BE1028724B1 - Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak - Google Patents

Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak Download PDF

Info

Publication number
BE1028724B1
BE1028724B1 BE20205737A BE202005737A BE1028724B1 BE 1028724 B1 BE1028724 B1 BE 1028724B1 BE 20205737 A BE20205737 A BE 20205737A BE 202005737 A BE202005737 A BE 202005737A BE 1028724 B1 BE1028724 B1 BE 1028724B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
piece
roof according
shaft
lamella
louvered
Prior art date
Application number
BE20205737A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028724A1 (nl
Inventor
Pieter Leopold André Brabant
Kristof Lemiegre
Original Assignee
Renson Sunprotection Screens
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Renson Sunprotection Screens filed Critical Renson Sunprotection Screens
Priority to BE20205737A priority Critical patent/BE1028724B1/nl
Priority to EP21794192.1A priority patent/EP4232652A1/en
Priority to US18/031,960 priority patent/US20230392381A1/en
Priority to PCT/IB2021/059648 priority patent/WO2022084871A1/en
Priority to AU2021367200A priority patent/AU2021367200A1/en
Priority to CA3196096A priority patent/CA3196096A1/en
Priority to JP2023523520A priority patent/JP2023546662A/ja
Publication of BE1028724A1 publication Critical patent/BE1028724A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028724B1 publication Critical patent/BE1028724B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04FFINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
    • E04F10/00Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins
    • E04F10/08Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae
    • E04F10/10Sunshades, e.g. Florentine blinds or jalousies; Outside screens; Awnings or baldachins of a plurality of similar rigid parts, e.g. slabs, lamellae collapsible or extensible; metallic Florentine blinds; awnings with movable parts such as louvres

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)
  • Building Environments (AREA)
  • Building Awnings And Sunshades (AREA)

Abstract

Een lamellendak met twee onderling nagenoeg evenwijdig liggers (13, 14) met daartussen een set onderling evenwijdige lamellen (10) die draaibaar bevestigd zijn aan de liggers (13, 14). Een eerste ligger (13) omvat een set uitsparingen die naar de bovenzijde open zijn. Elke lamel (10) heeft aan zijn uiteinden een lamelas, waarbij de eerste lamelas (22) rust in een overeenkomstige uitsparing. Ten minste één uitsparing is voorzien van een aanslag en de lamelas die in die uitsparing (21) is geplaatst is voorzien van een borgstuk (24) dat aan zijn bovenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen genoemde aanslag. Het borgstuk (24) en de aanslag zorgen samen voor een verticale borging van het eerste uiteinde (11) van de lamel (10).

