BE1026682B1 - Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan - Google Patents

Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan Download PDF

Info

Publication number
BE1026682B1
BE1026682B1 BE20185686A BE201805686A BE1026682B1 BE 1026682 B1 BE1026682 B1 BE 1026682B1 BE 20185686 A BE20185686 A BE 20185686A BE 201805686 A BE201805686 A BE 201805686A BE 1026682 B1 BE1026682 B1 BE 1026682B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
sill
frame
protective layer
threshold
wooden
Prior art date
Application number
BE20185686A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1026682A1 (nl
Inventor
Patrick Herman Marie Hendriks
Original Assignee
Hendriks Holding Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hendriks Holding Bv filed Critical Hendriks Holding Bv
Priority to BE20185686A priority Critical patent/BE1026682B1/nl
Priority to NL2023970A priority patent/NL2023970B1/nl
Publication of BE1026682A1 publication Critical patent/BE1026682A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1026682B1 publication Critical patent/BE1026682B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/70Sills; Thresholds
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/04Frames for doors, windows, or the like to be fixed in openings
    • E06B1/06Wooden frames
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/96Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
    • E06B3/9632Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings between a jamb and the threshold or sill of window or door frames
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/96Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
    • E06B3/984Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings specially adapted for frame members of wood or other material worked in a similar way
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/04Frames for doors, windows, or the like to be fixed in openings
    • E06B1/34Coverings, e.g. protecting against weather, for decorative purposes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/70Sills; Thresholds
    • E06B1/702Window sills

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Wing Frames And Configurations (AREA)
  • Door And Window Frames Mounted To Openings (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kozijn omvattende twee houten deurstijlen, een houten bovendorpel, en een onderdorpel die niet geverfd dient te worden. Voorafgaand aan het verven van het kozijn is de onderdorpel al gemonteerd aan de andere houten delen, waarbij de onderdorpel is afgedekt met een laag die beschermt tegen de verf. Met deze werkwijze hoeven er na het verven veel minder handelingen plaats te vinden met het kozijn.

