NL2023970B1 - Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan - Google Patents

Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan Download PDF

Info

Publication number
NL2023970B1
NL2023970B1 NL2023970A NL2023970A NL2023970B1 NL 2023970 B1 NL2023970 B1 NL 2023970B1 NL 2023970 A NL2023970 A NL 2023970A NL 2023970 A NL2023970 A NL 2023970A NL 2023970 B1 NL2023970 B1 NL 2023970B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sill
frame
coating
wooden
protective layer
Prior art date
Application number
NL2023970A
Other languages
English (en)
Other versions
NL2023970A (nl
Inventor
Herman Marie Hendriks Patrick
Original Assignee
Hendriks Holding Bv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hendriks Holding Bv filed Critical Hendriks Holding Bv
Publication of NL2023970A publication Critical patent/NL2023970A/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL2023970B1 publication Critical patent/NL2023970B1/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/70Sills; Thresholds
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/04Frames for doors, windows, or the like to be fixed in openings
    • E06B1/06Wooden frames
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/96Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
    • E06B3/9632Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings between a jamb and the threshold or sill of window or door frames
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B3/00Window sashes, door leaves, or like elements for closing wall or like openings; Layout of fixed or moving closures, e.g. windows in wall or like openings; Features of rigidly-mounted outer frames relating to the mounting of wing frames
    • E06B3/96Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings
    • E06B3/984Corner joints or edge joints for windows, doors, or the like frames or wings specially adapted for frame members of wood or other material worked in a similar way
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/04Frames for doors, windows, or the like to be fixed in openings
    • E06B1/34Coverings, e.g. protecting against weather, for decorative purposes
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E06DOORS, WINDOWS, SHUTTERS, OR ROLLER BLINDS IN GENERAL; LADDERS
    • E06BFIXED OR MOVABLE CLOSURES FOR OPENINGS IN BUILDINGS, VEHICLES, FENCES OR LIKE ENCLOSURES IN GENERAL, e.g. DOORS, WINDOWS, BLINDS, GATES
    • E06B1/00Border constructions of openings in walls, floors, or ceilings; Frames to be rigidly mounted in such openings
    • E06B1/70Sills; Thresholds
    • E06B1/702Window sills

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Wood Science & Technology (AREA)
  • Wing Frames And Configurations (AREA)
  • Door And Window Frames Mounted To Openings (AREA)

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kozijn omvattende twee houten deurstijlen, een houten bovendorpel, en een onderdorpel die niet geverfd dient te worden. Voorafgaand aan het verven van het kozijn is de onderdorpel al gemonteerd aan de andere houten delen middels een deuvelverbinding, waarbij de onderdorpel is afgedekt met een laag die beschermt tegen de verf. Met deze werkwijze hoeven er na het verven veel minder handelingen plaats te vinden met het kozijn.

Description

KOZIJN EN WERKWIJZE VOOR HET VERVAARDIGEN DAARVAN De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een kozijn, op een dorpel, en op een kozijn met een dergelijke dorpel.
Kozijnen voor ramen en deuren bevatten normaliter twee stijlen, een bovendorpel en een onderdorpel. Deze elementen zijn met elkaar verbonden, waardoor een rechthoek ontstaat waar het raam of de deur in past. Een dergelijk kozijn kan deel uitmaken van een groter geheel, bijvoorbeeld wanneer er meerdere ramen en/of deuren aan elkaar grenzen. Wanneer een deurkozijn of raamkozijn eenmaal geplaatst is in een muur, dan zijn de stijlen in hoofdzaak verticaal gemonteerd en de dorpels in hoofdzaak horizontaal. Het is echter niet gebruikelijk om een dergelijk kozijn ter plaatse te vervaardigen uit de stijlen en de dorpels (bijvoorbeeld op een bouwlocatie). De assemblage en het verven van het kozijn vinden bij voorkeur plaats in een fabriek, omdat daar alle middelen bijeengebracht kunnen worden om op een gecontroleerde en efficiënte manier kozijnen te assembleren en te verven.