Description

Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak Technisch vakgebied De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een lamellendak voor een overkapping. De onderhavige uitvinding heeft eveneens betrekking op een set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak en een overkapping omvattende het lamellendak.
Stand der techniek Overkappingen worden doorgaans opgesteld om een buiten gelegen plaats af te schermen of juist vrij te maken. Zo worden dergelijke overkappingen vaak opgesteld bij woningen, restaurants, winkels, etc. om een buitenterras of dergelijke af te schermen van zonnestralen, neerslag en/of wind of juist om tijdelijk zonnestralen binnen te laten. Deze overkappingen kunnen bijvoorbeeld worden uitgevoerd onder de vorm van een luifel, een pergola, een veranda, een carport, een paviljoen, enz. Een dergelijke overkapping omvat typisch een dakinrichting die algemeen is opgebouwd uit meerdere liggers die samengesteld zijn tot één of meerdere kaders waarin een dakinvulling kan worden bevestigd. De liggers zelf zijn vaak een samenstelling van meerdere individuele profielen. Een dergelijke dakinrichting is typisch ondersteund door vier (of meer) kolommen waartussen een wandinvulling kan worden voorzien. Eveneens kunnen er minder kolommen worden gebruikt in geval de dakinrichting (ook) ondersteund wordt door andere structuren, zoals een muur van een reeds bestaande structuur. Uitzonderlijk kan de dakinrichting ook ondersteund zijn door een andere dakconstructie zodat er geen kolommen aanwezig zijn. In een dergelijke overkapping is het mogelijk om een dakinvulling en/of één of meerdere wandinvullingen te voorzien. Een dakinvulling kan vast of verplaatsbaar zijn, bijvoorbeeld een openschuifbaar dak.
De dakinvulling van een openschuifbaar dak kan bijvoorbeeld bestaan uit een oprolbaar doek of scherm, lamellen die rond hun as roteren, of van segmenten die over elkaar heen kunnen schuiven.
De segmenten kunnen panelen zijn die deels gemaakt zijn van (gelaagd) glas of kunststof, zoals PC of PMMA.
Afhankelijk van de materiaalkeuze kan de lichtdoorlatendheid en robuustheid van het dak afgestemd worden naar de gewenste toepassing.
Een wandinvulling kan eveneens vast of verplaatsbaar zijn.
Voorbeelden zijn een oprolbaar doek of scherm of beweegbare, i.e. verschuifbare of vouwbare, panelen In de context van een dakinrichting voor overkappingen is er typisch sprake van vier oriëntaties (namelijk boven, onder, buiten en binnen) voor het kader van de dakinrichting.
Daarbij verwijst “boven” naar het gedeelte van de dakinrichting dat georiënteerd is of zal zijn richting het bovenvlak (ie. de hemel, e.g. de open lucht), “onder” naar het gedeelte van de dakinrichting dat georiënteerd is of zal zijn richting het grondvlak (i.e. de aarde, e.g. de terrasvloer), “buiten” naar het gedeelte van de dakinrichting dat georiënteerd is of zal zijn weg van het dak (i.e. weg van de dakinvulling) en “binnen” naar het gedeelte van de dakinrichting dat georiënteerd is of zal zijn naar de binnenzijde van het dak (i.e. gericht naar de dakinvulling). De huidige uitvinding heeft betrekking op een dakinrichting in de vorm van een lamellendak waarbij de dakinvulling van het type is dat gevormd is door een veelheid aan onderling evenwijdige lamellen die aan hun uiteinden draaibaar bevestigd zijn aan liggers die deel uitmaken van een kader.
De lamellen zijn draaibaar tussen een open stand en een gesloten stand.
In de open stand bevindt er zich een tussenruimte tussen de lamellen waardoorheen bijvoorbeeld lucht de onderliggende ruimte kan binnengebracht worden of deze onderliggende ruimte kan verlaten.
In de gesloten stand vormen de lamellen een gesloten afdak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw.
Naar afvoer van neerslag toe zijn de lamellen typisch schuin aflopend opgesteld naar één van beide liggers toe.
Een bekend lamellendak omvat een kader voorzien van een eerste en een tweede ligger die onderling nagenoeg evenwijdig zijn en zich uitstrekken in een dwarsrichting, waarbij de liggers een bovenzijde, een onderzijde, een binnenzijde en een buitenzijde hebben, waarbij de binnenzijden van de liggers naar elkaar zijn gericht en waarbij de eerste ligger voorzien is van een set uitsparingen die naar de bovenzijde van de eerste ligger open zijn en de tweede ligger van een set openingen.
Het lamellendak omvat tevens een set onderling evenwijdige lamellen gepositioneerd tussen de liggers, waarbij de lamellen zich uitstrekken in een longitudinale richting en voorzien zijn van een eerste uiteinde met een eerste lamelas en een tweede uiteinde met een tweede lamelas, waarbij elk van de eerste lamelassen doorheen een overeenkomstige van de set uitsparingen en elk van de tweede lamelassen doorheen een overeenkomstige van de set openingen is geplaatst zodat de lamellen draaibaar aan de liggers zijn bevestigd.
Het voordeel van de uitsparingen in de eerste ligger is dat de lamellen eenvoudig kunnen worden gemonteerd tussen de liggers.
In het bijzonder wordt de tweede lamelas doorheen een overeenkomstige opening in de tweede ligger geplaatst en wordt de eerste lamelas vanaf de bovenzijde in een overeenkomstige uitsparing in de eerste ligger gelegd.
Het is dus niet nodig om, zoals bij bepaalde lamellendaken (zie bijvoorbeeld het lamellendak geopenbaard in octrooiaanvraag BE 1024225 A1), de tweede lamelas voldoende ver door de opening te plaatsen zodat de eerste lamelas in een opening in de eerste ligger kan worden geplaatst.
Het nadeel aan het gebruik van uitsparingen is dat het eerste uiteinde van de lamel (i.e. de eerste lamelassen) niet verticaal geborgd is ten opzichte van de eerste ligger.
Meer specifiek kunnen windlasten en/of andere externe krachten er voor zorgen dat er een opwaartse kracht wordt uitgeoefend op de lamellen en dat de eerste lamelassen derhalve uit de uitsparingen worden getild hetgeen schade toebrengt aan het lamellendak.
In het bekende lamellendak is vandaar een verticale borging voorzien voor de eerste lamelassen.
Deze neemt de vorm aan van een afzonderlijk afdekprofiel dat door middel van schroeven bevestigd is op de bovenzijde van de eerste ligger en zodoende deel uitmaakt van de bovenzijde van de eerste ligger.
In het bijzonder zijn de schroeven verticaal doorheen het afdekprofiel geplaatst en zitten deze vast geschroefd doorheen een vlakke wand van de eerste ligger.
Een opwaartse kracht uitgeoefend op de lamellen wordt tegengehouden door het afdekprofiel.
Tevens bevinden zich de nodige elektrische en elektronische componenten voor de aandrijving van de lamellen zich onder het afdekprofiel.
Het bekende afdekprofiel heeft een aantal nadelen.
Vooreerst is het tijdrovend om een dergelijk afdekprofiel door middel van een veelheid aan schroeven te monteren, welke schroeven nodig zijn om een voldoende hoge windbelasting te kunnen weerstaan.
Daarenboven, indien er een technische defect is van en/of het nodige onderhoud dient te gebeuren aan één van de eerste lamelassen, een elektrische component en/of een elektronische component, dient het gehele afdekprofiel te worden verwijderd.
Dit is tijdrovend gezien de aanwezigheid van de vele schroeven.
Daarnaast is gebleken dat, bij herhaaldelijk verwijderen en terug aanbrengen van de schroeven, de eerste ligger beschadigd raakt zodat het niet meer mogelijk is, of op zijn minst zeer moeilijk is, om de schroeven correct te bevestigen.
Verder is in de praktijk ook gebleken dat de verticale borging door het afdekprofiel niet voldoende is bij hogere windbelastingen van 150 km/u en hoger, welke windbelastingen mogelijks voorkomen bij stormen, orkanen en dergelijke.
Een verder probleem bij dergelijke lamellendaken is dat de liggers onder het gewicht van de tussen hen in bevestigde lamellen naar buiten buigen en derhalve bol komen te staan.
Windbelastingen kunnen dit fenomeen ook veroorzaken en/of verergeren.
Gezien de trend om grotere ononderbroken lamellendaken te ontwerpen en/of om zwaardere lamellen te gebruiken (zoals bijvoorbeeld glazen lamellen) is dit probleem heel relevant. Er zijn reeds een aantal oplossingen bekend voor dit probleem.
Een oplossing om dit probleem te verhelpen, is om de liggers 5 steviger te ontwerpen om hun buiging naar buiten toe te verminderen. Dit vergt echter meer materiaal en betekent dat de liggers een stuk duurder worden, wat tevens resulteert in een aanzienlijke kostprijsstijging van het lamellendak. Bredere en zwaardere liggers zijn vaak ook om esthetische redenen ongewenst.
Het is ook bekend om de liggers tegen de bolling in te plaatsen (i.e. concaaf gezien vanaf de binnenzijde van de dakinrichting) zodat ze door de bolling weer recht worden. Het is echter moeilijk om dergelijke liggers netjes te verbinden met andere liggers die samen een kader vormen voor het lamellendak. In het bijzonder omdat dergelijke liggers moeilijk op een esthetische wijze in verstek te verwerken zijn.
Het is verder bekend om in het midden van een dergelijk lamellendak een dwarsligger aan te brengen. De meeste mensen wensen echter geen dergelijke opdeling van hun lamellendak ten gevolge van een dwarsligger.
Een volgende oplossing is geopenbaard in octrooiaanvraag BE 1023136 A1. De oplossing is gebaseerd op het gebruik van een spankabel die in een holle lamel is aangebracht. Deze oplossing is echter niet bij alle lamellendaken even goed toepasbaar. In het bijzonder is deze oplossing minder geschikt voor relatief eenvoudige lamellendaken waarbij de liggers uit één stuk zijn vervaardigd waardoor de uiteinden van deze spankabels niet (gemakkelijk) in die liggers weggewerkt kunnen worden.
