de randen van het paneel met deze vloeistof. Aangezien slechts weinig vaste stof opgebracht moet worden per eenheid van specifieke oppervlakte, kan de hoeveelheid op te brengen vaste stof veel beter gecontroleerd worden als de hoeveelheid vaste stof in de vloeistof laag is.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, bevat de vloeistof een vloeibare kleurstof. Bij hogere voorkeur bevat de vloeistof geen vaste pigmenten.

Als de vloeistof een vloeibare kleurstof bevat, kan vermeden worden dat er bij geïnstalleerde panelen lijntjes zichtbaar worden tussen de panelen. Inkleuring van de vloeistof kan dit vermijden.

Tevens kan deze uitvoeringsvorm er voor zorgen dat, wanneer een verlaagde rand (bijvoorbeeld een afkanting) ook met de vloeistof behandeld wordt, deze verlaagde rand gekleurd wordt, waardoor een visueel natuurlijker en mooier aspect bekomen wordt.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, bevat de vloeistof enerzijds een alkyd hars — bij voorkeur een urethaan of isocyanaat gemodificeerd alkyd hars en/of een “long oil alkyd” — en anderzijds één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer. “Long oil alkyd” types hebben het voordeel dat ze snel drogen. Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat waterafstotendheid op dubbele wijze bekomen wordt. Het alkyd hars blijft meer aan het oppervlak en zorgt er voor een zekere mate van filmvorming. Het gefluoreerd acrylaat, gefluoreerd methacrylaat, of gefluoreerd acrylaat copolymeer dringt meer in in het substraat van het paneel en zorgt voor waterafstotendheid door zijn gefluoreerde zijketens. Bij voorkeur is in de vloeistof de verhouding van de vaste stof van enerzijds de één of meerdere van het gefluoreerd acrylaat, het gefluoreerd methacrylaat, of het gefluoreerd acrylaat copolymeer; tot anderzijds het alkyd hars hoger dan 2, en bij voorkeur lager dan 5, bij hogere voorkeur lager dan 4, bij hogere voorkeur lager dan

3. Dergelijke uitvoeringsvormen geven betere eigenschappen met betrekking tot het vermijden van vochtopname van geïnstalleerde panelen. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het dertiende aspect van de uitvinding, verleent de vloeistof waterafstotende eigenschappen aan de rand waarop deze vloeistof aangebracht wordt.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, dringt de vloeistof over een bepaalde diepte, bij voorkeur meer dan 1 millimeter, in in de betreffende rand. Deze diepte van indringing wordt bepaald loodrecht op het profiel van de geprofileerde rand waar de vloeistof aangebracht wordt. In een voorkeur uitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, bevat de eerste rand een sluitvlak substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, en bevat de tweede rand een sluitvlak substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de eerste rand van het paneel gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel, waarbij bij het opbrengen van de vloeistof, de vloeistof op ten minste een deel in de richting loodrecht op het bovenoppervlak — en bij voorkeur op het volledige oppervlak in de richting loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel - op het sluitvlak van de eerste rand en op het sluitvlak van de tweede rand opgebracht wordt. Door het contact van de sluitvlakken — of hun dichte nabijheid - waarop de vloeistof opgebracht werd, wordt nog betere watervastheid van een bekleding met dergelijke panelen bekomen.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, bevatten de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen, waarvan een derde rand en een vierde rand, waarbij de derde rand een sluitvlak bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel; waarbij de vierde rand een sluitvlak bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de derde rand van het paneel gekoppeld kan worden aan de derde rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak van de derde rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de vierde rand van het ander dergelijk paneel; waarbij bij het opbrengen van de vloeistof, de vloeistof op ten minste een deel in de richting loodrecht op het bovenoppervlak — en bij voorkeur op het volledige oppervlak in de richting loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel - op het sluitvlak van de derde rand en op het sluitvlak van de vierde rand opgebracht wordt. Door het contact van de sluitvlakken — of hun dichte nabijheid - waarop de vloeistof opgebracht werd, wordt nog betere watervastheid van een bekleding met dergelijke panelen bekomen. In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, bevatten de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen waarvan een derde rand en een vierde rand, waarbij één of meerdere of alle van de eerste rand, tweede rand, derde rand en de vierde rand een verlaagde rand bevatten, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting, waarbij daar waar aan de rand(en) vloeistof aangebracht is, deze ook aangebracht is op de verlaagde rand aan deze rand als dergelijke verlaagde rand aanwezig 1s.

Dergelijke uitvoeringsvorm heeft het voordeel dat ook de verlaagde rand, bijvoorbeeld gevormd door een afkanting, ook beschermd zijn tegen wateropname. In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, bevatten de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen bevatten, waarvan een derde rand en een vierde rand, waarbij één of meerdere of alle van de eerste rand, tweede rand, derde rand en de vierde rand een verlaagde rand bevatten, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting, waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen van een lak op de verlaagde rand, waarbij als op de rand die de verlaagde rand bevat vloeistof aangebracht wordt, het opbrengen van de lak kan gebeuren voor of na het opbrengen van de vloeistof op de betreffende rand.

Deze lak kan zorgen voor een visueel mooie verlaagde rand, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting, terwijl deze verlaagde rand ook watervast gemaakt wordt. Bij voorkeur gebeuren het opbrengen van de vloeistof en het opbrengen van de lak op één of meerdere van de eerste rand, tweede rand, derde rand en/of vierde rand in het zelfde continu proces. In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, is het substraat geselecteerd uit of bevat het substraat: - een houtvezelplaat, bijvoorbeeld een MDF (Medium Density Fiberboard) of HDF- (High Density Fiberboard) plaat, of —een spaanplaat, of - een minerale plaat, bijvoorbeeld een magnesium oxide plaat, een gipsplaat, een plaat uit minerale vezels gebonden door middel van een bindmiddel (bijvoorbeeld door middel een thermohardend bindmiddel), of een vezelcementplaat, of - een polymeer gebaseerd substraat, zoals bijvoorbeeld een al dan niet gevuld en/of geschuimd polyvinyl chloride gebaseerd substraat of een substraat gebaseerd op een ander thermoplastisch of thermohardend polymeer.

Alhoewel sommige van de vermelde substraten die in de uitvinding gebruikt kunnen worden op zich watervast zijn, geldt dit niet noodzakelijk voor hun randen. In geïnstalleerde toestand van panelen uit deze substraten zou vocht kunnen indringen langs de gekoppelde randen van de panelen. Dit vocht kan eventueel verder indringen in het substraat via porositeit van het substraat, of voor problemen zorgen onder de panelen. Daarom is het ook van belang bij dergelijke substraten om er ook voor te zorgen dat er aan de randen van geïnstalleerde panelen geen vocht kan indringen. In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, bevatten de panelen een decoratieve toplaag. De decoratieve toplaag kan een bedrukking bevatten, bij voorkeur waarbij de decoratieve toplaag direct of indirect is bevestigd op een onderliggend substraat. De decoratieve toplaag kan een houtfineer (dikte minder dan 2.5 mm) of een houtlaag (dikte vanaf 2.5 mm) bevatten, waarbij een eventueel houtfineer bij voorkeur een dikte vertoont tussen 0.4 en 0.8 mm.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, is het paneel voorzien van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen. Bij voorkeur zijn de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van om het even dewelke uitvoeringsvorm van het eerste aspect en/of het tweede aspect en/of het derde aspect en/of het vierde aspect en/of het vijfde aspect en/of het zesde aspect en/of het zevende aspect en/of het achtste aspect en/of het negende aspect en/of het tiende aspect en/of het elfde aspect en/of het twaalfde aspect en/of het dertiende aspect van de uitvinding, zijn de panelen vloerpanelen. Het veertiende aspect van de uitvinding betreft een paneel, waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat en een toplaag bevat, waarbij de panelen voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij de panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevatten, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij het oppervlak van ten minste één van de eerste rand en de tweede rand — en bij voorkeur beide van de eerste rand en de tweede rand - van het paneel een film bevatten — bij voorkeur een polymere film of een film gevormd door een harslaag -, waarbij de film een dikte heeft minder dan 50 micrometer, bij voorkeur minder dan 25 micrometer. De koppeldelen moeten met enge tolerantie geproduceerd worden. Daarom moet een film op deze koppeldelen — of op een deel er van — beperkt blijven in dikte om geen problemen te geven bij het installeren van de panelen, waarbij bijvoorbeeld de film beschadigd zou kunnen worden. In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect van de uitvinding, verschaft de film dampdichtheidseigenschappen en/of waterafstotende eigenschappen aan de betreffende rand(en).

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect van de uitvinding, is de polymere film of de film gevormd door een harslaag opgebracht door middel van een water gebaseerde emulsie of een water gebaseerde dispersie.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect van de uitvinding, bevat de film een alkyd - bij voorkeur een polyurethaan gemodificeerd alkyd —, een acrylaat, een polyurethaan, een polysiloxaan, of een styreen-butadieen copolymeer of wordt er door gevormd. Dergelijke uitvoeringsvormen zorgen voor een goede filmvorming op de betreffende randen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect van de uitvinding, bevat de film klei, bijvoorbeeld onder de vorm van nanoklei en/of bij voorkeur montmorilloniet klei.

De toevoeging van klei in de polymere film of the harsfilm zorgt voor een verbeterde barrièrewerking tegen vocht. Het vijftiende aspect van de uitvinding betreft een paneel, waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat en een toplaag bevat, waarbij het paneel voorzien is van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen. Bij voorkeur zijn de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt. Het paneel is voorzien van een tweede paar tegenoverliggende randen, waarvan een derde rand en een tegenoverliggende vierde rand, waarbij de panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevatten zodat het paneel aan zijn derde rand gekoppeld kan worden aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen. Bij voorkeur zijn de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het tweede paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt. Elk van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand bevat een sluitvlak, substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de derde rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de vierde rand van het ander dergelijk paneel; waarbij de sluitvlakken van de derde rand en de vierde rand vanaf elk van de vier hoekpunten van het paneel in de richting van het midden van respectievelijk de derde rand en de vierde rand ten minste over een bepaalde afstand vanaf het betreffende hoekpunt, voorzien zijn met een impregneermiddel en/of van een coating, waarbij de gemiddelde concentratie van het impregneermiddel en/of van de coating over deze bepaalde afstand hoger is dan het gemiddelde van de concentratie aan impregneermiddel en/of van coating op de sluitvlakken in het midden van de eerste rand en de tweede rand.

Aangezien de hoekpunten van de panelen in een geïnstalleerde bekleding met de panelen de meest kritische zones zijn voor indringing van vocht, is deze uitvoeringsvorm voordelig, omdat aan hoekpunten extra bescherming geboden wordt tegen vochtindringing.

Koppeling van de panelen met voorspanning is voordelig, omdat de sluitvlakken van gekoppelde randen tegen elkaar gedrukt worden door de voorspanning. Hierdoor vermindert het risico op vochtindringing tussen gekoppelde panelen.

Bij voorkeur is het paneel langwerpig en vormt het eerste paar tegenoverliggende randen de lange randen van het paneel. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding, zijn de sluitvlakken van de eerste rand en de tweede rand vanaf elk van de vier hoekpunten van het paneel in de richting van het midden van respectievelijk de eerste rand en de tweede rand ten minste over een bepaalde afstand vanaf het betreffende hoekpunt, voorzien met het impregneermiddel en/of van de coating, waarbij de gemiddelde concentratie van het impregneermiddel en/of van de coating over deze bepaalde afstand hoger is dan het gemiddelde van de concentratie aan impregneermiddel en/of van coating op de sluitvlakken in het midden van de eerste rand en de tweede rand. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding, zijn de sluitvlakken van de eerste rand en van de tweede rand in het midden van de respectievelijke rand over een bepaalde lengte niet voorzien van impregneermiddel of van coating. Deze uitvoeringsvorm is voordelig omdat minder impregneermiddel of coating nodig is, terwijl toch goede resultaten bereikt worden aangezien de hoekpunten — die de meeste kritische zones zijn voor vochtindringing bij geïnstalleerde panelen — beschermd zijn tegen waterindringing.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding, zijn de sluitvlakken van de derde rand en de vierde rand over de volledige lengte van de betreffende rand voorzien met het impregneermiddel en/of van de coating. Deze uitvoeringsvorm biedt extra bescherming tegen vochtindringing aan de rand van geïnstalleerde panelen.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding, zijn de sluitvlakken van de derde rand en de vierde rand niet over de volledige lengte van de betreffende rand voorzien met het impregneermiddel en/of van de coating, bij voorkeur waarbij de sluitvlakken van de derde rand en van de vierde rand in het midden van hun lengte over een bepaalde lengte niet voorzien zijn met het impregneermiddel en/of van de coating. Deze uitvoeringsvorm is voordelig omdat minder impregneermiddel of coating nodig is, terwijl toch goede resultaten bereikt worden aangezien de hoekpunten — die de meeste kritische zones zijn voor vochtindringing bij geïnstalleerde panelen — beschermd zijn tegen waterindringing. In een voorkeuruitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding, is één, meerdere of alle van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand voorzien van een verlaagd randgebied, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting. Bij voorkeur is/zijn het/de verlaagd(e) randgebieden voorzien van een lak, bij hogere voorkeur waarbij de lak een acrylaatlak, een polyurethaanlak of een alkyd is of bevat en/of waarbij de lak pigment of kleurstof bevat.

