BE1028311A1 - Bevestigingsinterface voor veelzijdig gebruik - Google Patents

Bevestigingsinterface voor veelzijdig gebruik Download PDF

Info

Publication number
BE1028311A1
BE1028311A1 BE20215385A BE202105385A BE1028311A1 BE 1028311 A1 BE1028311 A1 BE 1028311A1 BE 20215385 A BE20215385 A BE 20215385A BE 202105385 A BE202105385 A BE 202105385A BE 1028311 A1 BE1028311 A1 BE 1028311A1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
accessory
engaging surface
connector assembly
rod
bottom plate
Prior art date
Application number
BE20215385A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1028311B1 (nl
Inventor
Sven Zaech
Sunghun Lim
Michele B Feinstein
Dae Suk Noh
Original Assignee
Zebra Technologies
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Zebra Technologies filed Critical Zebra Technologies
Publication of BE1028311A1 publication Critical patent/BE1028311A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1028311B1 publication Critical patent/BE1028311B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A45HAND OR TRAVELLING ARTICLES
    • A45FTRAVELLING OR CAMP EQUIPMENT: SACKS OR PACKS CARRIED ON THE BODY
    • A45F5/00Holders or carriers for hand articles; Holders or carriers for use while travelling or camping
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A45HAND OR TRAVELLING ARTICLES
    • A45FTRAVELLING OR CAMP EQUIPMENT: SACKS OR PACKS CARRIED ON THE BODY
    • A45F5/00Holders or carriers for hand articles; Holders or carriers for use while travelling or camping
    • A45F2005/006Holders or carriers for hand articles; Holders or carriers for use while travelling or camping comprising a suspension strap or lanyard
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A45HAND OR TRAVELLING ARTICLES
    • A45FTRAVELLING OR CAMP EQUIPMENT: SACKS OR PACKS CARRIED ON THE BODY
    • A45F5/00Holders or carriers for hand articles; Holders or carriers for use while travelling or camping
    • A45F2005/008Hand articles fastened to the wrist or to the arm or to the leg
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A45HAND OR TRAVELLING ARTICLES
    • A45FTRAVELLING OR CAMP EQUIPMENT: SACKS OR PACKS CARRIED ON THE BODY
    • A45F2200/00Details not otherwise provided for in A45F
    • A45F2200/05Holder or carrier for specific articles
    • A45F2200/0516Portable handheld communication devices, e.g. mobile phone, pager, beeper, PDA, smart phone
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R13/00Details of coupling devices of the kinds covered by groups H01R12/70 or H01R24/00 - H01R33/00
    • H01R13/44Means for preventing access to live contacts
    • H01R13/447Shutter or cover plate
    • HELECTRICITY
    • H01ELECTRIC ELEMENTS
    • H01RELECTRICALLY-CONDUCTIVE CONNECTIONS; STRUCTURAL ASSOCIATIONS OF A PLURALITY OF MUTUALLY-INSULATED ELECTRICAL CONNECTING ELEMENTS; COUPLING DEVICES; CURRENT COLLECTORS
    • H01R13/00Details of coupling devices of the kinds covered by groups H01R12/70 or H01R24/00 - H01R33/00
    • H01R13/648Protective earth or shield arrangements on coupling devices, e.g. anti-static shielding  
    • H01R13/658High frequency shielding arrangements, e.g. against EMI [Electro-Magnetic Interference] or EMP [Electro-Magnetic Pulse]

Landscapes

  • Telephone Set Structure (AREA)
  • Purses, Travelling Bags, Baskets, Or Suitcases (AREA)

Abstract

Een verbindingssamenstel voor een mobiel apparaat omvat een bodemplaat aangepast om bedienbaar te worden gekoppeld met een mobiel apparaat en een accessoire stang bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat. De accessoire stang heeft een vierzijdige dwarsdoorsnede heeft die ten minst een eerste aangrijpend oppervlak en een tweede aangrijpend oppervlak definieert. De accessoire stang is aangepast om samen te werken met een accessoire-inrichting op ten minste een van het eerste aangrijpend oppervlak of het tweede aangrijpend oppervlak om de accessoire-inrichting met het mobiele apparaat te koppelen.