Wanneer het deur- of raamkozijn louter uit houten elementen bestaat, dan wordt het kozijn na assemblage in zijn geheel door een verfstraat geleid. Aangezien onderdorpels liggende delen zijn die veel te lijden hebben van weersinvloeden, en — als het om deuren gaat — van mechanische impact, worden deze tegenwoordig vaak niet uit hout vervaardigd, maar uit een kunstmatig materiaal zoals bijvoorbeeld kunststof of composiet. Een voordeel van dergelijke niet-natuurlijke materialen is dat deze niet geverfd hoeven te worden en dat ze slijtvaster zijn dan hout. Dit brengt in het verfproces echter wel de complicatie met zich mee dat de onderdorpel niet door de verfstraat mag. In conventionele werkwijzen wordt dit opgelost door een dorpel van een niet-natuurlijk materiaal pas ná de verfbehandeling te verbinden met de stijlen.
Aan deze werkwijze klieven echter nadelen. Voorafgaand aan de verfbehandeling dient er namelijk voor de stevigheid van het kozijn tijdens het intern transport een tijdelijke houten lat (hulplat) gemonteerd te worden op de plaats waar normaal de onderdorpel zou zitten. Deze werkwijze leidt er toe dat er na het verven nog allerlei fysieke operaties op het kozijn moeten worden uitgevoerd voordat de afmontage kan beginnen (onder de afmontage wordtverstaan de montage van alle onderdelen die niet van hout zijn, zoals ramen, en hang- en sluitwerk, glaslatten, kitten, rubbers). De fysieke operaties die tussen het verven en de afmontage moeten geschieden vallen onder de zogenaamde “pre-afmontage”: het kozijn komt hangend uit de verfstraat en moet neergelegd worden (na een periode van uitharding die veel tijd kost}, de tijdelijke lat moet verwijderd worden, de onderdorpel moet gemonteerd worden met schroeven, en het kozijn moet worden teruggehangen. Dit alles moet ook nog eens gebeuren zonder de verf te beschadigen.
Een ander nadeel van conventionele assemblage- en verfprocessen is dat er nóg een stap moet worden uitgevoerd tijdens de zgn. pre-afmontage: het aanbrengen van een afdekking op de onderdorpel die de onderdorpel beschermt tegen fysieke/mechanische impact als gevolg van bijvoorbeeld stoten. De onderdorpel is namelijk een kwetsbaar onderdeel van het kozijn, met name indien deze vervaardigd is uit steen of een composietmateriaal. Deze materialen staan er om bekend dat ze weliswaar slijtvast zijn, maar ook makkelijk kunnen breken, bijvoorbeeld door stoten. Doordat ze ook nog een hoge dichtheid hebben, kan het kozijn als geheel bijzonder zwaar worden en daardoor lastig te hanteren zijn. Het verplaatsen/vervoeren van dergelijke kozijnen is daardoor riskant, en gebruikers zijn daarom gebaat bij een goedbeschermde onderdorpel. In conventionele processen wordt de bescherming van de onderdorpel aangebracht na het verven, dit is bijvoorbeeld een kap die vastgeklikt wordt. Dit betekent dat er nog meer handelingen moeten worden uitgevoerd op het geverfde kozijn — handelingen die extra tijd kosten en risico geven op beschadigingen. Bovendien maakt een dergelijke kap dat het kozijn lastig te hanteren is, omdat de kap niet goed vastgemaakt kan worden (vastschroeven aan het kozijn leidt tot permanente zichtbare beschadigingen aan het kozijn).
Het is derhalve een doel van de uitvinding om de bovengenoemde nadelen te verminderen of zelfs te voorkomen. Het is in het bijzonder een doel om helemaal geen pre-afmontage meer te hebben, zodat een geverfd kozijn verticaal kan blijven hangen en door kan naar transport zonder dat het in de tussentijd horizontaal gelegd hoeft te worden.
Dit doel wordt bereikt door te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van een raam- of deurkozijn omvattende twee houten stijlen, eenhouten bovendorpel, en een onderdorpel die geheel of gedeeltelijk niet uit hout isgemaakt, waarbij de werkwijze de volgende stappen omvat:
1) het voorzien in twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel
(4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6) - is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en
- is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2); daarna
2) het bevestigen van elk van de twee neuten (6) aan het eerste uiteinde (2a)
van een van de twee stijlen (2), en het bevestigen van de bovendorpel (3) aan het tweede uiteinde (2b) van de twee stijlen (2), zodat een kozijn (1) ontstaat dat een deur of raam in zijn geheel kan omsluiten; en
3) het onderwerpen van het kozijn (1) uit stap 2) aan een behandeling voor het aanbrengen van een coating,
met het kenmerk datvoorafgaand aan de behandeling voor het aanbrengen van een coating de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermlaag (8) die verhindert dat de coating op de onderdorpel komt tijdens de behandeling, waarbij - de beschermlaag (8) reeds aanwezig is op de onderdorpel (4) waarin voorzien wordt in stap 1); en - de onderdorpel (4) middels een deuvelverbinding wordt verbonden met de twee stijlen (2). Figuur 1 laat een kozijn zien dat met een werkwijze van de uitvinding kan worden vervaardigd.