Description

KOZIJN EN WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN DAARVAN BE2018/5686
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kozijn, op een dorpel, en op een kozijn met een dergelijke dorpel.
Kozijnen voor ramen en deuren bevatten normaliter twee stijlen, een bovendorpel en een onderdorpel. Deze elementen zijn met elkaar verbonden, waardoor een rechthoek ontstaat waar het raam of de deur in past. Een dergelijk kozijn kan deel uitmaken van een groter geheel, bijvoorbeeld wanneer er meerdere ramen en/of deuren aan elkaar grenzen. Wanneer een deurkozijn of raamkozijn eenmaal geplaatst is in een muur, dan zijn de stijlen in hoofdzaak verticaal gemonteerd en de dorpels in hoofdzaak horizontaal. Het is echter niet gebruikelijk om een dergelijk kozijn ter plaatse te vervaardigen uit de stijlen en de dorpels (bijvoorbeeld op een bouwlocatie). De assemblage en het verven van het kozijn vinden bij voorkeur plaats in een fabriek, omdat daar alle middelen bijeengebracht kunnen worden om op een gecontroleerde en efficiënte manier kozijnen te assembleren en te verven.
Wanneer het deur- of raamkozijn louter uit houten elementen bestaat, dan wordt het na assemblage in zijn geheel door een verfstraat geleid. Aangezien onderdorpels liggende delen zijn die veel te lijden hebben van weersinvloeden, en - als het om deuren gaat - van mechanische impact, worden deze tegenwoordig vaak niet uit hout vervaardigd, maar uit een kunstmatig materiaal zoals bijvoorbeeld kunststof of composiet. Een voordeel van dergelijke niet-natuurlijke materialen is dat deze niet geverfd hoeven te worden en dat ze slijtvaster zijn dan hout. Dit brengt in het verfproces echter wel de complicatie met zich mee dat de onderdorpel niet door de verfstraat mag, wat ertoe noopt om deze dorpel pas na de verfbehandeling te verbinden met de stijlen. Voorafgaand aan de verfbehandeling dient er voor de stevigheid van het kozijn tijdens het intern transport een tijdelijke houten lat gemonteerd te worden op de plaats waar normaal de onderdorpel zou zitten. Deze werkwijze leidt er toe dat er na het verven nog allerlei fysieke operaties op het kozijn moeten worden uitgevoerd voordat de afmontage kan beginnen. Onder de afmontage wordt verstaan de montage van alle onderdelen die niet van hout zijn, zoals ramen, en hang- en sluitwerk, glaslatten, kitten, rubbers. De stappen die dan voorafgaand aan de afmontage moeten geschieden (de “pre-afmontage”) worden het liefst vermeden: BE2O18/5686 het kozijn komt hangend uit de verfstraat en moet neergelegd worden (na een periode van uitharding die veel tijd kost), de tijdelijke lat moet verwijderd worden, de onderdorpel moet gemonteerd worden met schroeven en/of deuvels, en het kozijn moet worden teruggehangen. Dit alles moet ook nog eens gebeuren zonder de verf te beschadigen.
Een ander nadeel van conventionele assemblage- en verfprocessen is dat er nóg een stap moet worden uitgevoerd tijdens de zgn. pre-afmontage: het aanbrengen van een afdekking op de onderdorpel die de onderdorpel beschermt tegen fysieke/mechanische impact als gevolg van bijvoorbeeld stoten. De onderdorpel is namelijk een kwetsbaar onderdeel van het kozijn, met name indien deze vervaardigd is uit steen of een composietmateriaal. Deze materialen staan er om bekend dat ze weliswaar slijtvast zijn, maar ook makkelijk kunnen breken, bijvoorbeeld door stoten. Doordat ze ook nog een hoge dichtheid hebben, kan het kozijn als geheel bijzonder zwaar worden en daardoor lastig te hanteren zijn. Het verplaatsen/vervoeren van dergelijke kozijnen is daardoor riskant, en gebruikers zijn daarom gebaat bij een goedbeschermde onderdorpel. In conventionele processen wordt de bescherming van de onderdorpel aangebracht na het verven, dit is bijvoorbeeld een kap die vastgeklikt wordt. Dit betekent dat er nog meer handelingen moeten worden uitgevoerd op het geverfde kozijn - handelingen die extra tijd kosten en risico geven op beschadigingen. Bovendien maakt een dergelijke kap dat het kozijn lastig te hanteren is, omdat de kap niet goed vastgemaakt kan worden (vastschroeven aan het kozijn leidt tot permanente zichtbare beschadigingen aan het kozijn).
Het is derhalve een doel van de uitvinding om de bovengenoemde nadelen te verminderen of zelfs te voorkomen. Het is in het bijzonder een doel om helemaal geen pre-afmontage meer te hebben, zodat een geverfd kozijn verticaal kan blijven hangen en door kan naar transport zonder dat het in de tussentijd horizontaal gelegd hoeft te worden.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van een raam- of deurkozijn omvattende twee houten stijlen, een houten bovendorpel, en een onderdorpel die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:
) het voorzien in twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een be201 8/5686 tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6)
- is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en
- is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2); daarna
2) het bevestigen van elk van de twee neuten (6) aan het eerste uiteinde (2a) van een van de twee stijlen (2), en het bevestigen van de bovendorpel (3) aan het tweede uiteinde (2b) van de twee stijlen (2), zodat een kozijn (1) ontstaat dat een deur of raam in zijn geheel kan omsluiten; en
3) het onderwerpen van het kozijn (1 ) uit stap 2) aan een behandeling voor het aanbrengen van een coating, waarbij voorafgaand aan de behandeling de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermlaag (8) die verhindert dat de coating op de onderdorpel komt tijdens de behandeling, waarbij de beschermlaag (8) ofwel reeds aanwezig is op de onderdorpel (4) waarin voorzien wordt in stap 1 ), ofwel op de onderdorpel (4) aangebracht wordt tussen stap 1 ) en stap 3).
Figuur 1 laat een kozijn zien dat met een werkwijze van de uitvinding kan worden vervaardigd.
Figuur 2 laat een onderdorpel zien die in een werkwijze van de uitvinding kan worden toegepast.
Figuur 3 geeft schematisch de werkwijze van de uitvinding weer, afgezet tegen een conventionele werkwijze.
Een kozijn volgens de uitvinding is gewoonlijk een kozijn voor een deur (deurkozijn) of voor een raam (raamkozijn). Figuur 1 laat een deurkozijn zien dat met de werkwijze van de uitvinding vervaardigd kan worden. Dit kozijn omvat twee stijlen (2), een bovendorpel (3) en een onderdorpel (4). De stijlen hebben een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b), die verbonden zijn met respectievelijk de onderdorpel (4) en de bovendorpel (3). De onderdorpel (4) be201 8/5686 omvat een paneel (5) met daarop een profilering (5a) en twee neuten (6). De beschermlaag is niet meer aanwezig op de onderdorpel in Figuur 1.