Description

BEVESTIGINGSINTERFACE VOOR VEELZIJDIG GEBRUIK
UITVINDINGSGEBIED De uitvinding heeft betrekking op verbindingssamenstellen voor een mobiel apparaat.
ACHTERGROND VAN DE UITVINDING Een aantal apparaten kunnen worden gebruikt in pakhuizen en vergelijkbare omstandigheden om te helpen met het vinden, verkrijgen en/of aftasten van artikelen. Bijvoorbeeld, mobiele rekenapparaten kunnen worden gebruikt om artikelen en relevante informatie te verkrijgen. Het is vaak wenselijk om mobiele rekenapparaten te gebruiken die een aantal verschillende accessoires kunnen accepteren, en als resultaat, vereisen zulke mobiele rekenapparaten vaak verschillende hardware-interfaces die communiceren met de verschillende accessoires. Zulke verschillende hardware-interfaces bezetten vaak zowel interne als externe ruimte van het mobiele rekenapparaat, en kunnen hinderlijk zijn om te wisselen tussen de interfaces om het gewenste accessoire te gebruiken. Voorts, kan het proces van wisselen van de interface om verschillende accessoire-inrichtingen te accommoderen tijdrovend zijn en leiden tot operationele inefficiënties. Daarom, is er een behoefte aan verbeterde accessoires die verbeterde functionaliteiten omvatten.
SAMENVATTING Volgens een aspect van de uitvinding, is er voorzien in een verbindingssamenstel voor een mobiel apparaat, het verbindingssamenstel omvattende: een bodemplaat aangepast om bedienbaar te worden gekoppeld met een mobiel apparaat; en een accessoire stang bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat, waarbij de accessoire stang een vierzijdige dwarsdoorsnede heeft die ten minst een eerste aangrijpend oppervlak en een tweede aangrijpend oppervlak definieert; waarbij de accessoire stang is aangepast om samen te werken met een accessoire-inrichting op ten minste een van het eerste aangrijpend oppervlak of het tweede aangrijpend oppervlak om de accessoire-inrichting met het mobiele apparaat te koppelen.
De bodemplaat kan een verzonken gebied omvatten, waarbij de accessoire stang over het verzonken gebied heen uitstrekt om een opening te definiëren om samen te werken met het accessoire-inrichting.
Het ten minste ene accessoire kan een handriem omvatten ingericht om door de opening te worden ingebracht.
In uitvoeringsvormen kan de accessoire stang ten minste een vergrendelingsrand omvatten die gepositioneerd is tussen het eerste aangrijpende oppervlak en het verzonken gebied.
De ten minste ene vergrendelingsrand kan een eerste aangrijpend oppervlak omvatten dat zich langs een parallel vlak uitstrekt naar het eerste aangrijpend oppervlak van de accessoire stang en een tweede aangrijpend oppervlak gepositioneerd aangrenzend aan het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand.
De accessoire-inrichting kan een oplader omvatten die een aangrijparm ingericht om uit te strekken naar het verzonken gebied omvat en die het eerste aangrijpende oppervlak van de accessoire stang aangrijpt.
De aangrijparm kan een uitsteeksel omvatten dat aangepast is om ten minste een van het tweede aangrijpende oppervlak van de accessoire stang of het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
In uitvoeringsvormen kan de accessoire-inrichting een snelsluiting omvatten.
De snelsluiting kan een veerkrachtig lichaam en koppeldeel omvat dat is aangepast om het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
Het veerkrachtige lichaam van de snelsluiting kan zijn aangepast om binnenwaarts te buigen om te worden ingebracht in de opening gevormd door het verzonken gebied en de accessoire stang en om het tweede aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
De snelsluiting kan voorts een opening omvatten die gedimensioneerd is om een band te ontvangen.
Het verbindingssamenstel kan een vergrendelingsgebied omvatten dat op een rand van de bodemplaat geplaatst is.
Het vergrendelingsgebied kan een kanaal omvatten dat zich uitstrekt in een longitudinale richting en een samenwerkingslichaam omvat geplaatst bij een einde van het kanaal.
Het samenwerkingslichaam kan een uitstulping omvatten die in het kanaal uitstrekt.
Volgens een ander aspect van de uitvinding, is er voorzien in een verbindingssamenstel voor een mobiel apparaat, het verbindingssamenstel omvattende: een bodemplaat aangepast om bedienbaar te worden gekoppeld met een mobiel apparaat; een accessoire stang bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat, waarbij de accessoire stang een vierzijdige dwarsdoorsnede heeft die ten minst een eerste aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak en een tweede aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak definieert, waarbij de accessoire stang en de bodemplaat samenwerken om een opening daartussen te definiëren; en ten minste een vergrendelingsrand die uitstrekt in een opening gevormd door de accessoire stang en de bodemplaat, waarbij de ten minste ene vergrendelingsrand een eerste aangrijpend oppervlak definieert dat zich uitstrekt langs een vlak en een tweede aangrijpend oppervlak definieert dat zich uitstrekt langs een vlak; waarbij de accessoire stang is aangepast om samen te werken met een accessoire-inrichting op ten minste een van het eerste aangrijpend oppervlak of het tweede aangrijpend oppervlak om de accessoire-inrichting met het mobiele apparaat te koppelen.
Het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand kan zijn verzonken relatief tot het eerste aangrijpende oppervlak van de accessoire stang.
De bodemplaat kan een verzonken gebied omvatten, waarbij de accessoire stang zich uitstrekt over het verzonken gebied.
Het ten minste ene accessoire kan een handriem omvatten die ingericht 1s om door de opening te worden gevoerd.
De accessoire-inrichting kan een oplader omvatten die een aangrijparm omvat ingericht om uit te strekken naar het verzonken gebied en het eerste aangrijpende oppervlak van de accessoire stang aangrijpt.
De accessoire-inrichting kan een snelsluiting omvatten.
Volgens een aspect, omvat een verbindingssamenstel voor een mobiel apparaat een bodemplaat aangepast om bedienbaar te worden gekoppeld met een mobiel apparaat en een accessoire stang bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat. De accessoire stang heeft een vierzijdige dwarsdoorsnede heeft die ten minst een eerste aangrijpend oppervlak en een tweede aangrijpend oppervlak definieert. De accessoire stang is aangepast om samen te werken met een accessoire-inrichting op ten minste een van het eerste aangrijpend oppervlak of het tweede aangrijpend oppervlak om de accessoire-inrichting met het mobiele apparaat te koppelen.
In sommige voorbeelden, kan de bodemplaat een verzonken gebied omvatten. De accessoire stang kan over het verzonken gebied heen uitstrekken om een opening te definiëren om samen te werken met het accessoire-inrichting. In sommige vormen, kan het ten minste ene accessoire een handriem omvatten ingericht om door de opening te worden ingebracht.
In sommige benaderingen, kan de accessoire stang ten minste een vergrendelingsrand omvatten die gepositioneerd is tussen het eerste aangrijpende oppervlak en het verzonken gebied. De ten minste ene vergrendelingsrand omvat een eerste aangrijpend oppervlak dat zich langs 5 een parallel vlak uitstrekt naar het eerste aangrijpend oppervlak van de accessoire stang en een tweede aangrijpend oppervlak gepositioneerd aangrenzend aan het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand. In sommige benaderingen, omvat de accessoire- inrichting een oplader die een aangrijparm ingericht om uit te strekken naar het verzonken gebied omvat en die het eerste aangrijpende oppervlak van de accessoire stang aangrijpt. In sommige van deze voorbeelden, kan de aangrijparm een uitsteeksel omvatten dat aangepast is om ten minste een van het tweede aangrijpende oppervlak van de accessoire stang of het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
