BE1029143B1 - Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens - Google Patents

Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens Download PDF

Info

Publication number
BE1029143B1
BE1029143B1 BE20215135A BE202105135A BE1029143B1 BE 1029143 B1 BE1029143 B1 BE 1029143B1 BE 20215135 A BE20215135 A BE 20215135A BE 202105135 A BE202105135 A BE 202105135A BE 1029143 B1 BE1029143 B1 BE 1029143B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fender
layer
pad
crumple
energy absorbing
Prior art date
Application number
BE20215135A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1029143A1 (nl
Inventor
Vos Adriaan Joris De
Stefan Albert M Stuer
Original Assignee
Stuer Egghe Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Stuer Egghe Bvba filed Critical Stuer Egghe Bvba
Priority to BE20215135A priority Critical patent/BE1029143B1/nl
Publication of BE1029143A1 publication Critical patent/BE1029143A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1029143B1 publication Critical patent/BE1029143B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01FADDITIONAL WORK, SUCH AS EQUIPPING ROADS OR THE CONSTRUCTION OF PLATFORMS, HELICOPTER LANDING STAGES, SIGNS, SNOW FENCES, OR THE LIKE
    • E01F15/00Safety arrangements for slowing, redirecting or stopping errant vehicles, e.g. guard posts or bollards; Arrangements for reducing damage to roadside structures due to vehicular impact
    • E01F15/14Safety arrangements for slowing, redirecting or stopping errant vehicles, e.g. guard posts or bollards; Arrangements for reducing damage to roadside structures due to vehicular impact specially adapted for local protection, e.g. for bridge piers, for traffic islands
    • E01F15/145Means for vehicle stopping using impact energy absorbers
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63CSKATES; SKIS; ROLLER SKATES; DESIGN OR LAYOUT OF COURTS, RINKS OR THE LIKE
    • A63C19/00Design or layout of playing courts, rinks, bowling greens or areas for water-skiing; Covers therefor
    • A63C19/06Apparatus for setting-out or dividing courts
    • A63C19/08Mechanical means for marking-out
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63CSKATES; SKIS; ROLLER SKATES; DESIGN OR LAYOUT OF COURTS, RINKS OR THE LIKE
    • A63C19/00Design or layout of playing courts, rinks, bowling greens or areas for water-skiing; Covers therefor
    • A63C19/12Removable protective covers for courts, rinks, or game pitches or the like
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01FADDITIONAL WORK, SUCH AS EQUIPPING ROADS OR THE CONSTRUCTION OF PLATFORMS, HELICOPTER LANDING STAGES, SIGNS, SNOW FENCES, OR THE LIKE
    • E01F13/00Arrangements for obstructing or restricting traffic, e.g. gates, barricades ; Preventing passage of vehicles of selected category or dimensions
    • E01F13/02Arrangements for obstructing or restricting traffic, e.g. gates, barricades ; Preventing passage of vehicles of selected category or dimensions free-standing; portable, e.g. for guarding open manholes ; Portable signs or signals specially adapted for fitting to portable barriers
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E01CONSTRUCTION OF ROADS, RAILWAYS, OR BRIDGES
    • E01FADDITIONAL WORK, SUCH AS EQUIPPING ROADS OR THE CONSTRUCTION OF PLATFORMS, HELICOPTER LANDING STAGES, SIGNS, SNOW FENCES, OR THE LIKE
    • E01F15/00Safety arrangements for slowing, redirecting or stopping errant vehicles, e.g. guard posts or bollards; Arrangements for reducing damage to roadside structures due to vehicular impact
    • E01F15/14Safety arrangements for slowing, redirecting or stopping errant vehicles, e.g. guard posts or bollards; Arrangements for reducing damage to roadside structures due to vehicular impact specially adapted for local protection, e.g. for bridge piers, for traffic islands
    • E01F15/141Safety arrangements for slowing, redirecting or stopping errant vehicles, e.g. guard posts or bollards; Arrangements for reducing damage to roadside structures due to vehicular impact specially adapted for local protection, e.g. for bridge piers, for traffic islands for column or post protection
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16FSPRINGS; SHOCK-ABSORBERS; MEANS FOR DAMPING VIBRATION
    • F16F7/00Vibration-dampers; Shock-absorbers
    • F16F7/12Vibration-dampers; Shock-absorbers using plastic deformation of members
    • F16F7/121Vibration-dampers; Shock-absorbers using plastic deformation of members the members having a cellular, e.g. honeycomb, structure
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A63SPORTS; GAMES; AMUSEMENTS
    • A63CSKATES; SKIS; ROLLER SKATES; DESIGN OR LAYOUT OF COURTS, RINKS OR THE LIKE
    • A63C19/00Design or layout of playing courts, rinks, bowling greens or areas for water-skiing; Covers therefor
    • A63C19/06Apparatus for setting-out or dividing courts
    • A63C19/08Mechanical means for marking-out
    • A63C2019/085Fences; Nets; Barriers

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Vibration Dampers (AREA)

Abstract

Stootkussen voor fietsers en/of motorfietsers omvattende: een omhulsel met een voorzijde en een achterzijde; ten minste één anisotroop energie-absorberend element dat zich bevindt in het omhulsel en dat is ingericht om krachten die op de voorzijde van het omhulsel worden uitgeoefend in afhankelijkheid van een invalsrichting van de uitgeoefende krachten ten opzichte van de voorzijde van het omhulsel te verwerken, waarbij krachten met een invalsrichting binnen een eerste hoekbereik in hoofdzaak worden geabsorbeerd, en waarbij krachten met een invalsrichting binnen een tweede hoekbereik in hoofdzaak worden weerstaan; en bevestigingsmiddelen voor het zodanig bevestigen van het stootkussen aan een externe structuur dat de voorzijde van het omhulsel is weggericht van de externe structuur.