Dergelijke uitvoeringsvormen zijn voordelig omdat eventuele zwelling door vochtopname van een verlaagd randgebied (bijvoorbeeld van een afkanting) visueel niet of bij niet zichtbaar is. Een lak op het verlaagde randgebied zorgt voor een visueel mooi effect.

Het zestiende aspect van de uitvinding betreft een paneel, optioneel een paneel zoals in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding, waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat en een toplaag bevat, waarbij het paneel voorzien is van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij de eerste rand voorzien is van een verlaagd randgebied, bij voorkeur in de vorm van een afkanting, waarbij de eerste rand een impregneermiddel bevat, op ten minste een deel van - en bij voorkeur op het volledige - verlaagde randgebied en op ten minste het deel van de eerste rand onder het en direct aansluitend met het verlaagde randgebied, waarbij het impregneermiddel een waterafstotend effect bezorgt daar waar het aangebracht is op de eerste rand, en tegelijk een oppervlaktelaag op en een aankleuring verzorgt van het oppervlak van het verlaagde randgebied.

Het zestiende aspect van de uitvinding biedt het voordeel dat één zelfde impregnatie er voor zorgt dat geen water in de rand van het paneel kan indringen bij geïnstalleerde panelen en dat tevens de verlaagde randen beschermd zijn tegen waterindringing en tegelijk dat de verlaagde randen gekleurd worden, zodat zij visueel een mooi effect leveren. Dit is vooral van belang als deze verlaagde randen in het substraat uitgevoerd zijn.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het zestiende aspect van de uitvinding, bevat elk van de eerste rand en de tweede rand een sluitvlak substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel; waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij het sluitvlak van de eerste rand ten minste over zijn bovenste deel — en bij voorkeur over zijn volledige oppervlak - het impregneermiddel bevat.

In dergelijke uitvoeringsvormen wordt nog beter verhinderd dat vocht indringt tussen de gekoppelde panelen en via de randen van de gekoppelde panelen in het substraat van de panelen.

Bij voorkeur sluit het sluitvlak van de eerste rand onmiddellijk aan aan het verlaagde randgebied van de eerste rand. Hierdoor wordt vochtindringing tussen en in gekoppelde panelen nog beter vermeden.

Het zeventiende aspect van de uitvinding betreft een paneel, optioneel een paneel zoals in om het even dewelke uitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of van het vijftiende aspect en/of van het zestiende aspect van de uitvinding, waarbij het paneel rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat u BE2021/5443 en een toplaag bevat, waarbij het paneel voorzien is van een eerste paar tegenoverliggende randen, waarvan een eerste rand en een tegenoverliggende tweede rand, waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij de eerste rand een impregneermiddel bevat.

Bij voorkeur bevat het impregneermiddel één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer; bij voorkeur waarbij dit of deze perfluorbutaan sulfonzuur gebaseerde actieve zijketens bevat(ten). Wanneer een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer gebruikt wordt, bevatten de gefluoreerde zijketens bij voorkeur vier, vijf of zes koolstof atomen die fluor atomen bevatten en/of zijn ten minste een deel van de gefluoreerde zijgroepen gebaseerd op perfluorobutaan sulfonzuur.

Dergelijke producten hebben zich als zeer efficiënt uitgewezen.

Het — ten minste gedeeltelijk — gebruik van een gefluoreerd methacrylaat — bijvoorbeeld in een gefluoreerd acrylaat copolymeer - heeft het voordeel dat het impregneermiddel een betere hechting heeft.

Bij voorkeur bevat het impregneermiddel een kleurstof.

Als het impregneermiddel een kleurstof bevat, kan vermeden worden dat er bij geïnstalleerde panelen lijntjes zichtbaar worden tussen de panelen.

Inkleuring van het impregneermiddel kan dit vermijden.

Tevens kan deze uitvoeringsvorm er voor zorgen dat, wanneer een verlaagde rand (bijvoorbeeld een afkanting) ook met het impregneermiddel behandeld werd, deze verlaagde rand gekleurd wordt, waardoor een visueel natuurlijker en mooier aspect bekomen wordt.

In een voorkeuruitvoeringsvorm van het zeventiende aspect van de uitvinding bevat het impregneermiddel enerzijds een alkyd hars — bij voorkeur een urethaan of isocyanaat gemodificeerd alkyd hars, en/of bij voorkeur een “long oil alkyd — en anderzijds één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer. Dergelijke uitvoeringsvormen hebben het voordeel dat waterafstotendheid aan de randen van het paneel op dubbele wijze bekomen wordt. Het alkyd hars blijft meer aan het oppervlak en zorgt er voor een zekere mate van filmvorming. Het gefluoreerd acrylaat, gefluoreerd methacrylaat, of gefluoreerd acrylaat copolymeer dringt meer in in het substraat van het paneel en zorgt voor waterafstotendheid door zijn gefluoreerde zijketens. Het gebruik van een gefluoreerd methacrylaat heeft het voordeel dat het impregneermiddel een betere hechting heeft. Bij voorkeur is in het impregneermiddel de verhouding van enerzijds de vaste stof van de één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer tot anderzijds de vaste stof van het alkyd hars hogeris dan 2, en bij voorkeur lager dan 5, bij hogere voorkeur lager dan 4, bij hogere voorkeur lager dan 3. Dergelijke uitvoeringsvormen geven betere eigenschappen met betrekking tot het vermijden van vochtopname van de panelen.

Bij voorkeur is het impregneermiddel in zekere mate ingedrongen in het substraat, waarbij er een gradiënt is van de massaverhouding alkyd hars ten opzichte van het totaal van alkyd hars en de één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer over de impregnatiediepte, waarbij de massaverhouding alkyd hoger is aan het oppervlak van het substraat.

Bij voorkeur bevindt het alkyd hars zich overwegend aan of bij het oppervlak van de zone waar het impregneermiddel aangebracht is.

In een voorkeurstuitvoeringsvorm van het zeventiende aspect van de uitvinding, verleent het impregneermiddel waterafstotende eigenschappen aan de rand waarop dit impregneermiddel aangebracht wordt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, is het paneel langwerpig, waarbij het eerste paar tegenoverliggende randen de lange randen van het paneel vormen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, bevat het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen.

Bij voorkeur zijn de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

Het paneel is voorzien van een tweede paar tegenoverliggende randen, waarvan een derde rand en een tegenoverliggende vierde rand, waarbij de panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevatten zodat het paneel aan zijn derde rand gekoppeld kan worden aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel.

Bij voorkeur bevatten de koppeldelen vergrendeldelen zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of dat er een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen.

Bij voorkeur zijn de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het tweede paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

Bij voorkeur bevat elk van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand een sluitvlak, substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen 1s bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn derde rand aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de derde rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de vierde rand van het ander dergelijk paneel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, zijn de koppeldelen van het eerste paar tegenoverliggende randen substantieel in de vorm van een tand en een groef uitgevoerd, die in gekoppelde toestand voor een vergrendeling zorgen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen, waarbij de tand en de groef voorzien zijn van vergrendeldelen die in gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen voor een vergrendeling zorgen in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen, waarbij de groef begrensd is door een bovenste lip en een onderste lip, bij voorkeur waarbij de onderste lip in distale richting verder uitsteekt dan de bovenste lip, waarbij de onderste lip een vergrendeldeel bevat in de vorm van een opwaarts gericht vergrendeldeel voor samenwerking met een vergrendeldeel aan de onderkant van de tand voor het vormen van de vergrendeling in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, kan het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel door middel van een wentelbeweging en/of door middel van schuiven met snapeffect van de panelen ten opzichte van elkaar substantieel parallel met het vlak van de panelen. In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, bevat het tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen die toelaten dat het paneel gekoppeld kan worden aan een ander dergelijk paneel door middel van een neerwaartse beweging van het paneel ten opzichte van het ander dergelijke paneel, waarbij de koppeldelen van het tweede paar tegenoverliggende randen in de gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen een eerste vergrendelsysteem vormen dat een vergrendeling brengt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; en een tweede vergrendelsysteem vormen in de richting loodrecht op de gekoppelde panelen; waarbij het eerste vergrendelsysteem gevormd wordt ten minste door een opwaarts gericht lager onderste haakvormig gedeelte dat zich aan één van voornoemde tweede paar tegenoverliggende randen bevindt, alsmede een neerwaarts gericht bovenste haakvormig gedeelte dat zich aan de andere, tegenoverliggende rand van voornoemde tweede paar tegenoverliggende randen bevindt, welke haakvormige gedeelten door middel van voornoemde neerwaartse beweging achter elkaar kunnen worden ingehaakt;, waarbij het onderste haakvormige gedeelte bestaat uit een lip met een opwaarts gericht vergrendelelement, terwijl het bovenste haakvormige gedeelte bestaat uit een lip met een neerwaarts gericht vergrendelelement;, waarbij het tweede vergrendelsysteem vergrendeldelen bezit onder de vorm van vergrendelvlakken.

Het tweede vergrendelsysteem kan een insert bevatten, voor het ten dele of volledig verzorgen van de vergrendeling in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen.

Het tweede vergrendelsysteem kan volledig in materiaal van het substraat uitgevoerd zijn.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, kunnen een meervoud aan dergelijke panelen door middel van de fold-down methode geinstalleerd worden waarbij een bekleding, bijvoorbeeld een vloerbekleding gevormd wordt. In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, zijn de koppeldelen van het tweede paar tegenoverliggende randen substantieel in de vorm van een tand en een groef uitgevoerd, die in gekoppelde toestand voor een vergrendeling zorgen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen, waarbij de tand en de groef voorzien zijn van vergrendeldelen die in gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen voor een vergrendeling zorgen in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen, waarbij de groef begrensd is door een bovenste lip en een onderste lip, bij voorkeur waarbij de onderste lip in distale richting verder uitsteekt dan de bovenste lip, waarbij de onderste lip een vergrendeldeel bevat in de vorm van een opwaarts gericht vergrendeldeel voor samenwerking met een vergrendeldeel aan de onderkant van de tand voor het vormen van de vergrendeling in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen. Bij hogere voorkeur zijn de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het tweede paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, is één, meerdere of alle van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand voorzien van een verlaagd randgebied, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting, bij voorkeur waarbij het/de verlaagd(e) randgebieden voorzien zijn van een lak, bij hogere voorkeur waarbij de lak een acrylaatlak, een polyurethaanlak of een alkyd is of bevat en/of waarbij de lak pigment of kleurstof bevat.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, bevat elk van de eerste rand en de tweede rand een sluitvlak substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel; waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij het sluitvlak van de eerste rand ten minste over zijn bovenste deel — en bij voorkeur over zijn volledige oppervlak - het impregneermiddel bevat.

