NL1032436C2 - Brandwerende deur en werkwijze voor de vervaardiging van een randhout, een steunlat en glaslatten daarvoor. - Google Patents

Description

BRANDWERENDE DEUR EN WERKWIJZE VOOR DE VERVAARDIGING VAN EEN RANDHOUT, EEN STEUNLAT EN GLASLATTEN DAARVOOR

De uitvinding betreft een deur die ten minste langs één omtrekszijde is voorzien van een randhout, bijvoorbeeld een stijl of dorpel. Meer in het bijzonder betreft de uitvinding een dergelijk deur met brandwerende eigenschappen.

5 Bekend zijn brandwerende deuren die zijn samengesteld uit een raamwerk van randhouten (verticale stijlen en horizontale dorpels) en twee vlakke platen van hout of een kunststof materiaal, waarbij de ruimte tussen de platen en het raamwerk is bijvoorbeeld is opgevuld met minerale-10 vezelplaat.

Het is een probleem bij een brandwerende deur dat de brandwerende eigenschappen ervan in praktische situaties in hoofdzaak worden bepaald door de brandwerende eigenschappen van de randzone van die deur langs het daarop aansluitende 15 kozijn. In het verleden toegepaste branddeuren kenden een vurenhouten raamwerk en een dikte van 40 mm. Een dergelijke deur voldoet niet aan de vigerende eisen van brandveiligheid.

Thans gangbare brandwerende deuren zijn veelal dikker dan 40 mm, bijvoorbeeld 55 mm, en zijn uitgevoerd met een 20 raamwerk van tropisch hardhout, bijvoorbeeld merbau of meranti. Deze deuren zijn zwaar, en leiden daardoor tot moeilijker arbeidsomstandigheden bij het installeren ervan, en zijn door het gebruik van meer en duurdere materialen ook relatief duur. Een inherent nadeel aan het gebruik van een 25 massief raamwerk is het risico van kromtrekken van het raamwerk bij verhitting, en als gevolg daarvan een grotere kans op doorslag van een optredende brand.

Het is een doel van de uitvinding een deur te verschaffen die toepasbaar is als branddeur, die relatief dun 30 is en licht in gewicht is, waarbij in geval van een optredende brand een goede afdichting aanwezig is en gedurende voldoend lange tijd aanwezig blijft in de randzone van die deur langs het daarop aansluitende kozijn. Hierbij 1032436 2 dient gebruik van tropisch hardhout vermeden te kunnen worden.

Deze doelen worden bereikt, en andere voordelen worden behaald, met een deur van het in de aanhef genoemde type, 5 waarvan overeenkomstig de uitvinding het randhout althans in hoofdzaak de vorm van een laminaat vertoont, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de deur ten minste een laag van een brandwerend materiaal is opgenomen tussen respectieve lagen hout.

10 In een randhout met laminaatstructuur in een dergelijke deur is er altijd ten minste een laag van een brandwerend materiaal aanwezig die althans binnen het bereik van dat randhout een afscheiding vormt tussen de door de deur gescheiden ruimtes. De laminaatstructuur biedt het voordeel 15 dat kromtrekken van het randhout onder invloed van sterke verhitting wordt belemmerd althans in sterke mate wordt tegen gegaan.

In een uitvoeringsvorm van een deur volgens de uitvinding zijn in het randhout in de richting dwars op het 20 hoofdvlak van de deur ten minste twee lagen van een brandwerend materiaal opgenomen tussen respectieve lagen hout.

In een voordelige uitvoeringsvorm is het randhout in hoofdzaak samengesteld uit vuren- of grenenhout.

25 Vuren- of grenenhout heeft in vergelijking met tropisch hardhout een lage dichtheid, is goed te verwerken, is tegen redelijke kostprijzen in ruime mate beschikbaar en heeft als bijkomend voordeel dat het op milieuvriendelijke wijze geplant en gekapt kan worden.

30 In een uitvoeringsvorm van een deur volgens de uitvinding die is voorzien van een stabilisatiestrook en een steunlat, vertoont de steunlat de vorm van een laminaat, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de deur ten minste een laag van een brandwerend materiaal is 35 opgenomen tussen respectieve lagen hout.