Description

Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens Vakgebied De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een stootkussen, meer bepaald voor fietsers en/of motorfietsers.
De uitvinding heeft verder betrekking op een samenstel van ten minste twee stootkussens.
Achtergrond In de afgelopen jaren is het onderscheid tussen fietsers en motorfietsers kleiner geworden door de opkomst van de elektrische fiets, de e-bike, speed pedelecs en dergelijke.
Wat echter onveranderd is gebleven, is het feit dat bestuurders en eventueel passagiers van (motor)fietsen minder goed worden beschermd in vergelijking met bestuurders en passagiers van auto’s of andere gesloten voertuigen.
Het is daarom belangrijk om de veiligheid van fietsers op andere manieren te verbeteren, zowel op de openbare weg, als tijdens wedstrijden of evenementen.
In de wielersport en motorsport, in het bijzonder bij wedstrijden zoals wielerwedstrijden, motorcrossraces en dergelijke is het minstens even belangrijk dat rekening wordt gehouden met de veiligheid van toeschouwers en andere omstaanders.
Vaak worden nadarhekken of andere afsluitingen langs het betreffende parcours geplaatst, al dan niet voorzien van reclamepanelen of -doeken.
Zulke afsluitingen hebben het nadeel dat ze bij een aanrijding door een (motor)fietser ernstige schade aan de (motor)fietser kunnen aanbrengen.
Bovendien kunnen aangebrachte reclamepanelen of -doeken loskomen bij een aanrijding of aanraking bij hoge snelheid waardoor de reclamepanelen of — doeken, of de afsluiting zelf, als een ongeleid projectiel op het parcours terecht kunnen komen en/of valpartijen veroorzaken.
Samenvatting van de uitvinding Uitvoeringsvormen van de uitvinding hebben als doel een stootkussen voor (motor)fietsers te verschaffen, met name een stootkussen dat makkelijk aan te brengen is aan afsluitingen of andere externe structuren en dat een hoge graad van bescherming biedt voor de (motor)fietser bij een eventuele aanrijding . Het is verder een doel van uitvoeringsvormen van de uitvinding om een stootkussen te verschaffen dat bijdraagt aan de stabiliteit van losse externe structuren zoals nadarhekken.
Een eerste aspect van de uitvinding heeft betrekking op een stootkussen voor fietsers en/of motorfietsers.
Het stootkussen omvat een omhulsel met een voorzijde en een achterzijde, en ten minste één anisotroop energie-absorberend element dat zich bevindt in het omhulsel en dat is ingericht om krachten die op de voorzijde van het omhulsel worden uitgeoefend in afhankelijkheid van een invalsrichting van de uitgeoefende krachten ten opzichte van de voorzijde van het omhulsel te verwerken. Hierbij worden krachten met een invalsrichting binnen een eerste hoekbereik in hoofdzaak geabsorbeerd, en worden krachten met een invalsrichting binnen een tweede hoekbereik in hoofdzaak weerstaan. Het stootkussen omvat verder bevestigingsmiddelen voor het zodanig bevestigen van het stootkussen aan een externe structuur dat de voorzijde van het omhulsel is weggericht van de externe structuur. Het stootkussen is gebaseerd op het inventieve inzicht dat door het verschaffen van een anisotroop energie-absorberend element in het omhulsel, een dubbele functie kan worden vervuld door het stootkussen met het oog op de veiligheid van de fietser of motorfietser.
Enerzijds, wanneer de fietser volgens een invalsrichting binnen het eerste hoekbereik tegen het stootkussen rijdt of terecht komt, zal het anisotroop energie-absorberend element de impact of botsing zoveel mogelijk absorberen. Met andere woorden, het stootkussen biedt enerzijds een botsabsorberende functie waarbij typisch een structuur van het anisotroop energie-absorberend element het ten minste gedeeltelijk begeeft en/of wordt verkreukeld in reactie op de daarop uitgeoefende kracht.
Anderzijds, wanneer de fietser volgens een invalsrichting binnen het tweede hoekbereik tegen het stootkussen rijdt of terecht komt, zal het anisotroop energie-absorberend element de uitgeoefende kracht daarop weerstaan. Met andere woorden, het stootkussen biedt anderzijds een afwerende functie waarbij typisch een structuur van het anisotroop energie-absorberend element behouden blijft in reactie of de daarop uitgeoefende kracht. Dit laat toe dat een fietser die bijvoorbeeld uit evenwicht wordt gebracht of die van een bepaald traject afwijkt, tegen het stootkussen kan aanleunen waardoor de fietser de mogelijkheid heeft om zijn of haar evenwicht of traject te corrigeren.
Door de bevestigingsmiddelen is het stootkussen op voordelige wijze te bevestigen aan een externe structuur, bijvoorbeeld een nadarhek, waardoor de stabiliteit van de externe structuur wordt verbeterd en/of waardoor harde, scherpe, of uitstekende delen van de externe structuur worden bedekt, wat de veiligheid van de fietser ten goede komt.
Bij voorkeur komt het eerste hoekbereik met een bereik van 45° tot en met 135°, en komt het tweede hoekbereik overeen met een bereik tussen 0° en 45° en tussen 135° en 180°.
Op deze wijze wordt enerzijds verzekerd dat bij een frontale aanrijding door een fietser, met een invalsrichting onder een hoek van 90°, de schok grotendeels door het stootkussen wordt geabsorbeerd. Anderzijds wordt verzekerd dat bij een in hoofdzaak evenwijdige aanrijding door een fietser, met een invalsrichting onder een hoek van ongeveer 0° of 180°, het stootkussen in hoofdzaak in stand blijft en stevigheid bewaart, zodanig dat een fietser tegen het stootkussen kan leunen of steunen, zonder daarbij ten val te komen.
Bij voorkeur is het ten minste één energie absorberend element vervaardigd is uit verstevigd karton.
Bij voorkeur omvat het verstevigd karton een mengsel van vezels, papiercore, en/of lijm, bij voorkeur waterwerende of waterbestendige lijm.
Dergelijk verstevigd karton is uitermate geschikt om de nodige anisotrope eigenschappen van hetten minste één anisotroop energie-absorberend element te bekomen, waarbij het karton is ingericht om mee te geven of te kreukelen bij een kracht of druk in een eerste richting, en om te weerstaan bij een kracht of druk in een tweede richting die bij voorkeur in hoofdzaak loodrecht staat op de eerste richting.
Bij voorkeur omvat het ten minste één energie-absorberend element ten minste één kreukelstructuur.
De kreukelstructuur is ingericht om te verkreukelen bij een bepaalde drukkracht per oppervlakte.
Met andere woorden, de kreukelstructuur is ingericht om te weerstaan aan een drukkracht per oppervlakte die kleiner is dan een vooraf bepaalde drukdrempelwaarde, en om te verkreukelen bij een drukkracht per oppervlakte die gelijk is aan of groter dan de vooraf bepaalde drukdrempelwaarde.
Het is duidelijk voor de vakman dat de drukdrempelwaarde kan worden ingesteld of gekozen in afhankelijkheid van de gewenste functionaliteit of toepassing van het ten minste één energie-absorberend element.
Bij voorkeur omvat het ten minste één energie-absorberend element meerdere lagen, waarbij ten minste één van de meerdere lagen de ten minste één kreukelstructuur omvat.
Op deze manier kunnen de eigenschappen van de respectievelijke lagen worden gecombineerd om een efficiënt anisotroop energie-absorberend element te bekomen.
Bij voorkeur omvat het ten minste één energie-absorberend element ten minste één voorste laag, één achterste laag en één tussenlaag, waarbij de voorste laag gericht is naar de voorzijde van het omhulsel, de achterste laag gericht is naar de achterzijde van het omhulsel, en de tussenlaag zich tussen de voorste laag en de achterste laag bevindt.
Op deze manier kunnen de lagen en overeenkomstige eigenschappen van de respectievelijke lagen worden afgestemd met de positie daarvan in het omhulsel en het beoogde doel daarvan.
Bij voorkeur omvatten de voorste laag, de tussenlaag, en de achterste laag elk een kreukelstructuur.
Bij voorkeur strekt de kreukelstructuur van de voorste laag zich in hoofdzaak over een volledige laagoppervlakte van de voorste laag uit.
Aangezien de voorste laag is gericht naar de voorzijde van het omhulsel, is dit de laag waarmee de fietser als eerste, via het omhulsel, in aanraking komt bij een aanrijding.
Bij voorkeur omvat de voorste laag een ononderbroken laag die zich tussen de kreukelstructuur van de voorste laag en de voorzijde van het omhulsel bevindt.
Door de voorste laag te voorzien van een ononderbroken laag, met andere woorden, van een homogene laag met glad oppervlak, kan de fietser hier bij een in hoofdzaak evenwijdige aanrijding tegen aan leunen zonder te worden gehinderd door uitsteeksels of oneffenheden.
Bij een in hoofdzaak frontale aanrijding wordt door de ononderbroken laag verzekerd dat de fietser volledig wordt opgevangen en wordt vermeden dat de fietser tussen verschillende externe structuren terechtkomt of dat bijvoorbeeld een omheining of afsluiting wordt geopend door de impact.
Bij voorkeur strekt de kreukelstructuur van de achterste laag zich in hoofdzaak over een volledige laagoppervlakte van de achterste laag uit.
Aangezien de achterste laag is gericht naar de achterzijde van het omhulsel, is dit de laag die zich, op het omhulsel na, het dichtst bij de externe structuur bevindt.
Bij voorkeur omvat de achterste laag een ononderbroken laag die zich tussen de kreukelstructuur van de achterste laag en de achterzijde van het omhulsel bevindt.
Door de achterste laag te voorzien van een ononderbroken laag, met andere woorden, van een homogene laag met glad oppervlak, worden oneffenheden of uitsteeksels van de externe structuur geneutraliseerd.
Bij voorkeur strekt de kreukelstructuur van de tussenlaag zich over een deel van een laagoppervlakte van de tussenlaag uit.
Met andere woorden, de kreukelstructuur van de tussenlaag bedekt en/of bezet niet de volledige laagoppervlakte van de tussenlaag, maar slechts een deel daarvan.
Bij voorkeur bedekt de kreukelstructuur van de tussenlaag een oppervlak dat kleiner is dan de aangrenzende voorste en/of achterste laag en de kreukelstructuren daarvan.
Door de kleinere oppervlakte van de kreukelstructuur van de tussenlaag, zal de tussenlaag anders reageren dan de aangrenzende lagen die een kreukelstructuur met een grotere oppervlakte hebben.
De kreukelstructuur van de tussenlaag zal namelijk relatief makkelijk gaan verkreukelen en hierbij een kracht verspreidende functie vervullen.
Bij voorkeur strekt de kreukelstructuur van de tussenlaag zich uit over maximaal 80%, meer bij voorkeur maximaal 70%, nog meer bij voorkeur maximaal 60%, en meest bij voorkeur maximaal
50% van de laagoppervlakte van de tussenlaag.
Bij voorkeur strekt de kreukelstructuur van de tussenlaag zich uit over ten minste 20%, meer bij voorkeur ten minste 25%, en meest bij voorkeur ten minste 30% van de laagoppervlakte van de tussenlaag.