Bij voorkeur sluit het sluitvlak van de eerste rand onmiddellijk aan aan het verlaagde randgebied van de eerste rand. In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, dringt het impregneermiddel over een bepaalde diepte in in de rand waar het impregneermiddel aangebracht werd, bij voorkeur waarbij deze diepte ten minsten 1 millimeter is. Deze diepte van indringing wordt bepaald loodrecht op het profiel van de geprofileerde rand waar de vloeistof aangebracht wordt.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, is het substraat geselecteerd uit of bevat het substraat: - een houtvezelplaat, bijvoorbeeld een MDF (Medium Density Fiberboard) of HDF- (High Density Fiberboard) plaat, of - een spaanplaat, of - een minerale plaat, bijvoorbeeld een magnesium oxide plaat, een gipsplaat, een plaat uit minerale vezels gebonden door middel van een bindmiddel (bijvoorbeeld door middel een thermohardend bindmiddel), of een vezelcementplaat, of - een polymeer gebaseerd substraat, zoals bijvoorbeeld een al dan niet gevuld en/of geschuimd polyvinyl chloride gebaseerd substraat of een substraat gebaseerd op een ander thermoplastisch of thermohardend polymeer.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van het veertiende aspect en/of het vijftiende aspect en/of het zestiende aspect en/of het zeventiende aspect van de uitvinding, bevat het paneel een decoratieve toplaag, - waarbij de decoratieve toplaag een bedrukking omvat, bij voorkeur waarbij de decoratieve toplaag direct of indirect is bevestigd op een onderliggend substraat, of - waarbij de decoratieve toplaag een houtfineer (dikte < 2.5 mm) of een houtlaag (dikte vanaf 2.5 mm) omvat, waarbij een eventueel houtfineer bij voorkeur een dikte vertoont van 0.4 tot 0.8 mm.

Bij voorkeur is het paneel een vloerpaneel. Volgens elk van de verschillende aspecten kunnen meerdere — en bij voorkeur alle - randen van de panelen of een vergelijkbare of zelfde manier behandeld zijn of worden. Het valt ook binnen de uitvinding om de verschillende aspecten — en uitvoeringsvormen er van — te combineren, voor zover deze niet in tegenspraak zijn met elkaar.

Bij verschillende uitvoeringsvormen van verschillende aspecten van de uitvinding bevatten tegenoverliggende randen van de panelen sluitvlakken. Er wordt vermeld dat in gekoppelde toestand de sluitvlakken contact maken met elkaar of dicht bij elkaar gelegen zijn. De sluitvlakken zijn bij voorkeur bedoeld om contact te maken met elkaar, echter kan — bijvoorbeeld door krimpen van de gekoppelde panelen - er een kleine opening ontstaan tussen de sluitvlakken van de gekoppelde panelen. Dan liggen de sluitvlakken echter nog altijd dicht bij elkaar. Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 een vloerpaneel bekomen aan de hand van de werkwijzen van de uitvinding weergeeft, figuur 2 dit vloerpaneel in een dwarsdoorsnede volgens de in figuur 1 weergegeven lijn II-II weergeeft; figuur 3 de werkwijze volgens het eerste aspect van de uitvinding voor het opbrengen van de vloeistof en de lak schematisch illustreert; figuur 4 een methode illustreert voor het opbrengen van de vloeistof met behulp van een vacuumtechniek; figuur 5 een methode illustreert voor het spuiten van de vloeistof op de rand van een paneel; figuur 6 illustreert hoe de lak op een afkanting aan de rand van een paneel opgebracht kan worden door middel van een transferwals; figuur 7 schematisch een deel van een vloerbekleding voorstelt die gelegd kan worden met panelen volgens aspecten van de uitvinding, of met panelen gemaakt volgens aspecten van de uitvinding; figuur 8, op grotere schaal, het deel voorstelt aangeduid met F8 in figuur 7; figuren 9 en 10 tonen voorbeelden van het tweede paar tegenoverliggende randen van een paneel dat gebruikt kan worden in het voorbeeld van de vloerbekleding van figuren 7 en 8; figuur 11 toont een ander voorbeeld van het tweede paar tegenoverliggende randen van een paneel dat gebruikt kan worden in het voorbeeld van de vloerbekleding van figuren 7 en 8; figuur 12 illustreert de werkwijze volgens het vijfde aspect van de uitvinding; figuur 13 illustreert de werkwijze volgens het zesde aspect van de uitvinding en een paneel volgens het zestiende aspect van de uitvinding; figuur 14 illustreert het tiende aspect, het elfde aspect en het veertiende aspect van de uitvinding, en figuur 15 illustreert een uitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding.

>0 BE2021/5443 Figuur 1 geeft een langwerpig rechthoekig vloerpaneel 1 weer dat aan twee paar tegenoverliggende randen, 2-3 (de lange randen) en 4-5 (de korte randen), voorzien is met koppeldelen 6. De koppeldelen laten toe dat het paneel aan zijn eerste lange rand 2 gekoppeld kan worden aan de tweede lange rand 3 van een ander dergelijk paneel; en dat het paneel aan zijn eerste korte rand 4 gekoppeld kan worden aan de tweede korte rand 5 van een ander dergelijk paneel. Figuur 2 die het vloerpaneel van figuur 1 in een dwarsdoorsnede toont volgens lijn II-II van figuur 1, illustreert dat de koppeldelen 6 aan de lange randen 2-3 een eerste vergrendelsysteem vormen, dat een vergrendeling uitvoert in het vlak van de panelen en loodrecht op de lange randen 2-3, namelijk een vergrendeling in de horizontale richting R2; en een tweede vergrendelsysteem dat een vergrendeling realiseert loodrecht op het vlak van de panelen, namelijk een vergrendeling in de verticale richting R1. De koppeldelen 6 geïllustreerd in dit voorbeeld worden hoofzakelijk gevormd door een tand 7 en een groef 8, die de vergrendeling in de verticale richting R1 verzorgen. De tand 7 bevat aan één van de beide groeflippen 9-10, in dit geval enkel aan de onderste groeflip 9, een additioneel vergrendelelement 12; dat samen met een additioneel vergrendelelement 11 aan de onderkant van de tand 7 in gekoppelde toestand voor de vergrendeling zorgt in de horizontale richting R2.

De koppeldelen 6 zijn van het type dat toelaat dat twee dergelijke panelen 1 aan elkaar gekoppeld kunnen worden naar keuze door middel van een wentelbeweging of door middel van een horizontale schuifbeweging van één dergelijk paneel ten opzichte van een ander dergelijk paneel. In het voorbeeld zijn de koppeldelen volledig in het substraat 13 gerealiseerd. Dit substraat kan een MDF (Medium Density Fiberboard) of een HDF (High Density Fiberboard) plaat zijn. Andere materialen voor het substraat zijn echter ook mogelijk in het kader van de uitvinding, bijvoorbeeld minerale platen (bijvoorbeeld magnesium oxide platen, gipsplaten, platen uit minerale vezels gebonden door een bindmiddel, vezelcementplaten…), of polymeer gebaseerde substraten, zoals bijvoorbeeld al dan niet gevulde polyvinyl chloride gebaseerde substraten of substraten gebaseerd op andere thermoplastische of thermohardende polymeren.

Bij voorkeur zijn de koppeldelen 6 aan het eerste paar tegenoverliggende randen 2, 3 overlappend uitgevoerd, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

Hierdoor worden in gekoppelde toestand de randen van de gekoppelde panelen naar elkaar geduwd.

Dit kan bekomen worden doordat in gekoppelde toestand de onderste lip 9 licht elastisch gebogen is.

Door deze elastische buiging ontstaat een drukkracht die de gekoppelde randen tegen elkaar aanduwt.

Het paneel 1 bevat verder een toplaag 40. Deze toplaag 40 bevat een decoratieve laag 16 die een bedrukking 17 bevat.

Aan de onderkant van het paneel is op het substraat 13 een tegenlaag of balanslaag 18 aangebracht.

De bedrukking 17 kan aangebracht zijn op een vel papier 19. De bedrukking kan een houtmotief 20 voorstellen.

De toplaag 40 bevat verder een slijtlaag 21 over de bedrukking 17. In het voorbeeld bevat de slijtlaag een vel papier geïmpregneerd met een thermohardend hars (bij voorkeur een melamine formaldehyde hars), en optioneel harde partikels zoals aluminiumoxide.

De tegenlaag of balanslaag 18 bevat ook een vel papier 22 geïmpregneerd met een thermohardend hars (bij voorkeur een melamine formaldehyde hars). Figuur 2 illustreert dat beide randen van het eerste paar tegenoverliggend randen 2-3 behandeld werden met een vloeistof, in de vorm van een impregneermiddel 14. Dit middel is tijdens het opbrengen er van over een diepte D in deze randen van het paneel 1 ingedrongen.

Deze indringing D, gemeten loodrecht op de koppeldelen 6 is bijvoorbeeld meer dan 0.8 millimeter; of zelfs meer dan 10 procent van de dikte T van het paneel 1. Beide lange randen 2-3 bevatten een zijrand 43, 44 en een afkanting 32. Deze afkantingen 32 werden door een freesbewerking bekomen.

Op beide afkantingen is een lak 33 aangebracht, die voor een aankleuring van deze afkantingen 32 zorgt.

De zijranden 43, 44 van beide randen 2-3 van het eerste paar tegenoverliggende paar randen bevatten elk een sluitvlak 41, 42. Deze sluitvlakken 41, 42 zijn substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel.

In gekoppelde toestand van twee panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen 2-3 maken de sluitvlakken 41, 42 contact met elkaar.

In het getoonde voorbeeld is er impregneermiddel 14, via de vloeistof opgebracht op het volledige oppervlak van beide sluitvlakken 41, 42; en dit om een goede waterafstotendheid van de gekoppelde panelen te bekomen.

Het vloerpaneel 1 van figuur 1 kan aan het paar tegenoverliggende korte randen voorzien zijn van koppeldelen 6 zoals aan de lange randen, of van andere koppeldelen.

Bij voorkeur is het paar tegenoverliggende korte randen voorzien van koppeldelen die vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en er ook een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen.

De koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen kunnen uitgevoerd zijn zodat een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

Bij voorkeur is ook op het tweede paar tegenoverliggende randen door middel van aanbrengen van vloeistof een impregneermiddel aangebracht; en bevatten elk van het paar tegenoverliggende korte randen een afkanting die met een lak voorzien is.

De werkwijze volgens de uitvinding kan aangewend worden aan het eerste paar tegenoverliggende randen maar ook aan het tweede paar tegenoverliggende randen.

Figuur 3 illustreert schematisch een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens het eerste aspect de uitvinding voor het opbrengen van de vloeistof en de lak; en het opeenvolgend drogen van de lak en de vloeistof.

Panelen 1 worden door een continu proces geleid in de richting aangeduid met referentie 50. Op de panelen wordt door middel van een spuitsysteem 51 vloeistof 14 op de beide randen 2, 3 van het eerste paar tegenoverliggende randen aangebracht.

Het voorbeeld toont het opbrengen van de vloeistof met behulp van een spuitsysteem, andere systemen voor het opbrengen van de vloeistof zijn echter ook mogelijk.

Vervolgens wordt terwijl de vloeistof zich nog nat op het eerste paar tegenoverliggende randen van het paneel bevindt, een lak aangebracht op de afkantingen van beide randen van het eerste paar tegenoverliggende randen door middel van applicatoren 52. Vervolgens gaan de panelen 1 verder in het continue proces en worden de panelen door drooginstallaties 53 geleid die de lak en de vloeistof drogen. Deze drooginstallaties 53 kunnen bijvoorbeeld een meervoud aan HIR-lampen (halogeen infrarood lampen) bevatten in combinatie met een continue luchtstroom over de randen. Deze luchtstroom kan bijvoorbeeld door een combinatie van blaassystemen en afzuigsystemen gerealiseerd worden.

Figuur 4 illustreert een methode voor het opbrengen van de vloeistof met behulp van een vacuumtechniek. Deze methode kan in de uitvinding aangewend worden. Het betreft hierbij zogenaamde “Schielekoppen”, die bijvoorbeeld van het type zijn dat op zich bekend is uit DE9202976U1. Dergelijke spuitkoppen 55 worden gebruikelijk aangewend voor het in doorloop opbrengen van substanties aan de kanten van panelen. Hiertoe vertonen dergelijke spuitkoppen 55 een zogeheten passeerspleet 56 die nauw, quasi zonder speling, bij de te behandelen rand 2 aansluit. De op te brengen substantie 14 wordt via flexibele leidingen 57 aangevoerd in de onmiddellijke omgeving van de betreffende rand 2 en eventuele overtollige substantie wordt door een zuigleiding 58 direct terug afgezogen, zodat het risico dat de substantie het decoratieve oppervlak 59 van het vloerpaneel 1 bevuilt miniem is. Door de aansluiting met flexibele leidingen 57 is dergelijke spuitkop 55 eenvoudig in te stellen of te positioneren ten opzichte van de te behandelen rand 2 van het vloerpaneel

1. Er wordt opgemerkt dat het niet is uitgesloten dat het vloerpaneel 1 met zijn decoratieve oppervlak 59 naar beneden gericht door de passeerspleet 56 van een dergelijke spuitkop 55 wordt geleid.

