BE1028932A1 - Boorvoorziening en werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond gevormde grondverdringende schroefpaal - Google Patents

Abstract

De uitvinding voorziet in een boorvoorziening (5) voor het vervaardigen van grondverdringende schroefpalen, omvattende een verdringingsgedeelte (1) aan een booruiteinde (6) en omvattende minstens één schroefblad (2, 3) op de buitenkant van het verdringingsgedeelte (1), met het kenmerk dat het schroefblad (2, 3) een dikte (D) heeft die toeneemt in een richting weg van het booruiteinde (6). De uitvinding voorziet tevens in een werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond gevormde grondverdringende schroefpaal met behulp van de boorvoorziening (5).

Description

Boorvoorziening en werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond gevormde grondverdringende schroefpaal Technisch vakgebied De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een boorvoorziening en een werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond gevormde grondverdringende schroefpaal. Stand der techniek BE1016927 beschrijft een boorvoorziening voor het vervaardigen van grondverdringende schroefpalen. De boorvoorziening omvat een verdringingsgedeelte aan een booruiteinde en omvat minstens één schroefblad op de buitenkant van het verdringingsgedeelte. Het getoond schroefblad heeft een dikte die constant blijft langsheen de lengte van de boorvoorziening.

Dit schroefblad heeft als functie in de grond een schroefvorm te vormen door de boorvoorziening rond te draaien. Bij het terugtrekken van de boorvoorziening wordt de aldus gevormde opening gevuld met beton en blijft zo, na uitharden van het beton, een grondverdringende schroefpaal achter in de grond. In dergelijke boorvoorzieningen wordt de dikte van het schroefblad bepaald in functie van de te bekomen schroefdraad van de in de grond te vormen grondverdringende schroefpaal. Deze dikte is echter doorgaans relatief dik waardoor het in de grond schroeven van het schroefblad moeizaam kan verlopen.

Beschrijving van de uitvinding Het is een doel van de onderhavige uitvinding om het in de grond schroeven van het schroefblad minder moeilijk te laten verlopen.

Dit doel wordt gerealiseerd door middel van de kenmerken van de eerste conclusie.

Daartoe omvat de boorvoorziening volgens de onderhavige

D BE2020/5972 uitvinding een verdringingsgedeelte aan een booruiteinde en minstens één schroefblad op de buitenkant van het verdringingsgedeelte. Het schroefblad heeft een dikte die toeneemt in een richting weg van het booruiteinde.