In sommige van deze voorbeelden, kan de accessoire-inrichting een snelsluiting omvat. De snelsluiting kan een veerkrachtig lichaam en koppeldeel omvatten dat is aangepast om het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen. In sommige benaderingen, kan het veerkrachtige lichaam van de snelsluiting zijn aangepast om binnenwaarts te buigen om te worden ingebracht in de opening gevormd door het verzonken gebied en de accessoire stang en om het tweede aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
In sommige vormen, kan het verbindingssamenstel voorts een vergrendelingsgebied omvatten dat op een rand van de bodemplaat geplaatst is. Het vergrendelingsgebied kan een kanaal omvatten dat zich uitstrekt in een longitudinale richting en een samenwerkingslichaam omvat geplaatst bij een einde van het kanaal. Het samenwerkingslichaam kan een uitstulping omvatten die in het kanaal uitstrekt.
Volgens een ander aspect, kan een verbindingssamenstel voor een mobiel apparaat een bodemplaat aangepast om bedienbaar te worden gekoppeld met een mobiel apparaat omvatten, een accessoire stang bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat, en ten minste een vergrendelingsrand omvatten. De accessoire stang heeft een vierzijdige dwarsdoorsnede die ten minste een eerste aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak en een tweede aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak definieert. De accessoire stang en de bodemplaat werken samen om een opening daartussen te definiëren. De ten minste ene vergrendelingsrand strekt uit in een opening gevormd door de accessoire stang en de bodemplaat, en definieert een eerste aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak en een tweede aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak. De accessoire stang is aangepast om samen te werken met een accessoire-inrichting op ten minste een van het eerste aangrijpend oppervlak of het tweede aangrijpend oppervlak om de accessoire-inrichting met het mobiele apparaat te koppelen.
KORTE BESCHRIJVING VAN DE VERSCHILLENDE AANZICHTEN
VAN DE FIGUREN De begeleidende figuren, waarin dezelfde referentienummers door alle afzonderlijke aanzichten heen naar identieke of functioneel gelijke elementen verwijzen, zijn samen met de gedetailleerde beschrijving hieronder opgenomen in de beschrijving en vormen daar deel van, en dienen tot nadere verduidelijking van uitvoeringsvormen van concepten die de geclaimde uitvinding omvat, en verduidelijken verschillende principes en voordelen van deze uitvoeringsvormen. FIG. 1 is een achteraanzicht van een voorbeeld mobiel apparaat dat een voorbeeld verbindingssamenstel gekoppeld heeft in overeenkomst met deze openbaarmaking.
FIG. 2 is een linkerzijde aanzicht van het voorbeeld mobiele apparaat dat het voorbeeld verbindingssamenstel van FIG. 1 overeenkomstig deze openbaarmaking heeft.
FIG. 3 is een rechterzijde aanzicht van het voorbeeld mobiele apparaat dat het voorbeeld verbindingssamenstel van FIGS. 1 en 2 overeenkomstig deze openbaarmaking heeft.
FIG. 4 is een lager achteraanzicht van het voorbeeld verbindingssamenstel van FIGS. 1-3 overeenkomstig deze openbaarmaking.
FIG. 5 is een lager bovenaanzicht van het voorbeeld verbindingssamenstel van FIGS. 1-3 in isolatie overeenkomstig deze openbaarmaking.
FIG. 6 is een achteraanzicht van een voorbeeld accessoire stang voor gebruik met het voorbeeld verbindingssamenstel van FIGS. 1-5 die een eerste voorbeeld accessoire daarmee gekoppeld heeft overeenkomstig deze openbaarmaking.
FIG. 7 is een achteraanzicht van de voorbeeld accessoire stang voor gebruik met het voorbeeld verbindingssamenstel van FIGS. 1-5 die een tweede voorbeeld accessoire gekoppeld daarmee heeft overeenkomstig deze openbaarmaking.
FIG. 8 is een aanzicht van een derde voorbeeld accessoire voor koppelen met de accessoire stang van FIGS. 1-5 overeenkomstig deze openbaarmaking.
FIG. 9 is een aanzicht van een vierde voorbeeld accessoire voor koppelen met de accessoire stang van FIGS. 1-5 overeenkomstig deze openbaarmaking.
FIG. 10 is een achteraanzicht van de voorbeeld accessoire stang voor gebruik met het voorbeeld verbindingssamenstel van FIGS. 1-5 die een vijfde voorbeeld accessoire gekoppeld daarmee heeft overeenkomstig deze openbaarmaking.
FIG. 11 is een dwarsdoorsnede van het zesde voorbeeld accessoire van FIG. 10 gekoppeld aan de accessoire stang overeenkomstig deze openbaarmaking. Het zal voor een vakman duidelijk zijn dat onderdelen in de figuren zijn weergegeven voor eenvoud en duidelijkheid en niet noodzakelijkerwijs op schaal zijn getekend. Bijvoorbeeld kunnen de afmetingen van sommige onderdelen in de figuren overdreven zijn ten opzichte van andere onderdelen, teneinde te helpen het begrip van de uitvoeringsvormen van de voorliggende uitvinding te vergroten.
De inrichtings- en de werkwijzeonderdelen zijn, waar toepasselijk, in de figuren weergegeven door conventionele symbolen die alleen die specifieke details laten zien die betrekking hebben op het begrijpen van de uitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding, om de beschrijving niet onduidelijk te maken met details die gemakkelijk duidelijk zijn voor de vakman, die het voordeel heeft van de beschrijving hierin.
GEDETAILEERDE BESCHRIJVING Richtend op de figuren, identificeert verwijzingscijfer 10 in het algemeen een voorbeeld mobiel apparaat dat geschikt 1s om een aantal functies uit te voeren zoals, bijvoorbeeld, aftasten van producten inclusief streepjescodes of labels, vastleggen van afbeeldingen, verzenden en/of verwerken van elektronische betalingen, verkrijgen van metingen, en elk aantal additionele functies. Het apparaat 10 kan in een aantal verschillende vormfactoren, modellen, samenstellingen of SKUs worden voorzien afhangend van de gewenste toepassing en/of gebruik, maar kan in hoofdzaak dezelfde vorm en afmetingen behouden in deze verschillende samenstellingen.
Voorts, kan het apparaat 10 worden aangepast om in verschillende omgevingen te worden gebruik waar elk aantal accessoire-inrichtingen kunnen worden geïmplementeerd. Als een niet-limiterend voorbeeld, kan de accessoire-inrichting of inrichtingen elk aantal van een oplaadstation, een betalingsmodule, een trekkerhandvat, een dimensioneringsmodule, een alarmeringsscherm, een handriem en/of ander bevestigingskenmerk zijn. Andere voorbeelden zijn mogelijk. Deze verschillende accessoire- imrichtingen kunnen verschillende elektronische vereisten hebben voor het zenden van signalen, gegevens en/of energie, en als zodanig, om het gebruik van het apparaat 10 met verschillende accessoire-inrichtingen te faciliteren, omvat het apparaat 10 een gegevensinvoer/gegevensuitvoer (I/O) interface in de vorm van een verbindingssamenstelling 20 die bedienbaar en verwijderbaar gekoppeld is met het mobiele apparaat. De verbindingssamenstelling 20 (alsmede iedere additionele verbindingssamenstelling hierin beschreven) kan worden gekoppeld aan het gewenste mobiele apparaat 10 model of samenstelling zoals nodig.
De verbindingssamenstelling 20 omvat een bodemplaat 22 in de vorm van een lichaam bedienbaar gekoppeld aan het mobiele apparaat 10, een verbindingsgebied 30 bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat 22, elk aantal uitlijnleden 40 bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat 22, en een accessoire stang 50 bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat 22. In het kort, omvat het mobiele apparaat 10 een vooreind 11, een achtereind 12, een zijwand 13 die zich uitstrekt tussen het voor- en achtereind 11, 12. In sommige voorbeelden, is de bodemplaat 22 gedimensioneerd om onder wrijving het mobiele apparaat 10 (bijv., via een klikverbinding) aan te grijpen. Meer in het bijzonder, kan de bodemplaat 22 uiteinden 24 en een lagere eind 26 omvatten die gedimensioneerd zijn om geplaatst te worden over en onder wrijving aan te grijpen met de zijwand 13 van het mobiele apparaat 10. Andere voorbeelden van geschikte koppelmechanismen zijn mogelijk.