Figuur 5 illustreert schematisch een voorbeeld van een methode voor het spuiten van de vloeistof op de rand van een paneel, zoals gebruikt kan worden in de uitvinding. De panelen 1 lopen continu door het proces in de richting aangeduid door referentiecijfer 50. Door middel van twee spuitkoppen 61 die onder een hoek staan ten opzichte van de rand 2 die met vloeistof bespoten moeten worden, wordt vloeistof 14 op de rand 2 gespoten. De twee spuitkoppen 61 zijn in verschillende richting opgesteld. Door middel van aanpassen van de opstelling van de spuitkoppen, kan de ganse rand van het paneel — gezien in de richting loodrecht op het vlak van het paneel - met vloeistof bespoten worden, of een specifiek gewenst deel van deze rand.

Figuur 5 illustreert tevens het vierde aspect van de uitvinding. De spuitkoppen 61 zijn gezien in de projectie op het vlak van het paneel onder een hoek opgesteld ten opzichte van het vlak van het paneel, waarbij deze hoek minder dan 90° bedraagt. De twee spuitkoppen 61 zijn opgesteld zodat een eerste spuitkop werkzaam is in een richting met een component die tegengesteld is aan de doorvoerrichting 50 van het paneel 1; en een tweede spuitkop werkzaam is een richting met een component parallel met de doorvoerrichting 50 van het paneel 1.

De spuitkoppen 61 in het voorbeeld van figuur 5 zijn opgesteld en worden aangestuurd zodat deze twee spuitkoppen ten minste voor een deel vloeistof op het zelfde oppervlak van het paneel 1 aanbrengen.

De beide spuitkoppen zijn opgesteld en worden aangestuurd zodat zij ook vloeistof 14 aanbrengen op een aanliggende rand van de rand waarop de spuitkop vloeistof aanbrengt.

Figuur 6 illustreert hoe in uitvoeringsvormen van de uitvinding de lak op de afkantingen 32 aan de randen 2, 3 van een paneel 1 opgebracht kan worden door middel van een transferwals 63, nat op nat na opbrengen van de vloeistof 14. Dit kan — zoals ook getoond wordt in figuur 3 gelijktijdig aan twee tegenoverliggende randen 2, 3 gebeuren. De transferwalsen 63 draaien rond hun as 64 en brengen de lak 33 op de afkantingen 32 aan. Er zijn verschillende manieren om de lak op de transferwals aan te brengen, deze zijn niet geïllustreerd in figuur 6. De transferwals kan bijvoorbeeld lak opnemen door te draaien in een bad dat de lak bevat.

Figuur 7 stelt schematisch een deel van een vloerbekleding voor die gelegd kan worden met voorbeelden van panelen volgens aspecten van de uitvinding, of met panelen gemaakt volgens aspecten van de uitvinding. Figuur 8 stelt, op grotere schaal, het deel voor aangeduid met F8 in figuur 7.

>> BE2021/5443 De panelen 1 uit het voorbeeld van figuren 7 en 8 zijn rechthoekig en langwerpig.

De panelen bevatten een eerste paar tegenoverliggende randen 2, 3, waarvan een eerste rand 2 en een tegenoverliggende tweede rand 3. De panelen bevatten aan hun eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, door middel van een wentelbeweging R.

De panelen 1 van dit voorbeeld zijn voorzien van een tweede paar tegenoverliggende randen 4, 5, waarvan een derde rand 4 en een tegenoverliggende vierde rand 5, waarbij de panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevatten zodat het paneel aan zijn derde rand 4 gekoppeld kan worden aan de vierde rand 5 van een ander dergelijk paneel door middel van een neerwaartse beweging M.

Voorbeelden van panelen volgens de uitvinding — en/of die gemaakt kunnen worden volgens de verschillende aspecten van de uitvinding, kunnen — zoals het voorbeeld getoond in figuren 7 en 8 geïnstalleerd worden door middel van de fold-down techniek, waarbij panelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen door middel van een wentelbeweging R gekoppeld worden waarbij tegelijk panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen door middel van een neerwaartse beweging M gekoppeld worden.

Figuur 1 illustreert een paneel dat gebruikt kan worden in bekledingen zoals getoond in figuren 7 en 8. Figuur 2 toont een voorbeeld van eerste paar tegenoverliggende randen 2, 3 die gebruikt kunnen worden bij panelen zoals in het voorbeeld getoond infiguren 7 en 8. Figuur 9 toont een voorbeeld van het tweede paar tegenoverliggende randen 4, 5 van een paneel 1 dat gebruikt kan worden in het voorbeeld van de vloerbekleding van figuren 7 en 8. Het paneel bevat aan zijn tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen zodat het paneel aan zijn derde rand 4 gekoppeld kan worden aan de vierde rand 5 van een ander dergelijk paneel, waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen. De koppeldelen laten toe dat het paneel gekoppeld kan worden aan zijn tweede paar tegenoverliggende randen 4, 5 door middel van een neerwaartse beweging M van het paneel ten opzichte van het ander dergelijke paneel. De koppeldelen bevatten een opwaarts gericht lager onderste haakvormig gedeelte 66 aan één van de randen van het tweede paar tegenoverliggende randen; en een neerwaarts gericht bovenste haakvormig gedeelte 67 dat zich aan de andere, tegenoverliggende rand van het tweede paar tegenoverliggende randen bevindt. De haakvormige gedeelten 66, 67 kunnen door middel van de neerwaartse beweging M achter elkaar ingehaakt worden, waardoor een vergrendeling van de gekoppelde panelen bekomen wordt in de richting parallel met het oppervlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op het gekoppelde tweede paar tegenoverliggende randen. Het onderste haakvormige gedeelte 66 bestaat uit een lip 68 met een opwaarts gericht vergrendelelement 69, terwijl het bovenste haakvormige gedeelte 67 bestaat uit een lip 70 met een neerwaarts gericht vergrendelelement 71.

De koppeldelen bevatten vergrendeldelen onder de vorm van vergrendelvlakken, waardoor ook een vergrendeling bekomen wordt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen. Het paneel van het voorbeeld van figuur 9 bevat een insert 72 dat in gekoppelde toestand voor een vergrendeling loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen zorgt.

In figuur 9, bevindt het insert zich in de rand 5 die het opwaarts gericht lager onderste haakvormig gedeelte 66 bevat. Alternatief is het ook mogelijk dat het insert zich bevindt in de rand die het neerwaarts gericht bovenste haakvormig gedeelte 67 bevat. Dergelijk voorbeeld wordt in figuur 10 getoond. De referentiecijfers hebben er de zelfde betekenis als in figuur 9.

De koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen kunnen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het tweede paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

Figuur 9 illustreert dat beide randen van het tweede paar tegenoverliggend randen 4, 5 behandeld werden met een vloeistof, in de vorm van een impregneermiddel 14. Dit middel is tijdens het opbrengen er van over een diepte D in deze randen van het paneel 1 ingedrongen. Deze indringing D, gemeten loodrecht op de koppeldelen 6 is bijvoorbeeld meer dan 1 millimeter; of zelfs meer dan 10 procent van de dikte T van het paneel 1. Beide randen 4, 5 van het tweede paar tegenoverliggende randen bevatten een zijrand 43, 44 en een afkanting 32. Deze afkantingen 32 werden door een freesbewerking bekomen. Op beide afkantingen is een lak 33 aangebracht, die voor een aankleuring van deze afkantingen 32 zorgt. De zijranden 43, 44 van beide randen 4, 5 van het tweede paar tegenoverliggende paar randen bevatten elk een sluitvlak 41, 42. Deze sluitvlakken 41, 42 zijn substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel. In gekoppelde toestand van twee panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen 4, 5 maken de sluitvlakken 41, 42 contact met elkaar. In het getoonde voorbeeld is er impregneermiddel 14, via de vloeistof opgebracht op het volledige oppervlak van beide sluitvlakken 41, 42; en dit om een goede waterafstotendheid van de gekoppelde panelen te bekomen.

Figuur 11 toont een ander voorbeeld van het tweede paar tegenoverliggende randen van een paneel dat gebruikt kan worden in het voorbeeld van de vloerbekleding van figuren 7 en 8. Gelijke referentienummers in figuur 11 als in figuur 9 hebben de zelfde betekenis. Het essentiële verschil tussen de voorbeelden van figuur 9 en figuur 10 is dat de koppeldelen, inclusief de vergrendeldelen, ééndelig en volledig uit substraat vervaardigd zijn, waarbij de vergrendelvlakken 73 voor het bekomen van de vergrendeling loodrecht op het oppervlak van de panelen in het substraat gevormd zijn. Er wordt in dit voorbeeld dus — in tegenstelling tot de voorbeelden van figuren 9 en 10 - geen gebruik gemaakt van een afzonderlijk, additioneel insert voor het bekomen van de vergrendeling in de richting loodrecht op het vlak van de panelen.

Figuur 12 illustreert een uitvoeringsvorm van de werkwijze volgens het vijfde aspect van de uitvinding. Een vloeistof 14 — dat in het paneel zal indringen en er een impregneermiddel kan vormen — wordt door middel van een spuitkop 61 op de tweede rand 3 van een paneel 1 aangebracht terwijl de panelen opeenvolgend — maar bij voorkeur met een tussenafstand tussen opeenvolgende panelen - met continue snelheid voorbij de spuitkop geleid wordt.

De spuitkop 61 is gezien in de projectie op het vlak loodrecht op de tweede rand 3 en loodrecht op de doorvoerrichting van de panelen onder een hoek A van minstens 2 graden, bij voorkeur van minstens 5 graden bij hogere voorkeur lager dan 15 graden, opgesteld ten opzichte van het vlak van het paneel.

Bij voorkeur verlaat de vloeistof de spuitkop 55 met een druk hoger dan 3 bar, bij voorkeur hoger dan 4 bar, bij hogere voorkeur hoger dan 5 bar.

Tegelijkertijd met het opbrengen van vloeistof op de tweede rand 3 zoals getoond in figuur 12, kan via een zelfde type opstelling aan de andere rand van het eerste paar tegenoverliggende randen van het paneel (dus op de eerste rand) op analoge manier ook vloeistof aangebracht worden.

Figuur 13 illustreert de werkwijze volgens het zesde aspect van de uitvinding en een paneel volgens het zestiende aspect van de uitvinding. Het paneel wordt getoond aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen 2, 3; dus in een zelfde aanzicht als figuur

2. De gelijke referentienummers hebben de zelfde betekenis als in figuur 2. De eerste rand 2 en de tweede rand 3 hebben verlaagde randgebieden onder de vorm van afkantingen 32. De eerste rand 2 en de tweede rand 3 zijn voorzien van een impregneermiddel 14, dat door middel van een vloeistof aangebracht werd. Het impregneermiddel bezorgt een waterafstotend effect aan de randen 2, 3. Tevens vormt het impregnatiemiddel een oppervlaktelaag 75 op en een aankleuring van het oppervlak van het verlaagde randgebied en van de ganse rand waar vloeistof aangebracht werd. De aankleuring kan bekomen worden doordat de vloeistof die op de randen opgebracht wordt een vloeibare kleurstof bevat. Doordat hierdoor de afkantingen van een gewenste kleur voorzien worden, is het in deze uitvoeringsvormen niet nodig om een afzonderlijke lak aan te brengen op de afkantingen. Aangezien de volledige randen 2, 3 geïmpregneerd werden met vloeistof, bevatten de sluitvlakken 41, 42 aan beide randen ook het impregneermiddel 14 en de oppervlaktelaag 75.

Het tweede paar tegenoverliggende randen kan op gelijkaardige wijze behandeld worden.

Figuur 14 illustreert het tiende aspect, het elfde aspect en het veertiende aspect van de uitvinding. Het paneel 1 wordt afgebeeld in een zelfde aanzicht als in figuur 2. Gelijke referentienummers als in figuur 2 hebben de zelfde betekenis. Op de beide randen 2, 3 van het eerste paar tegenoverliggende randen is een film 77 gevormd. Dit kan een filmvormende polymere laag of filmvormende harslaag zijn die de betreffende randen dampdicht maakt; en/of waterafstotende eigenschappen verleent aan deze randen. In het voorbeeld heeft deze film 77 een dikte minder dan 50 micrometer, zodat de geometrie van de koppeldelen niet verstoord wordt.