Door de dikte van het schroefblad te laten toenemen in een richting weg van het booruiteinde heeft het schroefblad een kleinere dikte dichter bij het booruiteinde waardoor het inschroeven van het schroefblad in de grond makkelijker verloopt.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding strekt het schroefblad zich uit over minstens één omwenteling rond het verdringingsgedeelte. Er werd ondervonden dat een dergelijk schroefblad toelaat om een meer stabiele schroefvorm achter te laten in de grond.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding blijft de diameter van het schroefblad in hoofdzaak gelijk zolang de dikte van het schroefblad toeneemt.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding neemt de dikte van het schroefblad toe tot een vooraf bepaalde dikte. Deze dikte stemt dan bij voorkeur overeen met de dikte van de in de grond gewenste schroefvorm.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de vooraf bepaalde dikte 5 cm - 10 cm is. Bij dergelijke boorvoorzieningen werd immers ondervonden dat een goede schroefvorm bekomen wordt.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding neemt de dikte van het schroefblad toe van 2 cm — 3 cm, bijvoorbeeld 2 cm, tot de vooraf bepaalde dikte. In een dergelijke configuratie werd immers ondervonden dat de dikte van het schroefblad voldoende was om de weerstand van de grond te weerstaan met een kleiner risico op bijvoorbeeld afbreken van het schroefblad doch evenwel klein genoeg te zijn om voldoende het in de grond schroeven van het schroefblad te vergemakkelijken.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding neemt de diameter van het schroefblad na het bereiken van de vooraf bepaalde dikte af in een richting weg van het booruiteinde tot de diameter van het verdringingsgedeelte. Een dergelijke configuratie heeft als voordeel om bij het terug naar boven schroeven van de boorvoorziening een meer zijdelings wegduwen van de grond mogelijk te maken zodat de grond minder naar beneden wordt weggeduwd. Hierdoor wordt vermeden dat de grond wordt weggeduwd in de hardbare samenstelling, bijvoorbeeld beton, die wordt geïnjecteerd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening waardoor de kwaliteit van de samenstelling en/of de resulterende paal zou verminderen.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding blijft de spoed van de naar het booruiteinde gekeerde zijde van het schroefblad in hoofdzaak gelijk. In een dergelijke configuratie werd immers ondervonden dat bij het omhoog brengen van de boorvoorziening, bij voorkeur bij het omhoog schroeven van de boorvoorziening, de grond vooral naar boven wordt weggeduwd en minder naar beneden wordt weggeduwd. Hierdoor wordt vermeden dat de grond wordt weggeduwd in de hardbare samenstelling, bijvoorbeeld beton, die wordt geïnjecteerd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening waardoor de kwaliteit van de samenstelling en/of de resulterende paal zou verminderen.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding ligt de vooraf bepaalde dikte van het schroefblad tussen % en 2 van de spoed van de naar het booruiteinde gekeerde zijde van het schroefblad. Dergelijke vormgeving van de boorvoorziening resulteerde immers in grondverdringende schroefpalen met gewenste eigenschappen.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is de spoed van de weg van het booruiteinde gekeerde zijde van het schroefblad tussen 1/4 en 1/3 groter dan de spoed van de naar het booruiteinde gekeerde zijde van het schroefblad zolang de dikte van het schroefblad toeneemt. Een dergelijke vormgeving resulteert in een toename van de dikte van het schroefblad die tevens resulteerde in grondverdringende schroefpalen met de gewenste eigenschappen. Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding neemt de dikte van het schroefblad lineair toe. Een dergelijke vormgeving resulteert in een toename van de dikte van het schroefblad die tevens resulteerde in grondverdringende schroefpalen met de gewenste eigenschappen. Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het verdringingsgedeelte een cilindrisch gedeelte met een in hoofdzaak gelijke diameter. Met een dergelijk vormgegeven verdringingsgedeelte kan de grond verder worden weggeduwd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening en wordt tevens vermeden dat de grond naar beneden wordt weggeduwd doch eerder in hoofdzaak horizontaal van de rotatieas weg. Hierdoor wordt vermeden dat de grond wordt weggeduwd in de hardbare samenstelling, bijvoorbeeld beton, die wordt geïnjecteerd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening waardoor de kwaliteit van de samenstelling en/of de resulterende paal zou verminderen.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding is het minstens één schroefblad op de buitenkant van het cilindrisch deel van het verdringingsgedeelte voorzien. Met een dergelijk vormgegeven verdringingsgedeelte en schroefblad kan de grond verder worden weggeduwd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening en wordt tevens vermeden dat de grond naar beneden wordt weggeduwd. Hierdoor wordt vermeden dat de grond wordt weggeduwd in de hardbare samenstelling, bijvoorbeeld beton, die wordt geïnjecteerd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening waardoor de kwaliteit van de samenstelling en/of de resulterende paal zou verminderen.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het verdringingsgedeelte een eerste kegelvormig deel waar het verdringingsgedeelte schroefvormig in diameter afneemt volgens een richting weg van het booruiteinde. Met een dergelijk vormgegeven verdringingsgedeelte kan de grond verder worden weggeduwd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening en wordt tevens vermeden dat de 5 grond naar beneden wordt weggeduwd. Hierdoor wordt vermeden dat de grond wordt weggeduwd in de hardbare samenstelling, bijvoorbeeld beton, die wordt geïnjecteerd bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening waardoor de kwaliteit van de samenstelling en/of de resulterende paal zou verminderen.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding omvat het verdringingsgedeelte een tweede kegelvormig deel waar het verdringingsgedeelte schroefvormig in diameter toeneemt volgens een richting weg van het booruiteinde. Door de geleidelijke toename van de diameter van het verdringingsgedeelte laat deze configuratie toe om de boorvoorziening makkelijker in de grond te kunnen boren in specifieke gronden.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding beweegt de schroefvorm van het eerste en het tweede kegelvormig deel volgens dezelfde zin schroefvormig van het booruiteinde weg. In deze configuratie werken het eerste en het tweede kegelvormig deel immers samen bij het in de grond boren of bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening.

Volgens voorkeurs uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding verloopt het minstens één schroefblad in dezelfde zin schroefvormig als het schroefvormige verdringingsgedeelte van het eerste en/of het tweede kegelvormig deel. In deze configuratie werken het eerste en/of het tweede deel immers samen met het schroefblad bij het in de grond boren of bij het naar boven bewegen van de boorvoorziening.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond gevormde grondverdringende schroefpaal, waarbij de boorvoorziening volgens de uitvinding in de grond wordt geboord en terug uitgeboord in tegenovergestelde draairichting, terwijl hardbaar materiaal door een doorgang in de boorvoorziening in de aldus vrijgekomen ruimte in het boorgat wordt ingebracht.