Figuur 2 laat een onderdorpel zien die in een werkwijze van de uitvinding kan worden toegepast.
Figuur 3 geeft schematisch de werkwijze van de uitvinding weer, afgezet tegen een conventionele werkwijze.
Een kozijn volgens de uitvinding is gewoonlijk een kozijn voor een deur {deurkozijn} of voor een raam (raamkozijn). Figuur 1 laat een deurkozijn zien dat met de werkwijze van de uitvinding vervaardigd kan worden. Dit kozijn omvat twee stijlen (2), een bovendorpel (3) en een onderdorpel (4). De stijlen hebben een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b), die verbonden zijn met respectievelijk de onderdorpel (4) en de bovendorpel (3). De onderdorpel (4) omvat een paneel (5) met daarop een profilering (5a) en twee neuten (6). De beschermlaag is niet meer aanwezig op de onderdorpel in Figuur 1.
Een deurkozijn kan bijvoorbeeld toepassing vinden bij tuindeuren, een schuifpui of deur met zijlicht. De toepassing van dergelijke deurkozijnen en raamkozijnen vindt bij voorkeur plaats in buitenmuren. Dit betekent dat ten minste een gedeelte van het kozijn zich in de buitenlucht bevindt. Deze kozijnen worden dan in het algemeen buitenkozijnen genoemd. De onderdorpels van deze deur- en raamkozijnen staan bijzonder veel bloot aan weersinvloeden, omdat ze horizontaal liggen en daardoor lang nat blijven na regen; en omdat ze veel zon vangen (een bovendorpel bevindt zich bijvoorbeeld vaker in de schaduw), Nattigheid veroorzaakt eerder rotting van een dorpel; en veel zon zorgt voor een snelle veroudering van verf op de dorpel. In plaats van een houten onderdorpel met een laklaag wordt daarom vaak gekozen voor een dorpel die in hoofdzaak niet van hout is en ook geen verf nodig heeft. Gebruikte materialen zijn bijvoorbeeld een bepaalde steensoort, een composietmateriaal of een kunststof. Een dergelijke onderdorpel bevat naast het horizontale gedeelte twee opstaande blokjes (neuten) die het onderste stuk vormen van de stijlen. Dit onderste stuk (inclusief de hechting met de horizontale ligger) is namelijk ook erg gevoelig voor de heersende buitencondities.
Onderdorpels die in een werkwijze volgens de uitvinding worden gebruikt, zijn voor ten minste een gedeelte niet uit hout gemaakt. In het bijzonder bevatten de onderdorpels materialen waarvan het niet gewenst is dat ze bedekt worden met een coating (met name dat ze overschilderd worden), of in ieder geval niet met het coatingmateriaal (in het bijzonder de verf) die gebruikt wordt voor de houten componenten van een kozijn. Dergelijke onderdorpels kunnen bijvoorbeeld geheel of gedeeltelijk vervaardigd zijn uit een materiaal gekozen uit de groep vansteen (bijvoorbeeld natuursteen}, beton, een metaal (in het bijzonder aluminium), een legering van een metaal, een composiet materiaal en een kunststof.
Een composiet materiaal voor dorpels kan vervaardigd worden uit cement met één of meerdere vulstoffen, bij voorkeur anorganische vulstoffen zoals 5 gemalen steen; of uit een organische hars (bijvoorbeeld een polyesterhars die onverzadigd polyester in styreen omvat) met één of meerdere organische of anorganische vulstoffen zoals een vulstof gekozen uit de groep van meel, calciumcarbonaat, aluminiumtrihydroxide en gemalen steen.