Het tweede paar tegenoverliggende randen van een rechthoekig paneel kan op analoge manier behandeld worden als het eerste paar tegenoverliggende randen. Figuur 15 illustreert een uitvoeringsvorm van het vijftiende aspect van de uitvinding. Een paneel 1 wordt getoond in bovenaanzicht. Het paneel 1 heeft een eerste paar tegenoverliggende randen 2, 3 en een tweede paar tegenoverliggende randen 3, 4. Beide paren randen zijn voorzien van koppeldelen voor het koppelen van dergelijke panelen tot een bekleding, bijvoorbeeld tot een vloerbekleding. Het paneel bevat aan elk van zijn vier randen sluitvlakken 41, 42, substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel. De sluitvlakken van gekoppelde randen maken in gekoppelde toestand contact met elkaar. De sluitvlakken 41, 42 zijn over de ganse lengte van de betreffende rand voorzien van een impregneermiddel en/of coating 14,

79. De hoeveelheid of concentratie aan impregneermiddel of coating is echter hoger nabij de hoekpunten van het paneel (waar het impregneermiddel of coating aangeduid is met referentie 14) dan in het midden van de lengte van de randen (waar het impregneermiddel of coating aangeduid is met referentie 79).

In meerdere van de aspecten en uitvoeringsvormen wordt vloeistof aangebracht die tot het vormen van een impregnatie of impregneermiddel leidt in het paneel. Een voorbeeld van een recept voor een dergelijke vloeistof bevat 8.4 gewichtsprocent vaste stof. Van deze vaste stof wordt 70 gewichtsprocent gevormd door een gefluoreerd acrylaat copolymeer (dat voor een deel gefluoreerd methacrylaat bevat) en 30 gewichtsprocent door een alkyd hars, meer specifiek in het voorbeeld een “long-oil alkyd” hars. De combinatie van het gefluoreerd acrylaat copolymeer en het alkyd hars is solvent gedragen, waarbij het solvent een combinatie is van alifatische koolwaterstoffen, dipropyleen glycol methyl ether en een kleine hoeveelheid propyleen glycol methyl ether acetaat (een propylacetaat).

Bij gebruik van dergelijk recept is gebleken dat het alkyd eerder aan het oppervlak blijft en er een zekere film vormt, terwijl het gefluoreerd acrylaat copolymeer aan de paneelranden meer in het substraat indringt.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke werkwijzen voor het vervaardigen van panelen en dergelijke panelen kunnen worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden.

Claims

Conclusies:

1.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de werkwijze de stappen bevat: - opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand (2) van een vloeistof (14), bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand, - opbrengen van een lak (33) op ten minste een deel van de eerste rand terwijl de vloeistof op de eerste rand nog in natte toestand is.

2.- Werkwijze zoals in conclusie 1, waarbij het opbrengen van de vloeistof (14) en het opbrengen van de lak (33) in het zelfde continue proces uitgevoerd worden.

3.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de lak (33) ten minste voor een deel op een oppervlak van de eerste rand opgebracht wordt waarop vloeistof (14) opgebracht werd.

4.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de lak opgebracht wordt door middel van één van de methodes: - spuiten van de lak, - opbrengen van de lak door middel van een transferwals, of - opbrengen door middel van een vacuumtechniek.

5.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de werkwijze na het opbrengen van de lak (33) de stap bevat van het afblazen, afzuigen, of gecombineerd afblazen en afzuigen van natte lak die op het bovenoppervlak van het paneel opgebracht werd tijdens het opbrengen van de lak op de eerste rand.

6.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij na het opbrengen van de lak (33) de lak gedroogd wordt, bij voorkeur in het zelfde continue proces als het opbrengen van de lak; bij voorkeur waarbij bij dit drogen ook de vloeistof gedroogd wordt.

7.- Werkwijze zoals in conclusie 6, waarbij de lak (33) gedroogd wordt door middel van één of meerdere IR-lampen, bij voorkeur door middel van één of meerdere HIR-lampen (halogeen infrarood lampen).

8.- Werkwijze zoals in conclusies 6 of 7, waarbij tijdens het drogen een continue gasstroom - bij voorkeur een continue luchtstroom - over het te drogen oppervlak van het paneel stroomt, bij voorkeur waarbij deze gasstroom door middel van een blaasinrichting en/of een afzuiginrichting gerealiseerd wordt. vloeistof

9.- Werkwijze zoals in om conclusie 6, waarbij de lak gedroogd wordt door middel van een warme gasstroom - bij voorkeur door middel van een warme luchtstroom - waarbij bij dit drogen de warme gasstroom continu over het te drogen oppervlak van het paneel stroomt, bij voorkeur waarbij deze gasstroom door middel van een blaasinrichting en/of een afzuiginrichting gerealiseerd wordt. vloeistof

10.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de lak (33) gepigmenteerd is en/of kleurstoffen bevat.

11.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de lak (33) een water gebaseerde dispersie is, bij voorkeur een acrylaat dispersie of een polyurethaan dispersie, of waarbij de lak een alkyd hars is of bevat, of waarbij de lak solvent gebaseerd is, bij voorkeur een solvent gebaseerde acrylaat of een solvent gebaseerde polyurethaan lak.

12.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistof (14) solvent gebaseerd is, of waarbij de vloeistof water gebaseerd is.

13-- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 11, waarbij de vloeistof (14) solvent gebaseerd is, en waarbij het solvent één of meerdere bevat van een glycol ether, propyleen glycol methyl ether, propyleen glycol methyl ether acetaat, koolwaterstoffen — bij voorkeur alifatische koolwaterstoffen en/of bij voorkeur iso-koolwaterstoffen -, butylacetaat, propylacetaat - bijvoorbeeld 3-Methoxy-3-Methyl-1-Butylacetaat (MMB-AC) of 1-Methoxy-Propylacetaat (MPA) - een dibasisch ester, een glycol diether, een benzoaat ester, of een tetramethoxyether.

14.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistof (14) solvent gebaseerd is, en waarbij het solvent een flash point heeft hoger dan 30°C, bij voorkeur hoger dan 35°C, bij hogere voorkeur hoger dan 55°C.

15.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistof (14) één of meerdere bevat van een acrylaat, een methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat copolymeer, een (per)fluoroalkyl (meth)acrylaat of een (per)fluoroalky (meth)acrylaat copolymeer, een alkyd, een epoxyhars, een gefluoreerd epoxyhars, of een polysiloxaan; bij gebruik van een (per)fluoroalkyl (meth)acrylaat of een (per)fluoroalky (meth)acrylaat copolymeer, bevatten de gefluoreerde zijketens bij voorkeur vier, vijf of zes koolstof atomen die fluor atomen bevatten en/of zijn bij voorkeur ten minste een deel van de gefluoreerde zijgroepen gebaseerd op perfluorobutaan sulfonzuur 16-- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistof (14) een fluoracrylaatpolymeer bevat met structuurformule

__ R' waarbij een of meer van de R groepen fluor atomen zijn, en de andere R groepen waterstof atomen zijn; of een fluoracrylaatpolymeer bevat met structuurformule R' waarbij, bij voorkeur, de R’ groep vrij is van waterstof atomen, en bij voorkeur gekozen is uit de lijst bestaande uit natrium, kalium, en CF3.

17.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistof (14) waterafstotende eigenschappen verleent aan de rand waarop deze vloeistof aangebracht wordt.

18.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de vloeistof (14) aangebracht wordt door middel van één van de volgende methodes: - opspuiten, bij voorkeur met een druk hoger dan 3 bar, bij voorkeur met een druk hoger dan 5 bar, - opbrengen door middel van een transferwals, of

- opbrengen door middel van een vacuumtechniek, bijvoorbeeld zoals beschreven in DE9202976U1.

19.- vloeistofWerkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de eerste rand (2) een zijrand (43) van het paneel (1) bevat en een afkanting (32), waarbij bij het opbrengen van de vloeistof (14) de vloeistof ten minste op een deel van de zijrand (43) van de eerste rand (2) aangebracht wordt, en waarbij bij het opbrengen van de lak de lak ten minste op een deel — en bij voorkeur op de volledige — afkanting (32) van de eerste rand aangebracht wordt.

20.- Werkwijze zoals in conclusie 19, waarbij bij het opbrengen op ten minste een deel van de zijrand (43) van de eerste rand (2) van de vloeistof (14) ook vloeistof opgebracht wordt op ten minste een deel van — en bij voorkeur op de volledige — afkanting (32) van de eerste rand (2), waardoor bij het opbrengen van de lak (33) op de afkanting van de eerste rand dit gebeurt terwijl de vloeistof (14) op de afkanting van de eerste rand nog in natte toestand is.

21.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 19-20, waarbij in een continu proces de afkanting (32) aan de eerste rand gevormd wordt — bij voorkeur door een mechanische snijbewerking, bij hogere voorkeur door een freesbewerking - en waarbij in het zelfde continue proces het opbrengen van de vloeistof en het opbrengen van de lak uitgevoerd worden 22-- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 19 - 21, waarbij de afkanting (32) ten minste over een deel van zijn oppervlak de toplaag (40) niet bevat, zodat over ten minste een deel van het oppervlak van de afkanting de lak op het substraat (13) opgebracht wordt.

23-- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de zijrand (43) van de eerste rand (2) een sluitvlak (41) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de tweede rand (3) een zijrand (44) bevat, waarbij de zijrand (44) van de tweede rand (3) een sluitvlak (42) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de eerste rand van het paneel gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak (41) van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij bij het opbrengen van de vloeistof, de vloeistof op ten minste een deel — en bij voorkeur op het volledige oppervlak van — het sluitvlak (41) van de eerste rand opgebracht wordt.

24 - Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij in lijn met — en bij voorkeur parallel met - het uitvoeren van een stap in de werkwijze aan de eerste rand (2), een gelijkaardige of de zelfde stap uitgevoerd wordt aan de tweede rand (3), bij voorkeur waarbij dit gebeurt voor meerdere of alle van de in de werkwijze vermelde stappen.

25.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen (6) bevatten, waarbij de koppeldelen vergrendeldelen (11, 12) bevatten, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en er ook een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; bij voorkeur waarbij de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

26.- Werkwijze zoals in conclusie 25, waarbij het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand van een vloeistof uitgevoerd wordt na en in lijn met de snijbewerkingen — bij voorkeur freesbewerkingen — voor het vervaardigen van de koppeldelen aan de eerste rand van het paneel.

27.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies, waarbij de toplaag een decorlaag bevat en een slijtlaag, bijvoorbeeld waarbij de decorlaag een bedrukte papierlaag of een bedrukte polymere film bevat.

28.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel een werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 27, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5), waarvan een derde rand (4) en een tegenoverliggende vierde rand (5), waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen op ten minste een deel van één, meerdere of alle van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand van een vloeistof (14) door middel van één of meerdere spuitkoppen (61), waarbij de vloeistof de één of meerdere spuitkoppen verlaat met een druk hoger dan 3 bar, bij voorkeur hoger dan 4 bar, bij hogere voorkeur hoger dan 5 bar.

29- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 28; waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2,3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand (2) en/of van de tweede rand (3) van een vloeistof (14) door middel van één of meerdere spuitkoppen (61) terwijl de panelen opeenvolgend — maar bij voorkeur met een tussenafstand tussen opeenvolgende panelen (1) — bij voorkeur met continue snelheid - voorbij de één of meerdere spuitkoppen (61) geleid worden ; waarbij de positie van de panelen direct of indirect met behulp van een sensor gedetecteerd wordt, waarbij het signaal van de sensor — optioneel samen met de doorvoersnelheid van de panelen en/of de lengte van de panelen in de doorvoerrichting — gebruikt wordt om via een controller het starten en stoppen van het spuiten van de één of meerdere spuitkoppen (61) aan te sturen.

30-- Werkwijze zoals in conclusie 29, waarbij ten minste twee spuitkoppen (61) aangestuurd worden om ten minste voor een deel vloeistof (14) op het zelfde oppervlak van de panelen aan te brengen.

31.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 28-30, waarbij ten minste één van de spuitkoppen (61) aangestuurd wordt om ook ten minste voor een deel vloeistof (14) aan te brengen op een aanliggende rand van de rand waarop de spuitkop (61) vloeistof aanbrengt.

32.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de conclusies 1 - 31, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand (2) of van de tweede rand (3) van een vloeistof (14) door middel van ten minste twee spuitkoppen (61) terwijl de panelen opeenvolgend — maar bij voorkeur met een tussenafstand tussen opeenvolgende panelen — bij voorkeur met continue snelheid - voorbij de ten minste twee spuitkoppen geleid worden; waarbij ten minste één van de ten minste twee spuitkoppen gezien in de projectie op het vlak van het paneel onder een hoek opgesteld is ten opzichte van het vlak van het paneel, waarbij deze hoek minder dan 90° bedraagt.