De steunlat is in hoofdzaak bijvoorbeeld samengesteld uit vuren- of grenenhout.

3

In weer een uitvoeringsvorm van een deur volgens de uitvinding, die is voorzien van glaslatten voor het opnemen van een glaspaneel, vertonen de glaslatten de vorm van een laminaat, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van 5 de deur ten minste een laag van een brandwerend materiaal is opgenomen tussen respectieve lagen hout.

Een dergelijke deur is bijvoorbeeld voorzien van glasopeningen of spiegelstukken, en is toepasbaar als branddeur, waarbij anders dan in een deur volgens de stand 10 der techniek de overgang tussen glasopening en deur een hoge mate van brandwerendheid vertoont.

Deze glaslatten zijn bijvoorbeeld in hoofdzaak samengesteld uit vuren- of grenenhout.

In een uitvoeringsvorm van een deur volgens de 15 uitvinding is het brandwerende materiaal een epoxyhars, bijvoorbeeld een twee-componenten epoxy op basis van een polyethyleenamine.

De uitvinding betreft voorts een werkwijze voor het vervaardigen van naar keuze een randhout, een steunlat of een 20 glaslat voor een hierboven beschreven deur, omvattend de stappen van (i) het verschaffen van een langwerpig houtlichaam en het bewerken daarvan tot een halfproduct voor respectievelijk een randhout, een steunlat of een glaslat,voorzien van ten 25 minste één langsgroef met een zodanige diepte dat deze langsgroef zich ten dele uitstrekt tot in voor het te vervaardigen eindproduct overtollig houtmateriaal, (ii) het vullen van de langsgroef met een hardbaar vloeibaar brandwerend materiaal 30 (iii) het doen harden van het vloeibare materiaal, en (iv) het verwijderen van het overtollige houtmateriaal en van door dat materiaal omsloten overtollig brandwerend materiaal, op zodanige wijze dat respectievelijk een randhout, een steunlat of een glaslat met een 35 laminaatstructuur wordt verkregen.

De uitvinding zal in het volgende worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, onder verwijzing naar 4 de tekeningen.

In de tekeningen tonen

Fig. 1 in vooraanzicht een eerste uitvoeringsvorm van een raamwerk van een deur volgens de uitvinding, 5 Fig. 2 in een doorsnede volgens de lijn II-II in fig. 1 een stijl van het getoonde raamwerk,

Fig. 3 in een doorsnede volgens de lijn III-III in fig.

1 een steunlat met stabilisatiestroook van het getoonde raamwerk, 10 Fig. 4 in een dwarsdoorsnede een uitvoeringsvorm van een glaslat voor een deur volgens de uitvinding,

Fig. 5 in een dwarsdoorsnede een uitvoeringsvorm van een halfproduct voor een randhout voor een deur volgens de uitvinding, 15 Fig. 6 in een dwarsdoorsnede een deel van een tweede uitvoeringsvorm een deur volgens van de uitvinding, met een bovendorpel en onderdorpel, en een deel van een aansluitend deurkozijn,

Fig. 7 in een dwarsdoorsnede een stijl en een deel van 20 de in fig. 5 getoonde deur en een aansluitend deurkozijn.

In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen aangeduid met dezelfde verwijzingsgetallen.

Fig. 1 toont een raamwerk 1 voor een brandwerende deur, dat is samengesteld uit stijlen 2 en dorpels 3, die volgens 25 een op zich bekende wijze met elkaar zijn verbonden. Aan beide zijden van het raamwerk 1 worden deurpanelen bevestigd, waarbij de ruimte die door raamwerk en deurpanelen wordt omsloten gevuld kan zijn met een brandwerend materiaal.

Fig. 2 toont de rechter stijl 2 van het raamwerk 1 van 30 fig. 1 volgens de doorsnede II-II. Deze stijl 2 vertoont in de richting dwars op het hoofdvlak van de deur en het raamwerk 2 (voorgesteld door pijl d) de vorm van een laminaat, waarbij twee lagen van een brandwerend materiaal 4 zijn opgenomen tussen respectieve lagen hout 5.