Uitharding in een mal levert dan een materiaal op met eigenschappen die steen ook heeft. Ook kan het vervaardigd worden uit twee of meer soorten cement die na uitharding in een mal een materiaal opleveren met de eigenschappen van steen. Dergelijke composiet-materialen hebben de duurzaamheid, de uitstraling, het uiterlijk, en de sterkte van steen, maar zijn wel homogener/uniformer van samenstelling dan steen. Ook zijn ze makkelijker in de gewenste vorm te vervaardigen.
Kunststoffen die voor dorpels gebruikt kunnen worden, zijn bijvoorbeeld polyolefines (met name polyethyleen en polypropyleen) en polyamides (bijvoorbeeld een aramide en een nylon), al dan niet vezelversterkt. Het kan ook om een dorpel gaan die in wezen van hout is, maar die vaste onderdelen op en/of in het hout heeft die niet van hout zijn.
In een werkwijze volgens de uitvinding is de onderdorpel een paneel met daarop twee neuten. De neuten en het paneel zijn vaak van hetzelfde materiaal, maar kunnen ook van verschillende materialen zijn. Het paneel heeft een profilering waar een deur of een raam op kan aansluiten. In het geval van een deurkozijn vormt het hiermee de daadwerkelijke drempel (de profilering is dan geschikt gemaakt om als loopzijde van de onderdorpel te dienen); in het geval van een raamkozijn vormt het hiermee de horizontale ligger. De neuten zijn een soort blokjes die op de zijde met de profilering bevestigd zijn, en daar op aansluiten door middel van een negatief reliëf ten opzichte van de profilering. Bij de vervaardiging van het kozijn worden de stijlen aan de neuten bevestigd. Hiertoe zijn de neuten zodanig vormgegeven dat ze kunnen aansluiten op een uiteinde van een houten stijl. Dat wil zeggen dat de kopse kant van de stijl aansluit op de neut (normaliter zijn dit twee platte oppervlakken die tegen elkaar aan zitten).
Hiertoe komt de vorm van de doorsnede van de neut normaliter overeen met die van de stijl, zodat beide in elkaars verlengde doorlopen, en de suggestie van één enkel element gewekt wordt.
De neuten kunnen aan het paneel bevestigd zijn middels een lijmverbinding, een schroefverbinding of een deuvelverbinding. Het is ook mogelijk dat de neuten met het paneel samen de dorpel als één geheel vormen, bijvoorbeeld doordat de dorpel vervaardigd is met een mal die de negatieve vorm van de dorpel in zich heeft.
Een dorpel kan ook meer dan twee neuten hebben, bijvoorbeeld wanneer er op de dorpel meerdere deuren en/of ramen worden geplaatst. Op deze manier kunnen raam- en deurpartijen met uiteenlopende samenstellingen en maatvoeringen worden vervaardigd. Als er in het kader van de uitvinding hier een bovendorpel en een onderdorpel beschreven worden, dan zijn daarbij inbegrepen bovendorpels en onderdorpels die zich uitstrekken over meerdere deuren en/of ramen; en dus zijn ook inbegrepen dorpels met drie of meer neuten.
Een onderdorpel (4) die gebruikt kan worden in een werkwijze volgens de uitvinding is gedeeltelijk weergegeven in Figuur 2. Deze omvat een paneel (5) met een profilering (5a). Op deze profilering (5a) is een neut (6) bevestigd. Een uiteinde (2a) van de stijl (2) van het kozijn (1) is weergegeven op korte afstand van deze neut (6), en is zodanig vormgegeven dat deze kan aansluiten op de neut (6). De bevestiging van de stijl (2) met de neut (6) kan gerealiseerd worden middels deuvels (7). De beschermlaag (8) is aanwezig op de onderdorpel (4). Voor de overzichtelijkheid is deze laag slechts gedeeltelijk weergegeven; hij kan in principe de gehele onderdorpel (4) bedekken.
In een werkwijze van de uitvinding wordt het kozijn geassembleerd door de beide dorpels te bevestigen aan de twee stijlen. Hiertoe wordt elke stijl met het eerste uiteinde aan een neut van de onderdorpel bevestigd (elke stij! aan één neut), en met het tweede uiteinde aan de bovendorpel, zodat een rechthoekige vorm ontstaat die een raam of deur kan omsluiten.