Een deurkozijn kan bijvoorbeeld toepassing vinden bij tuindeuren, een schuifpui of deur met zijlicht. De toepassing van dergelijke deurkozijnen en raamkozijnen vindt bij voorkeur plaats in buitenmuren. Dit betekent dat ten minste een gedeelte van het kozijn zich in de buitenlucht bevindt. Deze kozijnen worden dan in het algemeen buitenkozijnen genoemd. De onderdorpels van deze deur- en raamkozijnen staan bijzonder veel bloot aan weersinvloeden, omdat ze horizontaal liggen en daardoor lang nat blijven na regen; en omdat ze veel zon vangen (een bovendorpel bevindt zich bijvoorbeeld vaker in de schaduw). Nattigheid veroorzaakt eerder rotting van een dorpel; en veel zon zorgt voor een snelle veroudering van verf op de dorpel. In plaats van een houten onderdorpel met een laklaag wordt daarom vaak gekozen voor een dorpel die in hoofdzaak niet van hout is en ook geen verf nodig heeft. Gebruikte materialen zijn bijvoorbeeld een bepaalde steensoort, een composietmateriaal of een kunststof. Een dergelijke onderdorpel bevat naast het horizontale gedeelte twee opstaande blokjes (neuten) die het onderste stuk vormen van de stijlen. Dit onderste stuk (inclusief de hechting met de horizontale ligger) is namelijk ook erg gevoelig voor de heersende buitencondities.
Onderdorpels die in een werkwijze volgens de uitvinding worden gebruikt, zijn voor ten minste een gedeelte niet uit hout gemaakt. In het bijzonder bevatten de onderdorpels materialen waarvan het niet gewenst is dat ze bedekt worden met een coating (met name dat ze overschilderd worden), of in ieder geval niet met het coatingmateriaal (in het bijzonder de verf) dat gebruikt wordt voor de houten componenten van een kozijn. Dergelijke onderdorpels kunnen bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk vervaardigd zijn uit een materiaal gekozen uit de groep van steen (bijvoorbeeld natuursteen), beton, een metaal (in het bijzonder aluminium), een legering van een metaal, een composiet materiaal en een kunststof.
Een composiet materiaal voor dorpels kan vervaardigd worden uit cement met één of meerdere vulstoffen, bij voorkeur anorganische vulstoffen zoals gemalen steen; of uit een organische hars (bijvoorbeeld een polyesterhars die onverzadigd polyester in styreen omvat) met één of meerdere organische of anorganische vulstoffen zoals een vulstof gekozen uit de groep van meel, be201 8/5686 calciumcarbonaat, aluminiumtrihydroxide en gemalen steen.
Uitharding in een mal levert dan een materiaal op met eigenschappen die steen ook heeft. Ook kan het vervaardigd worden uit twee of meer soorten cement die na uitharding in een mal een materiaal opleveren met de eigenschappen van steen. Dergelijke composiet-materialen hebben de duurzaamheid, de uitstraling, het uiterlijk, en de sterkte van steen, maar zijn wel homogener/uniformer van samenstelling dan steen. Ook zijn ze makkelijker in de gewenste vorm te vervaardigen.
Kunststoffen die voor dorpels gebruikt kunnen worden, zijn bijvoorbeeld polyolefines (met name polyethyleen en polypropyleen) en polyamides (bijvoorbeeld een aramide en een nylon), al dan niet vezelversterkt. Het kan ook om een dorpel gaan die in wezen van hout is, maar die vaste onderdelen op en/of in het hout heeft die niet van hout zijn.
In een werkwijze volgens de uitvinding is de onderdorpel een paneel met daarop twee neuten. De neuten en het paneel zijn vaak van hetzelfde materiaal, maar kunnen ook van verschillende materialen zijn. Het paneel heeft een profilering waar een deur of een raam op kan aansluiten. In het geval van een deurkozijn vormt het hiermee de daadwerkelijke drempel (de profilering is dan geschikt gemaakt om als loopzijde van de onderdorpel te dienen); in het geval van een raamkozijn vormt het hiermee de horizontale ligger. De neuten zijn een soort blokjes die op de zijde met de profilering bevestigd zijn, en daar op aansluiten door middel van een negatief reliëf ten opzichte van de profilering. Bij de vervaardiging van het kozijn worden de stijlen aan de neuten bevestigd. Hiertoe zijn de neuten zodanig vormgegeven dat ze kunnen aansluiten op een uiteinde van een houten stijl. Dat wil zeggen dat de kopse kant van de stijl aansluit op de neut (normaliter zijn dit twee platte oppervlakken die tegen elkaar aan zitten). Hiertoe komt de vorm van de doorsnede van de neut normaliter overeen met die van de stijl, zodat beide in eikaars verlengde doorlopen, en de suggestie van één enkel element gewekt wordt.
De neuten kunnen aan het paneel bevestigd zijn middels een lijmverbinding, een schroefverbinding of een deuvelverbinding. Het is ook mogelijk dat de neuten met het paneel samen de dorpel als één geheel vormen, bijvoorbeeld doordat de dorpel vervaardigd is met een mal die de negatieve vorm be201 8/5686 van de dorpel in zich heeft.
Een dorpel kan ook meer dan twee neuten hebben, bijvoorbeeld wanneer er op de dorpel meerdere deuren en/of ramen worden geplaatst. Op deze manier kunnen raam- en deurpartijen met uiteenlopende samenstellingen en maatvoeringen worden vervaardigd. Als er in het kader van de uitvinding hier een bovendorpel en een onderdorpel beschreven worden, dan zijn daarbij inbegrepen bovendorpels en onderdorpels die zich uitstrekken over meerdere deuren en/of ramen; en dus zijn ook inbegrepen dorpels met drie of meer neuten.
Een onderdorpel (4) die gebruikt kan worden in een werkwijze volgens de uitvinding is gedeeltelijk weergegeven in Figuur 2. Deze omvat een paneel (5) met een profilering (5a). Op deze profilering (5a) is een neut (6) bevestigd. Een uiteinde (2a) van de stijl (2) van het kozijn (1) is weergegeven op korte afstand van deze neut (6), en is zodanig vormgegeven dat deze kan aansluiten op de neut (6). De bevestiging van de stijl (2) met de neut (6) kan gerealiseerd worden middels deuvels (7). De beschermlaag (8) is aanwezig op de onderdorpel (4). Voor de overzichtelijkheid is deze laag slechts gedeeltelijk weergegeven; hij kan in principe de gehele onderdorpel (4) bedekken.
In een werkwijze van de uitvinding wordt het kozijn geassembleerd door de beide dorpels te bevestigen aan de twee stijlen. Hiertoe wordt elke stijl met het eerste uiteinde aan een neut van de onderdorpel bevestigd (elke stijl aan één neut), en met het tweede uiteinde aan de bovendorpel, zodat een rechthoekige vorm ontstaat die een raam of deur kan omsluiten.