Een andere oplossing is geopenbaard in octrooiaanvraag BE 1024225 A1. Deze oplossing is gebaseerd op het voorzien van radiale uitsteeksels op de lamelassen en de as openingen in de liggers te voorzien van de nodige vormgeving (e.g. een sleutelgat vorm) zodat de lamelassen met radiale uitsteeksels daar doorheen passen. Na het plaatsen van de lamelassen, worden deze dan gedraaid naar een geborgen stand zodat de radiale uitsteeksels aanslaan tegen een omtrek wand van de liggers omheen de as openingen. Een nadeel van deze oplossing is dat de lamelas, bijvoorbeeld onder invloed van windlasten of andere externe krachten, terug uit zijn geborgen stand kan worden gedraaid zodat de radiale uitsteeksels niet meer aanslaan tegen de liggers. Beschrijving van de uitvinding Het is een doel van de onderhavige uitvinding om één of meerdere van bovenstaande problemen ten minste ten dele op te lossen.
Dit doel wordt gerealiseerd door dat de eerste ligger van het lamellendak nabij ten minste één uitsparing uit genoemde set uitsparingen voorzien is van een aanslag en dat de lamelas die in genoemde uitsparing is geplaatst voorzien is van een borgstuk dat aan zijn bovenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen genoemde aanslag.
Het voorzien van een borgstuk op de eerste lamelas en een overeenkomstige aanslag op de eerste ligger resulteert in een verticale borging van de eerste lamelas (i.e. in een verticale borging van het eerste uiteinde van de lamel) ten opzichte van de eerste ligger zonder de noodzaak aan een afdekprofiel. De hierboven beschreven nadelen van het afdekprofiel dat tevens dient als verticale borging worden derhalve vermeden terwijl de voordelen van de plaatsing van de liggers door gebruik van uitsparingen in de eerste ligger en openingen in de tweede ligger behouden blijven.
Bij het gebruik van het afdekprofiel als verticale borging is de maximale kracht bepaald door de schroeven en het materiaal van de eerste ligger (typisch aluminium). De maximale kracht die kan worden opgevangen door het borgstuk en de aanslag volgens de onderhavige uitvinding is vooral afhankelijk van de gekozen materialen en vormgeving.
Met andere woorden, de onderhavige uitvinding biedt meer vrijheid qua ontwerp van het borgstuk en de aanslag en laat toe om een borging te voorzien die een hogere kracht kan opvangen dan de bekende borging door middel van schroeven.
Verder dient te worden opgemerkt dat, alhoewel een afdekprofiel niet nodig is volgens de onderhavige uitvinding, de liggers van een lamellendak typisch toch voorzien zijn van een afdekprofiel. Dit dient dan om interne componenten in de eerste ligger (zoals de lamelassen, de elektrische componenten en de elektronische componenten) te beschermen tegen de buitenomgeving en/of om deze van het zicht te onttrekken. Echter, omdat het afdekprofiel niet langer dient als verticale borging, is er geen noodzaak meer om het afdekprofiel met een veelheid aan schroeven te bevestigen, maar volstaat een eenvoudige klikverbinding (of dergelijke). Dit laat toe om het afdekprofiel snel en eenvoudig, in het bijzonder zonder werktuigen, te bevestigen op de ligger.
Bovendien is het voordelig dat elke lamel een individuele verticale borging heeft. Dit laat namelijk toe dat slechts één borging dient te worden verwijderd indien een lamel dient te worden vervangen zonder dat tijd nodig is om de andere lamellen los te maken.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft het borgstuk een transversaal, ten opzichte van de longitudinale richting, georiënteerde wand die aan zijn binnenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen de ligger.
Een dergelijk georiënteerde wand dient als zijwaartse borging van de eerste ligger tegen het naar buiten buigen van de eerste ligger. Meer specifiek werkt het borgstuk gelijkaardig als de radiale uitsteeksels geopenbaard in BE 1024225 A1 in die zin dat het borgstuk (dat zelf vast is bevestigd ten opzichte van de eerste lamelas in de longitudinale richting) voorkomt dat de eerste ligger niet kan verschuiven ten opzichte van de eerste lamelas in de longitudinale richting naar de buitenzijde van het kader. In deze uitvoeringsvorm dient het borgstuk samen met de ligger dus zowel als verticale borging en zijwaartse (i.e. in de longitudinale richting) borging.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is genoemde aanslag ten minste gedeeltelijk gevormd door een nagenoeg vlak wanddeel van de eerste ligger en dat het borgstuk, aan zijn bovenzijde, een overeenkomstig nagenoeg vlak wanddeel heeft.
Een aanslag gevormd door twee vlakken die tegen elkaar duwen is voordelig omdat dit bijkomend ook rotatiekrachten omheen de longitudinale richting op het borgstuk kan opvangen.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het borgstuk een uitstulping die zich naar genoemde bovenzijde uitstrekt vanaf genoemd nagenoeg vlak wanddeel, waarbij de eerste ligger voorzien is van een hellend wanddeel dat nagenoeg aansluit op genoemd nagenoeg vlak wanddeel en waarbij genoemde uitstulping een overeenkomstig hellend wanddeel heeft dat aanslaat tegen het hellend wanddeel.
De hellende wanddelen op zowel de ligger als het borgstuk hebben als bijkomend voordeel dat deze zowel bijdragen aan de verticale en de zijwaartse borging. De gewenste functionaliteit van het borgstuk kan derhalve door één wanddeel worden uitgevoerd. Daarenboven is dit een bijzonder efficiënt ontwerp omdat de verschillende wanden die dienen als aanslagwanden overgaan in elkaar en er dus geen niet-gebruikte wanddelen voorzien zijn die de omvang van het borgstuk nodeloos doen toenemen. Daarenboven verhoogt de uitstulping de stevigheid van het nagenoeg vlak wanddeel van het borgstuk, welk wanddeel aanslaat tegen de ligger.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat genoemde transversaal georiënteerde wand een eerste wanddeel en een tweede wanddeel, welke wanddelen zich op een verschillende afstand bevinden van de lamel in de longitudinale richting en op een verschillende afstand ten opzichte van de bovenzijde van het kader, welk tweede wanddeel bij voorkeur gevormd is door een uitstulping die zich aan de bovenzijde van het borgstuk bevindt.
Het gebruik van twee wanddelen is voordelig omdat het bijdraagt bij het opvangen van eventuele torsiekrachten. Door de verschillende plaatsing van de wanddelen, bijvoorbeeld het eerste wanddeel dicht bij de lamel op een eerste hoogte en het tweede wanddeel verder van de lamel op een hogere positie dan de eerste hoogte, zijn er twee verschillende zijwaartse aanslaglocaties van het borgstuk tegen de ligger. Afhankelijk van de richting van de op de lamel uitgeoefende kracht zal de ene, dan wel de andere, aanslaglocatie het merendeel van de uitgeoefende kracht opvangen.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de lamelas die in genoemde uitsparing is geplaatst voorzien van een verbindingsstuk dat in genoemde uitsparing is geplaatst, waarbij het borgstuk door middel van genoemd verbindingsstuk bevestigd is op de lamelas.
Het verbindingsstuk laat toe om het borgstuk te bevestigen op de lamelas zonder daarbij de vormgeving van de lamelas te moeten aanpassen zodat alle lamelassen éénzelfde vormgeving kunnen hebben. Dit drukt de productiekost van de dakinrichting. Daarenboven kunnen zowel de eerste lamelas als het verbindingsstuk bevestigd worden op de lamel alvorens de lamel te plaatsen in de uitsparing. Dergelijke pre- assemblage beperkt de tijd nodig om de dakinrichting op te bouwen.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het borgstuk ten opzichte van het verbindingsstuk verplaatsbaar in de longitudinale richting tussen een losse stand en een geborgen stand, waarbij, in de geborgen stand, het borgstuk aan zijn bovenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen genoemde aanslag en, in de losse stand, het borgstuk niet aanslaat tegen genoemde aanslag en in het bijzonder niet tegen de ligger.
Deze uitvoering laat toe om het borgstuk, tijdens het plaatsen van de lamel (waarop de eerste lamelas typisch reeds gemonteerd is), in zijn losse stand te plaatsen. In de losse stand is er geen interactie tussen het borgstuk en de aanslag op de eerste ligger zodat het eerste uiteinde van de lamel kan worden gelegd in de daartoe voorziene uitsparing. Na het plaatsen van de lamel wordt het borgstuk verschoven over het verbindingsstuk naar zijn geborgen stand (i.e. het borgstuk wordt naar de lamel toe verschoven) zodat het eerste uiteinde van de lamel verticaal geborgen is ten opzichte van de eerste ligger en waarbij bij voorkeur dan ook de eerste ligger zijwaarts geborgen is ten opzichte van de lamel. Het verplaatsen van het borgstuk is een eenvoudige handeling die zonder gereedschap kan worden uitgevoerd en dus ook weinig tijd vraagt tijdens het opbouwen.
Verder is het ook eenvoudig om het borgstuk opnieuw uit zijn geborgen stand te halen. Dit laat dus een eenvoudige vervanging van een lamel toe indien dit nodig zou zijn.