De bevestiging aan de bovendorpel kan plaatsvinden aan elk van de uiteinden van de bovendorpel, maar ook op een positie die niet aan het einde van de bovendorpel zit, bijvoorbeeld als de bovendorpel verder loopt over een naburig raam of een naburige deur en daarmee ook een kozijn vormt. Er ontstaat bij dezeassemblage in ieder geval één kozijn dat een deur of raam in zijn geheel kan omsluiten, ongeacht of de onder- en bovendorpels meerdere deuren en/of ramen omsluiten.
Een stij! wordt aan een dorpel bevestigd middels een of meer deuvels (resulterend in een deuvelverbinding), eventueel aangevuld met lijm en/of dubbelzijdige tape. Bij een deuvelverbinding zijn zowel de stijl als de dorpel! voorzien van doodlopende gaten; deze gaten zijn zodanig vormgegeven dat ze optimaal zijn afgestemd op het opnemen van een bepaalde deuvel (i.e. op het inserteren van de deuvel in het gat), waardoor een goede grip wordt verkregen, en dus een sterke verbinding.
In conventionele werkwijzen voor het maken van deur- of raamkozijnen waarbij de onderdorpel geheel of gedeeltelijk uit een kunstmatig materiaal is vervaardigd (e.g. kunststof of composiet}, wordt de onderdorpel pas ná het verven/coaten met de houten stijlen verbonden. Indien de onderdorpel al vóór de verfbehandeling verbonden zou worden met de stijlen, dan zou verhinderd moeten worden dat de dorpel tijdens de verfbehandeling in contact komt met de vert, bijvoorbeeld door hem af te dekken. Hoewel het tijdelijk afdekken van onderdelen een gebruikelijk hulpmiddel is bij het selectief aanbrengen van vert, zou het zeer nadelig zijn om dit hulpmiddel in te zetten als het gaat om een dorpel in een kozijn.
Indien dit tijdelijk afdekken van de dorpel toch gedaan zou worden, dan zou het aanbrengen van de tijdelijke afdekking enerzijds kunnen geschieden wanneer de dorpel al aan de stijlen is gemonteerd, en anderzijds vóórdat de dorpel aan de stijlen is gemonteerd (i.e. de losse dorpel zou dan eerst afgedekt worden). Aan beide gevallen kleven echter nadelen. In het eerste geval zou het productieproces in de fabriek zeer worden vertraagd, omdat het aanbrengen van de afdekking gaande het productieproces zou moeten worden gerealiseerd. De afdekking zou geen enkele kier mogen bevatten (zeker bezien in het licht van zeer laag-viskeuze primers die vaak gebruikt worden en die makkelijk in kieren kunnen kruipen) en zou derhalve met grote zorg dienen te worden aangebracht. Deze stap zou voor onacceptabele vertraging op de productielijn zorgen. Dit probleem zou weliswaar ondervangen kunnen worden door de werkwijze van het tweede geval toe te passen (want dorpels kunnen zo buiten de productielijn om worden voorzien van de afdekking, bijvoorbeeld reeds bij hun vervaardiging}, maar bij de bevestigingvan zo’n dorpel aan de houten stijlen zou de afdekking doorgeprikt worden door schroeven die van onderen door de dorpel heen worden geschroefd. Dit doorprikken leidt tot een vrije doorgang voor verf waardoor de dorpel alsnog besmet zou raken met verf — verf kan dan immers passeren door het ontstane gat en zo alsnog op de dorpel terechtkomen. Dit geldt in het bijzonder voor zeer laag-viskeuze primers die vaak gebruikt worden en die zeer makkelijk in het ontstane gat kunnen kruipen, zelfs wanneer een dergelijk gat zich onderaan een hangend kozijn bevindt. Bovendien kan een dergelijk gat makkelijk gevormd worden met rafelranden rondom die kunnen dienen als reservoir waarin coating zich ophoopt. Op deze plaatsen blijft de coating dan langer vloeibaar dan coating die op het kozijn zelf is aangebracht, hetgeen ongewenst is.
Het gebruik van deuvels in plaats van schroeven maakt het echter wèl mogelijk om een dorpel te gebruiken die reeds voorzien is van een beschermlaag vóórdat deze aan de houten stijlen wordt bevestigd. Een deuvelverbinding is namelijk een zgn. “blinde” verbinding die geen gebruik maakt van gaten die door het buitenoppervlak gaan. Wanneer deze verbinding wordt toegepast om de dorpel met beschermlaag aan de stijlen te verbinden, vindt er, in tegenstelling tot een schroefverbinding, geen penetratie plaats van de beschermlaag. Hiermee wordt het derhalve ook mogelijk om het kozijn na assemblage in zijn geheel door een vertstraat te leiden zónder dat de onderdorpel verf op zich krijgt.