De bevestiging aan de bovendorpel kan plaatsvinden aan elk van de uiteinden van de bovendorpel, maar ook op een positie die niet aan het einde van de bovendorpel zit, bijvoorbeeld als de bovendorpel verder loopt over een naburig raam of een naburige deur en daarmee ook een kozijn vormt. Er ontstaat bij deze assemblage in ieder geval één kozijn dat een deur of raam in zijn geheel kan omsluiten, ongeacht of de onder- en bovendorpels meerdere deuren en/of ramen omsluiten.
Een stijl kan aan een dorpel bevestigd worden op verschillende manieren die bekend zijn uit de stand van de techniek. Dit kan bijvoorbeeld middels schroeven of deuvels, eventueel aangevuld met lijm en/of dubbelzijdige tape. Bij een schroefverbinding dient er eerst een gat geboord te worden door de BE2O18/5686 dorpel heen, en bij voorkeur ook in de stijl (dit laatste gat is doodlopend). Bij een deuvelverbinding zijn zowel de stijl als de dorpel voorzien van doodlopende gaten;
deze gaten zijn zodanig vormgegeven dat ze optimaal zijn afgestemd op een bepaalde deuvel, waardoor een goede grip wordt verkregen (en dus een sterke verbinding). Het is voordelig om een deuvelverbinding te hebben van de twee stijlen met de bovendorpel en de onderdorpel omdat er hiermee niet een zgn. koudebrug wordt geïntroduceerd in het kozijn, en er minder kans is op ophoping van vocht in de verbinding. Een schroef is veelal van metaal, hierop kan condens ontstaan. Bovendien kan een verbinding met een deuvel helemaal afgesloten worden als er ook nog lijm en/of een afdichtende foamtape wordt gebruikt op het grensvlak van de te verbinden delen.
Een deuvelverbinding wordt bij voorkeur gerealiseerd met kunststof deuvels, omdat deze een sterkere verbinding kunnen creëren dan houten deuvels. Een sterke verbinding is van groot belang, omdat onderdorpels van steen of composietmateriaal zware elementen zijn. Tijdens het aanbrengen van de coating (vide infra) hangt het kozijn gewoonlijk in een verticale stand aan de bovendorpel (zodat de onderdorpel onderaan hangt), waardoor er veel gewicht hangt aan de verbinding van zowel de onderdorpel als de bovendorpel met de twee stijlen. Plastic deuvels zijn dan in staat om het kozijn niet onder zijn eigen gewicht uit elkaar te laten vallen.
Nadat het kozijn geassembleerd is, ondergaat het een of meer coatingstappen. In een coatingstap wordt een laag van een coating aangebracht op het kozijn. In de praktijk betekent dit veelal dat er een verflaag wordt aangebracht. Dit kan handmatig met een kwast of spuit gebeuren; op industriële schaal gebeurt dit door het kozijn hangend door een spuiterij te leiden.
De eerste laag is gewoonlijk een primerlaag. Dit is een zeer dunne laag van een laag-viskeuze vloeistof. Daarna kunnen een of meer verdere verflagen volgen waarmee het kozijn onder meer van de uiteindelijke kleur wordt voorzien.
Voorafgaand aan het aanbrengen van de coating wordt de dorpel voorzien van een beschermlaag. Dit is een laag die verhindert dat de coating direct op de onderdorpel komt (/.e. ermee in contact komt) tijdens het aanbrengen van de coating. De beschermlaag is ofwel reeds aanwezig op de onderdorpel bij aanvang van de werkwijze volgens de uitvinding (/. e. de onderdorpel waarin be201 8/5686 voorzien wordt in stap 1 ) bezit de beschermlaag), ofwel wordt aangebracht tussen stap 1 ) en stap 3).
De beschermlaag dekt in principe de gehele dorpel af. Het kan echter ook zijn dat de beschermlaag op een aantal plaatsen de dorpel niet afdekt. Dit zijn dan plaatsen die aan het zicht onttrokken zijn wanneer het kozijn in een muur gemonteerd is. Dit kan bijvoorbeeld de onderkant van de dorpel zijn; dit is de kant tegenover de zijde van de onderdorpel die de profilering heeft (deze onderkant zal gericht zijn tegen de grond). De zijde van de neuten die tegen de muur gericht is hoeft ook niet per se te zijn afgedekt. Een andere zijde die uit het zicht zit, is de kopse kant van de neuten die bevestigd is aan de kopse kant van de stijlen. Hier is een beschermlaag soms niet eens gewenst, omdat die dan ingeklemd komt te zitten tussen de neut en de stijl bij de assemblage van het kozijn.
De beschermlaag zal met grote voorkeur echter wel aanwezig zijn op die zijde van de onderdorpel waar de profilering zit. Deze zijde is namelijk veelal in het zicht wanneer het kozijn gemonteerd is in een muur. Ook die zijden van de neuten die niet tegen de muur gericht zijn, bevatten bij grote voorkeur de beschermlaag.
De beschermlaag kan in principe elke afdekking zijn die verhindert dat de coating in contact komt met de dorpel. De dorpel kan bijvoorbeeld ingepakt zijn met een folie waarbij de folie de dorpel losjes omsluit. Bij het grensvlak van de neut met de stijl zal de folie echter strak tegen de neut aangedrukt moeten worden teneinde het inlekken van een nog vloeibare coating te voorkomen.
De beschermlaag is echter bij voorkeur een laag die strak tegen de dorpel aan zit. Men kan er daardoor in principe op dezelfde manier mee omgaan als met een dorpel die geen beschermlaag heeft. Ook wordt hiermee extra ophoping van coating (verf) vermeden. Onregelmatig gevormde folie kan immers dienen als reservoir waarin coating zich ophoopt. Op deze plaatsen blijft de coating langer vloeibaar dan coating die op het kozijn zelf is aangebracht. Zeker wanneer de beschermlaag ook nog fungeert als bescherming tegen mechanische impact en derhalve aanwezig zal blijven tot aan de uiteindelijke plaatsing van het kozijn (vide infra), is het onwenselijk als er nog coating in vloeibare vorm aanwezig is.
Een dergelijke nauwsluitende laag kan verkregen worden door eerst be201 8/5686 een uithardbare vloeistof aan te brengen op die delen van de dorpel waar verhinderd moet worden dat de coating er op komt, waarna de vloeistof uithardt onder vorming van de beschermlaag. Bij een dergelijke strakke beschermlaag is het echter wel van belang dat de laag niet goed hecht aan de dorpel, want de laag moet makkelijk weer te verwijderen zijn.
Een materiaal dat makkelijk te verwijderen is, is bijvoorbeeld een polymeer met een hoog gehalte aan weekmakers (zoals bijvoorbeeld ftalaatverbindingen). Een polymeer dat bijvoorbeeld minimaal 30 massa% aan weekmakers omvat is meestal niet al te moeilijk handmatig te verwijderen. Een geschikt polymeer is bijvoorbeeld poly(vinylchloride) (PVC). Een geschikte beschermlaag van PVC op een dorpel bevat bij voorkeur minimaal 25 massa% aan weekmakers, in het bijzonder ftalaatverbindingen (bijvoorbeeld diisononylftalaat). Een dergelijke laag kan worden vervaardigd door een oplossing of suspensie van zeer fijne polymeerdeeltjes (bijvoorbeeld PVC-deeltjes) in een weekmaker (meestal een ftalaat, zoals bijvoorbeeld diisononylftalaat) aan te brengen op de onderdorpel, waarna de suspensie wordt verhit, bijvoorbeeld tot een temperatuur in het bereik van 160-200 °C. De polymeerdeeltjes lossen zo op in de weekmaker en er ontstaat een gel. Na afkoelen vormt zich een permanent plasticized PVC” op de dorpel.