Korte beschrijving van de tekeningen De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen. Figuur 1 toont een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de boorvoorziening van de onderhavige uitvinding. Figuur 2 toont een onderaanzicht van de boorvoorziening van figuur

1. Figuur 3 toont een doorsnede van de boorvoorziening van figuur 1. Uitvoeringsvormen van de uitvinding De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wat betekent dat de onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding. Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “tweede”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te geven. De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.

Bovendien worden termen zoals “top”, “bodem”, “boven”, “onder”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt voor beschrijvende doeleinden.

De aldus gebruikte termen zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere oriëntaties werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.

De term “omvattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclusies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet uit.

De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan.

De reikwijdte van een uitdrukking zoals “een inrichting omvattende de middelen A en B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit componenten A en B.

Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn.

Deze uitvinding heeft betrekking op een boorvoorziening ("boor") en een werkwijze voor het vervaardigen van grondverdringende schroefpalen.

Grondverdringende schroefpalen worden doorgaans trillingsvrij in de grond gevormd.

Ze zijn doorgaans samengesteld uit gewapend beton en doen dienst als funderingselement voor allerhande bouwconstructies.

Hoewel beton, al dan niet gewapend, voor dergelijke palen het vaakst voorkomt kunnen ook andere hardbare materialen worden gebruikt.

Om dergelijke grondverdringende schroefpalen te maken wordt een holle schroefvormige verdringingsboorvoorziening of verdringingsboor samen met een samenstel van boorbuizen, met een diameter van d3,

onder neerwaartse druk in de grond geschroefd.

Figuur 1 toont een zijaanzicht van een uitvoeringsvorm van de boorvoorziening 5 van de onderhavige uitvinding voor het vervaardigen van grondverdringende schroefpalen zoals bijvoorbeeld beschreven hierboven. De getoonde boorvoorziening 5 is bevestigd aan een boorbuis

4. De boorvoorziening 5 omvat een verdringingsgedeelte 1 aan een booruiteinde 6 en omvat minstens één schroefblad 2, 3 op de buitenkant van het verdringingsgedeelte 1. Het schroefblad 2, 3 heeft een dikte D die toeneemt in een richting weg van het booruiteinde 6.

De boorbuizen 4 en/of de boorvoorziening 5 volgens de onderhavige uitvinding zijn bij voorkeur gemaakt uit staal.

Onderaan wordt de holle verdringingsboorvoorziening bij voorkeur grond- en waterdicht afgesloten door middel van een verloren boorpunt 7, bijvoorbeeld, doch niet noodzakelijk, in gietijzer. Dit is echter niet noodzakelijk en de boorpunt 7 kan ook voorzien zijn van een opening, niet getoond in de figuren. De boorpunt 7 getoond in de figuren is voorzien van enkele optionele tanden 10 om de grond beter te kunnen losmaken bij het inbrengen van de boorvoorziening 5 in de grond. Figuren 1 en 3 tonen ook de holte 11 voor het hardbaar materiaal. Figuur 2 toont in een onderaanzicht de gemonteerde boorpunt 7.

Van zodra het booruiteinde 6, bij voorkeur de boorpunt 7, zich op de beoogde diepte bevindt, worden de boorbuizen opgevuld met hardbaar materiaal, bijvoorbeeld beton. Voorafgaandelijk aan het beton kan, indien nodig, een wapeningskorf over de volledige lengte van de paal in de boorbuizen geplaatst worden.

Zodra de holle verdringingsboorvoorziening opgetild wordt, blijft bij voorkeur de boorpunt 7 achter op de bodem van het boorgat. In een dergelijke uitvoeringsvorm kan de boorpunt 7 grond- en waterdicht afgesloten zijn.

Vervolgens worden de boorvoorziening 5 en de boorbuizen 4 teruggeschroefd in tegengestelde draaizin. Tijdens het terugschroeven in tegengestelde zin, vloeit het verse hardbaar materiaal, bijvoorbeeld beton, onder invloed van bijvoorbeeld de zwaartekracht uit de holle buizen om stelselmatig de vrije ruimte onder de verdringingsboorvoorziening op te vullen. Het is ook mogelijk het hardbaar materiaal onder druk uit de holle buizen te laten lopen om stelselmatig de vrije ruimte onder de verdringingsboorvoorziening op te vullen. In een dergelijke uitvoering wordt het vallen van grond in het hardbaar materiaal verder vermeden doordat het hardbaar materiaal onder druk de grond verder wegduwt.