Zoals eerder vermeld, is het verbindingsgebied 30 bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat 22. Meer in het bijzonder, zoals afgebeeld in FIGS. 4 en 5, kan het verbindingsgebied 30 op het lagere eind 26 van de bodemplaat 22 worden geplaatst. In sommige voorbeelden, is het verbindingsgebied 30 verzonken gemonteerd met het lagere eind 26 van de bodemplaat 22, en als zodanig, steekt het verbindingsgebied 30 niet buitenwaarts daarvandaan. In andere voorbeelden, kan het verbindingsgebied 30 verzonken zijn ten opzichte van het lagere eind 26 van de bodemplaat 22. Het verbindingsgebied 30 is instelbaar in elk aantal van verschillende samenstellingen waar elk aantal oplaadplatformen of elektrische verbinders 32 kunnen worden geïmplementeerd daarop. In het algemeen, is het verbindingsgebied 30 ingericht om een elektrische verbinding tussen een gewenst accessoire-inrichting en het mobiele apparaat 10 te voorzien, en kan worden ingesteld in een veelvoud van samenstellingen. Meer in het bijzonder, kunnen elektrische verbinders 32 oplaadstroom voorzien aan het mobiele apparaat 10. In het afgebeelde voorbeeld van FIGS. 4 en 5, omvat het verbindingsgebied 30 twee elektrische verbinders 32. Echter, in andere voorbeelden, kan het verbindingsgebied 30 geen elektrische verbinders of elk ander aantal elektrische verbinders 32 als gewenst omvatten. In sommige voorbeelden, kunnen de elektrische verbinders 32 in de vorm van pogo pins die zijn gekoppeld met een printplaat van het mobiele apparaat 10 via een oppervlakbevestigingstechniek (SMT) zijn waarbij een flexibele plaat de printplaat elektrisch verbind met de elektrische verbinders 32. Echter, andere voorbeelden van geschikte elektrische verbinders 32 zijn mogelijk.
Afhangend van het aantal van elektrische verbinders 32 benodigd om de gewenste accessoire-inrichting elektronisch te verbinden met het mobiele apparaat 10, kunnen de elektronische verbinders 32 selectief worden verwijderd van of gekoppeld worden aan het verbindingsgebied 30. Deze elektrische verbinders 32 kunnen worden gekoppeld met het verbindingsgebied 30 via een wrijvingsverbinding, een klikverbinding, een snelkoppeling of snelkoppelingen, en dergelijk. Andere voorbeelden van koppelmechanismen zijn mogelijk. In sommige voorbeelden kan een afdekking worden voorzien om delen van het verbindingsgebied 30 af te dekken of af te schermen die niet worden bezet door een elektrische verbinder 32. Het verbindingsgebied 30 kan voorts ten minste een gegevenspoort 34 omvatten die bedienbaar gekoppeld is met het mobiele apparaat 10 om accessoire-inrichtingen toe te staan om gegevens te verzenden en/of gegevens te ontvangen van het mobiele apparaat 10. In sommige voorbeelden, is de gegevenspoort 34 in de vorm van een USB-c verbinder, maar in andere voorbeelden, kunnen verschillende verbinders gebruikt worden.
Het wordt gewaardeerd dat de gegevenspoort 34 ook geschikt kan zijn om laadstroom te voorzien aan het mobiele apparaat 10 en/of geschikt kan zijn om energie aan het accessoire-inrichting te voorzien dat daaraan gekoppeld is.
Het verbindingssamenstel 20 omvat additioneel elk aantal vergrendelingsgebieden 35 die langs de uiteinden 24 van de bodemplaat 22 geplaatst zijn.
De vergrendelingsgebieden 35 zijn in de vorm van een verlengde groef of kanaal dat zich uitstrekt in een langsrichting die een proximaal eind 354 en een distaal eind 35b heeft.
Een samenwerkingslichaam 36 is gepositioneerd bij het distale eind 35b of het vergrendelingsgebied 35. In andere voorbeelden, omvat het samenwerkingslichaam 36 een uitsteeksel dat inwaarts uitstrekt in het kanaal.
Met andere woorden, in deze voorbeelden, kan het uitsteeksel een grotere diepte hebben dan het overblijfsel van het kanaal.
Dusdanig ingesteld, kan een accessoire-inrichting die een corresponderende inkeping of lip (niet afgebeeld) heeft in het vergrendelingsgebied 35 worden ingebracht om de accessoire-inrichting met de bodemplaat 22 (en daarmee het mobiele apparaat 10) te koppelen, terwijl relatieve beweging daartussen wordt beperkt tot een voldoende bewegende kracht om de inkeping of lip van het samenwerkingslichaam 36 te verwijderen.
Zoals eerder opgemerkt, omvat het verbindingssamenstel 20 verder ten minste een uitlijnlid 40 dat bedienbaar gekoppeld met het lagere eind 26 van de bodemplaat 22. In het afgebeelde voorbeeld, zijn twee uitlijnleden 40 voorzien die naast het verbindingsgebied 30 zijn gepositioneerd op tegengestelde einden daarvan, maar in andere voorbeelden, kan elk aantal uitlijnleden 40 op de bodemplaat 22 zijn voorzien.
In het algemeen, zijn uitlijnleden 40 voorzien om ieder elektronische verbinder en/of gegevenspoort geplaatst op de accessoire-inrichting uit te lijnen zoals, bijvoorbeeld, een oplader met de elektronische verbinders 32 en/of gegevenspoorten 34 van het verbindingsgebied 30. In de afgebeelde voorbeelden, zijn de uitlijnleden 40 in de vorm van verzinkingen 42 die binnenwaarts uitstrekken richting het lagere eind 26 van de bodemplaat 22 die een in het algemeen vierzijdige, prismatische of cilindrische vorm hebben.
Andere voorbeelden zijn mogelijk.
Met name, omvatten de uitlijnleden 40 niet een ondersnijdingsgebied om de accessoire-inrichting verder te behouden.
Eerder, is de verzinking 42 gevormd om een corresponderend uitsteeksel gevormd op de accessoire-inrichting te ontvangen en hiermee een wrijvingsaansluiting te vormen terwijl een relatieve axiale beweging daartussen wordt toegelaten.
De zijwanden van de verzinking 42 omvatten een zijwandoppervlak dat ongeïnterrumpeerd of continue is zodat het is ingericht om relatieve, niet-axiale beweging tussen verbindingssamenstel 20 (en dus, het mobiele apparaat 10) en de accessoire- inrichting te voorkomen.
Met andere woorden, in de afgebeelde voorbeelden, is de verzinking 42 vrij van additionele verzakkingen, inkepingen en/of aangrijpingen, dus kan de verzinking 42 hoofdzakelijk gebruikt worden voor uitlijnen van het apparaat 10 en het gewenste accessoire (bijv. de elektrische verbinders 32). Bij voorkeur, door accessoire-inrichtingen in de vorm van uitstekende pinnen op te nemen, kunnen zulke pinnen de elektrische verbinders 32 beschermen van zij-schokken die mogelijk de elektrische verbinders 32 kan buigen of anderzijds beschadigen.
Voorts, kan de verzinkingen 42 achterwaarts inbrengen van het apparaat 10 in de accessoire-inrichting (bijv., een oplaadstation) voorkomen door een niet- symmetrische vorm te hebben. Dergelijke achterwaarts inbrengen van het apparaat 10 in het accessoire kan mogelijk het apparaat 10 en/of de elektrische verbinders 32 beschadigen.
Met name, omvatten de vergrendelingsgebieden 35 een ondersnijdingsgebied om het accessoire aan het toestel 10 te helpen bevestigen. Zo ingesteld, kunnen de uitlijnleden 40 samenwerken met de vergrendelingsgebieden 35 om de accessoire-inrichting veilig vast te houden en uit te lijnen ten opzichte van het mobiele apparaat.
Zoals eerder opgemerkt, kan het verbindingssamenstel 20 worden voorzien in een aantal verschillende samenstellingen of configuraties. Bijvoorbeeld, afhangend van het gewenste accessoire apparaat, kunnen verschillende bodemplaten 22 worden gekoppeld met het mobiele apparaat
10. Meer in het bijzonder, in een eerste samenstelling, kan een bodemplaat 22 worden voorzien die een verbindingsgebied 30 heeft dat elk aantal van elektrische verbinders 32 en geen gegevenspoorten omvat. In een tweede inrichting, kan een bodemplaat 22 worden voorzien die een verbindingsgebied 30 heeft die een gegevenspoort 34 en geen elektrische verbinders omvat. In een derde inrichting, kan een bodemplaat 22 worden voorzien die een verbindingsgebied 30 heeft dat elk aantal van elektrische verbinders 32 alsmede een gegevenspoort 34 omvat. In ieder van deze samenstellingen, kan het vergrendelingsgebied 35 worden voorzien zoals gewenst. Dienovereenkomstig, in plaats van selectief elektrische verbinders te verwijderen van het verbindingsgebied zoals nodig om een ander accessoire-inrichtingen te accommoderen, kan een gebruiker eenvoudig de eerste bodemplaat 22 met een tweede bodemplaat vervangen om een ander accessoire apparaat te accommoderen.