35 Fig. 3 toont de metalen stabilisatiestrook 24 van het raamwerk 1 en de houten steunlat 25 van fig. 1 volgens de doorsnede III-III. De stabilisatiestrook 24 is met schroeven 5 26 bevestigd aan de steunlat 25, die in de richting dwars op het hoofdvlak van de deur en het raamwerk 2 (voorgesteld door pijl d) de vorm van een laminaat vertoont, waarbij een laag van een brandwerend materiaal 4 is opgenomen tussen 5 respectieve lagen hout 5.

Fig. 4 toont twee glaslatten 6 die op een deur 8 zijn bevestigd, waarvan een rand 10 een glasopening begrenst. Deze glaslatten 6 vertonen in de richting dwars op het hoofdvlak van de deur 8 (voorgesteld door pijl d) de vorm van een 10 laminaat, waarbij een laag van een brandwerend materiaal 4 is opgenomen tussen respectieve lagen hout 7. De figuur toont voorts nog een deel van een glasplaat 9, ingeklemd tussen de deur 8 en de glaslatten 6.

Fig. 5 toont een halfproduct 11 voor een randhout, dat 15 bestaat uit een langwerpig houtlichaam waarin twee langsgroeven 21 zijn gefreesd die zich uitstrekken tot in het overtollig houtmateriaal 23, dat na het vullen van de groeven 21 met een hardhaar vloeibaar brandwerend materiaal en het uitharden daarvan, indien gewenst, volgens de stippellijn 22 20 verwijderd kan worden. Het verwijderen van het overtollige houtmateriaal 14 en daarmee het onderste deel van het brandwerende materiaal in de groeven 21 resulteert in een randhout met een volledig laminaire structuur, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de betreffende deur het 25 randhout geen enkel massief deel vertoont

Fig. 6 toont een deur 12 met bovendorpel 13 en onderdorpel 14, waarop deurpanelen 15 zijn bevestigd, waarbij de ruimte tussen de dorpels 13, 14 en de panelen 15 is gevuld met een zogeheten mineraalplaat 16 van een onbrandbaar 30 materiaal. In de dorpels 13, 14 is een brandwerend materiaal 4 opgenomen in langsgroeven, die zich over nagenoeg de gehele dikte van de dorpels 13, 14 uitstrekken, zodat de dorpels 13, 14 althans in hoofdzaak de vorm van een laminaat vertonen, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de deur 12 35 twee lagen brandwerend materiaal 4 telkens zijn opgenomen tussen lagen hout. De figuur toont voorts een deel van een aansluitend deurkozijn 17, waarin een strook 18 van een 6 schuimend brandwerend materiaal is opgenomen.

Fig. 7 toont de deur 12 van fig. 6 met stijl 19, waarin een brandwerend materiaal 4 opgenomen in langsgroeven, die zich over nagenoeg de gehele dikte van de stijl 19 5 uitstrekken, zodat de stijl 19 althans in hoofdzaak de vorm van een laminaat vertoont, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de deur 12 twee lagen brandwerend materiaal 4 telkens zijn opgenomen tussen lagen hout. De figuur toont voorts een deel van een aansluitende deurpost 20, waarin een 10 strook 18 van een schuimend brandwerend materiaal is opgenomen.

De volgende proef toont de brandwerende werking van een deur volgens de uitvinding aan.

Voorbeeld 15 Een stompe deur 12 volgens de figuren 5 en 6 met afmetingen 940 x 1800 x 39 mm is samengesteld uit vurenhouten dorpels 13, 14 en stijlen 19 met een diepte van 4,5 cm en dekplaten 15 met een dikte van 3 mm, waartussen mineraalplaten 16 met een dikte van 33 mm zijn opgesloten. De 20 stroken 4 brandwerend materiaal in de dorpels 13, 14 en stijlen 19 zijn van een twee-componenten epoxy op basis van een polyethyleenamine. Het deurkozijn 17, 20 is van roodhout, waarin een opschuimende band 18 is opgenomen van 2 x 10 mm.