5 Bij voorkeur omvat de kreukelstructuur van de tussenlaag meerdere langgerekte stroken welke van elkaar zijn gescheiden door zones waar zich geen kreukelstructuur bevindt. Het is duidelijk voor de vakman dat de kreukelstructuur van de tussenlaag uit verschillende delen kan bestaan waarbij de verschillende delen van elkaar zijn gescheiden en/of een bepaalde vorm hebben. De verschillende delen kunnen bijvoorbeeld een rechthoekige, ronde, langgerekte, driehoekige en/of vierkante vorm hebben. Meer bij voorkeur zijn de verschillende delen of stroken van de kreukelstructuur van de tussenlaag van elkaar gescheiden door lege zones. De (delen van de) kreukelstructuur en de zones zonder kreukelstructuur bedekken of bezetten samen de volledige laagoppervlakte van de tussenlaag.
Bij voorkeur zijn de langgerekte stroken onderling in hoofdzaak evenwijdig. In een voorkeursuitvoeringsvorm strekken de langgerekte stroken zich uit tussen een bovenzijde en onderzijde van het stootkussen. Bij voorkeur zijn de langgerekte stroken in hoofdzaak verticaal gericht.
Bij voorkeur omvat de ten minste één kreukelstructuur steunstructuren en zwakke zones. De steunstructuren geven een bepaalde integriteit aan de tussenlaag. Deze integriteit wordt beïnvloed door het materiaal van de steunstructuren en/of de configuratie van de steunstructuren. De zwakke zones bevinden zich tussen de steunstructuren.
Bij voorkeur zijn de steunstructuren van de ten minste één kreukelstructuur ingericht volgens een geometrisch patroon, meer bij voorkeur een regelmatig geometrisch patroon, nog meer bij voorkeur een honingraatpatroon.
Bij voorkeur zijn de zwakke zones van de ten minste één kreukelstructuur vrij van karton. De zwakke zones omvatten optioneel een zacht en/of licht materiaal. Bij voorkeur zijn de zwakke zones lege zones, dit wil zeggen vrij van materiaal.
Bij voorkeur is het omhulsel vervaardigd uit een flexibel zeilmateriaal, bij voorkeur kunststof. Meer bij voorkeur is het flexibele zeilmateriaal scheurbestendig en nagenoeg niet rekbaar. Op deze manier wordt vermeden dat onderdelen van een (motor)fiets zoals pedalen, stuurhendels of remmen in het omhulsel verstrikt geraken, en wordt de veiligheid van de (motor)fietser verbeterd.
Dergelijke zeilmaterialen zijn bovendien voordelig omdat bedrukkingen zoals reclame of instructies rechtstreeks op het materiaal kunnen worden aangebracht. Bij voorkeur is het omhulsel vervaardigd is uit polyvinylchloride, PVC, zeilmateriaal met een gewicht van ten minste 250 g/m”, bij voorkeur ten minste 400 g/m’, meer bij voorkeur ten minste 600 g/m’, en meest bij voorkeur ten minste 800 g/m”. Dergelijke “zware” PVC zeilmaterialen zijn scheurbestendig en nagenoeg niet rekbaar. Op deze manier wordt vermeden dat onderdelen van een (motor)fiets zoals pedalen, stuurhendels of remmen in het omhulsel verstrikt geraken, en wordt de veiligheid van de (motor)fietser verbeterd.
Dergelijke zeilmaterialen zijn bovendien voordelig omdat er tekst en/of afbeeldingen op het zeilmateriaal kunnen worden aangebracht, bijvoorbeeld voor reclamedoeleinden. Dit is veiliger in vergelijking met afzonderlijk aangebrachte reclamepanelen of -doeken op nadarhekken of andere afsluitingen, waarbij er een risico bestaat dat de reclamepanelen of —doeken loskomen en daarbij fietsers of omstaanders hinderen.
Bij voorkeur zijn de bevestigingsmiddelen ingericht voor bevestiging van het stootkussen aan ten minste één van volgende externe structuren: nadarafsluiting, hekwerk, omheining, verlichtingspaal, verkeerspaal, voertuig, vangrail, en dergelijke.
Door het stootkussen met de bevestigingsmiddelen aan de externe structuur te bevestigen, wordt de externe structuur, die typisch uit een hard materiaal bestaat en/of een deels open structuur heeft en/of een oppervlak met scherpe kanten of uitsteeksels vertoont, op efficiënte wijze afgeschermd van (motor)fietsers en vice versa.
Bij voorkeur omvatten de bevestigingsmiddelen één of meerdere flapdelen die telkens voorzien zijn van ten minste één opening. Meer bij voorkeur is de ten minste één opening een verstevigde opening met een in hoofdzaak ronde doorsnede. Door middel van de ten minste één opening in de één of meerdere flapdelen in combinatie met één of meerdere tie-wraps, touwen of banden, kan het stootkussen op voordelige wijze worden bevestigd aan de externe structuur. De één of meerdere flapdelen zijn bij voorkeur vervaardigd uit hetzelfde materiaal als het omhulsel.
Bij voorkeur omvat het stootkussen koppelingsmiddelen om het stootkussen aan één of meerdere gelijkaardige stootkussens te koppelen.
Op deze manier kunnen meerdere stootkussens op efficiënte en stevige wijze aan elkaar worden bevestigd, waardoor ze een groter contactoppervlak genereren en een grotere of langere externe structuur kunnen beveiligen.
Bij voorkeur omvatten de koppelingsmiddelen één of meerdere flapdelen die telkens voorzien zijn van ten minste één opening. Meer bij voorkeur is de ten minste één opening cen verstevigde opening met een in hoofdzaak ronde doorsnede. Door middel van de ten minste één opening in de één of meerdere flapdelen in combinatie met één of meerdere tie-wraps, touwen of banden, kan het stootkussen op voordelige wijze worden bevestigd aan een gelijkaardig stootkussen. De één of meerdere flapdelen zijn bij voorkeur vervaardigd uit hetzelfde materiaal als het omhulsel. Door de één of meerdere flapdelen van het stootkussen ten minste gedeeltelijk over het gelijkaardige stootkussen te leggen, wordt vermeden dat er zich spleten of openingen tussen het stootkussen en het gelijkaardige stootkussen kunnen vormen.
Een tweede aspect van de uitvinding heeft betrekking op een samenstel van ten minste twee stootkussens, waarbij de ten minste twee stootkussens aan elkaar gekoppeld zijn zodanig dat de voorzijdes van de omhulsels van de ten minste twee stootkussens een onafgebroken vlak vormen. Op deze manier kunnen meerdere stootkussens op efficiënte en stevige wijze aan elkaar worden bevestigd, waardoor ze een groter contactoppervlak uitmaken. Het is duidelijk voor de vakman dat de maatregelen en voordelen behorende bij de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van het stootkussen volgens het eerste aspect van de uitvinding op gelijkaardige wijze van toepassing zijn op het samenstel van stootkussens volgens het tweede aspect van de uitvinding, mutatis mutandis. Bij voorkeur zijn de ten minste twee stootkussens gekoppeld door middel van koppelingsmiddelen die één of meerdere flapdelen omvatten die voorzien zijn van ten minste één opening. Meer bij voorkeur is de ten minste één opening een verstevigde opening met een in hoofdzaak ronde doorsnede. Door middel van de ten minste één opening in de één of meerdere flapdelen in combinatie met één of meerdere tie-wraps, touwen of banden, zijn de stootkussens op voordelige wijze met elkaar gekoppeld. De één of meerdere flapdelen zijn bij voorkeur vervaardigd uit hetzelfde materiaal als het omhulsel. Door de één of meerdere flapdelen van de stootkussens ten minste gedeeltelijk over één of meerdere aangrenzende stootkussens te plaatsen, wordt vermeden dater zich spleten of openingen tussen het samenstel van stootkussens vormen. Bij voorkeur is ten minste één van de ten minste twee stootkussens bevestigd aan cen externe structuur. Door de bevestiging aan de externe structuur enerzijds, en de koppeling tussen verschillende stootkussens anderzijds, wordt een onafgebroken, vlak oppervlak voorzien ter bescherming van (motor)fietsers. Bovendien worden op deze wijze mogelijk afzonderlijke externe structuren gekoppeld en verstevigd. Hierdoor worden gevaarlijke openingen of spleten tussen de verschillende externe structuren vermeden die zouden ontstaan wanneer de externe structuren bewegen ten opzichte van elkaar bij een impact. Korte figuurbeschrijving Bovenstaande en andere voordelige eigenschappen en doelen van de uitvinding zullen duidelijker worden en de uitvinding zal beter begrepen worden aan de hand van de volgende gedetailleerde beschrijving wanneer deze wordt gelezen in combinatie met de tekeningen in bijlage, waarin: Figuur 1A een vereenvoudigd bovenaanzicht toont van een uitvoeringsvorm van een stootkussen; Figuur 1B een aanzicht in perspectief toont van de uitvoeringsvorm in figuur 1A; Figuur 1C een vereenvoudigd bovenaanzicht toont van een voorkeursuitvoeringsvorm van een stootkussen; Figuur 1D een aanzicht in perspectief toont van de uitvoeringsvorm in figuur 1C; Figuren 2A-2C schematisch in bovenaanzicht de werking tonen van een anisotroop energie- absorberend element dat wordt gebruikt in uitvoeringsvormen van een stootkussen; Figuren 3A-3E vereenvoudigde bovenaanzichten tonen van verschillende uitvoeringsvormen van cen anisotroop energie-absorberend element dat wordt gebruikt in uitvoeringsvormen van een stootkussen; Figuren 4A-4C schematisch in bovenaanzicht de werking tonen van een anisotroop energie- absorberend element volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van een stootkussen; Figuren SA-D mogelijke kreukelstructuren tonen van de lagen van een energie-absorberend element volgens verschillende uitvoeringsvormen van een stootkussen; en Figuren 6A-6F verschillende voorkeursuitvoeringsvormen tonen van stootkussens die zijn bevestigd aan elkaar en/of aan een externe structuur.