In een meer voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het borgstuk voorzien van een eerste verbindingsmiddel en het verbindingsstuk voorzien van een tweede en een derde verbindingsmiddel, waarbij, in de losse stand, het borgstuk gepositioneerd zit op het verbindingsstuk door middel van het eerste en het tweede verbindingsmiddel en waarbij, in de geborgen stand, het borgstuk gepositioneerd zit op het verbindingsstuk door middel van het eerste en het derde verbindingsmiddel. Bij voorkeur is het eerste verbindingsmiddel gevormd door minstens één haak, het tweede verbindingsmiddel door minstens één met de haak overeenstemmende inkeping en het derde verbindingsmiddel door minstens één met de haak overeenstemmende verdere inkeping, waarbij, bij het verplaatsen van het borgstuk van zijn losse stand naar zijn geborgen stand, genoemde minstens één haak ten minste gedeeltelijk een transversale, ten opzichte van de longitudinale richting, verplaatsing ondergaat.
Het gebruik van éénzelfde eerste verbindingsmiddel op het borgstuk voor het bevestigen van het borgstuk aan het verbindingsstuk in twee verschillende standen is voordelig omdat dit het aantal nodige verbindingsmiddelen beperkt. Bij voorkeur is het verbindingsstuk voorzien van twee inkepingen die zich op een verschillende afstand bevinden van de lamel in de longitudinale richting omdat een haak op het borgstuk daar gemakkelijk kan in aangrijpen.
In een verder voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn de inkeping en/of de verdere inkeping gevormd door een groef in de omtrek wand van het verbindingsstuk.
Een groef laat toe dat meerdere haken aangrijpen in éénzelfde structuur. Daarenboven laat dit toe om de meerdere haken axisymmetrisch te plaatsen ten opzichte van de longitudinale richting in de groef voor een optimale verbinding tussen het borgstuk en het verbindingsstuk.
In een verder voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het borgstuk gevormd door een ringvormig lichaam waarbij genoemde eerste verbindingsmiddel door middel van een zich in de longitudinale richting uitstrekkende arm bevestigd is aan het ringvormig lichaam.
Het gebruik van een ringvormig lichaam maakt het eenvoudig om het borgstuk overheen de lamelas en het verbindingsstuk te verschuiven. Daarenboven vormt de arm een eenvoudig ontwerp om toe te laten dat de haak (of haken) transversaal kan (of kunnen) verplaatsen ten opzichte van het verbindingsstuk ten behoeve van het verplaatsen tussen de losse stand en de geborgen stand.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding heeft het verbindingsstuk een transversaal, ten opzichte van de longitudinale richting, georiënteerde wand die ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen een omtrek wand van genoemde uitsparing.
Net zoals de transversaal georiënteerde wand van het borgstuk draagt ook deze transversaal georiënteerde wand van het verbindingsstuk bij aan de zijwaartse borging van de eerste ligger ten opzichte van de lamel.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn het borgstuk en/of het verbindingsstuk integraal vervaardigd, in het bijzonder door middel van spuitgieten, uit een kunststof.
Spuitgieten is een bekende techniek voor massaproductie van kunststofelementen zodat de productiekosten van het borgstuk en/of het verbindingsstuk beperkt blijven. De integrale vervaardiging van het borgstuk en/of het verbindingsstuk verhoogt hun stevigheid. Daarenboven zijn er vele kunststoffen (waarin de term kunststof ruim dient te worden gelezen en tevens vezelversterkte of op andere wijze versterkte kunststoffen omvat) beschikbaar waaruit de vakman kan kiezen zowel met het oog op de gewenste stevigheid als met het oog op een voldoende flexibel borgstuk dat, indien gewenst, verschuifbaar is ten opzichte van het verbindingsstuk. Het gebruik van een kunststof is ook voordelig zowel naar productiekosten, duurzaamheid en de gewenste elastische eigenschappen in vergelijking met andere materialen (zoals metaal).
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de eerste ligger nabij meerdere, bij voorkeur alle, uitsparingen uit genoemde set uitsparingen voorzien van een aanslag en zijn de lamelassen die in genoemde uitsparingen zijn geplaatst elk voorzien van een borgstuk dat aan zijn bovenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen een overeenkomstige aanslag.
Het toevoegen van een verticale borging bij meerdere lamellen ten opzichte van de eerste ligger verhoogt de maximale windlast dat de dakinrichting kan verdragen. In het bijzonder is gebleken dat de dakinrichting volgens de onderhavige uitvinding windlasten tot 200 km/u en hoger kan weerstaan in geval elk van de liggers aan zijn eerste uiteinde voorzien is van een borgstuk voor de verticale borging.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn alle aanslagen gevormd door middel van één nagenoeg vlak wanddeel dat zich in genoemde dwarsrichting uitstrekt.
Dit laat toe om dat wanddeel samen met de rest van de eerste ligger te vormen door middel van een extrusieproces waarna de nodige uitsparing worden aangebracht (bijvoorbeeld door boren of frezen). Het combineren van alle aanslagen in één wanddeel laat dus toe om de eerste ligger met de bekende productietechnieken te vervaardigen.
In een uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de tweede ligger voorzien van een set openingen, waarbij elk van de tweede lamelassen doorheen een overeenkomstige van de set openingen is geplaatst en waarbij ten minste één tweede lamelas van genoemde tweede lamelassen voorzien is van een positioneerelement, in het bijzonder een clips, dat rechtstreeks of onrechtstreeks aanslaat tegen een omtrek wand van de tweede ligger omheen de opening waardoorheen genoemde tweede lamelas is geplaatst.
Het positioneerelement dient voor een zijwaartse borging van de tweede ligger ten opzichte van de lamel. Meer specifiek werkt het positioneerelement gelijkaardig als de radiale uitsteeksels geopenbaard in BE 1024225 A1 in die zin dat het positioneerelement (dat zelf vast is bevestigd ten opzichte van de tweede lamelas in de longitudinale richting) voorkomt dat de tweede ligger niet kan verschuiven ten opzichte van de tweede lamelas in de longitudinale richting naar de buitenzijde van het kader.
Deze uitvoeringsvorm is in het bijzonder voordelig indien de lamel aan zijn eerste uiteinde voorzien is van een borgstuk met een transversaal, ten opzichte van de longitudinale richting, georiënteerde wand. Op die manier zorgen het positioneerelement aan de ene zijde en het borgstuk aan de andere zijde dat de liggers niet naar buiten kunnen verplaatsen ten opzichte van de lamel.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is de tweede lamelas voorzien van een transversaal, ten opzichte van de longitudinale richting, georiënteerde wand waartegen het positioneerelement ten minste gedeeltelijk aanslaat bij het naar de buitenzijde van de ligger toe verplaatsen daarvan. Bij voorkeur is deze transversaal georiënteerde wand gevormd door een groef in de tweede lamelas.
Een dergelijke wand dient als aanslag voor het positioneerelement en voorkomt een verplaatsing daarvan naar de buitenzijde van de ligger. Een dergelijke groef vormt een eenvoudige vormgeving waarop een clips kan worden bevestigd.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding strekt een lagerstuk zich uit doorheen genoemde opening waardoorheen genoemde tweede lamelas is geplaatst, waarbij het positioneerelement aanslaat tegen het lagerstuk. Bij voorkeur is het lagerstuk voorzien van een groef in zijn omtrek wand, waarin een gedeelte van de tweede ligger zich in genoemde groef bevindt.
Het lagerstuk zorgt voor een vlotte draaiing van de lamelas ten opzichte van de tweede ligger. In deze uitvoering dient het positioneerelement als onrechtstreekse borging door het lagerstuk zijwaarts te borgen, welk lagerstuk op zijn beurt de ligger zijwaarts borgt.
Voor de zijwaartse borging van het lagerstuk en de tweede ligger is het voordelig dat de tweede ligger zich gedeeltelijk in een groef van het lagerstuk bevindt aangezien dit een borging biedt in beide richtingen langsheen de longitudinale richting.
In een voordelige uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zijn meerdere van genoemde tweede lamelassen voorzien van een positioneerelement, in het bijzonder een clips, dat rechtstreeks of onrechtstreeks aanslaat tegen een omtrek wand van de tweede ligger omheen de opening waardoorheen de tweede lamelas is geplaatst.
Door de zijwaartse borging te splitsen over meerdere positioneerelementen verlaagt de kracht uitgeoefend per positioneerelement. De positioneerelementen kunnen dus minder stevig worden uitgevoerd (bijvoorbeeld uit goedkopere materialen, zoals kunststof, en/of een kleinere grootte) hetgeen de totale kost van de dakinrichting drukt.
De hierboven beschreven voordelen worden tevens bereikt met een set onderdelen voor het opbouwen van een dakinrichting zoals hierboven beschreven, waarbij de set het kader, de eerste ligger, de tweede ligger, de lamellen en minstens één borgstuk omvat. De hierboven beschreven voordelen worden tevens bereikt met een overkapping omvattende een dakinrichting zoals hierboven beschreven.
Korte beschrijving van de tekeningen De uitvinding zal hierna verder in detail worden verklaard aan de hand van de volgende beschrijving en van de bijgevoegde tekeningen. Figuur 1 toont een schematisch beeld van een overkapping. Figuur 2 toont een uitvoering van de overkapping in meer detail. Figuur 3 toont een vooraanzicht van de verbinding van de lamel met de liggers. Figuren 4A tot 4C tonen een perspectiefaanzicht van het plaatsen en borgen van het eerste uiteinde van de lamel in een eerste ligger van de dakinrichting.
Figuren 5A tot 5C tonen éénzelfde als figuren 4A tot 4C vanuit het vooraanzicht.