Het aanbrengen kan gedaan worden door de dorpel onder te dompelen in de uithardbare vloeistof (bijvoorbeeld de suspensie met PVC-deeltjes), of door de uithardbare vloeistof op de dorpel te smeren of te spuiten, bijvoorbeeld met een kwast of een spuitpistool. In het geval van onderdompelen kan de gehele dorpel, inclusief de neuten, in de uithardbare vloeistof worden gedompeld. Het oppervlak van de neut dat tegen de stijl aan komt kan ook ondergedompeld worden, maar dit oppervlak kan ook als enige oppervlaktegedeelte vrijgehouden worden van de suspensie of oplossing (en uiteindelijk van de beschermlaag).
Naast ftalaten kunnen er ook andere weekmakers gebruikt worden. Ze kunnen gekozen worden uit de groep van alkylsulfonzure esters van fenol met bijvoorbeeld C10-C21-alkylgroepen; di-isononylester van 1,2-cyclohexaandicarbonzuur; esters van isosorbide; en trialkylesters van citroenzuur (al dan niet voorzien van acetylgroepen, zoals acetyl-tri-n-butylcitraat, be201 8/5686 acetyl-tri-2-ethylhexylcitraat, triethylcitraat, tributylcitraat of tripentylcitraat).
Een ander materiaal dat makkelijk te verwijderen is, betreft bijvoorbeeld siliconen. Dit zijn polymeren met een keten van alternerende zuurstofatomen en siliciumatomen. Op de ketens zijn functionalisaties mogelijk met verscheidene chemische groepen. De mate van hechting aan de dorpel kan gestuurd worden door de hoeveelheid weekmakers en de aard van de functionele groepen. Een beschermlaag met siliconen wordt normaliter gemaakt uit siloxaan-monomeren. Dit kunnen verbindingen zijn die één siloxaangroep per molecuul bevatten, maar ook verbindingen die twee of meer siloxaangroepen per molecuul bevatten. Een siloxaangroep (zoals bijvoorbeeld een methoxysilaan of een ethoxysilaan) in een siloxaan-monomeer kan in het bijzonder verbonden zijn met een keten die een polyether omvat. Ook kunnen twee of meer siloxaangroepen met elkaar verbonden worden middels een keten die een polyether omvat. In dit laatste geval ontstaat na polymerisatie een poly(siloxaan) dat polyether cross-links omvat.
Een dergelijke beschermlaag die als een coating direct op de dorpel zit, heeft normaliter een gemiddelde dikte in het bereik van 50 pm-15 mm, in het bijzonder in het bereik van 200 pm-8.0 mm, meer in het bijzonder in het bereik van 500 pm-5.0 mm, en nog meer in het bijzonder in het bereik van 800 pm3.0 mm.
Het is ook mogelijk dat de beschermlaag van een zacht materiaal is dat niet uithardt, bijvoorbeeld een olie of een smeerbare pasta. Na het aanbrengen van de coating op het kozijn kan het zachte materiaal van het oppervlak afgeveegd worden, inclusief de coating die op het zachte materiaal is aangebracht. Een dergelijke laag is echter minder effectief om mechanische impact op de dorpel op te vangen.
Zoals hierboven genoemd is de beschermlaag een tijdelijke laag. Voordat het kozijn definitief geplaatst wordt in een muur, dient de beschermlaag verwijderd te worden. Dit gebeurt in ieder geval na stap 3). Een werkwijze volgens de uitvinding wordt derhalve optioneel gevolgd door het verwijderen van de beschermlaag. Figuur 1 laat bijvoorbeeld een kozijn zien dat met de werkwijze van de uitvinding is vervaardigd, waarna de beschermlaag is verwijderd.
Het verwijderen kan plaatsvinden direct na stap 3 (het aanbrengen vanBE2018/5686 een coating). De coating is dan nog niet goed uitgehard. Het kan ook wat later, bijvoorbeeld nadat de coating is uitgehard maar voordat het kozijn verder getransporteerd wordt, bijvoorbeeld naar een afnemer of een bouwlocatie.
Het heeft echter meer voordelen als de beschermlaag pas verwijderd wordt vlak voordat het kozijn daadwerkelijk geplaatst wordt in een muur (/.e. vlak voordat het daarmee duurzaam verbonden wordt). Het is ook voordelig om het pas nâ de plaatsing te verwijderen (in geval van een nieuw huis, kan dit zelfs pas zijn als de verhuizing achter de rug is). Dit is omdat de beschermlaag de onderdorpel niet alleen beschermt tegen de aan te brengen coating, maar ook tegen fysieke/mechanische impact (die in het bijzonder ook tijdens verhuizen plaatsvindt). De onderdorpel is namelijk een kwetsbaar onderdeel van het kozijn, met name indien deze vervaardigd is uit steen of een composietmateriaal. Deze materialen staan er om bekend dat ze weliswaar slijtvast zijn, maar ook makkelijk kunnen breken, bijvoorbeeld door stoten. Doordat ze ook nog een hoge dichtheid hebben, kan het kozijn als geheel bijzonder zwaar worden en daardoor lastig te hanteren zijn. Het verplaatsen/vervoeren van dergelijke kozijnen is daardoor riskant, en gebruikers zijn daarom gebaat bij een goedbeschermde onderdorpel. De beschermlaag die is aangebracht op de dorpel heeft zo een dubbele functie: naast het beschermen tegen de verf beschermt de laag ook tegen mechanische impact.
Indien er een bescherming nodig is tegen mechanische impact, dan wordt daar in conventionele processen in voorzien door de bescherming op de onderdorpel aan te brengen nadat het kozijn geverfd is. Dit betekent dat er nóg een stap wordt toegevoegd aan de zgn. pre-afmontage. Bovendien is een dergelijke bescherming veelal een apart element (bijvoorbeeld een kap) dat niet goed vastgemaakt kan worden aan de dorpel, wat het kozijn als geheel lastig te hanteren maakt. Vastschroeven aan het kozijn leidt bijvoorbeeld tot permanente zichtbare beschadigingen aan het kozijn.
Een werkwijze volgens de uitvinding heeft echter het voordeel dat deze montagestap na het verven ontbreekt, omdat de bescherming al voor het coaten (verven) wordt aangebracht. Bovendien kan met de methode volgens de uitvinding betrekkelijk eenvoudig een bescherming aangebracht worden die strak tegen de dorpel aan zit. Dit maakt het kozijn als het na assemblage uit de fabriek komt een be201 8/5686 stuk beter hanteerbaar.