Het verbindingssamenstel 20 kan voorts een accessoire stang 50 gekoppeld met de bodemplaat 22 omvatten om additionele samenwerking met accessoire-inrichtingen te voorzien. In het algemeen, heeft de accessoire stang 50 een lichaam 52 in de vorm van een vierzijdige dwarsdoorsnede dat een eerste aangrijpend oppervlak 52a en een tweede aangrijpend oppervlak 52b definieert. Het lichaam 52 strekt buitenwaarts uit van en over de bodemplaat 22 om een opening 53 daartussen te definiëren. Meer in het bijzonder, in het afgebeelde voorbeeld, omvat de bodemplaat 22 voorts een verzonken gebied 28 waarover het lichaam 52 van de accessoire stang 50 uitstrekt.
Zoals het beste afgebeeld in FIGS. 6, 7 en 11, in sommige voorbeelden, kan de accessoire stang 50 voorts elk aantal van vergrendelingsranden 54 omvatten die gepositioneerd tussen het eerste aangrijpende oppervlak 52a van het lichaam 52 en het verzonken gebied 28 zijn. In het afgebeelde voorbeeld, definieert de vergrendelingsrand of - randen 54 een eerste aangrijpende oppervlak 54a en een tweede aangrijpende oppervlak 54b gepositioneerd naast het eerste aangrijpend oppervlak 54a. In het afgebeelde voorbeeld, strekt het eerste samenwerkend oppervlak 54a van de vergrendelingsrand 54 uit over een vlak dat in het algemeen parallel aan het eerste aangrijpend oppervlak 52a van het lichaam 52 is, maar in andere voorbeelden, kan het eerste aangrijpend oppervlak 54a van de vergrendelingsrand 54 niet uitstrekken over een vlak dat in het algemeen parallel aan het eerste aangrijpend oppervlak 52a van het lichaam 52 is. Voorts, in het afgebeelde voorbeeld, is het eerste samenwerkende oppervlak 54a van de vergrendelingsrand 54 verzonken ten opzichte van het eerste samenwerkende oppervlak 52a van het lichaam 52, maar in andere voorbeelden, kan het eerste samenwerkende oppervlak 52a, 54a coplanair zijn. Andere voorbeelden zijn mogelijk.
Zoals eerder opgemerkt, kan de accessoire stang 50 worden gebruikt om verschillende accessoire-inrichtingen te koppelen met het verbindingssamenstel 20 (en dus het mobiele apparaat 10). Bijvoorbeeld, zoals afgebeeld in FIG. 6, is een eerste voorbeeld accessoire 80 in de vorm van een handriem of een nekkoord voorzien dat kan worden ingebracht door de opening 53 en om lichaam 52 van de accessoire stang 50 worden gewonden.
In deze samenstelling, kan de handriem samenwerken met het eerste en tweede aangrijpend oppervlak 52a, 52b of het lichaam 52 dat moet worden vastgehouden.
Hoewel niet afgebeeld, kan de handriem 80 elk aantal van bevestigingsmiddelen of verzekeringsmiddelen om de lus te sluiten omvatten om veilig te worden bevestigd aan de accessoire stang 50. Verwijzend naar FIG. 7, is een tweede voorbeeld accessoire 180 voorzien in de vorm van een handriem of nekkoord 181 gekoppeld met een snelsluiting 182 om selectief te koppelen met de accessoire stang 50 en de bodemplaat 22. De snelsluiting 182 kan gedeeltelijk of geheel van een veerkrachtig materiaal zijn gemaakt dat in staat is om selectief binnenwaarts te worden bewogen.
Meer in het bijzonder, omvat de snelsluiting 182 een voet 184 en twee veerkrachtige armen 186 die hieruit strekken.
Elk van de veerkrachtige armen 186 omvatten een eerste eind 1864 (gekoppeld met de voet 184) en een tweede eind 186b dat een koppeldeel 187 heeft.
In het afgebeelde voorbeeld, zijn de koppeldelen 187 in de vorm van naar buiten gerichte haken die een gekromd of schuin bovenoppervlak 187a omvatten.
Voorts, omvat de snelsluiting 182 een opening 188 om de handriem 181 te ontvangen.
Zoals afgebeeld in FIG. 7, om de snelsluiting 182 aan de bodemplaat 22 van het verbindingssamenstel 20 (en dus het mobiele apparaat 10) te zekeren, zijn het tweede eind 186b van elk van de veerkrachtige armen 186 gepositioneerd nabij de opening 53 van de verzinking 28 gevormd in de bodemplaat 22. In deze oriëntatie, ligt het gekromde bovenoppervlak 187a van het koppeldeel 187 tegen een lager oppervlak van de vergrendelingsrand 54. Wanneer de snelsluiting 182 in de opening 53 wordt bewogen, schuift het gekromde bovenoppervlak 1874 van het koppelgedeelte 187 langs het lager oppervlak van de vergrendelingsrand 54, en worden de veerkrachtige armen 186 binnenwaarts bewogen.
Wanneer het koppelgedeelte 187 vrijkomt van het tweede aangrijpend oppervlak 54b van de vergrendelingsrand 54, bewegen de veerkrachtige armen 186 buitenwaarts naar hun oorspronkelijke configuratie, waarbij de koppelgedeeltes 187 samenwerken en koppelen met het eerste aangrijpend oppervlak 54a (en/of het tweede aangrijpend oppervlak 54b) van de respectievelijke vergrendelingsrand 54 om de snelkoppeling 182 te behouden en om te voorkomen dat de snelkoppeling 182 uit de opening 53 wordt getrokken. Wanneer het gewenst is om de snelkoppeling 182 te verwijderen, kan een gebruiker de zijkanten van de veerkrachtige armen 186 vastpakken en binnenwaarts knijpen, daarmee het koppeldeel 187 loskoppelen van de vergrendelingsrand 54. De gebruiker kan dan de snelkoppeling 182 uit de opening 53 trekken. Verwijzend naar FIG. 8, een derde voorbeeld accessoire 280 is voorzien in de vorm van een alternatieve snelkoppeling 282 die in staat is om selectief te koppelen met de bodemplaat 22. De snelkoppeling 282 omvat een voet 284, een eerste 285, een tweede arm 286, en een opening 287 daartussen gevormd. De eerste arm 285 omvat een lip of een uitsteeksel
288. Tijdens gebruik, is de accessoire stang 50 gepositioneerd in de opening 287 zodat de tweede arm 286 door de opening wordt geplaatst. De lip of het uitsteeksel 288 kan dan samenwerken met de accessoire stang 50 en dienen als een aangrijping om te voorkomen dat de accessoire stang 50 verwijderd wordt uit de opening 287. Verwijzend naar FIG. 9, een vierde voorbeeld accessoire 380 is voorzien in de vorm van een alternatieve snelkoppeling 382 die in staat 1s om selectief te koppelen met de bodemplaat 22. De snelkoppeling 382 omvat een voet 384 en een arm 385 gekoppeld met het lichaam 384 bij een eerste eind 385a daarvan en omvat voorts een tweede eind 385b en een verzonken gebied 386. Voorts, kan de snelkoppeling 382 een opening 388 omvatten om een handriem 381 te ontvangen.
Tijdens gebruik, is het tweede eind 385b van de arm 385 naast de accessoire stang 50 gepositioneerd, en wordt de snelkoppeling 382 in de opening 53 bewogen.
De accessoire stang 50 beweegt dan de arm 385 naar beneden totdat die wordt gepositioneerd in het verzonken gebied 386, welke dient om de accessoire stang 50 te behouden en om te voorkomen dat die ontkoppelt van de snelkoppeling 382. De arm 385 kan weg van de accessoire stang 50 worden bewogen om de snelkoppeling 382 te verwijderen van de opening 53. Verwijzend naar FIGS. 10 en 11, een vijfde voorbeeld accessoire 480 in de vorm van een oplader 482 geschikt om samen te werken met het verbindingsgebied 30 en, in sommige voorbeelden, elektrisch met het mobiele apparaat 10 te koppelen.
In dit voorbeeld, omvat de oplader 482 een aangrijparm 484 die bedienbaar gekoppeld is met een oplaadwand 485 (zie FIG. 11). Het wordt gewaardeerd dat de oplader 482 elk aantal van additionele kenmerken kan omvatten zoals, bijvoorbeeld, een spoel 490 geplaatst in een solenoïdebeugel en bedienbaar gekoppeld met een solenoïdeveer, en dergelijke.
De aangrijparm 484 kan worden ingesteld om langs de oplaadwand 485 in een richting weg van de accessoire stang 50 tijdens koppelen van de oplader 482 met het mobiele apparaat 10. Wanneer de accessoire stang 50 vrijkomt, kan de aangrijparm 484 terugkeren naar zijn rustconfiguratie waarbij de aangrijparm 484 samenwerkt en/of tegen het eerste aangrijpend oppervlak 52a van het lichaam 52 van de accessoire stang 50 aanligt om beweging relatief tussen het mobiele apparaat 10 en de oplader 482 te voorkomen.
In deze configuratie, kan een deel van de aangrijparm 484 in het verzonken gebied 28 gevormd in de bodemplaat 22 worden geplaatst.