Figuren 6A en 6B tonen een perspectiefaanzicht van het verbindingsstuk en het borgstuk.
Figuren 7A tot 7D tonen een perspectiefaanzicht van het plaatsen en borgen van het tweede uiteinde van de lamel in een tweede ligger van de dakinrichting.
Figuren 8A en 8B tonen een uiteengenomen zicht van het eerste, respectievelijk tweede, uiteinde van de lamel.
Figuren 9A en 9B tonen een doorsnede doorheen de lamel zowel in een uiteengenomen als een samengesteld zicht.
Uitvoeringsvormen van de uitvinding De onderhavige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend. In de tekeningen kunnen de afmetingen van bepaalde onderdelen vergroot zijn weergegeven, wat betekent dat de onderdelen in kwestie dus niet op schaal zijn weergegeven, en dit enkel voor illustratieve doeleinden. De afmetingen en de relatieve afmetingen komen niet noodzakelijkerwijze overeen met de werkelijke praktijkuitvoeringen van de uitvinding.
Daarenboven worden termen zoals “eerste”, “tweede”, “derde”, en dergelijke in de beschrijving en in de conclusies gebruikt om een onderscheid te maken tussen gelijkaardige elementen en niet noodzakelijkerwijze om een sequentiële of chronologische volgorde aan te geven. De termen in kwestie zijn onderling verwisselbaar in de daarvoor geschikte omstandigheden, en de uitvoeringsvormen van de uitvinding kunnen in andere volgorden werken dan deze die hier worden beschreven of geïllustreerd.
De term “omvattende” en afgeleide termen, zoals die gebruikt worden in de conclusies, moet of moeten niet geïnterpreteerd worden als beperkt zijnde tot de middelen die telkens daarna vermeld worden; de term sluit andere elementen of stappen niet uit. De term moet geïnterpreteerd worden als een specificatie van de vermelde eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten waarnaar wordt verwezen, zonder dat evenwel de aanwezigheid of het toevoegen wordt uitgesloten van een of meer bijkomende eigenschappen, gehele getallen, stappen, of componenten, of groepen daarvan. De reikwijdte van een uitdrukking zoals “een inrichting omvattende de middelen A en B” is dan ook niet enkel beperkt tot inrichtingen die zuiver bestaan uit componenten A en B. Wat er daarentegen bedoeld wordt, is dat, voor wat betreft de onderhavige uitvinding, de enige relevante componenten A en B zijn.
De term “nagenoeg” omvat variaties van +/- 10% of minder, bij voorkeur +/-5% of minder, meer bij voorkeur +/-1% of minder, en meer nog bij voorkeur +/-0.1% of minder, van de gespecificeerde toestand, in zo ver de variaties van toepassing zijn om te functioneren in de onderhavige uitvinding.
Het dient te worden verstaan dat de term “nagenoeg A” bedoeld is om ook “A” te omvatten.
Figuur 1 illustreert een overkapping 1 voor een grondoppervlak, bijvoorbeeld een terras of tuin.
De overkapping omvat een veelheid aan kolommen 2 die verschillende liggers 3, 4, 5 ondersteunen.
De kolommen en liggers vormen samen kaders waaraan wandinvullingen 6 en/of dakbedekkingen 7 kunnen worden bevestigd zoals hierna beschreven.
De overkapping 1 omvat drie types liggers 3, 4, 5, namelijk: - een ligger 3 die aan de buitenzijde van de overkapping 1 dienst doet als externe pivotbalk 3; - een ligger 4 die centraal in de overkapping 1 dienst doet als centrale pivotbalk 4; en - een ligger 5 die dienst doet als spanbalk 5. Het zal ook worden geapprecieerd dat de liggers 3, 4, 5 aan andere structuren, bijvoorbeeld een muur of gevel, kunnen worden bevestigd in plaats van uitsluitend steunend op kolommen 2 zoals getoond in figuur 1. Op een dergelijke manier kan de overkapping 1 algemeen ingezet worden voor het afschermen van een buitenruimte, alsook voor een binnenruimte.
De overkapping 1 getoond in figuur 2 omvat vier steunkolommen 2 die een kader, ook dakkader genoemd, ondersteunen.
Het kader is gevormd uit twee externe pivotbalken 3 en twee spanbalken 5 waartussen een dakbedekking 7 is voorzien.
Tussen twee steunkolommen 2 en een pivotbalk 3 of spanbalk 5 kan optioneel een wandinvulling 6 worden voorzien.
Wandinvullingen 6 zijn typisch bedoeld om openingen onder de overkapping 1 tussen de kolommen 2 af te schermen.
De wandinvullingen 6 kunnen vast opgesteld of verplaatsbaar zijn.
Verplaatsbare zijwanden omvatten, bijvoorbeeld, op- en afrolbare schermen en/of wandelementen die verschuifbaar opgesteld zijn ten opzichte van elkaar, etc.
Vast opgestelde zijwanden kunnen vervaardigd worden uit verschillende materialen, zoals kunststof, glas, metaal, textiel, hout, etc. Combinaties van verschillende wandinvullingen 6 zijn eveneens mogelijk. Figuur 2 illustreert een wandinvulling in de vorm van een op- en afrolbaar scherm
6. Het scherm 6 strekt zich uit tussen twee aangrenzende kolommen 2 en is afrolbaar vanuit de externe pivotbalk 3. Het scherm 6 doet voornamelijk dienst als wind- en/of zonnescherm.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt de dakbedekking 7 gevormd door lamellen die aan hun kopse uiteinden draaibaar bevestigd zijn aan pivotbalken 3. De lamellen zijn draaibaar tussen een open stand en een gesloten stand. In de open stand bevindt er zich een tussenruimte tussen de lamellen waardoorheen bijvoorbeeld lucht de onderliggende ruimte kan binnengebracht worden of deze onderliggende ruimte kan verlaten. In de gesloten stand vormen de lamellen een gesloten afdak waarmee de onderliggende ruimte kan afgeschermd worden van bijvoorbeeld wind en/of neerslag, zoals regen, hagel of sneeuw. Naar afvoer van neerslag toe zijn de lamellen typisch schuin aflopend opgesteld naar één van beide pivotbalken 3 toe.
De lamellen zijn typisch vervaardigd uit een rigide materiaal. Dit kan bijvoorbeeld aluminium zijn. Aluminium heeft veel voordelen als materiaal, het is namelijk tegelijk robuust en licht, goed bestand tegen slechte weersomstandigheden en vereist weinig onderhoud. Andere materialen zijn echter ook geschikt en de voor- of nadelen ervan zijn verondersteld gekend te zijn door de vakman. Een lamel kan met behulp van verschillende technieken geproduceerd worden afhankelijk van het materiaal, waaronder extruderen, frezen, zetten, gieten, lassen, enzovoort. De gepaste productietechniek wordt verondersteld gekend te zijn door de vakman. Bij voorkeur worden de lamellen vervaardigd door middel van een extrusieproces. Eventueel kunnen opvulelementen uit bijvoorbeeld polycarbonaat, glas, hout, enz. gebruikt worden om de holle lamellen ten minste gedeeltelijk op te vullen, bijvoorbeeld om een ander uitzicht van de lamel te bekomen, in het bijzonder indien de lamel vervaardigd is uit een doorzichtig materiaal, zoals glas.
De uitvinding zal verder worden beschreven onder verwijzing naar figuren 3 tot 9. Figuur 3 toont een vooraanzicht van hoe een lamel 10 van een lamellendak volgens de onderhavige uitvinding aan beide uiteinden 11, 12 is bevestigd aan liggers 13, 14. Deze figuur illustreert tevens dat de lamellen 10 hellend zijn opgesteld zodat ze neerslag afvoeren naar de tweede ligger 14. In de getoonde uitvoeringsvorm zijn de liggers 13, 14 elk gevormd door het samenstellen van meerdere profielen. Voor de onderhavige uitvinding zijn vooral het basisprofiel 15 en het afdekprofiel 16 van belang. Het basisprofiel 15 heeft een opstaande wand 17 met aan het bovenste uiteinde daarvan een groef 18. Het afdekprofiel 16 is voorzien van een overeenkomstige pin 19 dat aangrijpt in een elastisch element (niet getoond) voorzien in de groef 18 en dient om het afdekprofiel 16 te verbinden met het basisprofiel 15 voor het vormen van de ligger 13, 14.
Onder het afdekprofiel 16 is een inwendige ruimte 20 aanwezig waarin elektrische en/of elektronische componenten voor de aandrijving van de lamellen 10 kunnen worden voorzien. Het dient duidelijk te zijn dat een groef 18 en pin 19 tevens kunnen worden vervangen door andere verbindingsmiddelen.
In de verdere beschrijving worden de volgende oriëntaties gebruikt die aangeduid zijn op figuur 3. Het lamellendak, i.e. de liggers 13, 14, heeft algemeen een bovenzijde 80, een onderzijde 81, een binnenzijde 82 en een buitenzijde 83. De liggers 13, 14 strekken zich uit in een dwarsrichting 84 die uit het blad van figuur 3 komt, terwijl de lamellen 10 zich uitstrekken in een longitudinale richting 85.
De bevestiging van de lamel 10 aan de eerste ligger 13 zal in meer detail worden beschreven onder verwijzing naar figuren 4A tot en met 6B. In figuur 4A is een gedeelte van de eerste ligger 13 getoond. Deze ligger 13 is voorzien van een set uitsparingen 21 aangebracht in de opstaande wand 17 die naar de bovenzijde van de ligger 13 open zijn. Deze uitsparingen 21 kunnen bijvoorbeeld vervaardigd zijn door frezen of boren.
Opdat de uitsparingen 21 open zijn naar de bovenzijde van de eerste ligger 13 is dus tevens de groef 18 op regelmatige afstanden onderbroken. De lamel 10 is aan zijn eerste uiteinde 11 voorzien van een eerste lamelas 22 waarop een verbindingsstuk 23 met daarop een borgdeel 24 bevestigd zijn. Typisch zijn zowel de lamelas 22, het verbindingsstuk 23 en het borgdeel 24 vooraf reeds gemonteerd op de lamel 10 dit om tijd te besparen tijdens de montage van het lamellendak. Figuur 5A toont een vooraanzicht van de situatie getoond in figuur 4A, i.e. de niet-gemonteerde stand van de lamel 10. De pijl 25 duidt aan dat het eerste uiteinde 11 van de lamel 10 omlaag dient te worden verplaatst zodat het verbindingsstuk 23 komt te rusten in de uitsparing 21 zoals getoond in figuur 4B. Voor het positioneren van het verbindingsstuk 23 ten opzichte van de eerste ligger 13 is het verbindingsstuk 23 voorzien van twee transversaal georiënteerde wanden 23a, 23b waartussen de opstaande wand 17 van de eerste ligger 13 zich gedeeltelijk uitstrekt. Op die manier is de axiale positie (i.e. in de longitudinale richting 85 van de lamel 10) van het verbindingsstuk 23 ten opzichte van de eerste ligger 13 nagenoeg vast bepaald binnen een zekere tolerantie (bijvoorbeeld ongeveer 5 mm). Tevens is een verplaatsing naar onder van het verbindingsstuk 23 ten opzichte van de eerste ligger 13 begrensd omdat het verbindingsstuk 23 rust op de onderzijde van de U-vormige uitsparing