Met het naar voren halen (/.e. voor de stap van het verven) van de stap van het assembleren van de onderdorpel aan de rest van het kozijn, worden nog meer voordelen verkregen. Er hoeven namelijk minder assemblagestappen plaats te vinden na het coaten (verven) van het kozijn. De tijdelijke hulplat die voor stevigheid zorgt tijdens het verven hoeft niet meer verwijderd te worden en de definitieve onderdorpel hoeft niet bevestigd te worden na het verven. Er is dus helemaal geen pre-afmontage meer nodig indien de werkwijze van de uitvinding gevolgd wordt. Dit brengt ook met zich mee dat er een stuk minder met het geverfde kozijn gemanoeuvreerd hoeft te worden, want bovengenoemde pre-afmontage vereist ook dat het verticaal hangende kozijn eerst horizontaal moet worden gelegd, en later weer verticaal moet worden teruggehangen. Het afwezig zijn van de pre-afmontage bespaart veel tijd en mankracht. Bovendien wordt de kans op beschadigingen aan het geverfde kozijn sterk gereduceerd, omdat de handelingen die beschadigingen aan de verf kunnen veroorzaken uitgevoerd worden vóórdat de verf wordt aangebracht.
Een ander voordeel van de werkwijze van de uitvinding is dat er nu deuvels gebruikt kunnen worden om de stijlen aan de dorpels te bevestigen (in plaats van schroeven). Voor de assemblage met deuvels is het noodzakelijk om een opsluitbank te gebruiken waarin de te bevestigen elementen tegen elkaar aan worden gedrukt. In conventionele assemblageprocessen zou dit na het coaten (verven) moeten gebeuren, maar omdat een opsluitbank grote kans geeft op beschadiging van de aangebrachte coating (verf), zijn conventionele werkwijzen zeer ongeschikt om assemblage middels deuvels mee uit te voeren. In een werkwijze volgens de uitvinding is dit geen probleem, want daar vindt het coaten (verven) pas plaats nà opsluiting in de opsluitbank.
Een voordeel van het gebruik van deuvels (ten opzichte van schroeven) is dat er een geheel gesloten verbinding tussen twee elementen van het kozijn gemaakt kan worden. Waar schroeven een zogenaamde koudebrug vormen, heeft een gesloten verbinding met deuvels dat niet. Bovendien kan er met een dergelijke gesloten verbinding geen water in de verbinding komen, waardoor de kans op houtrot verminderd wordt. Een werkwijze volgens de uitvinding maakt hetBE2018/5686 dus mogelijk om een duurzamer kozijn te produceren.
Bij het maken van een verbinding tussen twee kozijnelementen wordt naast schroeven of deuvels gewoonlijk ook gebruik gemaakt van een lijm. Dit dient niet zozeer het verkrijgen van een stevige verbinding, maar meer het verkrijgen van een goede (waterdichte) afsluiting van de verbinding. De lijm die hiervoor bij voorkeur gebruikt wordt, is een specifieke lijm die uithardt uit onder invloed van vocht. Verder bevat de lijm geen oplosmiddel of water, en vormt deze tijdens het uithardingsproces geen gassen. Hierdoor is er zeer weinig krimp of zwelling van de lijm en ontstaan er geen holtes in de lijmlaag. Dergelijke lijm wordt bij voorkeur gebruikt vóórdat het kozijn geverfd wordt. Het gebruik van deze lijm om een onderdorpel aan geverfde stijlen te bevestigen is ongewenst, omdat de lijm tussen de neut en de stijl vaak enigszins naar buiten loopt en verwijderd (afgemest) moet worden. Aangezien dergelijke lijmen veelal een dekkende kleur hebben en dus na uitharden zichtbaar aanwezig blijven, worden ze met grote voorkeur niet meer gebruikt nâ het verven.
Lijmen die na het verven wel gebruikt kunnen worden, geven echter een minder goede afsluiting van de verbinding. In de conventionele praktijk wordt er daarom vaak niet eens een echte lijm gebruikt, maar een bevestiging middels een dubbelzijdig-plakkende manchet. Het is niet praktisch om voor elk type stijl manchetten op voorraad te hebben die qua vorm overeen komen met de doorsnede van de stijl en de neut. Daarom moeten na de bevestiging van de onderdorpel de uitstekende stukken van dergelijke manchetten worden afgesneden. Dit voegt een extra stap toe aan de pre-afmontage, hetgeen ongewenst is. Het is dus een voordeel van een werkwijze volgens de uitvinding dat voor alle verbindingen in het kozijn dezelfde specifieke lijm gebruikt kan worden. Ook dit draagt dus bij aan een hogere duurzaamheid van het kozijn als het kozijn met een werkwijze volgens de uitvinding vervaardigd wordt.
Figuur 3 geeft een overzicht weer van een werkwijze van de uitvinding, afgezet tegen een conventionele werkwijze. Dit illustreert de bovengenoemde voordelen. Er volgt bijvoorbeeld direct uit deze Figuur dat er geen tijdelijke lat gemonteerd hoeft te worden in de assemblage, dat er een insluitbank gebruikt kan worden om de onderdorpel met deuvels te bevestigen, en dat de pre-afmontage BE2O18/5686 geheel ontbreekt.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij ) de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6)
- is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en
- is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2);
2) de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermlaag (8) die verhindert dat er coating op de onderdorpel (4) komt wanneer het kozijn (1) een behandeling voor het aanbrengen van een coating ondergaat.
Een onderdorpel volgens de uitvinding is bij voorkeur volledig bedekt met de beschermlaag. Zoals hierboven in de werkwijze van de uitvinding omschreven, kan de beschermlaag ook aanwezig zij op een gedeelte van de onderdorpel. Dit kan zolang die delen bedekt zijn met de beschermlaag, die bij het uiteindelijk gemonteerde kozijn zichtbaar zijn. De beschermlaag is dan bij voorkeur aanwezig op ten minste de zijde van de onderdorpel met de profilering, en op de neuten.
De beschermlaag op een onderdorpel volgens de uitvinding bevat bijvoorbeeld een poly(vinylchloride), bij voorkeur in combinatie met een weekmaker. De beschermlaag kan ook een siloxaan omvatten. Dit kan een poly(siloxaan) zijn, maar ook een siloxaan-gefunctionaliseerd polymeer, in het bijzonder een methoxysilaan- of ethoxysilaan-gefunctionaliseerde polyether.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een kozijn (1) dat een raam of deur in zijn geheel kan omsluiten, omvattende twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) zoals hierboven omschreven, waarbij 1 ) elk van de twee neuten (6) bevestigd is aan het eerste uiteinde (2a) van een van de twee houten stijlen (2);
2) de bovendorpel (3) bevestigd is aan het tweede uiteinde (2b) van de twee be201 8/5686 houten stijlen (2).
Een kozijn volgens de uitvinding kan behandeld worden met een coating, zodat de stijlen en de bovendorpel bedekt zijn met een coating, in het bijzonder een verf.
In een kozijn volgens de uitvinding zijn de bovendorpel en/of de onderdorpel bij voorkeur met een deuvelverbinding verbonden met de twee stijlen. De deuvels in een dergelijke verbinding zijn bij voorkeur vervaardigd uit een kunststof.