Gedetailleerde uitvoeringsvormen Figuren 1A en 1B tonen een uitvoeringsvorm van een stootkussen 100. Figuur 1A toont een bovenaanzicht van het stootkussen 100 voor (motor)fietser. Het stootkussen 100 omvat een omhulsel 110 met een voorzijde 111 en een achterzijde 112. In het omhulsel 110 bevindt zich een anisotroop energie-absorberend element 120 dat is ingericht om krachten die op de voorzijde 111 van het omhulsel 110 worden uitgeoefend in afhankelijkheid van een invalsrichting van de uitgeoefende krachten ten opzichte van de voorzijde van het omhulsel te verwerken. Het energie- absorberend element 120 is anisotroop in die zin dat krachten met een invalsrichting binnen een eerste hoekbereik in hoofdzaak worden geabsorbeerd, en dat krachten met een invalsrichting binnen een tweede hoekbereik in hoofdzaak worden weerstaan. Het energie-absorberende element 120 reageert dus op verschillende manieren op verschillende aanrijdingen. Het stootkussen 100 omvat verder bevestigingsmiddelen waarmee het tegen een externe structuur kan worden aangebracht, bij voorkeur zodanig dat de voorzijde 111 van het omhulsel 110 is weggericht van de externe structuur. De bevestigingsmiddelen worden niet getoond in de figuur. Figuur 1B toont een perspectiefaanzicht van het stootkussen 100 volgens figuur 1A, waarbij het energie-absorberend element 120 en het omhulsel 110 van elkaar gescheiden zijn. Het energie- absorberende element 120 kan in het omhulsel 110 worden geplaatst, en er, bijvoorbeeld na gebruik, weer worden uitgehaald. Op deze manier kan een energie-absorberend element 120 worden vervangen wanneer het beschadigd of “opgebruikt” is door het absorberen van een botsing. Bij voorkeur is het energie-absorberend element 120 vervaardigd uit verstevigd karton. Het omhulsel 110 is bij voorkeur vervaardigd uit een flexibel zeilmateriaal, zoals kunststof. Polyvinylchloride, PVC, zeilmateriaal is zeer geschikt materiaal voor het omhulsel 110. Bij voorkeur wordt een “zwaar” PVC materiaal met een gewicht van ten minste 250 g/m’ gebruikt als omhulsel 110. Meer bij voorkeur heeft het PVC materiaal een gewicht van ten minste 400 g/m”, nog meer bij voorkeur ten minste 600 g/m”, en meest bij voorkeur ten minste 800 g/m’. Het omhulsel 110 is bij voorkeur vormgegeven als een open- en sluitbare zak. In de getoonde uitvoeringsvorm is het energie-absorberend element 120 balkvormig, maar het is duidelijk voor de vakman dat andere vormen mogelijk zijn. Bij voorkeur is het energie-absorberend element 120 in hoofdzaak balkvormig en/of heeft het afgeronde hoeken. De balkvorm is voordelig om het verwisselbare energie-absorberende element 120 in en uit het omhulsel 110 te plaatsen, en door het verschaffen van afgeronde hoeken worden scherpe randen vermeden waaraan (motor)fietsers of omstaanders zich zouden kunnen bezeren bij een aanrijding. Het omhulsel 110 is flexibel en bij voorkeur scheurvast. Het omhulsel 110 zit nauwsluitend omheen het energie-absorberende element
120. In figuur 1B is het omhulsel 110 schematisch weergegeven als een in hoofdzaak balkvormige zak met een voorzijde 111, achterzijde 112, een eerste zijvlak 113, een tweede zijvlak 114, een onderzijde 115 en een bovenzijde 116. Bij voorkeur kan de bovenzijde 116 geopend worden om het energie-absorberend element 120 in het omhulsel 110 te plaatsen of er uit te halen, en weer worden gesloten om het energie-absorberend element 120 stevig vast te zetten in het omhulsel 110. Er zijn ook uitvoeringsvormen mogelijk waarbij de voorzijde 111, achterzijde 112, het eerste zijvlak 113, het tweede zijvlak 114 en/of de onderzijde 115 kunnen worden geopend en gesloten.
Figuren 1C en 1D tonen een uitvoeringsvorm van een stootkussen 100 die gelijkaardig is aan diegene die getoond is in figuren 1A en 1B, met het verschil dat het stootkussen 100 twee anisotrope energie-absorberende elementen 120, 120’ omvat. Het is duidelijk voor de vakman dat het stootkussen 100 één, twee of meer energie-absorberende elementen 120, 120’ kan omvatten. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de energie-absorberende element 120, 120’ in hoofdzaak balkvormig, en hebben ze in hoofdzaak dezelfde afmetingen. Het is duidelijk voor de vakman dat de energie-absorberende elementen 120, 120’ onderling verschillende vormen en/of afmetingen kunnen hebben. Bij voorkeur zijn de energie-absorberende elementen 120, 120’ in hoofdzaak identiek qua vorm en/of afmetingen. Dit laat toe om met één type van energie-absorberend element 120, 120” één of meerdere omhulsels 110 te vullen en is voordelig in termen van productiekosten en modulariteit van het stootkussen. De afmetingen van het omhulsel 110 zijn bij voorkeur zodanig dat één of meerdere energie-absorberende element 120, 120” op aansluitende wijze in het omhulsel 110 kunnen worden ondergebracht. Alternatief of in toevoeging hierop, zijn de energie- absorberende elementen 120, 120’ vervaardigd uit een verstevigd karton of een dergelijk materiaal, zodanig dat de absorberende elementen 120, 120” op eenvoudige wijze kunnen bijgesneden worden in een ander formaat indien nodig. Figuren 2A-2C tonen schematisch in bovenaanzicht de werking van een anisotroop energie- absorberend element 220 dat wordt gebruikt in uitvoeringsvormen van een stootkussen 100. De structuur van het energie-absorberende element 220 zal verder worden beschreven in combinatie met figuren 3, 4 en 5. In deze figuren wordt een energie-absorberend element 220 in isolatie getoond, maar de botsabsorberende werking van het energie-absorberend element 220 in combinatie met een omhulsel 110 (niet getoond) is nagenoeg gelijkaardig. Het energie-absorberend element 220 is zodanig ingericht dat het krachten die erop worden uitgeoefend op verschillende wijzen verwerkt, in afhankelijkheid van de richting waarin de kracht wordt uitgeoefend. Bepaalde krachten zullen worden weerstaan, terwijl andere krachten zullen worden geabsorbeerd, met vervorming van het energie-absorberend element 220 tot gevolg. In figuren 2A-2C komt de zijde 221 overeen met de zijde die naar de voorzijde 111 van het omhulsel 110 is gericht wanneer het energie-absorberend element 220 in het omhulsel 110 is geplaatst, en komt de zijde 222 overeen met de zijde die naar de achterzijde 112 van het omhulsel 110 is gericht wanneer het energie-absorberend element 220 in het omhulsel 110 is geplaatst. In figuur 2A wordt een kracht F uitgeoefend op zijde 221 van het energie-absorberend element
220. De kracht F valt in op zijde 221 onder een hoek a. De kracht F wordt onder een relatief kleine hoek a van ongeveer 10° uitgeoefend. De kracht F kan worden opgedeeld in een component Fx die nagenoeg evenwijdig is met de zijde 221, en een component Fy die nagenoeg loodrecht staat op de zijde 221. In figuur 2A is de component Fx groter dan de component Fy. De richting van de kracht F is te vergelijken met de kracht die op het energie-absorberende element 220, of het stootkussen 100 wanneer het energie-absorberende element 220 zich in het omhulsel 110 bevindt, wordt uitgeoefend wanneer een (motor)fietser of wielrenner langsheen het stootkussen 100 rijdt en in aanraking komt met het stootkussen, denk bijvoorbeeld aan een sprintfase bij een wielerwedstrijd.
De uitgeoefende kracht wordt weerstaan door het energie-absorberende element 220 waardoor een wielrenner al rijdend tegen het stootkussen 100 kan aanleunen zonder daarbij gehinderd te worden of zijn/haar evenwicht te verliezen. In figuur 2C wordt een kracht F uitgeoefend op zijde 221 van het energie-absorberend element
220. De kracht F valt in op zijde 221 onder een hoek a. De kracht F wordt onder een relatief grote hoek a van ongeveer 80° uitgeoefend. De kracht F kan worden opgedeeld in een component Fx die nagenoeg evenwijdig is met de zijde 221, en een component Fy die nagenoeg loodrecht staat op de zijde 221. In figuur 2C is de component Fy groter dan de component Fx. De richting van de kracht F is te vergelijken met de kracht die op het energie-absorberende element 220, of het stootkussen 100 wanneer het energie-absorberende element 220 zich in het omhulsel 110 bevindt, wordt uitgeoefend wanneer een (motor)fietser of wielrenner nagenoeg frontaal op het stootkussen 100 inrijdt. De uitgeoefende kracht F wordt dan geabsorbeerd door het energie-absorberende element 220 met vervorming daarvan tot gevolg. De (motor)fietser of wielrenner wordt op deze manier behoedt voor zware verwondingen. In figuur 2B wordt een kracht F uitgeoefend op zijde 221 van het energie-absorberend element
220. De kracht F valt in op zijde 221 onder een hoek a. De kracht F wordt onder een hoek a van ongeveer 45° uitgeoefend. De kracht F kan worden opgedeeld in een component Fx die nagenoeg evenwijdig is met de zijde 221, en een component Fy die nagenoeg loodrecht staat op de zijde 221. In figuur 2B is de component Fx in hoofdzaak even groot als de component Fy. De richting van de kracht F is te vergelijken met de kracht die op het energie-absorberende element 220, of het stootkussen 100 wanneer het energie-absorberende element 220 zich in het omhulsel 110 bevindt, wordt uitgeoefend wanneer een (motor)fietser of wielrenner zijwaarts op het stootkussen 100 inrijdt. De uitgeoefende kracht zal deels worden weerstaan door het energie-absorberende element 220 en deels worden geabsorbeerd met een vervorming van het energie-absorberende element tot gevolg. De vervorming is in dit geval kleiner dan bij de situatie die in figuur 2C wordt geschetst.
Op deze manier wordt de kracht van aanrijdingen onder een hoek van 1°-45°, bij voorkeur van 1°- 35°, meer bij voorkeur van 1°-25°, en meest bij voorkeur van 1°-15° weerstaan door het stootkussen, en wordt de kracht van aanrijdingen onder een hoek van 45°-135°, bij voorkeur van 55°-125°, meer bij voorkeur van 65°-115°, en meest bij voorkeur van 75°-105° geabsorbeerd door het stootkussen.
Figuren 3A-3E illustreren vereenvoudigde bovenaanzichten van verschillende uitvoeringsvormen van een anisotroop energie-absorberend element 320 uit meerdere lagen dat wordt gebruikt in uitvoeringsvormen van een stootkussen (niet getoond). Figuur 3A toont op schematische wijze een energie-absorberend element 320 dat bestaat uit een voorste laag 321 en een achterste laag 322. Bij voorkeur omvat de voorste laag 321 en/of de achterste laag 322 een kreukelstructuur. Wanneer zowel de voorste als achterste laag een kreukelstructuur omvatten, dan bedekken de respectievelijke kreukelstructuren bij voorkeur onderling verschillende oppervlaktes van de betreffende voorste en achterste laag. Figuur 3B toont een energie-absorberend element 320 dat bestaat uit een voorste laag 321, een achterste laag 323 en een tussenlaag 322. Bij voorkeur omvatten de voorste laag 321, de achterste laag 322 en/of de tussenlaag 323 een kreukelstructuur.
Figuur 3C toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een energie-absorberend element 320 dat bestaat uit een voorste laag 321, een achterste laag 323 en een tussenlaag 322. Elk van de lagen 321, 322, 323 omvat cen kreukelstructuur. Als het energie-absorberende element 320 in het omhulsel 110 is geplaatst, is de voorste laag 321 gericht naar de voorzijde 111 van het omhulsel, en de achterste laag 323 gericht naar de achterzijde 112 van het omhulsel 110. De tussenlaag 322 bevindt zich tussen de voorste laag 321 en de achterste laag 323. De kreukelstructuur van de voorste laag 321 strekt zich in hoofdzaak uit over een volledige laagoppervlakte van de voorste laag 321. De kreukelstructuur van de achterste laag 323 strekt zich in hoofdzaak uit over een volledige laagoppervlakte van de achterste laag 323. De kreukelstructuur van de tussenlaag 322 strekt zich over slechts een deel van een laagoppervlakte van de tussenlaag 322 uit. De impactabsorptie bij een eventuele aanrijding gebeurt door de manier waarop de drie lagen 321, 322, 323, omwille van hun betreffende opbouw, samen reageren. Elk van de drie lagen bestaan omvat een kreukelstructuur, bij voorkeur een honingraatstructuur, die verkreukelt wanneer de betreffende structuur een bepaalde drukkracht per oppervlakte ondergaat. Omdat de kreukelstructuur van de tussenlaag 322 een kleinere oppervlakte heeft of bezet, zal deze anders reageren dan de kreukelstructuren van de aangrenzende lagen 321, 323 die een grotere oppervlakte hebben of bezetten. De kreukelstructuur in de tussenlaag 322 is met andere woorden zodanig ingericht dat deze sneller of makkelijker, vervormt dan de kreukelstructuur in de andere lagen 321,