21.
Figuur 5B toont een vooraanzicht van de situatie getoond in figuur 4B, i.e. de niet-verticaal-geborgen stand van de lamel 10. De pijl 26 duidt aan dat het borgstuk 24 van zijn losse stand (figuur 5B) naar de lamel 10 dient te worden verplaatst naar zijn geborgen stand (figuur 5C) om aan te grijpen onder de groef 18 zoals getoond in figuren 4C en 5C. Op die manier vormt de onderste wand 27 van de groef 18 een aanslag voor de hoofdzakelijk vlakke bovenste wand 28 van het borgstuk 24. Figuur 4C toont duidelijk dat de bovenwand 28 van het borgstuk 24 aan weerszijden van de uitsparing 21 geborgen zit onder de bodemwand 27 van de groef
18 die deel uitmaakt van de eerste ligger 13. Na het verplaatsen van het borgstuk 24 naar zijn geborgen stand is het dus niet langer mogelijk om het borgstuk 24 opwaarts te verplaatsen ten opzichte van de eerste ligger 13 omdat de wanden 27, 28 dit verhinderen. De wanden 27, 28 verhinderen tevens een draaiing van het borgstuk 24 omheen de longitudinale richting 85 ten opzichte van de ligger 13.
Het borgstuk 24 draagt daarenboven ook bij aan de zijwaartse borging van de lamel 10 ten opzichte van de ligger 13. Het is namelijk zo dat de meest naar binnen gerichte wand 29 (zie figuur 6B) aanslaat tegen een gedeelte van de omtrek wand 30 van de eerste ligger 13 nabij de uitsparing 21 (i.e. het gedeelte van de opstaande wand 17 dat zich uitstrekt omheen de uitsparing 21). Verder is het borgstuk 24 ook voorzien van een transversaal georiënteerde uitstulping 31 die zich naar de bovenzijde 80 uitstrekt vanaf de bovenwand 28. Deze uitstulping 31 heeft een hellende wand 32 (zie figuur 5B) die overeenstemt met een hellend wanddeel 33 (zie figuur 5C) van de groef 18 in de eerste ligger 13. Deze hellende wanddelen 32, 33 dragen tevens bij aan zowel de verticale als de zijwaartse borging van de lamel 10 ten opzichte van de ligger 13.
De onderlinge bevestiging van de lamel 10, de lamelas 22, het verbindingsstuk 23 en het borgdeel 24 is getoond in figuren 8A, 9A en 9B. De lamel 10 is typisch voorzien van een lamelkanaal 34 waarin de lamelas 22 gedeeltelijk vast is bevestigd. De lamelas 22 is voorzien van een centrale verdikking 36 dat enerzijds aansluit op het eerste uiteinde 11 van de lamel 10 en anderzijds waartegen het verbindingsstuk 23 is geplaatst.
Het verbindingsstuk 23 is hoofzakelijk ringvormig en de binnenwand 23a slaat aan tegen de centrale verdikking 36. Meer naar de buitenzijde toe is de lamelas 22 voorzien van een groef 37 waarin een gedeelte van het verbindingsstuk 23 aangrijpt. Meer specifiek is het verbindingsstuk 23 binnen het ringvormig deel voorzien van flexibel vervormbare haken 38. Bij het schuiven van het verbindingsstuk 23 over de lamelas 22 trekken deze haken 38 samen om aan te grijpen in de groef 37 zodat het verbindingsstuk
23 vast bevestigd komt te zitten op de lamelas 22. In een andere uitvoeringsvorm is het verbindingsstuk 23 integraal vervaardigd met de lamelas 22. Gelijkaardig aan het verbindingsstuk 23 is het borgstuk 24 ook deels ringvormig zodat het borgstuk 24 overheen het verbindingsstuk 23 kan schuiven.
Het borgstuk 24 is voorzien van haken 39 die bevestigd zijn op de uiteinden van flexibele armen 40. In de losse stand grijpen de haken 39 aan in een eerste groef 41 voorzien op de omtrek wand van het verbindingsstuk 23, terwijl, in de geborgen stand, de haken 39 aangrijpen in een tweede groef 42 voorzien op de omtrek wand van het verbindingsstuk 23. Het gebruik van haken 39 en groeven 41, 42 zorgt voor een snelle en eenvoudige verplaatsing van het borgdeel 24 tussen zijn verschillende standen.
De bevestiging van de lamel 10 aan de tweede ligger 14 zal in meer detail worden beschreven onder verwijzing naar figuren 7A tot 7D.
In figuur 7A is een gedeelte van de tweede ligger 14 getoond.
Deze ligger 14 is voorzien van een set openingen 43 aangebracht in de opstaande wand 17. Deze openingen 43 kunnen bijvoorbeeld vervaardigd zijn door frezen of boren.
De lamel 10 is aan zijn tweede uiteinde 12 voorzien van een tweede lamelas 44, dewelke in de getoonde uitvoering identiek is aan de eerste lamelas 22. Doorheen de openingen 43 is een lagerstuk 45 geplaatst zodat de lamelas 44 vlot kan draaien ten opzichte van de tweede ligger 14 (zoals getoond in figuur 7B). Typisch is de lamelas 44 vooraf reeds gemonteerd op de lamel 10 en is het lagerstuk 45 reeds vooraf gemonteerd op de tweede ligger 14 om tijd te besparen tijdens de montage van het lamellendak.
In een eerste montage stap wordt de lamelas 44 doorheen één van de openingen 43 geplaatst zoals getoond in figuur 7C.
Vervolgens wordt een positioneerlement 46, in het bijzonder een clips, over de lamelas 44 geplaatst tegen de transversaal georiënteerde wand van het lagerstuk 45 zoals getoond in figuur 7D.
In het bijzonder is de clips 46 geplaatst in een groef 47 voorzien in de lamelas 44. De clips 46 voorkomt dat het lagerstuk 45 naar de buitenzijde 83 kan verschuiven ten opzichte van de lamelas 44. Zoals best getoond in figuur 3 zorgt de lamel 10 samen met het borgstuk 24 enerzijds en het lagerstuk 45 en het positioneerlement 46 (i.e. de clips) anderzijds voor een zijwaartse borging van de liggers 13, 14. Het is namelijk zo dat zowel het borgstuk 24 als het lagerstuk 45 zich op een vaste positie bevinden (in het geval van het lagerstuk 45 is deze vaste positionering het gevolg van de clips 46) ten opzichte van de lamel 10 in de longitudinale richting 85. Gezien de eerste ligger 13 zijwaarts aanslaat tegen het borgstuk 24 bij een verplaatsing naar de buitenzijde 83 en de tweede ligger 14 aanslaat tegen het lagerstuk 45 bij een verplaatsing naar de buitenzijde 83 wordt het naar buiten bollen van de liggers 13, 14 dus vermeden.
De onderlinge bevestiging van de lamel 10, de lamelas 44, het lagerstuk 45 en de clips 46 is getoond in figuren 8B, 9A en 9B. De lamel 10 is typisch voorzien van een lamelkanaal 48 waarin de lamelas 44 gedeeltelijk vast is bevestigd. De lamelas 44 is voorzien van een centrale verdikking 50 dat enerzijds aansluit op het tweede uiteinde 12 van de lamel 10 en anderzijds aansluit op een transversale wand 51 van het lagerstuk
45. Het lagerstuk 45 is hoofdzakelijk ringvormig en is aangebracht in een opening 43 in de opstaande wand 17 van de tweede ligger 14. Meer specifiek wordt het lagerstuk 45 vanaf de binnenzijde 82 van de tweede ligger 14 doorheen de opening 43 geduwd waarbij de flexibele armen 53 gedeeltelijk naar binnen plooien en dan terugveren en aangrijpen aan de naar buiten gerichte zijde van de opstaande wand 17 zodat de opstaande wand 17 zich in de groef 54 bevindt voorzien op de omtrek wand van het lagerstuk 45. De lamelas 44 heeft een gedeelte 55 dat zich aan de buitenzijde van het centrale gedeelte 50 bevindt en een kleinere diameter heeft. Dit gedeelte 55 strekt zich uit doorheen het lagerstuk 45 zoals best getoond in figuur 9B. Om een longitudinale verschuiving van het lagerstuk 45 ten opzichte van de lamelas 44 te voorkomen is de clips 46 geplaatst in een groef 47 van de lamelas 44 waarbij de clips 46, in het bijzonder een transversaal georiënteerde wand 56 gevormd door de naar binnen gerichte zijde van de clips 46, aanslaat tegen het lagerstuk 45, in het bijzonder tegen een overeenkomstige transversaal georiënteerde wand 52 gevormd door de naar buiten gerichte zijde van het lagerstuk 45. De clips 46 is snel en eenvoudig te plaatsen in de groef 47 van de lamelas 44 en kan ook snel en eenvoudig worden weggenomen zodat de lamel 11 kan worden losgemaakt van de tweede ligger 14.
In een niet-getoonde uitvoeringsvorm is er geen lagerstuk 45 voorzien in de tweede ligger 14. In een dergelijke uitvoering is het positioneerelement 46 direct bevestigd tegen de opstaande wand 17 van de tweede ligger 14, dit bijvoorbeeld door de groef 47 in de lamelas 44 dichter bij het tweede uiteinde 12 van de lamel 10 te voorzien.
Het dient duidelijk te zijn dat de eerste en de tweede lamelas 21, 22 ook deel kunnen uitmaken van éénzelfde lamelas die zich doorheen de gehele lamel 10 uitstrekt. De eerste lamelas is dan gevormd door het ene uiteinde van de doorlopende lamelas en de tweede lamelas is dan gevormd door het andere uiteinde van de doorlopende lamelas.
Het dient ook duidelijk te zijn dat, alhoewel de uitvinding beschreven is onder verwijzing naar een dakinrichting met een eerste ligger met uitsparingen en een tweede ligger met openingen, het mogelijk is om in beide liggers uitsparingen te voorzien en om aan beide uiteinden 11, 12 van de lamel 10 gebruik te maken van een borgstuk 24 met overeenkomstige verticale aanslag.
Alhoewel bepaalde aspecten van de onderhavige uitvinding zijn beschreven met betrekking tot specifieke uitvoeringsvormen, is het duidelijk dat deze aspecten in andere vormen kunnen worden geïmplementeerd binnen de beschermingsomvang zoals bepaald door de conclusies.