Voorts, in sommige voorbeelden, kan de aangrijparm 484 additioneel een uitsteeksel omvatten dat op een eind daarvan geplaatst is om verder met het tweede aangrijpend oppervlak 52b van het lichaam 52 van de accessoire stang 50 te werken en/of het eerste of tweede aangrijpend oppervlak 54a, 54b van de vergrendelingsranden.
In de voorgaande beschrijving zijn specifieke uitvoeringsvormen beschreven.
Echter, het zal voor een vakman duidelijk zijn dat meerdere aanpassingen en veranderingen gemaakt kunnen worden zonder af te wijken van de beschermingsomvang van de uitvinding zoals uiteengezet in de hierna volgende conclusies.
Overeenkomstig moeten de beschrijving en de figuren in een verduidelijkende, eerder dan een beperkende, betekenis bekeken worden, en dergelijke modificaties zijn alleen geacht om binnen het bestek van de onderhevige leerstelling te zijn opgenomen.
Bovendien moeten de uitvoeringsvormen/voorbeelden/implementaties niet als wederzijds uitsluitend, en moeten in plaats daarvan begrepen worden als mogelijk combineerbaar als dergelijke combinaties enigszins toelaatbaar zijn.
Met andere woorden kan elk kenmerk openbaard in ieder van de voorgenoemde uitvoeringsvormen/ voorbeelden/implementaties worden omvat door een van de andere voorgenoemde uitvoeringsvormen/voorbeelden/implementaties.
Verder zullen de stappen van elke werkwijze hierin geopenbaard niet worden begrepen om een specifieke volgorde te hebben tenzij dat specifiek benoemd is dat er geen andere volgorde mogelijk of vereist is door de volgende stappen van de respectievelijke werkwijze.
Tevens kunnen ten minste enkele figuren al dan niet op schaal zijn getekend.
De voordelen, oplossingen van problemen, en element(en) die enig voordeel, of oplossing kunnen veroorzaken of meer uitgesproken kunnen maken dienen niet te worden uitgelegd als een cruciaal, vereist, of essentieel kenmerk of onderdeel in een willekeurige of alle conclusies.
De uitvinding is enkel gedefinieerd door de bijgevoegde conclusies, inclusief enige amenderingen die tijdens de verleningsprocedure van deze aanvrage gemaakt zijn en alle equivalenten van die conclusies zoals verleend.
Met als doel helderheid en een bondige beschrijving, zijn kenmerken hierin beschreven als deel van dezelfde of verschillende uitvoeringsvormen, hoewel duidelijk zal zijn dat de beschermingsomvang van de uitvinding mogelijk uitvoeringsvormen omvat die combinaties hebben van alle of enkele van de beschreven kenmerken.
Het zal duidelijk zijn dat de getoonde uitvoeringsvormen dezelfde of gelijke onderdelen hebben, behalve waar deze als verschillend zijn beschreven.
Bovendien mogen in dit document gerelateerde begrippen zoals eerste en tweede, boven en onder, en dergelijke, alleen gebruikt worden om een entiteit of actie te onderscheiden van een andere entiteit of actie, zonder noodzakelijkerwijs een werkelijke relatie of volgorde te vereisen of impliceren tussen dergelijke entiteiten of acties.
De termen “omvat”, “omvattend”, “heeft”, ”includeert”, “includerend”, “voorzien van”, “bevat”, “bevattend”, of enige andere variatie daarvan, zijn als een niet limiterende includering bedoeld, zodat een proces, werkwijze, artikel, of inrichting dat omvat, heeft, is voorzien van, een lijst van elementen omvat, niet alleen die elementen omvat, maar mogelijk andere elementen omvat die niet expliciet genoteerd zijn of die niet inherent aan een dergelijk proces, werkwijze, artikel, of inrichting zijn.
Een element voorafgaand door “omvat … een,” “heeft … een,” “is voorzien van … een,” “omvat … een,” zonder meer beperkingen, sluit het bestaan van aanvullende identieke elementen niet uit in het proces, de werkwijze, het artikel, of de inrichting dat/die het element omvat, heeft, is voorzien van, of omvat.
De term “een” is gedefinieerd als één of meer tenzij hierin expliciet anders vermeld.
De termen “in hoofdzaak,” “essentieel,” “ongeveer,” of enig andere variatie daarop, zijn gedefinieerd als zijnde dichtbij dat wat begrepen wordt door een vakman, en in een zekere niet-limiterende uitvoeringsvorm is de term gedefinieerd als zijnde binnen 10%, in een andere uitvoeringsvorm als zijnde binnen 5%, in een andere uitvoeringsvorm als zijnde binnen 1%, en in een andere uitvoeringsvorm als zijnde binnen 0,5%. De term “gekoppeld” zoals hierin gebruikt is gedefinieerd als verbonden, hoewel niet noodzakelijkerwijs direct en niet noodzakelijkerwijs mechanisch.
Een inrichting of structuur die is “ingericht om” op een bepaalde manier, is ten minste op die manier ingericht, maar kan mogelijk ook zijn ingericht op manieren die niet zijn opgesomd.
Het zal duidelijk zijn dat sommige uitvoeringsvormen mogelijk een of meerdere generieke of gespecialiseerde processoren (of “verwerkingsapparaten”) omvatten zoals microprocessoren, digitaal- signaalprocessoren, aangepaste processoren, en FPGAs (field-programmable gate arrays), en unieke, opgeslagen programma-instructies (inclusief zowel software als firmware) die de een of meerdere processoren besturen om, in combinatie met bepaalde schakelingen zonder processoren, sommige, de meeste, of alle functies van de werkwijze en/of de inrichting uit te voeren die hierin beschreven zijn.
Alternatief kunnen sommige of alle functies uitgevoerd worden door een toestandsautomaat die geen opgeslagen programma-instructies heeft, of in een of meerdere toepassingsspecifieke geïntegreerde schakelingen (ASICs), waarin elke functie of sommige combinaties van de functies zijn uitgevoerd als aangepaste logica.
Uiteraard kan een combinatie van de twee wijzen van benadering worden gebruikt.
Bovendien kan een uitvoeringsvorm worden uitgevoerd als een computerprogrammaproduct voorzien van daarop opgeslagen computer-
leesbare code voor het programmeren van een computer (bijvoorbeeld, omvattend een processor) om een werkwijze uit te voeren zoals hierin beschreven en geclaimd.
Voorbeelden van dergelijke computerprogrammaproducten omvatten, maar zijn niet gelimiteerd tot, een harddisk, een CD-ROM, een optische-opslaginrichting, een magnetische-
opslaginrichting, een ROM (read only memory), een PROM (programmable read only memory), een EPROM (erasable programmable read only memory), een EEPROM (electrically erasable programmable read only memory) en een flash-geheugen.
Verder kan verwacht worden dat een vakman, niettegenstaande mogelijke significante moeite en vele ontwerpkeuzes gemotiveerd door, bijvoorbeeld, beschikbare tijd, huidige technologie, en economische overwegingen, wanneer geleid door de hierin beschreven concepten en principes, met minimale proefneming gemakkelijk in staat zal zijn tot het generen van dergelijke software-instructies en - programma's en geïntegreerde schakelingen.
Het uittreksel van de beschrijving is verschaft om de lezer toe te staan zich snel van de aard van de technische beschrijving te vergewissen. Het is ingediend met de bedoeling dat het niet gebruikt zal worden om de beschermingsomvang of de betekenis van de conclusies uit te leggen of te beperken. In aanvulling daarop kan in de voorgaande gedetailleerde beschrijving worden gezien dat verschillende kenmerken samen gegroepeerd zijn in verschillende uitvoeringsvormen met als doel het vereenvoudigen van de beschrijving. Deze werkwijze van beschrijven moet niet uitgelegd worden als het weergeven van de intentie dat de geclaimde uitvoeringsvormen meer kenmerken nodig hebben dan expliciet vermeld zijn in elke conclusie. Daarentegen, zoals de volgende conclusies laten zien, is inventieve onderwerpmaterie vervat in minder dan alle kenmerken van een enkele beschreven uitvoeringsvorm. Aldus zijn de volgende conclusies hierbij opgenomen in de gedetailleerde beschrijving, met elke conclusie alleenstaand als apart geclaimde onderwerpmaterie. Het enkele feit dat bepaalde maatregelen worden aangehaald in verschillende conclusies geeft geen indicatie dat een combinatie van deze maatregelen niet kan worden gebruikt tot het behalen van een voordeel. Vele varianten zullen voor de vakman duidelijk zijn. Alle varianten moeten worden uitgelegd als inbegrepen in de beschermingsomvang van de uitvinding zoals die gedefinieerd is in de volgende conclusies.