323. Voor het verkreukelen van de kreukelstructuur van de tussenlaag 322 is dus een kleinere — (druk)kracht per oppervlakte vereist dan voor het verkreukelen van de kreukelstructuur van de andere lagen 321, 323. Bij een aanrijding die een voldoende grote kracht veroorzaakt, zal de ononderbroken laag van de voorste laag 321 ingedrukt worden en de kreukelstructuur in de voorste laag 321 verkreukeld worden. Hierdoor verliest de voorste laag 321 haar stijfheid en/of weerstand tot doorbuigen. De kracht wordt hierdoor op de kreukelstructuurdelen van de tussenlaag 322 overgezet. Door het kleinere oppervlak van de kreukelstructuur(delen) in de tussenlaag 322 zullen de kreukelstructuurdelen in de tussenlaag gemakkelijk verkreukelen. Hierdoor zal de samengedrukte voorste laag 321 en eventueel, in afhankelijkheid van de plaats van de aanrijding, delen van de samengedrukte kreukelstructuur van de tussenlaag 322 op de achterste laag 323 duwen. Het totale oppervlak dat op deze manier op de achterste laag 323 zal drukken, zal aanzienlijk groter zijn dan het oppervlak dat initieel in aanraking kwam met de voorste laag 321 en meer evenredig verspreid zijn door het samengedrukte of verkreukelde materiaal tussen het aanrijdende object en de achterste laag 323. De kreukelstructuur omvat meerdere delen 3224 welke van elkaar gescheiden zijn door zones 322b waar zich geen kreukelstructuur bevindt.
Bij voorkeur zijn de meerdere delen 3224 gevormd als langgerekte stroken.
Verder zijn de zones 322b waar zich geen kreukelstructuur bevindt bij voorkeur vrij van materiaal.
De delen van de kreukelstructuur 3224 zijn weergegeven als rechthoeken 3224 in het bovenaanzicht van figuur 3C.
De rechthoeken
322a die zichtbaar zijn, komen overeen met de bovenkant van delen 322a van een kreukelstructuur die steunstructuren en zwakke zones omvatten.
In de getoonde uitvoeringsvorm komen de rechthoeken 3324 overeen met de bovenkant van verschillende langgerekte stroken van de kreukelstructuur die zich in de aangegeven hoogterichting h uitstrekken.
Figuren 5A-5D tonen mogelijke kreukelstructuren in vooraanzicht.
Voor illustratieve doeleinden zijn de hier getoonde vooraanzichten van de kreukelstructuren weergegeven als een rechthoek.
Het is echter duidelijk voor de vakman dat andere vormen mogelijk zijn.
Bij voorkeur zijn de afmetingen en/of vorm van de kreukelstructuren voor de voorste en/of achterste laag zodanig dat deze overeenkomen met in hoofdzaak een volledige laagoppervlakte van de desbetreffende laag.
Bij voorkeur zijn de afmetingen en/of vorm van de kreukelstructuren voor de tussenlaag zodanig dat deze overeenkomen met slechts een deel van de laagoppervlakte van de desbetreffende laag.
De dikte d van de kreukelstructuren 322a is weergegeven in figuur 3C en in figuren SA-SD.
De dikte d komt overeen met de afstand tussen de aangrenzende lagen aan weerszijden van de tussenlaag 322, met andere woorden, de dikte d van de kreukelstructuren 3224 komt overeen met de dikte van de tussenlaag 322 of de afstand tussen de voorste laag 321 en achterste laag 323 in figuur 3C.
In figuren 5A-5D wordt de dikte weergegeven als een richting of afmeting in het blad.
De lengte | van de kreukelstructuur-vrije zones 322b is weergegeven in figuur 3C.
De lengte | komt overeen met de afstand tussen naburige delen van de kreukelstructuur 322a.
De lengte | in een tussenlaag kan variëren naar gelang de configuratie van de kreukelstructuurdelen 3224. De breedte b van de kreukelstructuurdelen 3224 is weergegeven in figuur 3C.
Het is duidelijk voor de vakman dat naargelang de gewenste functionaliteit steunstructuurdelen 3224 met verschillende breedtes b mogelijk zijn.
Figuur 3D toont een energie-absorberend element 320 dat bestaat uit een voorste laag 321, een achterste laag 324 en twee tussenlagen 322, 323, die allen een kreukelstructuur omvatten.
Als het energie-absorberende element 320 in het omhulsel 110 is geplaatst, is de voorste laag 321 gericht naar de voorzijde 111 van het omhulsel, en de achterste laag 324 gericht naar de achterzijde 112 van het omhulsel 110. De tussenlagen 322, 323 bevinden zich tussen de voorste laag 321 en de achterste laag 324. De voorste laag 321 heeft een in hoofdzaak ononderbroken kreukelstructuur.
De achterste laag 324 heeft een in hoofdzaak ononderbroken kreukelstructuur.
De tussenlagen 322,
323 hebben een inhomogene kreukelstructuur met kreukelstructuurdelen 3224, 3234 en steunstructuur-vrije 322b, 323b omvatten.
Bij voorkeur zijn de kreukelstructuurdelen 3224, 3234 ingericht volgens een geometrisch patroon. De kreukelstructuurdelen 3224 en 3234 kunnen volgens onderling gelijkaardige of onderling verschillende geometrische patronen zijn ingericht. De kreukelstructuurdelen 3224 en 3234 kunnen op onderling samenvallende wijze worden ingericht, zoals geïllustreerd in figuur 3D of kunnen op onderling alternerende wijze worden ingericht.
Figuur 3E toont een energie-absorberend element 320 dat bestaat uit een voorste laag 321, een achterste laag 324 en drie tussenlagen 322, 323, 325. Bij voorkeur omvatten al deze lagen een steunstructuur. Als het energie-absorberende element 320 in het omhulsel 110 is geplaatst, is de voorste laag 321 gericht naar de voorzijde 111 van het omhulsel, en de achterste laag 324 gericht naar de achterzijde 112 van het omhulsel 110. De tussenlagen 322, 323, 325 bevinden zich tussen de voorste laag 321 en de achterste laag 324. De voorste laag 321 heeft een in hoofdzaak ononderbroken kreukelstructuur. De kreukelstructuur strekt zich dus in hoofdzaak uit over de volledige oppervlakte van de voorste laag, maar omvat bij voorkeur steunstructuren en zwakke zones. De achterste laag 324 heeft een in hoofdzaak ononderbroken kreukelstructuur. De tussenlaag 325 heeft een in hoofdzaak ononderbroken kreukelstructuur. De tussenlagen 322, 323 hebben inhomogene kreukelstructuren met kreukelstructuurdelen 3224, 3234 en kreukelstructuur- vrije zones 322b, 323b. Bij voorkeur zijn de kreukelstructuurdelen 3224, 3234 ingericht volgens een geometrisch patroon. De kreukelstructuurdelen 3224 en 3234 kunnen volgens onderling gelijkaardige of onderling verschillende geometrische patronen zijn ingericht. De kreukelstructuurdelen 3224 en 3234 kunnen op onderling samenvallende wijze worden geplaatst aan weerszijden van tussenlaag 325, zoals geïllustreerd in figuur 3E of kunnen op onderling alternerende wijze worden ingericht aan weerszijden van tussenlaag 325. Het is duidelijk voor de vakman dat verschillende combinaties van ononderbroken en/of inhomogene kreukelstructuren mogelijk zijn, en dat de getoonde uitvoeringsvormen slechts enkele voorbeelden zijn van de mogelijke combinaties.
Figuren 4A-4C illustreren schematisch in bovenaanzicht de werking van een anisotroop energie- absorberend element volgens een voorkeursuitvoeringsvorm.
Het energie-absorberend element 420 is zodanig ingericht en opgebouwd dat het krachten die erop worden uitgeoefend op verschillende wijzen verwerkt, in afhankelijkheid van de richting waarin de kracht wordt uitgeoefend. Bepaalde krachten zullen worden weerstaan, terwijl andere krachten zullen worden geabsorbeerd, met vervorming van het energie-absorberend element 420 tot gevolg. In figuren 4A-2C is laag 421 de voorste laag 421 die gericht is naar de voorzijde 111 van het omhulsel 110 wanneer het energie-absorberend element 420 in het omhulsel 110 is geplaatst.
In figuur 4A wordt een kracht F uitgeoefend op voorste laag 421 van het energie-absorberend element 420. De kracht F valt in op de voorste laag 421 onder een hoek a. De kracht F wordt onder een relatief kleine hoek a van ongeveer 10° uitgeoefend. De kracht F kan worden opgedeeld in een component Fx die nagenoeg evenwijdig is met de voorste laag 421, en een component Fy die nagenoeg loodrecht staat op de voorste laag 421. In figuur 4A is de component Fx groter dan de component Fy. De richting van de kracht F is te vergelijken met de kracht die op het energie- absorberende element 420, of het stootkussen 100 wanneer het energie-absorberende element 420 zich in het omhulsel 110 bevindt, wordt uitgeoefend wanneer cen (motor)fietser of wielrenner langsheen het stootkussen 100 rijd en in aanraking komt met het stootkussen, denk bijvoorbeeld aan cen sprintfase bij een wielerwedstrijd. De uitgeoefende kracht wordt weerstaan door het energie-absorberende element 420 waardoor een wielrenner al rijdend tegen het stootkussen 100 kan aanleunen zonder daarbij gehinderd te worden of zijn/haar evenwicht te verliezen.
In figuur 4C wordt een kracht F uitgeoefend op voorste laag 421 van het energie-absorberend element 420. De kracht F valt in op voorste laag 421 onder een hoek a. De kracht F wordt onder een relatief grote hoek a van ongeveer 80° uitgeoefend. De kracht F kan worden opgedeeld in een component Fx die nagenoeg evenwijdig is met de voorste laag 421, en een component Fy die nagenoeg loodrecht staat op de voorste laag 421. In figuur 4C is de component Fy groter dan de component Fx. De richting van de kracht F is te vergelijken met de kracht die op het energie- absorberende element 420, of het stootkussen 100 wanneer het energie-absorberende element 420 zich in het omhulsel 110 bevindt, wordt uitgeoefend wanneer cen (motor)fietser of wielrenner nagenoeg frontaal op het stootkussen 100 inrijdt. De uitgeoefende kracht F wordt dan geabsorbeerd door het energie-absorberende element 420 met vervorming daarvan tot gevolg. De (motor)fietser of wielrenner wordt op deze manier behoedt voor zware verwondingen.
In figuur 4B wordt een kracht F uitgeoefend op voorste laag 421 van het energie-absorberend element 420. De kracht F valt in op voorste laag 421 onder een hoek a. De kracht F wordt onder een hoek à van ongeveer 45° uitgeoefend. De kracht F kan worden opgedeeld in een component Fx die nagenoeg evenwijdig is met voorste laag 421, en cen component Fy die nagenoeg loodrecht staat op voorste laag 421. In figuur 4B is de component Fx in hoofdzaak even groot als de component Fy. De richting van de kracht F is te vergelijken met de kracht die op het energie- absorberende element 420, of het stootkussen 100 wanneer het energie-absorberende element 420 zich in het omhulsel 110 bevindt, wordt uitgeoefend wanneer cen (motor)fietser of wielrenner zijwaarts op het stootkussen 100 inrijdt. De uitgeoefende kracht zal deels worden weerstaan door het energie-absorberende element 420 en deels worden geabsorbeerd met een vervorming van het energie-absorberende element 420 tot gevolg. De vervorming is in dit geval kleiner dan bij de situatie die in figuur 4C wordt geschetst.