Het is echter ook mogelijk de boorpunt 7 van een opening, niet getoond in de figuren, te voorzien waarlangs het hardbaar materiaal de boorvoorziening kan verlaten.

Bij voorkeur wordt bij het terugschroeven een constante boorafstand per omwenteling gebruikt gelijk aan de spoed S1 van het schroefblad 2, 3 op de boor. Hierdoor wordt in deze fase de grond opnieuw verdrongen. Doordat het schroefblad 2, 3 een dikte D heeft die toeneemt in een richting weg van het booruiteinde 6, wordt bij het terugschroeven rekening gehouden met de spoed S1 van de naar het booruiteinde 6 gekeerde zijde van het schroefblad.

Op deze manier wordt een schroefpaal gevormd met een schroefvorm over de gehele lengte.

Het stelselmatig en volledig opvullen van de ruimte die vrijkomt onder de boor is een belangrijke fase in het vervaardigen van de palen. De schachtdiameter van de paal wordt bepaald door de grootste diameter van het verdringingsgedeelte 1 van de boorvoorziening 5 terwijl de buitenste omtrek van het betonnen schroefblad afhankelijk is van de diameter, de dikte, de vorm en de plaats van het schroefblad 2, 3 op de boorvoorziening 5 en van de werkwijze tijdens het terugschroeven en het betonneren.

De boorvoorziening 5 volgens de onderhavige uitvinding heeft bijvoorbeeld een verdringingsgedeelte 1 met een diameter van bijvoorbeeld 32 cm — 42 cm. Het schroefblad heeft bijvoorbeeld een maximumdiameter van bijvoorbeeld 42cm — 62cm. De lengte van de boorvoorziening 5 inclusief de boorbuizen 4 is bijvoorbeeld ongeveer 2m lang.

Het verdringingsgedeelte 1 heeft bijvoorbeeld een lengte van ongeveer 5 keer de spoed S1, waarbij de spoed S1 bij voorkeur een hoogte heeft van 20 cm — 25 cm.

Figuur 1 toont verder dat de dikte D van het schroefblad 2, 3 toeneemt volgens een richting weg van het booruiteinde 6 tot een vooraf bepaalde dikte D. De uiteindelijke dikte wordt bepaald in functie van de gewenste kenmerken van de gewenste grondverdringende schroefpaal.

In de boorvoorziening 5 getoond in figuur 1 blijft de diameter d1 van het schroefblad 2 in hoofdzaak gelijk zolang de dikte D van het schroefblad 2 toeneemt. Van zodra de voorafbepaalde dikte D echter wordt bekomen, neemt de diameter van het schroefblad 3 af, ditmaal echter terwijl de dikte D dezelfde blijft, volgens een richting weg van het booruiteinde 6 tot de diameter d2 van het verdringingsgedeelte 1 bekomen wordt.

Zoals getoond in figuur 1 blijft hierbij de spoed S1 van de naar het booruiteinde 6 gekeerde zijde van het schroefblad 2, 3 in hoofdzaak gelijk. De toename van de dikte D van het schroefblad 3 wordt in de boorvoorziening 5 van figuur 1 echter bereikt door te voorzien in een verschillende, grotere, spoed S2 van de weg van het booruiteinde 6 gekeerde zijde van het schroefblad 2, 3. Eens de vooraf bepaalde dikte D van het schroefblad 2, 3 bereikt is, wordt de spoed S2 echter gelijk aan de spoed S1 zodat de dikte D van het schroefblad 2, 3 vanaf dat punt gelijk blijft.

Het getoonde schroefblad 2, 3 strekt zich over minstens één omwenteling uit rond het verdringingsgedeelte 1, in dit geval ongeveer 2 omwentelingen.

Het verdringingsgedeelte 1 getoond in figuur 1 omvat een cilindrisch gedeelte 8 met een in hoofdzaak gelijke diameter d2. In de boorvoorziening volgens figuur 1 is het minstens één schroefblad 2, 3 op de buitenkant van het cilindrisch deel 8 van het verdringingsgedeelte 1 voorzien. De lengte van dit cylindrisch gedeelte wordt dan bepaald door de lengte van het schroefblad 2, 3 alsook de gewenste verdringing van de grond.

In de boorvoorziening 5 getoond in figuur 1, omvat het verdringingsgedeelte 1 een eerste kegelvormig deel 9 waar het verdringingsgedeelte schroefvormig in diameter afneemt volgens een richting weg van het booruiteinde 6. Het schroefblad 2, 3 verloopt in dezelfde zin schroefvormig als het schroefvormige verdringingsgedeelte 1 van het eerste 9 kegelvormig deel.