33.- Werkwijze zoals in conclusie 32, waarbij twee van de ten minste twee spuitkoppen opgesteld zijn zodat een eerste spuitkop er van werkzaam is in een richting met een component die tegengesteld is aan de doorvoerrichting van het voornoemde paneel (1); en een tweede spuitkop er van werkzaam is een richting met een component parallel met de doorvoerrichting van het voornoemde paneel (1).

34.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 32-33, waarbij ten minste twee spuitkoppen gebruikt worden en waarbij deze twee spuitkoppen ten minste voor een deel vloeistof op het zelfde oppervlak aanbrengen.

35.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 32 - 34, waarbij ten minste één van de spuitkoppen aangestuurd wordt om ook ten minste voor een deel vloeistof aan te brengen op een aanliggende rand van de rand waarop de spuitkop vloeistof aanbrengt.

36.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de conclusies 1 - 35, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand (2) en/of van de tweede rand (3) van een vloeistof (14) door middel van ten minste één spuitkop terwijl de panelen opeenvolgend — maar bij voorkeur met een tussenafstand tussen opeenvolgende panelen - met continue snelheid voorbij de één of meerdere spuitkoppen geleid worden ; waarbij ten minste één van de ten minste één spuitkop gezien in de projectie op het vlak loodrecht op de eerste rand en loodrecht op de doorvoerrichting van de panelen onder een hoek van minstens 2 graden, bij voorkeur van minstens 5 graden bij hogere voorkeur lager dan 15 graden, opgesteld is ten opzichte van het vlak van het paneel.

37.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 28 - 36, waarbij ten minste één spuitkop ook vloeistof aanbrengt op ten minste een deel van een aanliggende rand van de rand waarop de spuitkop vloeistof aanbrengt.

38.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 28 - 37, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij het paneel aan zijn eerste rand (2) gekoppeld kan worden aan de tweede rand (3) van een ander dergelijk paneel, waarbij de eerste rand (2) voorzien is van een verlaagd randgebied — bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting (32) - en een sluitvlak (41) substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel; waarbij de tweede rand (2) voorzien is van een verlaagd randgebied — bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting (32) - en een sluitvlak (42) substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel; waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand (2) aan de tweede rand (3) van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak (41) van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de tweede rand van het ander dergelijk paneel, waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen van een vloeistof (14) op de eerste rand en op de tweede rand, waarbij de vloeistof ten minste gedeeltelijk indringt in het sluitvlak van de eerste rand en het sluitvlak van de tweede rand; waarbij de vloeistof ten minste een film vormt op de verlaagde randgebieden van de eerste rand en van de tweede rand.

39-- Werkwijze zoals in conclusie 38, waarbij de vloeistof een pigment of kleurstof bevat, zodat een gekleurde film gevormd wordt op de verlaagde randgebieden van de eerste rand en van de tweede rand.

40.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 38 - 39, waarbij op de verlaagde randgebieden — bijvoorbeeld gevormd door afkantingen (32) - de vloeistof (14) ten minste voor een deel van het oppervlak van de verlaagde randgebieden direct op het substraat aangebracht wordt.

41.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 38 - 40, waarbij op de verlaagde randgebieden — bijvoorbeeld gevormd door afkantingen (32) - de vloeistof (14) ten minste voor een deel van het oppervlak van de verlaagde randgebieden in het substraat indringt.

42.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 38 - 41, waarbij geen andere coating aangebracht wordt op de verlaagde randgebieden.

43.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 42, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5), waarvan een derde rand (4) en een tegenoverliggende vierde rand (5), waarbij de panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen voorzien zijn van koppeldelen, zodat een eerste dergelijk paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op de gekoppelde panelen en/of in de richting in het vlak van de panelen loodrecht op de gekoppelde randen, waarbij de werkwijze de stappen bevat: -stap 1: opbrengen op ten minste een deel (en bij voorkeur over de volledige lengte) van de eerste rand (2) en/of op een deel (en bij voorkeur over de volledige lengte) van de tweede rand (3) van een vloeistof (14), bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand; - stap 2: door middel van één of meerdere snijbewerkingen, realiseren van koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen, zodat een eerste dergelijk paneel aan zijn derde rand gekoppeld kan worden aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op de gekoppelde panelen en/of in de richting in het vlak van de panelen loodrecht op de gekoppelde randen; en - optioneel stap 3: opbrengen op ten minste een deel — en bij voorkeur over de volledige lengte - van de derde rand (4) en/of op een deel — en bij voorkeur over de volledige lengte - van de vierde rand (5) van een vloeistof (14), bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand, bij voorkeur waarbij op de derde rand en de vierde rand per eenheid van oppervlakte meer vloeistof opgebracht wordt dan in stap 1 op de eerste rand en de tweede rand. 44- Werkwijze zoals in conclusie 43, waarbij stap 3 uitgevoerd wordt; waarbij in stap 3 ook vloeistof (14) op de eerste rand (2) en/of op de tweede rand (3) aangebracht wordt over een bepaalde lengte vanaf het hoekpunt met een rand van het tweede paar tegenoverliggende randen waarop in stap 3 vloeistof opgebracht wordt. 45- Werkwijze zoals in om het even dewelke conclusie 43 - 44, waarbij de eerste rand en/of de tweede rand een verlaagd randgebied bevatten, bij voorkeur onder de vorm van een afkanting (32), waarbij voor of na stap 1, maar bij voorkeur voor stap 2, een lak (33) op dit verlaagd randgebied opgebracht wordt, bij voorkeur waarbij de lak een acrylaatlak, een polyurethaanlak is of een alkyd bevat; bij voorkeur waarbij de lak pigmenten of kleurstoffen bevat zodat de verlaagde rand aangekleurd wordt.

46.- Werkwijze zoals in conclusie 45, waarbij het opbrengen van de lak gevolgd wordt door het afblazen en/of afzuigen van lak die eventueel op het bovenoppervlak van het paneel opgebracht zou zijn voor stap 2.

47.- Werkwijze zoals in conclusie 45 - 46, waarbij de lak gedroogd wordt voor het uitvoeren van stap 2. 48-- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 28 — 37 of 43 - 47, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de eerste rand en/of de tweede rand een verlaagd randgebied bevat, bijvoorbeeld een afkanting (32), waarbij de werkwijze de stappen bevat: - opbrengen van een lak (33) op het oppervlak van het verlaagde randbied(en); - optioneel drogen — en optioneel vernetten — van de lak op het verlaagde randgebied(en); - opbrengen ten minste op het deel van de eerste rand (2) en/of van de tweede rand (3) direct aansluitend aan het verlaagde randgebied(en) van een vloeistof (14), bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand.

49.- Werkwijze zoals in conclusie 48, waarbij de vloeistof ten minste gedeeltelijk indringt in de betreffende rand zodat een deel van de vloeistof zich in het substraat bevindt onder de lak op het verlaagde randgebied.

50.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 48 - 49, waarbij de zijrand (43) van de eerste rand (2) een sluitvlak (41) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de tweede rand (3) een zijrand (44) bevat, waarbij de zijrand (44) van de tweede rand (3) een sluitvlak (42) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de eerste rand van het paneel gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak (41) van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij bij het opbrengen van de vloeistof, de vloeistof op ten minste een deel — en bij voorkeur op het volledige oppervlak — van het sluitvlak (41, 42) van de eerste rand en/of van de tweede rand opgebracht wordt.

51.- Werkwijze zoals in conclusie 50, waarbij het sluitvlak (41) van de eerste rand direct aansluit aan het verlaagde randgebied van de eerste rand (2), waarbij het sluitvlak (42) van de tweede rand direct aansluit aan het verlaagde randgebied van de tweede rand (3), waarbij op het deel van het sluitvlak(ken) direct aansluitend met het verlaagde randgebied(en) waarop vloeistof (14) aangebracht wordt, ook vloeistof aangebracht wordt.

52.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de conclusies 1 - 51, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3) , waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5), waarvan een tweede rand (4) en een tegenoverliggende vierde rand (5), waarbij op ten minste één van de eerste rand, de tweede rand, de derde rand en de vierde rand - en bij voorkeur op meerdere van deze randen; en bij hogere voorkeur op al deze randen — over ten minste een deel van hun oppervlak, en bij voorkeur over hun volledige oppervlak, een vloeistof aangebracht wordt; waarbij een meervoud van deze panelen zonder dat een actieve droogbewerking uitgevoerd werd na opbrengen van de vloeistof te samen verpakt worden.

53.- Werkwijze zoals in conclusie 52, waarbij een meervoud van deze panelen na opbrengen van de vloeistof te samen verpakt worden terwijl de vloeistof nog niet volledig gedroogd is.

54.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 53, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3),

waarbij de werkwijze de stap bevat van het nat opbrengen van een filmvormende polymere laag (77) of filmvormende harslaag ten minste op één van de eerste rand of de tweede rand, waarbij deze filmvormende polymere laag (77) of filmvormende harslaag de betreffende rand(en) dampdicht maakt.

55.- Werkwijze zoals in conclusie 54, waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen van een vloeistof (14) ten minste op één van de eerste rand of de tweede rand, - bij voorkeur waarbij vloeistof aangebracht wordt op oppervlak waarop al de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag aangebracht werd -, waarbij deze vloeistof de betreffende rand(en) waterafstotend maakt.

56.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 53, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de werkwijze de stappen bevat: - opbrengen op de eerste rand en/of de tweede rand van een vloeistof (14), waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand; - nat opbrengen van een filmvormende polymere laag (77) of filmvormende harslaag op de rand of randen waar de vloeistof op aangebracht werd.

57.- Werkwijze zoals in conclusie 56, waarbij de vloeistof waterafstotende eigenschappen verschaft aan de betreffende rand.

58.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 56 - 57, waarbij de polymere film of de filmvormende harslaag voor dampdichtheid zorgt van de betreffende rand.

59.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 56 - 58, waarbij de vloeistof water gebaseerd of solvent gebaseerd is.

60.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 56 - 59, waarbij het nat opbrengen van de polymere film of van de filmvormende harslaag water gebaseerd of solvent gebaseerd is.

61.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 54 - 60, waarbij de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag een film vormt met dikte minder dan 50 micrometer, bij voorkeur minder dan 25 micrometer.

62.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 54 - 61, waarbij de film gevormd door de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag dampdichtheidseigenschappen en/of waterafstotende eigenschappen verschaft aan de betreffende rand(en).

63.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 54 - 62, waarbij de filmvormende polymere laag of filmvormende harslaag opgebracht wordt door middel van een water gebaseerde emulsie of een water gebaseerde dispersie.

64.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 54 - 63, waarbij de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag een alkyd - bij voorkeur een polyurethaan gemodificeerd alkyd —, een acrylaat, een polyurethaan, een polysiloxaan, of een styreen-butadieen copolymeer bevat of er door gevormd wordt.

65.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 54 - 64, waarbij de filmvormende polymere laag of de filmvormende harslaag klei bevat; bijvoorbeeld onder de vorm van nanoklei en/of bijvoorbeeld montmorilloniet klei.

66.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 65, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de werkwijze de stappen bevat: - opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand (2) en/of van de tweede rand (3) van een vloeistof (14), bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand, - drogen van de vloeistof op de eerste rand (2) en/of de tweede rand (3) door middel van één of meerdere HIR-lampen (halogeen infrarood lampen).

67.- Werkwijze zoals in conclusies 66, waarbij tijdens het drogen een continue gasstroom - bij voorkeur een continue luchtstroom - over het te drogen oppervlak van het paneel stroomt, bij voorkeur waarbij deze gasstroom door middel van een blaasinrichting en/of een afzuiginrichting gerealiseerd wordt.

68.- Werkwijze voor het vervaardigen van panelen, optioneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 67, waarbij de panelen (1) rechthoekig zijn, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij de panelen een substraat (13) en een toplaag (40) bevatten, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de werkwijze de stappen bevat van het opbrengen op ten minste een deel van de eerste rand (2) en/of van de tweede rand van een vloeistof (14), bij voorkeur waarbij deze vloeistof over een bepaalde diepte (D) indringt in de betreffende rand, waarbij de vloeistof (14) één of meerdere bevat van een acrylaat, een methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, een gefluoreerd acrylaat copolymeer, een alkyd, een epoxyhars, een gefluoreerd epoxyhars, of een polysiloxaan.