Op deze manier wordt de kracht van aanrijdingen onder een hoek van 1°-45°, bij voorkeur van 1°- 35°, meer bij voorkeur van 1°-25°, en meest bij voorkeur van 1°-15° weerstaan door het stootkussen, en wordt de kracht van aanrijdingen onder een hoek van 45°-135°, bij voorkeur van
55°-125°, meer bij voorkeur van 65°-115°, en meest bij voorkeur van 75°-105° geabsorbeerd door het stootkussen. Figuren SA-D tonen mogelijke kreukelstructuren 522 van verschillende lagen van een energie- absorberend element in vooraanzicht volgens verschillende uitvoeringsvormen van een stootkussen. Eender welke van deze kreukelstructuren 522 of combinaties hiervan kunnen bijvoorbeeld worden gebruikt als kreukelstructuur in de voorste en/of achterste lagen of als kreukelstructuurdeel 3224 in tussenlaag 322, 323 en/of 325 in de uitvoeringsvormen van de energie-absorberende elementen van figuren 3B-3E. Voor een beter begrip van de afmetingen en dimensies van de structuren 522 wordt ook verwezen naar de aanduidingen in figuur 3C die op gelijkaardige manier gelden voor figuren 3D en 3E, mutatis mutandis. Zoals getoond in figuren SA-SD zijn de steunstructuren 522a’ van de kreukelstructuur 522 bij voorkeur ingericht volgens een geometrisch patroon, meer bij voorkeur volgens een regelmatig geometrisch patroon. Het is duidelijk voor de vakman dat andere geometrische patronen dan diegene die worden getoond in figuren SA-5D mogelijk zijn, zoals geometrische patronen met rechte lijnen, gekromde lijnen, driehoeken, vierhoeken, rechthoeken, vierkanten, parallellogrammen, trapeziums, regelmatige of onregelmatige veelhoeken, honingraten, cirkels en/of ovalen. In figuur SA vormen de steunstructuren 522a’ (zwarte lijnen) en de zwakke zones 522a’’ (witte vlakken) een patroon bestaande uit driehoeken, meer bepaald gelijkzijdige driehoeken. De dikte d en/of breedte b van de steunstructuren 522a’ en/of de lengte a van de zwakke zones 522a’’ kunnen worden ingericht naargelang de gewenste prestaties van de kreukelstructuur 522. Bij voorkeur is de kreukelstructuur 5224 vervaardigd uit verstevigd karton. Meer bij voorkeur omvat de kreukelstructuur 522a, of ten minste de steunstructuren 522a’ daarvan, vezels, papiercore en waterwerende lijm. De oppervlakte van één driehoek uit het patroon is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 20cm”, meer bij voorkeur tussen 2 en 15cm”, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 10cm”, meest bij voorkeur tussen 4 en 8cm”. De dikte d van de kreukelstructuur 522a, of ten minste de steunstructuren 522a’ daarvan is bij voorkeur tussen 10 en 100mm, meer bij voorkeur tussen 20 en 90mm, nog meer bij voorkeur tussen 30 en 80mm, en meest bij voorkeur tussen 40 en 70mm.
In figuur 5B vormen de steunstructuren 522a’ (zwarte lijnen) en de zwakke zones 522a’’ (witte vlakken) een patroon bestaande uit vierhoeken, meer bepaald vierkanten. De dikte d en/of breedte b van de steunstructuren 522a’ en/of de lengte a van de zwakke zones 522a’’ kunnen worden ingericht naargelang de gewenste prestaties van de kreukelstructuur 522a. Bij voorkeur is de kreukelstructuur 5224 vervaardigd uit verstevigd karton. Meer bij voorkeur omvat de kreukelstructuur 522a, of ten minste de steunstructuren 522a’ daarvan, vezels, papiercore en waterwerende lijm. De oppervlakte van één vierkant uit het patroon is bij voorkeur gelegen tussen
2 en 20cm”, meer bij voorkeur tussen 2 en 15cm”, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 10cm”, meest bij voorkeur tussen 4 en 8cm”. De dikte d van de kreukelstructuur 522a, of ten minste de steunstructuren 522a’ daarvan is bij voorkeur tussen 10 en 100mm, meer bij voorkeur tussen 20 en 90mm, nog meer bij voorkeur tussen 30 en 80mm, en meest bij voorkeur tussen 40 en 70mm.
In figuur SC vormen de steunstructuren 522a’ (zwarte lijnen) en de zwakke zones 522a’’ (witte vlakken) een patroon bestaande uit cirkels. De dikte d en/of breedte b van de steunstructuren 522a’ en/of de lengte a van de zwakke zones 522a’’, in dit geval de straal van de cirkels, kunnen worden ingericht naargelang de gewenste prestaties van de kreukelstructuur 522a. Bij voorkeur is de kreukelstructuur 5224 vervaardigd uit verstevigd karton. Meer bij voorkeur omvat de kreukelstructuur 522a, of ten minste de steunstructuren 522a’ daarvan, vezels, papiercore en waterwerende lijm. De oppervlakte van één cirkel uit het patroon is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 20cm”, meer bij voorkeur tussen 2 en 15cm”, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 10cm”, meest bij voorkeur tussen 4 en 8cm”. De dikte d van de kreukelstructuur 5224, of ten minste de steunstructuren 522a’ daarvan is bij voorkeur tussen 10 en 100mm, meer bij voorkeur tussen 20 en 90mm, nog meer bij voorkeur tussen 30 en 80mm, en meest bij voorkeur tussen 40 en 70mm.
In figuur 5D vormen de steunstructuren 522a’ (zwarte lijnen) en de zwakke zones 522a’’ (witte vlakken) een honingraatpatroon. De dikte d en/of breedte b van de steunstructuren 522a’ en/of de lengte a van de zwakke zones 522a”’ kunnen worden ingericht naargelang de gewenste prestaties van de kreukelstructuur 5224. Bij voorkeur is de kreukelstructuur 5224 vervaardigd uit verstevigd karton. Meer bij voorkeur omvat de kreukelstructuur 5224, of ten minste de steunstructuren 522a’” daarvan, vezels, papiercore en waterwerende lijm. De oppervlakte van één honingraat uit het patroon is bij voorkeur gelegen tussen 2 en 20cm”, meer bij voorkeur tussen 2 en 15cm”, nog meer bij voorkeur tussen 3 en 10cm”, meest bij voorkeur tussen 4 en 8cm’. De dikte d van de kreukelstructuur 5224, of ten minste de steunstructuren daarvan is bij voorkeur tussen 10 en 100mm, meer bij voorkeur tussen 20 en 90mm, nog meer bij voorkeur tussen 30 en 80mm, en meest bij voorkeur tussen 40 en 70mm.
Figuren 6A-6F tonen verschillende voorkeursuitvoeringsvormen van stootkussens 600 die zijn gekoppeld aan elkaar en/of bevestigd aan een externe structuur 680. De getoonde stootkussens 600 omvatten bevestigingsmiddelen voor het bevestigen van het stootkussen 600 aan de externe structuur 680. De bevestigingsmiddelen worden niet getoond op de tekeningen maar eender welk gekend bevestigingsmiddel kan worden gebruikt om het stootkussen 600 op losmaakbare wijze te bevestigen aan een externe structuur 680 zoals een nadarafsluiting, hekwerk, omheining, verlichtingspaal, verkeerspaal, voertuig, vangrail, en dergelijke. In een voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de bevestigingsmiddelen één of meerdere flapdelen voorzien van ten minste één opening. Bij voorkeur is de opening een verstevigde opening is met een in hoofdzaak ronde doorsnede.
In toevoeging op of als alternatief op de bevestigingsmiddelen, omvattende het stootkussen bij voorkeur koppelingsmiddelen ingericht om het stootkussen aan één of meerdere gelijkaardige stootkussens te koppelen. Mogelijke koppelingsmiddelen omvatten, maar zijn niet beperkt tot, spanbanden, klittenbandverbindingen, lusverbindingen snoeren, elastieken, touwen, klikverbindingen, en dergelijke. Met de koppelingsmiddelen kunnen bijvoorbeeld de eerste en/of tweede zijvlakken van het stootkussen 600 aan elkaar gekoppeld worden. In figuur 6A wordt een vrij tweede zijvlak 614 getoond, terwijl de tweede zijvlakken van de overige stootkussens 600 gekoppeld zijn aan het respectievelijk aangrenzende stootkussen. Zoals getoond in figuur GB is de voorzijde 611 van het stootkussen 600 weggericht van de nadarafsluiting 680. De achterzijde 612 van het stootkussen 600 is gericht naar de nadarafsluiting
680. De onderzijde 616 van het stootkussen is zodanig vormgegeven dat het uitstekende delen van de nadarafsluiting 680 neutraliseert. Meer specifiek heeft de nadarafsluiting 680 typisch uitstekende poten die een potentieel gevaar zijn voor passerende (motor) fietsers. In de uitvoeringsvorm van figuur 6A is dit potentiele gevaar geneutraliseerd door enerzijds de dikte van het stootkussen 600 en anderzijds de vorm, in dit geval de hellingshoek van de onderzijde 616 van het stootkussen 600 op gepaste manier in te richten. Het is duidelijk dat voor verschillende externe structuren, verschillende configuraties van afmetingen en/of vormen van (delen van) het stootkussen opportuun en mogelijk zijn.
In figuren 6C en 6D is een stootkussen 600 bevestigd aan een nadarafsluiting 680 met een andere vormgeving als de nadarafsluiting 680 in figuren 6A en 6B. Zoals getoond in figuur 6D is de voorzijde 611 van het stootkussen 600 weggericht van de nadarafsluiting 680. De achterzijde 612 van het stootkussen 600 is gericht naar de nadarafsluiting
680. De onderzijde 616 van het stootkussen is zodanig vormgegeven dat het uitstekende delen van de nadarafsluiting 680 neutraliseert. Meer specifiek heeft deze nadarafsluiting 680 een hellende configuratie waardoor de onderkant uitsteekt ten opzichte van de bovenkant, wat gevaarlijk kan zijn voor passerende (motor)fietsers. Zoals getoond in figuur 6D is dit potentiele gevaar geneutraliseerd door enerzijds de dikte van het stootkussen 600 en anderzijds de vorm, in dit geval ge hellingshoek van de onderzijde 616 van het stootkussen 600 op gepaste manier in te richten. Het is duidelijk dat voor verschillende externe structuren, verschillende configuraties van afmetingen en/of vormen van (delen van) het stootkussen opportuun en mogelijk zijn. De getoonde uitvoeringsvorm van het stootkussen 600 in figuren 6A-6B is echter dezelfde als deze die getoond is in figuren 6C-6D wat op voordelige wijze de veelzijdigheid van dergelijke uitvoeringsvorm aantoont.
Figuren 6E en 6F tonen een uitvoeringsvorm waarbij twee stootkussens 600 zijn bevestigd aan een paal 680. In deze uitvoeringsvorm zijn de stootkussens 600 bij voorkeur ook aan elkaar gekoppeld bij de respectievelijk voor- en achterzijde daarvan.
De getoonde uitvoeringsvorm van de stootkussens 600 in figuren 6E-6F is dezelfde als deze die getoond is in figuren 6A-6B en 6C-6D wat op voordelige wijze de veelzijdigheid van dergelijke uitvoeringsvorm aantoont.
Op basis van het bovenstaande is het duidelijk voor de vakman dat het onderhavige een hoge graad van bescherming biedt voor (motor)fietser bij een eventuele aanrijding.
De vakman begrijpt verder dat de uitvinding niet beperkt is tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, en dat vele modificaties en varianten mogelijk zijn binnen het kader van de uitvinding, dat enkel bepaald wordt door de hiernavolgende conclusies.