Claims (22)

Conclusies
1. Een lamellendak voor een overkapping (1), waarbij het lamellendak voorzien is van: - een kader omvattende een eerste ligger (13) en een tweede ligger (14) die onderling nagenoeg evenwijdig zijn en zich uitstrekken in een dwarsrichting (84), waarbij de liggers (13, 14) een bovenzijde (80), een onderzijde (81), een binnenzijde (82) en een buitenzijde (83) hebben, waarbij de binnenzijden (82) van de liggers (13, 14) naar elkaar zijn gericht en waarbij de eerste ligger (13) voorzien is van een set uitsparingen (21) die naar de bovenzijde (80) van de eerste ligger (13) open zijn; en - een set onderling evenwijdige lamellen (10) gepositioneerd tussen en draaibaar bevestigd aan de liggers (13, 14), waarbij de lamellen (10) zich uitstrekken in een longitudinale richting (85) en voorzien zijn van een eerste uiteinde (11) met een eerste lamelas (22) en een tweede uiteinde (12) met een tweede lamelas (44), waarbij elk van de eerste lamelassen (22) doorheen een overeenkomstige van de set uitsparingen (21) is geplaatst, daardoor gekenmerkt dat de eerste ligger (13) nabij ten minste één uitsparing (21) uit genoemde set uitsparingen (21) voorzien is van een aanslag en dat de lamelas (22) die in genoemde uitsparing (21) is geplaatst voorzien is van een borgstuk (24) dat aan zijn bovenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen genoemde aanslag.
2. Een lamellendak volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het borgstuk (24) een transversaal, ten opzichte van de longitudinale richting (85), georiënteerde wand heeft die aan zijn binnenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen de ligger (13).
3. Een lamellendak volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat genoemde aanslag ten minste gedeeltelijk gevormd is door een nagenoeg vlak wanddeel (27) van de eerste ligger (13) en dat het borgstuk
(24), aan zijn bovenzijde, een overeenkomstig nagenoeg vlak wanddeel (28) heeft.
4. Een lamellendak volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat het borgstuk (24) een uitstulping (31) omvat die zich naar genoemde bovenzijde uitstrekt vanaf genoemd nagenoeg vlak wanddeel (28), waarbij de eerste ligger (13) voorzien is van een hellend wanddeel (33) dat nagenoeg aansluit op genoemd nagenoeg vlak wanddeel (28) en waarbij genoemde uitstulping (31) een overeenkomstig hellend wanddeel (32) heeft dat aanslaat tegen het hellend wanddeel (33).
5. Een lamellendak volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de lamelas (22) die in genoemde uitsparing (21) is geplaatst voorzien is van een verbindingsstuk (23) dat in genoemde uitsparing (21) is geplaatst, waarbij het borgstuk (24) door middel van genoemd verbindingsstuk (23) bevestigd is op de lamelas (22).
6. Een lamellendak volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het borgstuk (24) ten opzichte van het verbindingsstuk (23) verplaatsbaar is in de longitudinale richting (85) tussen een losse stand en een geborgen stand, waarbij, in de geborgen stand, het borgstuk (24) aan zijn bovenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen genoemde aanslag en, in de losse stand, het borgstuk (24) niet aanslaat tegen genoemde aanslag.
7. Een lamellendak volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat het borgstuk (24) voorzien is van een eerste verbindingsmiddel (39) en het verbindingsstuk (23) voorzien is van een tweede (42) en een derde verbindingsmiddel (41), waarbij, in de losse stand, het borgstuk (24) gepositioneerd zit op het verbindingsstuk (23) door middel van het eerste en het tweede verbindingsmiddel en waarbij, in de geborgen stand, het borgstuk (24) gepositioneerd zit op het verbindingsstuk (23) door middel van het eerste en het derde verbindingsmiddel.
8. Een lamellendak volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat het eerste verbindingsmiddel (39) gevormd is door minstens één haak, het tweede verbindingsmiddel (42) gevormd is door minstens één met de haak overeenstemmende inkeping en het derde verbindingsmiddel (41) gevormd is door minstens één met de haak overeenstemmende verdere inkeping, waarbij, bij het verplaatsen van het borgstuk (24) van zijn losse stand naar zijn geborgen stand, genoemde minstens één haak ten minste gedeeltelijk een transversale, ten opzichte van de longitudinale richting (85), verplaatsing ondergaat.
9. Een lamellendak volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de inkeping en/of de verdere inkeping gevormd zijn door een groef in de omtrek wand van het verbindingsstuk (23).
10. Een lamellendak volgens één van de conclusies 7 tot 9, daardoor gekenmerkt dat het borgstuk (24) gevormd is door een ringvormig lichaam, waarbij genoemde eerste verbindingsmiddel (39) door middel van een zich in de longitudinale richting (85) uitstrekkende arm (40) bevestigd is aan het ringvormig lichaam.
11. Een lamellendak volgens één van de conclusies 5 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het verbindingsstuk (23) een transversaal, ten opzichte van de longitudinale richting (85), georiënteerde wand (23a, 23b) heeft die ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen een omtrek wand van genoemde uitsparing (21).
12. Een lamellendak volgens één van de conclusies 5 tot 11, daardoor gekenmerkt dat het borgstuk (24) en/of het verbindingsstuk (23) integraal vervaardigd zijn, in het bijzonder door middel van spuitgieten, uit een kunststof.
13. Een lamellendak volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de eerste ligger (13) nabij meerdere, bij voorkeur alle, uitsparingen (21) uit genoemde set uitsparingen (21) voorzien is van een aanslag en dat de lamelassen (22) die in genoemde uitsparingen (21) zijn geplaatst elk voorzien zijn van een borgstuk (24) dat aan zijn bovenzijde ten minste gedeeltelijk aanslaat tegen een overeenkomstige aanslag.
14. Een lamellendak volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat alle aanslagen gevormd zijn door middel van één nagenoeg vlak wanddeel (27) dat zich in genoemde dwarsrichting (84) uitstrekt.
15. Een lamellendak volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de tweede ligger (14) voorzien is van een set openingen, waarbij elk van de tweede lamelassen (44) doorheen een overeenkomstige van de set openingen (43) is geplaatst en waarbij ten minste één tweede lamelas (44) van genoemde tweede lamelassen voorzien is van een positioneerelement (46), in het bijzonder een clips, dat rechtstreeks of onrechtstreeks aanslaat tegen een omtrek wand van de tweede ligger (14) omheen de opening (43) waardoorheen genoemde tweede lamelas (44) is geplaatst.
16. Een lamellendak volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de tweede lamelas (44) voorzien is van een transversaal, ten opzichte van de longitudinale richting (85), georiënteerde wand waartegen het positioneerelement (46) ten minste gedeeltelijk aanslaat bij het naar de buitenzijde van de ligger toe verplaatsen daarvan.
17. Een lamellendak volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat genoemde transversaal georiënteerde wand gevormd is door een groef (47) in de tweede lamelas (44).
18. Een lamellendak volgens één van de conclusies 15 tot 17, daardoor gekenmerkt dat een lagerstuk (45) zich uitstrekt doorheen genoemde opening (43) waardoorheen genoemde tweede lamelas (44) is geplaatst, waarbij het positioneerelement (46) aanslaat tegen het lagerstuk (45).
19. Een lamellendak volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat het lagerstuk (45) voorzien is van een groef (54) in zijn omtrek wand, waarin een gedeelte van de tweede ligger (14) zich in genoemde groef (54) bevindt.
20. Een lamellendak volgens één van de conclusies 15 tot 19, daardoor gekenmerkt dat meerdere van genoemde tweede lamelassen (44) voorzien zijn van een positioneerelement (46), in het bijzonder een clips, dat rechtstreeks of onrechtstreeks aanslaat tegen een omtrek wand van tweede ligger (14) omheen de opening (43) waardoorheen de tweede lamelas (44) is geplaatst.
21. Een set onderdelen voor het opbouwen van een lamellendak volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de set het kader, de eerste ligger (13), de tweede ligger (14), de lamellen (10) en minstens één borgstuk (24) omvat.
22. Een overkapping (1) omvattende het lamellendak volgens één van de conclusies 1 tot 20.
BE20205737A 2020-10-22 2020-10-22 Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak BE1028724B1 (nl)