Alhoewel bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten in andere vormen kunnen worden geïmplementeerd binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.

Claims (18)

Conclusies

1. Boorvoorziening (5) voor het vervaardigen van grondverdringende schroefpalen, omvattende een verdringingsgedeelte (1) aan een booruiteinde (6) en omvattende minstens één schroefblad (2, 3) op de buitenkant van het verdringingsgedeelte (1), met het kenmerk dat het schroefblad (2, 3) een dikte (D) heeft die toeneemt in een richting weg van het booruiteinde (6).

2. Boorvoorziening (5) volgens de voorgaande conclusie waarbij het schroefblad (2, 3) zich over minstens één omwenteling uitstrekt rond het verdringingsgedeelte (1).

3. Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de diameter (d1) van het schroefblad in hoofdzaak gelijk blijft zolang de dikte (D) van het schroefblad (2, 3) toeneemt.

4. Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de dikte (D) van het schroefblad (2, 3) toeneemt tot een vooraf bepaalde dikte.

5. Boorvoorziening (5) volgens voorgaande conclusie, waarbij de vooraf bepaalde dikte 5 cm - 10 cm is.

6. Boorvoorziening (5) volgens de voorgaande conclusie, waarbij de dikte (D) van het schroefblad (2, 3) toeneemt van 2 cm — 3 cm, bijvoorbeeld 2 cm, tot de vooraf bepaalde dikte.

7. Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies 4 of 5 of 6, waarbij de diameter (d1) van het schroefblad (2, 3) na het bereiken van de vooraf bepaalde dikte afneemt in een richting weg van het booruiteinde tot de diameter van het verdringingsgedeelte (1).

8. Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de spoed (S1) van de naar het booruiteinde (6) gekeerde zijde van het schroefblad (2, 3) in hoofdzaak gelijk blijft.

9. Boorvoorziening (5) volgens de voorgaande conclusie in combinatie met één van de conclusies 4 of 5 of 6 of 7, waarbij de vooraf bepaalde dikte (D) van het schroefblad (2, 3) tussen % en 2 van de spoed (S1) van de naar het booruiteinde (6) gekeerde zijde van het schroefblad (2, 3) ligt.

10.Boorvoorziening (5) volgens de voorgaande conclusie, waarbij de spoed (S2) van de weg van het booruiteinde (6) gekeerde zijde van het schroefblad (2, 3) tussen 1/4 en 1/3 groter is dan de spoed (S1) van de naar het booruiteinde gekeerde zijde van het schroefblad (2, 3) zolang de dikte (D) van het schroefblad (2, 3) toeneemt.

11.Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de dikte (D) van het schroefblad (2, 3) lineair toeneemt.

12.Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het verdringingsgedeelte (1) een cilindrisch gedeelte (8) met een in hoofdzaak gelijke diameter omvat.

13.Boorvoorziening (5) volgens de voorgaande conclusie, waarbij het minstens één schroefblad (2, 3) op de buitenkant van het cilindrisch deel (8) van het verdringingsgedeelte (1) voorzien is.

14.Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij het verdringingsgedeelte (1) een eerste kegelvormig deel (9) omvat waar het verdringingsgedeelte schroefvormig in diameter afneemt volgens een richting weg van het booruiteinde (6).

15.Boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies waarbij het verdringingsgedeelte (1) een tweede kegelvormig deel omvat waar het verdringingsgedeelte schroefvormig in diameter toeneemt volgens een richting weg van het booruiteinde (6).

16.Boorvoorziening (5) volgens de voorgaande conclusie in combinatie met conclusie 14, waarbij de schroefvorm van het eerste (9) en het tweede kegelvormig deel volgens dezelfde zin schroefvormig van het booruiteinde (6) weg beweegt.

17.Boorvoorziening (5) volgens conclusie 14 of 15 of 16, waarbij het minstens één schroefblad (2, 3) in dezelfde zin schroefvormig verloopt als het schroefvormige verdringingsgedeelte (1) van het eerste (9) en/of het tweede kegelvormig deel.

18.Werkwijze voor het vervaardigen van een in de grond gevormde grondverdringende schroefpaal, waarbij de boorvoorziening (5) volgens één van de voorgaande conclusies in de grond wordt geboord en terug uitgeboord in tegenovergestelde draairichting, terwijl hardbaar materiaal door een doorgang (10) in de boorvoorziening (5) in de aldus vrijgekomen ruimte in het boorgat wordt ingebracht.