Claims (28)

Conclusies
1. Stootkussen voor fietsers en/of motorfietsers omvattende: - een omhulsel met een voorzijde en een achterzijde; - ten minste één anisotroop energie-absorberend element dat zich bevindt in het omhulsel en dat is ingericht om krachten die op de voorzijde van het omhulsel worden uitgeoefend in afhankelijkheid van een invalsrichting van de uitgeoefende krachten ten opzichte van de voorzijde van het omhulsel te verwerken, waarbij krachten met een invalsrichting binnen een eerste hoekbereik in hoofdzaak worden geabsorbeerd, en waarbij krachten met een invalsrichting binnen een tweede hoekbereik in hoofdzaak worden weerstaan; en - bevestigingsmiddelen voor het zodanig bevestigen van het stootkussen aan een externe structuur dat de voorzijde van het omhulsel is weggericht van de externe structuur.
2. Stootkussen volgens conclusie 1, waarbij het eerste hoekbereik overeenkomt met een bereik van 45° toten met 135°, en waarbij het tweede hoekbereik overeenkomt met een bereik tussen 0° en 45° en tussen 135° en 180°.
3. Stootkussen volgens conclusie 1 of 2, waarbij het ten minste één energie-absorberend element vervaardigd is uit verstevigd karton.
4. Stootkussen volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het ten minste één energie-absorberend element ten minste één kreukelstructuur omvat.
5. Stootkussen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het ten minste één energie- absorberend element meerdere lagen omvat, waarbij ten minste één van de meerdere lagen de ten minste één kreukelstructuur omvat.
6. Stootkussen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het ten minste één energie- absorberend element ten minste één voorste laag, één achterste laag en één tussenlaag omvat, waarbij de voorste laag gericht is naar de voorzijde van het omhulsel, de achterste laag gericht is naar de achterzijde van het omhulsel, en de tussenlaag zich tussen de voorste laag en de achterste laag bevindt.
7. Stootkussen volgens conclusie 6, waarbij de voorste laag, de tussenlaag, en de achterste laag elk een kreukelstructuur omvatten.
8. Stootkussen volgens conclusie 6 of 7, waarbij de kreukelstructuur van de achterste laag zich in hoofdzaak over een volledige laagoppervlakte van de achterste laag uitstrekt.
9. Stootkussen volgens conclusie 6, 7 of 8, waarbij de kreukelstructuur van de voorste laag zich in hoofdzaak over een volledige laagoppervlakte van de voorste laag uitstrekt.
10. Stootkussen volgens conclusie 6, 7, 8 of 9, waarbij de kreukelstructuur van de tussenlaag zich over een deel van een laagoppervlakte van de tussenlaag uitstrekt.
11. Stootkussen volgens conclusie 10, waarbij de kreukelstructuur van de tussenlaag zich over maximaal 80%, bij voorkeur maximaal 70%, meer bij voorkeur maximaal 60%, en meest bij voorkeur maximaal 50% van de laagoppervlakte van de tussenlaag uitstrekt.
12. Stootkussen volgens conclusie 10 of 11, waarbij de kreukelstructuur van de tussenlaag zich over ten minste 20%, bij voorkeur ten minste 25%, en meer bij voorkeur ten minste 30% van de laagoppervlakte van de tussenlaag uitstrekt.
13. Stootkussen volgens conclusie 10, 11 of 12, waarbij de kreukelstructuur van de tussenlaag meerdere langgerekte stroken omvat welke van elkaar zijn gescheiden door zones waar zich geen kreukelstructuur bevindt.
14. Stootkussen volgens conclusie 13, waarbij de langgerekte stroken onderling in hoofdzaak evenwijdig zijn.
15. Stootkussen volgens één der conclusies 4 - 14, waarbij de ten minste één kreukelstructuur steunstructuren en zwakke zones omvat.
16. Stootkussen volgens conclusie 15, waarbij de steunstructuren van de ten minste één kreukelstructuur zijn ingericht volgens een geometrisch patroon, bij voorkeur een regelmatig geometrisch patroon.
17. Stootkussen volgens conclusie 15 of 16, waarbij de steunstructuren van de ten minste één steunstructuur zijn ingericht volgens een honingraatpatroon.
18. Stootkussen volgens conclusie 15, 16 of 17, waarbij de zwakke zones vrij zijn van karton.
19. Stootkussen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het omhulsel vervaardigd is uit cen flexibel zeilmateriaal, bij voorkeur kunststof.
20. Stootkussen volgens conclusie 19, waarbij het omhulsel vervaardigd is uit polyvinylchloride, PVC, zeilmateriaal met een gewicht van ten minste 250 g/m’, bij voorkeur ten minste 400 g/m’, meer bij voorkeur ten minste 600 g/m”, en meest bij voorkeur ten minste 800 g/m’.
21. Stootkussen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsmiddelen zijn ingericht voor bevestiging aan ten minste één van volgende externe structuren: nadarafsluiting, hekwerk, omheining, verlichtingspaal, verkeerspaal, voertuig, vangrail, en dergelijke.
22. Stootkussen volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de bevestigingsmiddelen één of meerdere flapdelen omvatten die voorzien zijn van ten minste één opening.
23. Stootkussen volgens de voorgaande conclusie, waarbij de ten minste éne opening een verstevigde opening is met een in hoofdzaak ronde doorsnede.
24. Stootkussen volgens conclusie 22 of 23, waarbij de één of meerdere flapdelen vervaardigd zijn uit een zelfde materiaal als het omhulsel.
25. Stootkussen volgens één der voorgaande conclusies, verder omvattende koppelingsmiddelen om het stootkussen aan één of meerdere gelijkaardige stootkussens te koppelen.
26. Samenstel van ten minste twee stootkussens volgens één der conclusies 1 tot 24, waarbij de ten minste twee stootkussens aan elkaar gekoppeld zijn zodanig dat de voorzijdes van de omhulsels van de ten minste twee stootkussens cen onafgebroken vlak vormen.
27. Samenstel volgens conclusie 26, waarbij ten minste één van de ten minste twee stootkussens is bevestigd aan een externe structuur.
28. Samenstel volgens conclusie 26 of 27, waarbij de ten minste twee stootkussens gekoppeld zijn door middel van koppelingsmiddelen die één of meerdere flapdelen omvatten, waarbij één of meerdere flapdelen van één stootkussen geplaatst zijn over één of meerdere aangrenzende stootkussens van het samenstel.
BE20215135A 2021-02-25 2021-02-25 Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens BE1029143B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215135A BE1029143B1 (nl) 2021-02-25 2021-02-25 Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20215135A BE1029143B1 (nl) 2021-02-25 2021-02-25 Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1029143A1 BE1029143A1 (nl) 2022-09-16
BE1029143B1 true BE1029143B1 (nl) 2022-09-20