Claims (20)

Conclusies
1. Een verbindingssamenstel voor een mobiele apparaat, het verbindingssamenstel omvattende: een bodemplaat aangepast om bedienbaar te worden gekoppeld met een mobiel apparaat; en een accessoire stang bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat, waarbij de accessoire stang een vierzijdige dwarsdoorsnede heeft die ten minste een eerste aangrijpend oppervlak en een tweede aangrijpend oppervlak definieert; waarbij de accessoire stang is aangepast om samen te werken met een accessoire-inrichting op ten minste een van het eerste aangrijpend oppervlak of het tweede aangrijpend oppervlak om de accessoire-inrichting met het mobiele apparaat te koppelen.
2. Verbindingssamenstel volgens conclusie 1, waarbij de bodemplaat een verzonken gebied omvat, waarbij de accessoire stang over het verzonken gebied heen uitstrekt om een opening te definiëren om samen te werken met het accessoire-inrichting.
3. Verbindingssamenstel volgens conclusie 2, waarbij het ten minste ene accessoire een handriem omvat ingericht om door de opening te worden ingebracht.
4. Verbindingssamenstel volgens conclusie 2 of 3, waarbij de accessoire stang ten minste een vergrendelingsrand omvat die gepositioneerd is tussen het eerste aangrijpende oppervlak en het verzonken gebied.
5. Verbindingssamenstel volgens conclusie 4, waarbij de ten minste ene vergrendelingsrand een eerste aangrijpend oppervlak omvat dat zich langs een parallel vlak uitstrekt naar het eerste aangrijpend oppervlak van de accessoire stang en een tweede aangrijpend oppervlak gepositioneerd aangrenzend aan het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand.
6. Verbindingssamenstel volgens een der conclusies 2-5, waarbij de accessoire-inrichting een oplader omvat die een aangrijparm ingericht om uit te strekken naar het verzonken gebied omvat en die het eerste aangrijpende oppervlak van de accessoire stang aangrijpt.
7. Verbindingssamenstel volgens conclusie 6, waarbij de aangrijparm een uitsteeksel omvat dat aangepast is om ten minste een van het tweede aangrijpende oppervlak van de accessoire stang of het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
8. Verbindingssamenstel volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de accessoire-inrichting een snelsluiting omvat.
9. Verbindingssamenstel volgens conclusie 8, waarbij de snelsluiting een veerkrachtig lichaam en koppeldeel omvat dat is aangepast om het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
10. Verbindingssamenstel volgens conclusie 9, waarbij het veerkrachtige lichaam van de snelsluiting is aangepast om binnenwaarts te buigen om te worden ingebracht in de opening gevormd door het verzonken gebied en de accessoire stang en om het tweede aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand aan te grijpen.
11. Verbindingssamenstel volgens een der conclusies 8-10, waarbij de snelsluiting voorts een opening omvat die gedimensioneerd is om een band te ontvangen.
12. Verbindingssamenstel volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een vergrendelingsgebied dat op een rand van de bodemplaat geplaatst is.
13. Verbindingssamenstel volgens conclusie 12, waarbij het vergrendelingsgebied een kanaal omvat dat zich uitstrekt in een longitudinale richting en een samenwerkingslichaam omvat geplaatst bij een einde van het kanaal.
14. Verbindingssamenstel volgens conclusie 13, waarbij het samenwerkingslichaam een uitstulping omvat die in het kanaal uitstrekt.
15. Een verbindingssamenstel voor een mobiel apparaat, het verbindingssamenstel omvattende: een bodemplaat aangepast om bedienbaar te worden gekoppeld met een mobiel apparaat; een accessoire stang bedienbaar gekoppeld met de bodemplaat, waarbij de accessoire stang een vierzijdige dwarsdoorsnede heeft die ten minste een eerste aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak en een tweede aangrijpend oppervlak dat zich uitstrekt langs een vlak definieert, waarbij de accessoire stang en de bodemplaat samenwerken om een opening daartussen te definiëren; en ten minste een vergrendelingsrand die uitstrekt in een opening gevormd door de accessoire stang en de bodemplaat, waarbij de ten minste ene vergrendelingsrand een eerste aangrijpend oppervlak definieert dat zich uitstrekt langs een vlak en een tweede aangrijpend oppervlak definieert dat zich uitstrekt langs een vlak; waarbij de accessoire stang is aangepast om samen te werken met een accessoire-inrichting op ten minste een van het eerste aangrijpend oppervlak of het tweede aangrijpend oppervlak om de accessoire-inrichting met het mobiele apparaat te koppelen.
16. Verbindingssamenstel volgens conclusie 15, waarbij het eerste aangrijpende oppervlak van de ten minste ene vergrendelingsrand is verzonken relatief tot het eerste aangrijpende oppervlak van de accessoire stang.
17. Verbindingssamenstel volgens conclusie 15 of 16, waarbij de bodemplaat een verzonken gebied omvat, waarbij de accessoire stang zich uitstrekt over het verzonken gebied.
18. Verbindingssamenstel volgens een der conclusies 15-17, waarbij het ten minste ene accessoire een handriem omvat die ingericht 1s om door de opening te worden gevoerd.
19. Verbindingssamenstel volgens een der conclusies 15-18, waarbij de accessoire-inrichting een oplader omvat die een aangrijparm omvat ingericht om uit te strekken naar het verzonken gebied en het eerste aangrijpende oppervlak van de accessoire stang aangrijpt.
20. Verbindingssamenstel volgens een der conclusies 15-19, waarbij de accessoire-inrichting een snelsluiting omvat.
BE20215385A 2020-05-28 2021-05-12 Bevestigingsinterface voor veelzijdig gebruik BE1028311B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US16/886,368 US11497297B2 (en) 2020-05-28 2020-05-28 Attachment interface for multi-purpose use