69.- Werkwijze zoals in conclusie 68, waarbij de vloeistof één of meerdere bevat van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer; bij voorkeur waarbij dit of deze perfluorobutaan sulfonzuur gebaseerde actieve zijketens bevat(ten).

70.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 - 69, waarbij de vloeistof water gebaseerd is, of waarbij de vloeistof solvent gebaseerd is.

71.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 - 70, waarbij de vloeistof (14) solvent gebaseerd is, en bij voorkeur waarbij het solvent één of meerdere bevat van en glycolether, propyleen glycol methyl ether, propyleen glycol methyl ether acetaat, koolwaterstoffen — bij voorkeur alifatische koolwaterstoffen en/of bij voorkeur 1so-koolwaterstoffen -, butylacetaat, propylacetaat - bijvoorbeeld 3-Methoxy-3-Methyl-1-Butylacetaat (MMB-AC) of 1- Methoxy-Propylacetaat (MPA) -, een dibasisch ester, een glycol diether, een benzoaat ester, of een tetramethoxyether.

72.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68-71, waarbij het solvent zowel een polair solvent als een apolair solvent bevat, bij voorkeur waarbij het polair solvent een butylacetaat en/of een propylacetaat bevat.

73.- Werkwijze zoals in conclusie 72, waarbij het apolaire solvent een koolwaterstof is of bevat — bij voorkeur een alifatische koolwaterstof, bij hogere voorkeur een alifatische iso-koolwaterstof.

74.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 72 - 73, waarbij het polaire solvent één of meerdere bevat van een alcohol, een glycolether, bijvoorbeeld één of meerdere van propyleen glycol methyl ether, propyleen glycol methyl ether acetaat, butylacetaat, propylacetaat - bijvoorbeeld 3- Methoxy-3-Methyl-1-Butylacetaat (MMB-AC) of 1-Methoxy-Propylacetaat (MPA)

- een dibasisch ester, een glycol diether, een benzoaat ester, of een tetramethoxyether.

75.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 - 74, waarbij de vloeistof (14) solvent gebaseerd is, en waarbij het solvent een flash point heeft hoger dan 30°C, bij voorkeur hoger dan 35°C, bij hogere voorkeur hoger dan 55°C.

76.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 - 75, waarbij de vloeistof solvent gebaseerd is, waarbij de solvents en eventuele additieven in de vloeistof exclusief van het alifatische type zijn, of, dat het gedeelte solvent en eventueel additief van het aromatische type in de vloeistof minder is dan 1000 ppm, of, minder dan 100 ppm 77- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 - 75, waarbij het massapercentage vaste stof in de vloeistof minder is dan 15%, bij voorkeur minder dan 10%.

78.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 — 77, waarbij de vloeistof een vloeibare kleurstof bevat, bij voorkeur waarbij de vloeistof geen vaste pigmenten bevat.

79.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 - 78, waarbij de vloeistof enerzijds een alkyd hars bevat — bij voorkeur een urethaan of isocyanaat gemodificeerd alkyd hars en/of een “long oil alkyd” — en anderzijds één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer.

80.- Werkwijze zoals in conclusie 79 ‚waarbij in de vloeistof de verhouding van de vaste stof van enerzijds de één of meerdere van het gefluoreerd acrylaat, het gefluoreerd methacrylaat, of het gefluoreerd acrylaat copolymeer tot anderzijds het alkyd hars hoger is dan 2, en bij voorkeur lager dan 5, bij hogere voorkeur lager dan 4, bij hogere voorkeur lager dan 3.

81.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 68 — 80, waarbij de vloeistof (14) waterafstotende eigenschappen verleent aan de rand waarop deze vloeistof aangebracht wordt.

82.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 81, waarbij de vloeistof over een bepaalde diepte (D), bij voorkeur meer dan 1 millimeter, indringt in de betreffende rand.

83.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1- 82, waarbij de eerste rand (2) een sluitvlak (41) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de tweede rand (3) een sluitvlak (42) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de eerste rand van het paneel gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak (41) van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij bij het opbrengen van de vloeistof, de vloeistof op ten minste een deel in de richting loodrecht op het bovenoppervlak — en bij voorkeur op het volledige oppervlak in de richting loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel - op het sluitvlak (41) van de eerste rand en op het sluitvlak (42) van de tweede rand opgebracht wordt.

84.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 83, waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen bevatten, waarvan een derde rand (4) en een vierde rand (5), waarbij de derde rand (4) een sluitvlak (41) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de vierde rand (5) een sluitvlak (42) bevat substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij de derde rand van het paneel gekoppeld kan worden aan de derde rand van een ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand het sluitvlak (41) van de derde rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de vierde rand van het ander dergelijk paneel; waarbij bij het opbrengen van de vloeistof, de vloeistof op ten minste een deel in de richting loodrecht op het bovenoppervlak — en bij voorkeur op het volledige oppervlak in de richting loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel - op het sluitvlak (41) van de derde rand en op het sluitvlak (42) van de vierde rand opgebracht wordt.

85.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 84, waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen bevatten, waarvan een derde rand (4) en een vierde rand (5), waarbij één of meerdere of alle van de eerste rand, tweede rand, derde rand en de vierde rand een verlaagde rand bevatten, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting (32), waarbij daar waar aan de rand(en) vloeistof aangebracht is, deze ook aangebracht is op de verlaagde rand aan deze rand als dergelijke verlaagde rand aanwezig 1s.

86.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 85, waarbij de panelen een tweede paar tegenoverliggende randen bevatten, waarvan een derde rand (4) en een vierde rand (5), waarbij één of meerdere of alle van de eerste rand, tweede rand, derde rand en de vierde rand een verlaagde rand bevatten, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting (32), waarbij de werkwijze de stap bevat van het opbrengen van een lak op de verlaagde rand, waarbij als op de rand die de verlaagde rand bevat vloeistof aangebracht wordt, het opbrengen van de lak kan gebeuren voor of na het opbrengen van de vloeistof op de betreffende rand.

87.- Werkwijze zoals in conclusie 86, waarbij het opbrengen van de vloeistof en het opbrengen van de lak op één of meerdere van de eerste rand, tweede rand, derde rand en/of vierde rand in het zelfde continu proces gebeuren. 88-- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 87, waarbij het substraat geselecteerd is uit of bevat: - een houtvezelplaat, bijvoorbeeld een MDF (Medium Density Fiberboard) of HDF- (High Density Fiberboard) plaat, of - een spaanplaat, of -een minerale plaat, bijvoorbeeld een magnesium oxide plaat, een gipsplaat, een plaat uit minerale vezels gebonden door middel van een bindmiddel (bijvoorbeeld door middel een thermohardend bindmiddel), of een vezelcementplaat, of - een polymeer gebaseerd substraat, zoals bijvoorbeeld een al dan niet gevuld en/of geschuimd polyvinyl chloride gebaseerd substraat of een substraat gebaseerd op een ander thermoplastisch of thermohardend polymeer.

89.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 88, waarbij de panelen een decoratieve toplaag bevatten, - waarbij de decoratieve toplaag (16) een bedrukking bevat, bij voorkeur waarbij de decoratieve toplaag (16) direct of indirect is bevestigd op een onderliggend substraat (15), of - waarbij de decoratieve toplaag (16) een houtfineer (dikte minder dan 2.5 mm) of een houtlaag (dikte vanaf 2.5 mm) bevat, waarbij een eventueel houtfineer bij voorkeur een dikte vertoont tussen 0.4 en 0.8 mm.

90.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 — 89, waarbij het paneel (1) voorzien is van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen (6) bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij de koppeldelen vergrendeldelen (11, 12) bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; bij voorkeur waarbij de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt

91.- Werkwijze zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 1 - 90, waarbij de panelen vloerpanelen zijn.

92.- Paneel, waarbij het paneel (1) rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat (13) en een toplaag (40) bevat, waarbij de panelen (1) voorzien zijn van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij de panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen (6) bevatten, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij het oppervlak van ten minste één van de eerste rand en de tweede rand — en bij voorkeur beide van de eerste rand en de tweede rand - van het paneel een film (77) bevatten — bij voorkeur een polymere film of een film gevormd door een harslaag - waarbij de film een dikte heeft minder dan 50 micrometer, bij voorkeur minder dan 25 micrometer.

93.- Paneel zoals in conclusie 92, waarbij de film dampdichtheids- eigenschappen en/of waterafstotende eigenschappen verschaft aan de betreffende rand(en). 94 - Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 93, waarbij de polymere film of de film gevormd door een harslaag opgebracht is door middel van een water gebaseerde emulsie of een water gebaseerde dispersie.

95.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 94, waarbij de film (77) een alkyd - bij voorkeur een polyurethaan gemodificeerd alkyd —, een acrylaat, een polyurethaan, een polysiloxaan, of een styreen-butadieen copolymeer bevat of er door gevormd wordt.

96.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 — 95, waarbij de film klei bevat, bijvoorbeeld onder de vorm van nanoklei en/of bij voorkeur montmorilloniet klei.

97.- Paneel, waarbij het paneel (1) rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat (13) en een toplaag (40) bevat, waarbij het paneel (1) voorzien is van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen (6) bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen (11, 12) bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; bij voorkeur waarbij de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt; waarbij het paneel (1) voorzien is van een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5), waarvan een derde rand (4) en een tegenoverliggende vierde rand (5), waarbij de panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevatten zodat het paneel aan zijn derde rand gekoppeld kan worden aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; bij voorkeur waarbij de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het tweede paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt;

waarbij elk van de eerste rand (2), de tweede rand (3), de derde rand (4) en de vierde rand (5) een sluitvlak (41) bevat, substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand (2) aan de tweede rand (3) van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen 1s bij het sluitvlak van de tweede rand van het ander dergelijk paneel; waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn derde rand (4) aan de vierde rand (5) van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak van de derde rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen 1s bij het sluitvlak van de vierde rand van het ander dergelijk paneel; waarbij de sluitvlakken van de derde rand en de vierde rand vanaf elk van de vier hoekpunten van het paneel in de richting van het midden van respectievelijk de derde rand en de vierde rand ten minste over een bepaalde afstand vanaf het betreffende hoekpunt, voorzien zijn met een impregneermiddel en/of van een coating; waarbij de gemiddelde concentratie van het impregneermiddel en/of van de coating over deze bepaalde afstand hoger is dan het gemiddelde van de concentratie aan impregneermiddel en/of van coating op de sluitvlakken in het midden van de eerste rand en de tweede rand.

98.- Paneel zoals in conclusie 97, waarbij het paneel langwerpig is, en waarbij het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) de lange randen van het paneel vormt.

99.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 97 - 98, waarbij de sluitvlakken van de eerste rand en de tweede rand vanaf elk van de vier hoekpunten van het paneel in de richting van het midden van respectievelijk de eerste rand en de tweede rand ten minste over een bepaalde afstand vanaf het betreffende hoekpunt, voorzien zijn met het impregneermiddel en/of van de coating; waarbij de gemiddelde concentratie van het impregneermiddel en/of van de coating over deze bepaalde afstand hoger is dan het gemiddelde van de concentratie aan impregneermiddel en/of van coating op de sluitvlakken in het midden van de eerste rand en de tweede rand.

100.- Paneel zoals in om het even dewelke van de conclusies 98 - 99, waarbij de sluitvlakken van de eerste rand en van de tweede rand in het midden van de respectievelijke rand over een bepaalde lengte niet voorzien zijn van impregneermiddel of van coating.

101.- Paneel zoals in om het even dewelke van de conclusies 97 - 100, waarbij de sluitvlakken van de derde rand en de vierde rand over de volledige lengte van de betreffende rand voorzien zijn met het impregneermiddel en/of van de coating.

102.- Paneel zoals in om het even dewelke van de conclusies 97 - 100, waarbij de sluitvlakken van de derde rand en de vierde rand niet over de volledige lengte van de betreffende rand voorzien zijn met het impregneermiddel en/of van de coating, bij voorkeur waarbij de sluitvlakken van de derde rand en van de vierde rand in het midden van hun lengte over een bepaalde lengte niet voorzien zijn met het impregneermiddel en/of van de coating.