Priority Applications (7)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205737A BE1028724B1 (nl) 2020-10-22 2020-10-22 Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak
EP21794192.1A EP4232652A1 (en) 2020-10-22 2021-10-20 Slat roof for a canopy, kit of parts for assembling the slat roof, canopy comprising the slat roof
US18/031,960 US20230392381A1 (en) 2020-10-22 2021-10-20 Slat roof for a canopy, kit of parts for assembling the slat roof, canopy comprising the slat roof
PCT/IB2021/059648 WO2022084871A1 (en) 2020-10-22 2021-10-20 Slat roof for a canopy, kit of parts for assembling the slat roof, canopy comprising the slat roof
AU2021367200A AU2021367200A1 (en) 2020-10-22 2021-10-20 Slat roof for a canopy, kit of parts for assembling the slat roof, canopy comprising the slat roof
CA3196096A CA3196096A1 (en) 2020-10-22 2021-10-20 Slat roof for a canopy, kit of parts for assembling the slat roof, canopy comprising the slat roof
JP2023523520A JP2023546662A (ja) 2020-10-22 2021-10-20 キャノピー用スラットルーフ、スラットルーフを組み立てるための部品キット、スラットルーフを有するキャノピー

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20205737A BE1028724B1 (nl) 2020-10-22 2020-10-22 Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028724A1 BE1028724A1 (nl) 2022-05-16
BE1028724B1 true BE1028724B1 (nl) 2022-05-24

Family

ID=73014225

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20205737A BE1028724B1 (nl) 2020-10-22 2020-10-22 Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak

Country Status (7)

Country Link
US (1) US20230392381A1 (nl)
EP (1) EP4232652A1 (nl)
JP (1) JP2023546662A (nl)
AU (1) AU2021367200A1 (nl)
BE (1) BE1028724B1 (nl)
CA (1) CA3196096A1 (nl)
WO (1) WO2022084871A1 (nl)

Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2947845A1 (fr) * 2009-07-09 2011-01-14 Biossun Installation a lames orientables formant un toit de protection s'ouvrant et se fermant

Family Cites Families (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1023136B1 (nl) 2015-05-28 2016-11-29 Renson Sunprotection Screens Nv Lamellendak en werkwijze voor het aanpassen van een lamellendak
BE1024225B1 (nl) 2016-05-19 2017-12-18 Renson Sunprotection Screens Nv Lamellendak en werkwijze voor het aanpassen van een lamellendak

Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2947845A1 (fr) * 2009-07-09 2011-01-14 Biossun Installation a lames orientables formant un toit de protection s'ouvrant et se fermant

Also Published As

Publication number Publication date
WO2022084871A1 (en) 2022-04-28
EP4232652A1 (en) 2023-08-30
US20230392381A1 (en) 2023-12-07
CA3196096A1 (en) 2022-04-28
BE1028724A1 (nl) 2022-05-16
AU2021367200A9 (en) 2024-02-08
JP2023546662A (ja) 2023-11-07
AU2021367200A1 (en) 2023-06-01

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20170284154A1 (en) Retractable Barrier System
EP3164552B1 (de) Lamellendach
US20100038918A1 (en) Tilt latch with cantilevered angular extension
KR101438694B1 (ko) 차양용 빗물 배수장치
BE1028724B1 (nl) Lamellendak voor een overkapping, set onderdelen voor het opbouwen van het lamellendak, en overkapping omvattende het lamellendak
US20230151614A1 (en) Terrace canopy
EP3124716B1 (en) Solar protection system with a movable pergola
US8683752B1 (en) Modular shelter assembly
KR100762119B1 (ko) 차양장치용 슬랫
BE1029720B1 (nl) Lamellendak, terrasoverkapping omvattende hetzelfde, en een set onderdelen voor het opbouwen daarvan
BE1029721B1 (nl) Lamellendak, terrasoverkapping omvattende hetzelfde, en een set onderdelen en een werkwijze voor het opbouwen daarvan
BE1030926B1 (nl) Een terrasoverkapping
KR102597180B1 (ko) 처마용 물받이
US20190338984A1 (en) Dry open window (dow) apparatus
BE1028221B1 (nl) Een set profielen voor het opbouwen van een overkapping
KR20090002813U (ko) 슬랫 이탈 방지 구조를 갖는 루버
BE1029716B1 (nl) Een terrasoverkapping en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
KR102472695B1 (ko) 가변식 창호 어셈블리
KR200339340Y1 (ko) 조립식 대형 텐트의 결합구조
KR20220124874A (ko) 통기구를 갖춘 차양막
JP2005325585A (ja) 網戸用通風雨よけ具、その網戸取付具、鴨居取付具、庇取付具、及び鴨居取付補助具
CN2402757Y (zh) 百叶式门窗遮阳装置
KR20240029566A (ko) 지붕 개폐형 파고라
EP4392626A1 (en) A terrace canopy and method for producing same
KR20240042318A (ko) 파고라

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220524