Family

ID=74867358

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20215135A BE1029143B1 (nl) 2021-02-25 2021-02-25 Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1029143B1 (nl)

Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4666130A (en) * 1984-03-15 1987-05-19 Energy Absorption Systems, Inc. Expanded cell crash cushion
CA1238809A (fr) * 1986-09-26 1988-07-05 Yvon Boissonneault Bloc amortisseur
FR2742776A1 (fr) * 1995-12-20 1997-06-27 Delamare Sovra Sa Elements de protection absorbant les chocs
WO1998033985A1 (en) * 1997-02-03 1998-08-06 Kredietbank Road barrier device
JP2003236959A (ja) * 2002-02-18 2003-08-26 Bridgestone Kaseihin Chubu Kk 保護バリヤー
CA2376348A1 (en) * 2002-03-13 2003-09-13 Lawrence R. Parisotto Multi-phase energy absorbing and impact attenuating modules

Patent Citations (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4666130A (en) * 1984-03-15 1987-05-19 Energy Absorption Systems, Inc. Expanded cell crash cushion
CA1238809A (fr) * 1986-09-26 1988-07-05 Yvon Boissonneault Bloc amortisseur
FR2742776A1 (fr) * 1995-12-20 1997-06-27 Delamare Sovra Sa Elements de protection absorbant les chocs
WO1998033985A1 (en) * 1997-02-03 1998-08-06 Kredietbank Road barrier device
JP2003236959A (ja) * 2002-02-18 2003-08-26 Bridgestone Kaseihin Chubu Kk 保護バリヤー
CA2376348A1 (en) * 2002-03-13 2003-09-13 Lawrence R. Parisotto Multi-phase energy absorbing and impact attenuating modules

Also Published As

Publication number Publication date
BE1029143A1 (nl) 2022-09-16

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4666130A (en) Expanded cell crash cushion
US7254843B2 (en) Impact absorbing, modular helmet
CA2050227C (en) Roadway impact attenuator
CA1197125A (en) Restorable fender panel
CA1197402A (en) Universal anchor assembly for impact attenuation device
US3834482A (en) Occupant protection device for motor vehicles and the like
NL8101065A (nl) Afschuifwerking en compressieenergie-absorptieinrichting.
CN106394685A (zh) 电动汽车底盘总成防撞系统
CA2162412C (en) Crash attenuator
JP6534739B2 (ja) 車両エネルギー吸収装置および車両
US3512822A (en) Combination liquid and metal shock absorbing buffers
KR20040093077A (ko) 디플렉터 스킨을 구비한 충격 쿠션
KR20140103274A (ko) 차량 캐치 시스템 및 방법
BE1029143B1 (nl) Stootkussen en samenstel van ten minste twee stootkussens
CN208777221U (zh) 高速公路防撞装置
AU2009202987A1 (en) Energy Absorbing Buffer
EP1887141A1 (en) Guardrail
US3493244A (en) Collapsible assembly
CN101343863B (zh) 冲击吸收装置用护栏装置
US20190241048A1 (en) External vehicle window glass protection against sharp objects
AU2009343475B2 (en) Crash cushion for roadside object
KR101791997B1 (ko) 완충 구조를 겸비한 충격흡수가드레일
CN206344785U (zh) 一种无人驾驶汽车用保险杠
CN206327310U (zh) 吸能结构及具有其的车辆
CA2422415A1 (en) Multi-phase energy absorbing and impact attenuating modules

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220920