Claims (15)

Conclusies BE2O1 8/5686
1 ) elk van de twee neuten (6) bevestigd is aan het eerste uiteinde (2a) van een van de twee houten stijlen (2);
1 ) de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6)
- is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en
- is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2);
1 ) het voorzien in twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6)
- is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en
- is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2);
daarna
1. Werkwijze voor het vervaardigen van een kozijn (1 ) omvattende twee houten stijlen (2), een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, de werkwijze omvattende de stappen
2) de bovendorpel (3) bevestigd is aan het tweede uiteinde (2b) van de twee houten stijlen (2).
2) de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermlaag (8) die verhindert da?E20i8/5686 er coating op de onderdorpel (4) komt wanneer het kozijn (1 ) een behandeling voor het aanbrengen van een coating ondergaat.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de onderdorpel (4) geheel of gedeeltelijk is vervaardigd uit een materiaal gekozen uit de groep van steen, beton, metaal (in het bijzonder aluminium), een legering van een metaal, een composiet materiaal en een kunststof.
2) het bevestigen van elk van de twee neuten (6) aan het eerste uiteinde (2a) van een van de twee stijlen (2), en het bevestigen van de bovendorpel (3) aan het tweede uiteinde (2b) van de twee stijlen (2), zodat een kozijn (1) ontstaat dat een deur of raam in zijn geheel kan omsluiten; en
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de bovendorpel (3) en/of de BE2018/5686 onderdorpel (4) met een deuvelverbinding wordt verbonden met de twee stijlen (2), bij voorkeur met een deuvelverbinding met kunststof deuvels (7).
3) het onderwerpen van het kozijn (1) uit stap 2) aan een behandeling voor het aanbrengen van een coating, waarbij voorafgaand aan de behandeling de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermlaag (8) die verhindert dat de coating op de onderdorpel komt tijdens de behandeling, waarbij de beschermlaag (8) ofwel reeds aanwezig is op de onderdorpel (4) waarin voorzien wordt in stap 1 ), ofwel op de onderdorpel (4) aangebracht wordt tussen stap 1 ) en stap 3).
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, waarbij de beschermlaag (8) is vervaardigd door eerst een uithardbare vloeistof aan te brengen op die delen van de onderdorpel (4) waar verhinderd moet worden dat de coating er op komt, waarna de vloeistof uithardt onder vorming van de beschermlaag (8).
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de uithardbare vloeistof een suspensie of oplossing is van een polymeer, in het bijzonder poly(vinylchloride), in een weekmaker.
6. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de uithardbare vloeistof een of meer siloxaan-monomeren omvat, in het bijzonder een siloxaan-monomeer die een polyethergroep omvat.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-6, waarbij de beschermlaag (8) aanwezig is op ten minste de zijde van de onderdorpel (4) met de profilering (5a), en op de neuten (6).
8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, gevolgd door het verwijderen van de beschermlaag (8).
9. Onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij
10. Onderdorpel volgens conclusie 9, waarbij de beschermlaag (8) aanwezig is op ten minste de zijde van de onderdorpel (4) met de profilering (5a), en op de neuten (6).
11. Onderdorpel volgens conclusie 9 of 10, waarbij de beschermlaag (8) een poly(vinylchloride) omvat, bij voorkeur in combinatie met een weekmaker.
12. Onderdorpel volgens conclusie 9 of 10, waarbij de beschermlaag (8) een poly(siloxaan) of een siloxaan-gefunctionaliseerd polymeer omvat, in het bijzonder een methoxysilaan- of ethoxysilaan-gefunctionaliseerde polyether.
13. Kozijn (1) dat een raam of deur in zijn geheel kan omsluiten, omvattende twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) volgens een der conclusies 9-12, waarbij
14. Kozijn (1) volgens conclusie 13, waarbij de stijlen (2) en de bovendorpel (3) bedekt zijn met een coating, in het bijzonder verf.
15. Kozijn (1) volgens conclusie 13 of 14, waarbij de bovendorpel (3) en/of de onderdorpel (4) met een deuvelverbinding is verbonden met de twee stijlen (2).
BE20185686A 2018-10-05 2018-10-05 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan BE1026682B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185686A BE1026682B1 (nl) 2018-10-05 2018-10-05 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
NL2023970A NL2023970B1 (nl) 2018-10-05 2019-10-07 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185686A BE1026682B1 (nl) 2018-10-05 2018-10-05 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1026682A1 BE1026682A1 (nl) 2020-04-30
BE1026682B1 true BE1026682B1 (nl) 2020-05-07