In een proef om te controleren of de deur 12 voldoet 25 aan de vigerende normen voor brandveiligheid, is deze aan een zijde blootgesteld geweest aan een standaard vuurhaard, waarbij de temperatuur aan de van de vuurhaard afgewende zijde van de deur en de doorbuiging van de deur op verschillende punten van het oppervlak daarvan werden gemeten 30 als functie van de tijd.

Gevonden is dat de temperatuur langs de zijkant en de onderzijde van de deur na 0, 10, 30, 45, 53, 55 en 73 minuten repectievelijk 19, 49, 71, 107, 139, 147 en 176 °C bedroeg.

De doorbuiging van de deur na 44 minuten bedroeg aan elk van 35 de vier hoeken 2 mm, en in het midden van het deuroppervlak 44 mm.

1032436

Claims (10)

1. Deur (8, 12) die ten minste langs één omtrekszijde is voorzien van een randhout (2, 19; 3, 13, 14), bijvoorbeeld een stijl (2, 19) of dorpel (3, 13, 14), met het kenmerk, dat het randhout (2, 19; 3, 13, 14) althans in hoofdzaak de vorm 5 van een laminaat vertoont, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de deur (12) ten minste een laag van een brandwerend materiaal (4) is opgenomen tussen respectieve lagen hout (5).

2. Deur (8, 12) volgens conclusie 1, met het kenmerk, 10 dat in het randhout (2, 19; 3, 13, 14) in de richting dwars op het hoofdvlak van de deur (8, 12) ten minste twee lagen van een brandwerend materiaal (4) zijn opgenomen tussen respectieve lagen hout (5).

3. Deur (8, 12) volgens een der conclusies 1-2, met het 15 kenmerk, dat het randhout (2, 19; 3, 13, 14) in hoofdzaak is samengesteld uit vuren- of grenenhout.

4. Deur (8) volgens een der conclusies 1-3, voorzien van een stabilisatiestrook (24) en een steunlat (25) daarvoor met het kenmerk, dat de steunlat (25) de vorm van een 20 laminaat vertonen, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de deur (8) ten minste een laag van een brandwerend materiaal (4) is opgenomen tussen respectieve lagen hout (7).

5. Deur (8) volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat 25 de steunlat (25) in hoofdzaak is samengesteld uit vuren- of grenenhout.

6. Deur (8) volgens een der conclusies 1-5, voorzien van glaslatten (6) voor het opnemen van een glaspaneel (9), met het kenmerk, dat de glaslatten (6) de vorm van een 30 laminaat vertonen, waarbij in een richting dwars op het hoofdvlak van de deur (8) ten minste een laag van een brandwerend materiaal (4) is opgenomen tussen respectieve lagen hout (7).

7. Deur (8) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat 1032436 de glaslatten (6) in hoofdzaak zijn samengesteld uit vuren-of grenenhout.

8. Deur {8, 12) volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het brandwerende materiaal (4) een epoxyhars is. 5

9. Deur (8, 12) volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de epoxyhars een twee-componenten epoxy op basis van een polyethyleenamine is.

10. Werkwijze voor het vervaardigen van naar keuze een randhout (2, 19; 3, 13, 14) voor een deur (12) volgens een 10 der conclusies 1-9, een steunlat (25) voor een deur volgens een der conclusies 4-5 of een glaslat (6) voor een deur (8) volgens een der conclusies 6-7, omvattend de stappen van (i) het verschaffen van een langwerpig houtlichaam en het bewerken daarvan tot een halfproduct (11) voor 15 respectievelijk een randhout (2, 19; 3, 13, 14), een steunlat (25) of een glaslat (6), voorzien van ten minste één langsgroef (21) met een zodanige diepte dat deze langsgroef (21) zich ten dele uitstrekt tot in voor het te vervaardigen eindproduct overtollig houtmateriaal (23), 20 (ii) het vullen van de langsgroef (21) met een hardbaar vloeibaar brandwerend materiaal (iii) het doen harden van het vloeibare materiaal, en (iv) het verwijderen van het overtollige houtmateriaal (23) en van door dat materiaal omsloten overtollig 25 brandwerend materiaal, op zodanige wijze dat respectievelijk randhout (2, 19; 3, 13, 14), een steunlat (25) of een glaslat (6) met een laminaatstructuur wordt verkregen. 1032436