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1028311A1 true BE1028311A1 (nl) 2021-12-09
BE1028311B1 BE1028311B1 (nl) 2022-07-12

Family

ID=77042646

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20215385A BE1028311B1 (nl) 2020-05-28 2021-05-12 Bevestigingsinterface voor veelzijdig gebruik

Country Status (5)

Country Link
US (1) US11497297B2 (nl)
CN (1) CN219778145U (nl)
BE (1) BE1028311B1 (nl)
DE (1) DE212021000387U1 (nl)
WO (1) WO2021242503A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
USD1001093S1 (en) * 2020-02-26 2023-10-10 Zebra Technologies Corporation Mobile computing device
USD989019S1 (en) * 2020-05-15 2023-06-13 Zebra Technologies Corporation Mobile computing device

Family Cites Families (21)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US6182169B1 (en) * 1998-11-06 2001-01-30 Gordon F. Force, Sr. Tether fastened to personal digital assistant by latch having spring biased manual toggle
US6662986B2 (en) 2001-10-05 2003-12-16 Nokia Corporation Mobile phone strap holder apparatus and method
US7609512B2 (en) 2001-11-19 2009-10-27 Otter Products, Llc Protective enclosure for electronic device
EP1397975B1 (en) 2002-09-12 2005-11-23 Sony Ericsson Mobile Communications AB An electronic device provided with a concealed strap holder
US6955484B2 (en) * 2003-04-10 2005-10-18 Woodman Nicholas D Harness system for attaching camera to user
KR20050117259A (ko) * 2004-06-10 2005-12-14 삼성테크윈 주식회사 휴대 기기용 스트랩 끼움 보조 도구
US7469809B2 (en) 2004-10-08 2008-12-30 International Business Machines Corporation Carrier for a portable device
TWM288755U (en) * 2005-10-13 2006-03-11 Inventec Appliances Corp Portable electronic device
US20070089280A1 (en) * 2005-10-24 2007-04-26 Pontaoe John S Side-release buckle assembly
US20080053848A1 (en) * 2006-09-06 2008-03-06 Wei-Tang Lin Hanging Decoration Structure with Transmission Unit
CN101834919B (zh) * 2009-03-09 2013-12-25 深圳富泰宏精密工业有限公司 吊饰安装结构及具该吊饰安装结构的便携式电子装置
US20120273541A1 (en) * 2011-04-28 2012-11-01 Douglas John Zwach Device to connect a flexible strap or lanyard to a handheld device
WO2012149206A2 (en) 2011-04-29 2012-11-01 xDEV, INC. Protective cover for an electronic device
US8616422B2 (en) * 2011-08-02 2013-12-31 Greg Adelman Cantilevered snap fit case
CN103179825A (zh) * 2011-12-22 2013-06-26 深圳富泰宏精密工业有限公司 吊饰安装结构
US20140042294A1 (en) * 2012-08-10 2014-02-13 Fluke Corporation Accessory mount assembly and methods of using same
US9407743B1 (en) * 2013-09-20 2016-08-02 Jr286 Technologies, Inc. Handheld cell phone protector case with adjustable strap to facilitate securely holding the cell phone protector case and also retain the cell phone protector case on a body part
US9894192B2 (en) 2014-09-04 2018-02-13 James L. Cox, III Case with interchangeable back plate
US9531423B2 (en) 2015-05-19 2016-12-27 Bruce Gordon Handler for electronic handheld devices
US9629447B1 (en) * 2015-10-01 2017-04-25 Cheryl A. Martel Cellular phone tethering system
US9538833B2 (en) 2016-01-13 2017-01-10 Donald Lee Rowley Assembly for storing and deploying for use a handheld digital device

Also Published As

Publication number Publication date
DE212021000387U1 (de) 2023-03-10
US11497297B2 (en) 2022-11-15
CN219778145U (zh) 2023-09-29
US20210368968A1 (en) 2021-12-02
WO2021242503A1 (en) 2021-12-02
BE1028311B1 (nl) 2022-07-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1028311B1 (nl) Bevestigingsinterface voor veelzijdig gebruik
US11862896B2 (en) Common bottom input/output interface design for mobile computer
BE1027392B1 (nl) Inrichting voor het vastleggen van gegevens
TWI596833B (zh) Connector
US8764457B2 (en) Circuit board device and a combined circuit board and electronic card assembly
US5036430A (en) Integrated circuit card and electronic apparatus for use therewith
EP3289516B1 (en) Arrangement for and method of compatibly docking a cordless electro-optical reader with different docking stations
JP5738689B2 (ja) カード用コネクタ
CN103809688B (zh) 装拆机构、安装装置、电子设备
JP2000357210A (ja) 接触装置
JP5824357B2 (ja) コネクタ
BE1028286B1 (nl) Achter-invoer/uitvoer-interface-ontwerp
US7180013B2 (en) Electronic device incorporating hood fastener
JP5657363B2 (ja) カード用コネクタ
US7614891B2 (en) Card connector
US10896364B1 (en) Steel rope for securing RFID tag
JPH06260243A (ja) カード用電気コネクタ及びそれに使用されるカード排 出機構
JP2012113984A (ja) カード用コネクタ
KR101658003B1 (ko) 전기 커넥터
KR101657201B1 (ko) 나노심 및 마이크로에스디용 복층형 소켓커넥터
JP6319760B2 (ja) カードコネクタ
CA3051221A1 (en) Docking station for an electronic payment terminal, corresponding electronic payment terminal and system
KR102225047B1 (ko) 웨어러블 배터리 장치 및 그를 구비하는 정보 판독용 웨어러블 시스템
JP2015076997A (ja) 端末システム及び携帯端末
JPH10302018A (ja) バーコードリーダ

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20220712