Family

ID=63857658

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE20185686A BE1026682B1 (nl) 2018-10-05 2018-10-05 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1026682B1 (nl)
NL (1) NL2023970B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2000058589A2 (en) * 1999-03-25 2000-10-05 Kreunen Kunststoffen B.V. Ground sill construction
WO2003029372A2 (en) * 2001-10-03 2003-04-10 3M Innovative Properties Company Dry-peelable temporary protective coatings
NL1028126C2 (nl) * 2005-01-26 2006-07-27 Venster Techniek B V Werkwijze voor het aan elkaar koppelen van een houten kozijnstijl en een onderdorpel.
US20070207269A1 (en) * 2004-06-14 2007-09-06 Cal-West Specialty Coatings, Inc. Masking solutions comprising siloxane-based surfactants for using in painting operations

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2000058589A2 (en) * 1999-03-25 2000-10-05 Kreunen Kunststoffen B.V. Ground sill construction
WO2003029372A2 (en) * 2001-10-03 2003-04-10 3M Innovative Properties Company Dry-peelable temporary protective coatings
US20070207269A1 (en) * 2004-06-14 2007-09-06 Cal-West Specialty Coatings, Inc. Masking solutions comprising siloxane-based surfactants for using in painting operations
NL1028126C2 (nl) * 2005-01-26 2006-07-27 Venster Techniek B V Werkwijze voor het aan elkaar koppelen van een houten kozijnstijl en een onderdorpel.

Also Published As

Publication number Publication date
NL2023970A (nl) 2020-05-06
NL2023970B1 (nl) 2020-08-31
BE1026682A1 (nl) 2020-04-30

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP1007816B1 (en) Frame with integral environment resistant members
US8667761B2 (en) Door frame having durable wood portions
US20060123720A1 (en) Fiberglass cover for a door frame component
US5661943A (en) Frame with integral environment resistant members
US20050263256A1 (en) Sectional door panel and method of manufacture
NL1037302C2 (nl) Nieuwe werkwijze en/of nieuwe voortbrengsel(en) van thermo hardbare lijmen en/of folies en/of coatings en/of egalisatiemiddelen van elastische epoxyproducten tot niet elastische producten voor het beschermen en voor het onderhoud van huizen, gebouwen, auto's, schepen, jachten, bruggen, wegen, vloeren, plafonds, muren, meubelen, textiel, papier, etc.
BE1026682B1 (nl) Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
US3484994A (en) Door-transom assembly and method of manufacture
HUE024947T2 (en) Procedure for Inserting Thermal Insulation Glass Panels into Windows Using an Embedded Fitting in a Pressed Limiting Element
NL1032436C2 (nl) Brandwerende deur en werkwijze voor de vervaardiging van een randhout, een steunlat en glaslatten daarvoor.
US11391083B1 (en) Composite fenestration assembly
NL2024089B1 (nl) Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
DE2246497B2 (de) Verfahren zum coextrudieren von thermoplastischem kunststoff
EP1542530B1 (en) Termite and waterproof barrier
NL9500261A (nl) Houten bouwelementen, werkwijze voor de vervaardiging daarvan en gebouwen, welke deze elementen bevatten.
WO2014112962A1 (en) Composite joinery system with locking feature
US20020139071A1 (en) Composite climate seal frame member assembly and method of manufacturing
NL1017991C2 (nl) Slabbe.
NL1023100C2 (nl) Houten constructie-element.
EP1724408B1 (fr) Entretoise murale pour faux plafonds en placoplâtre
NL8703062A (nl) Beweegbaar houten gevelelement met geventileerde sponningen.
NL8400456A (nl) Kozijn-vervangend systeem voor deuren, ramen, luiken en dergelijke.
US2991190A (en) Method of producing moisture resistant building units
BE1022879B1 (nl) Luik en samenstel voor de vorming van dergelijk luik
NL9101662A (nl) Inrichting voor de bescherming van houten gevelelementen.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20200507

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20211031