103.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 97 - 102, waarbij één, meerdere of alle van de eerste rand (2), de tweede rand (3), de derde rand (4) en de vierde rand (5) voorzien is van een verlaagd randgebied, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting (32), bij voorkeur waarbij het/de verlaagd(e) randgebieden voorzien zijn van een lak (33), bij hogere voorkeur waarbij de lak een acrylaatlak, een polyurethaanlak of een alkyd is of bevat en/of waarbij de lak pigment of kleurstof bevat.

104.- Paneel, optioneel een paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 103, waarbij het paneel (1) rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat (13) en een toplaag (40) bevat, waarbij het paneel (1) voorzien is van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen (6) bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij de eerste rand voorzien is van een verlaagd randgebied, bij voorkeur in de vorm van een afkanting (32), waarbij de eerste rand een impregneermiddel bevat, op ten minste een deel van - en bij voorkeur op het volledige - verlaagde randgebied en op ten minste het deel van de eerste rand onder het en direct aansluitend met het verlaagde randgebied, waarbij het impregneermiddel een waterafstotend effect bezorgt daar waar het aangebracht is op de eerste rand; en tegelijk een oppervlaktelaag op en een aankleuring verzorgt van het oppervlak van het verlaagde randgebied.

105.- Paneel zoals in conclusie 104, waarbij elk van de eerste rand (2) en de tweede rand (3) een sluitvlak (41, 42) bevat substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel, waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand (2) aan de tweede rand (3) van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak (41) van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de tweede rand van het ander dergelijk paneel, waarbij het sluitvlak van de eerste rand ten minste over zijn bovenste deel — en bij voorkeur over zijn volledige oppervlak - het impregneermiddel bevat. 106-- Paneel zoals in conclusie 105, waarbij het sluitvlak van de eerste rand onmiddellijk aansluit aan het verlaagde randgebied van de eerste rand.

107.- Paneel, optioneel een paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 106, waarbij het paneel (1) rechthoekig is, hetzij vierkant of langwerpig, waarbij het paneel een substraat (13) en een toplaag (40) bevat, waarbij het paneel (1) voorzien is van een eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3), waarvan een eerste rand (2) en een tegenoverliggende tweede rand (3), waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen koppeldelen (6) bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand gekoppeld kan worden aan de tweede rand van een ander dergelijk paneel, waarbij de eerste rand een impregneermiddel (14) bevat.

108.- Paneel zoals in conclusie 106, waarbij het impregneermiddel één of meerdere bevat van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer; bij voorkeur waarbij dit of deze perfluorobutaan sulfonzuur gebaseerde actieve zijketens bevat(ten).

109.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 107 - 108, waarbij het impregneermiddel een kleurstof bevat.

110.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 107 - 109, waarbij het impregneermiddel enerzijds een alkyd hars bevat — bij voorkeur een urethaan of isocyanaat gemodificeerd alkyd hars en/of bij voorkeur een “long oil alkyd — en anderzijds één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer.

111-- Paneel zoals in conclusie 110 ‚waarbij in het impregneermiddel de verhouding van enerzijds de vaste stof van de één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer tot anderzijds de vaste stof van het alkyd hars hoger is dan 2, en bij voorkeur lager dan 5, bij hogere voorkeur lager dan 4, bij hogere voorkeur lager dan 3.

112.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 110 - 111, waarbij het impregneermiddel in zekere mate ingedrongen is in het substraat, waarbij er een gradiënt is van de massaverhouding alkyd hars ten opzichte van het totaal van alkyd hars en de één of meerdere van een gefluoreerd acrylaat, een gefluoreerd methacrylaat, of een gefluoreerd acrylaat copolymeer over de impregnatiediepte, waarbij de massaverhouding alkyd hoger is aan het oppervlak van het substraat.

113.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 110 - 112, waarbij het alkyd hars zich overwegend aan of bij het oppervlak bevindt van de zone waar het impregneermiddel aangebracht is.

114.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 107 - 113, waarbij het impregneermiddel waterafstotende eigenschappen verleent aan de rand waarop dit impregneermiddel aangebracht wordt.

115-- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 114, waarbij het paneel langwerpig is, en waarbij het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) de lange randen van het paneel vormen.

116.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 — 115, waarbij het paneel aan zijn eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) koppeldelen (6) bevat, zodat het paneel aan zijn eerste rand (2) gekoppeld kan worden aan de tweede rand (3) van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen (11, 12) bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; bij voorkeur waarbij de koppeldelen aan het eerste paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het eerste paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt; waarbij het paneel (1) voorzien is van een tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5), waarvan een derde rand (4) en een tegenoverliggende vierde rand (5), waarbij de panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen koppeldelen bevatten zodat het paneel aan zijn derde rand gekoppeld kan worden aan de vierde rand van een ander dergelijk paneel, bij voorkeur waarbij de koppeldelen vergrendeldelen bevatten zodat in gekoppelde toestand een vergrendeling optreedt in de richting loodrecht op het oppervlak van de gekoppelde panelen en/of een vergrendeling optreedt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; bij voorkeur waarbij de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het tweede paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

117.- Paneel zoals in conclusie 116, waarbij elk van de eerste rand (2), de tweede rand (3), de derde rand (4) en de vierde rand (5) een sluitvlak (41, 42) bevat, substantieel loodrecht op het bovenoppervlak van het paneel, waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand (2) aan de tweede rand (3) van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak (41) van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de tweede rand van het ander dergelijk paneel, waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn derde rand (4) aan de vierde rand (5) van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak (41) van de derde rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de vierde rand van het ander dergelijk paneel.

118.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 — 115, waarbij de koppeldelen van het eerste paar tegenoverliggende randen (2, 3) substantieel in de vorm van een tand (7) en een groef (8) uitgevoerd zijn die in gekoppelde toestand voor een vergrendeling zorgen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen ; waarbij de tand (7) en de groef (8) voorzien zijn van vergrendeldelen (11, 12) die in gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun eerste paar tegenoverliggende randen voor een vergrendeling zorgen in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen, waarbij de groef begrensd is door een bovenste lip (10) en een onderste lip (9), bij voorkeur waarbij de onderste lip in distale richting verder uitsteekt dan de bovenste lip, waarbij de onderste lip (10) een vergrendeldeel (11) bevat in de vorm van een opwaarts gericht vergrendeldeel voor samenwerking met een vergrendeldeel (12) aan de onderkant van de tand (7) voor het vormen van de vergrendeling in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen.

119-- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 — 118, waarbij het paneel aan zijn eerste rand (2) gekoppeld kan worden aan de tweede (3) rand van een ander dergelijk paneel door middel van een wentelbeweging (R)

en/of door middel van schuiven met snapeffect van de panelen ten opzichte van elkaar substantieel parallel met het vlak van de panelen.

120.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 — 119, waarbij het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) koppeldelen bevat die toelaten dat het paneel gekoppeld kan worden aan een ander dergelijk paneel door middel van een neerwaartse beweging (M) van het paneel ten opzichte van het ander dergelijke paneel, waarbij de koppeldelen van het tweede paar tegenoverliggende randen in de gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen een eerste vergrendelsysteem vormen dat een vergrendeling brengt in het vlak van de gekoppelde panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; en een tweede vergrendelsysteem vormen in de richting loodrecht op de gekoppelde panelen ; waarbij het eerste vergrendelsysteem gevormd wordt ten minste door een opwaarts gericht lager onderste haakvormig gedeelte (66) dat zich aan één van voornoemde tweede paar tegenoverliggende randen bevindt, alsmede een neerwaarts gericht bovenste haakvormig gedeelte (67) dat zich aan de andere, tegenoverliggende rand van voornoemde tweede paar tegenoverliggende randen bevindt, welke haakvormige gedeelten door middel van voornoemde neerwaartse beweging (M) achter elkaar kunnen worden ingehaakt; waarbij het onderste haakvormige gedeelte (66) bestaat uit een lip (68) met een opwaarts gericht vergrendelelement (69), terwijl het bovenste haakvormige gedeelte (67) bestaat uit een lip (70) met een neerwaarts gericht vergrendelelement (71); waarbij het tweede vergrendelsysteem vergrendeldelen bezit onder de vorm van vergrendelvlakken, optioneel waarbij het tweede vergrendelsysteem een insert bevat of waarbij het tweede vergrendelsysteem volledig in materiaal van het substraat uitgevoerd is.

121.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 120, waarbij een meervoud aan dergelijke panelen (1) door middel van de fold-down methode geïnstalleerd kunnen worden waarbij een bekleding, bijvoorbeeld een vloerbekleding gevormd wordt.

122.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 119, waarbij de koppeldelen van het tweede paar tegenoverliggende randen (4, 5) substantieel in de vorm van een tand en een groef uitgevoerd zijn die in gekoppelde toestand voor een vergrendeling zorgen in de richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen, waarbij de tand en de groef voorzien zijn van vergrendeldelen die in gekoppelde toestand van twee dergelijke panelen aan hun tweede paar tegenoverliggende randen voor een vergrendeling zorgen in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen, waarbij de groef begrensd is door een bovenste lip en een onderste lip, bij voorkeur waarbij de onderste lip in distale richting verder uitsteekt dan de bovenste lip, waarbij de onderste lip een vergrendeldeel bevat in de vorm van een opwaarts gericht vergrendeldeel voor samenwerking met een vergrendeldeel aan de onderkant van de tand voor het vormen van de vergrendeling in de richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de gekoppelde randen; bij voorkeur waarbij de koppeldelen aan het tweede paar tegenoverliggende randen overlappend uitgevoerd zijn, zodat bij de koppeling aan het tweede paar tegenoverliggende randen een koppeling met voorspanning bekomen wordt.

123.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 122, waarbij één, meerdere of alle van de eerste rand (2), de tweede rand (3), de derde rand (4) en de vierde rand (5) voorzien is van een verlaagd randgebied, bijvoorbeeld onder de vorm van een afkanting (32), bij voorkeur waarbij het/de verlaagd(e) randgebieden voorzien zijn van een lak (33), bij hogere voorkeur waarbij de lak een acrylaatlak, een polyurethaanlak of een alkyd is of bevat en/of waarbij de lak pigment of kleurstof bevat.

124 - Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 97 — 124, waarbij elk van de eerste rand (2) en de tweede rand (3) een sluitvlak (41, 42)

bevat substantieel loodrecht op het oppervlak van het paneel; waarbij in gekoppelde toestand van het paneel met zijn eerste rand (2) aan de tweede rand (3) van een ander dergelijk paneel, het sluitvlak (41) van de eerste rand van het paneel contact maakt met of dicht gelegen is bij het sluitvlak (42) van de tweede rand van het ander dergelijk paneel, waarbij het sluitvlak van de eerste rand ten minste over zijn bovenste deel — en bij voorkeur over zijn volledige oppervlak - het impregneermiddel bevat.

125.- Paneel zoals in conclusie 123 en 124, waarbij het sluitvlak van de eerste rand (41) onmiddellijk aansluit aan het verlaagde randgebied van de eerste rand.

126.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 97 - 125, waarbij het impregneermiddel over een bepaalde diepte (D) indringt in de rand waar het impregneermiddel aangebracht werd, bij voorkeur waarbij deze diepte ten minste 1 millimeter is.

127.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 — 126, waarbij het substraat geselecteerd is uit of bevat: - een houtvezelplaat, bijvoorbeeld een MDF (Medium Density Fiberboard) of HDF- (High Density Fiberboard) plaat, - een spaanplaat, - een minerale plaat, bijvoorbeeld een magnesium oxide plaat, een gipsplaat, een plaat uit minerale vezels gebonden door middel van een bindmiddel (bijvoorbeeld door middel een thermohardend bindmiddel), of een vezelcementplaat, - een polymeer gebaseerd substraat, zoals bijvoorbeeld een al dan niet gevuld en/of geschuimd polyvinyl chloride gebaseerd substraat of een substraat gebaseerd op een ander thermoplastisch of thermohardend polymeer.

128.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 - 127, waarbij het paneel een decoratieve toplaag bevat, - waarbij de decoratieve toplaag (16) een bedrukking omvat, bij voorkeur waarbij de decoratieve toplaag (16) direct of indirect is bevestigd op een onderliggend substraat

(15), of - waarbij de decoratieve toplaag (16) een houtfineer (dikte < 2.5 mm) of een houtlaag (dikte vanaf 2.5 mm) omvat, waarbij een eventueel houtfineer bij voorkeur een dikte vertoont van 0.4 tot 0.8 mm.

129.- Paneel zoals in om het even dewelke van de voorgaande conclusies 92 — 128, waarbij het paneel een vloerpaneel is.