Met het naar voren halen van de stap van het assembleren van de onderdorpel aan de rest van het kozijn (i.e. assembleren vóór verven}, worden verscheidene voordelen verkregen. Er hoeven allereerst minder assemblagestappen plaats te vinden ná het coaten (verven) van het kozijn. De hulplat die in conventionele werkwijzen tijdelijk gemonteerd wordt op de plaats waar later de onderdorpel komt (t.b.v. de stevigheid van het kozijn tijdens het verven en het intern transport) is bijvoorbeeld niet meer nodig en de uiteindelijke onderdorpel hoeft niet bevestigd te worden na het verven. Er is dus helemaal geen pre-afmontage meer nodig indien de werkwijze van de uitvinding gevolgd wordt.
Dit brengt ook met zich mee dat er een stuk minder met het geverfde kozijn gemanoeuvreerd hoeft te worden, want de pre-afmontage vereist ook dat het verticaal hangende kozijn eerst horizontaal wordt gelegd, en later weer verticaal wordt teruggehangen. Het afwezig zijn van de pre-afmontage bespaart veel tijd enmankracht. Bovendien wordt de kans op beschadigingen aan het geverfde kozijn sterk gereduceerd, omdat de handelingen die beschadigingen aan de verf kunnen veroorzaken uitgevoerd worden vóórdat de verf wordt aangebracht. Een werkwijze volgens de uitvinding heeft voorts als voordeel dat de dorpel compleet met beschermlaag wordt ingebracht in het kozijn- assemblageproces. Op deze wijze kan de dorpel als zodanig voorzien worden van een beschermlaag zonder hindering van het kozijn en zonder dat het assemblageproces vertraagd wordt. Hiermee is het ook makkelijker om de dorpel van een hogere kwaliteit beschermlaag te voorzien.
Een ander voordeel van een deuvelverbinding van de twee stijlen met de onderdorpel is dat er geen zgn. koudebrug wordt geïntroduceerd in het kozijn, en er minder kans is op ophoping van vocht in de verbinding. Een schroef is veelal van metaal, hierop kan condens ontstaan. Bovendien kan een verbinding met een deuvel helemaal afgesloten worden als er ook nog lijm en/of een afdichtende foamtape wordt gebruikt op het grensvlak van de te verbinden delen.
Een deuvelverbinding wordt bij voorkeur gerealiseerd met kunststof deuvels, omdat deze een sterkere verbinding kunnen creëren dan houten deuvels. Een sterke verbinding is van groot belang, omdat onderdorpels van steen of composietmateriaal zware elementen zijn. Tijdens het aanbrengen van de coating (vide infra) hangt het kozijn gewoonlijk in een verticale stand aan de bovendorpel (zodat de onderdorpel onderaan hangt), waardoor er veel gewicht hangt aan de verbinding van zowel de onderdorpel als de bovendorpel met de twee stijlen. Plastic deuvels zijn dan in staat om het kozijn niet onder zijn eigen gewicht uit elkaar te laten vallen.
Nadat het kozijn geassembleerd is, ondergaat het een of meer coatingstappen. In een coatingstap wordt een laag van een coating aangebracht op het kozijn. In de praktijk betekent dit veelal dat er een verflaag wordt aangebracht. Dit kan handmatig met een kwast of spuit gebeuren; op industriële schaal gebeurt dit door het kozijn hangend door een spuiterij te leiden.
De eerste laag is gewoonlijk een primerlaag. Dit is een zeer dunne laag van een laag-viskeuze vloeistof. Daarna kunnen een of meer verdere verflagen volgen waarmee het kozijn onder meer van de uiteindelijke kleur wordt voorzien.
Voorafgaand aan het aanbrengen van de verf of coating wordt de dorpel voorzien van een beschermlaag.
Dit is een laag die verhindert dat de coating direct op de onderdorpel komt (i.e. ermee in contact komt) tijdens het aanbrengen van de coating.
De beschermlaag is reeds aanwezig op de onderdorpel bij aanvang van de werkwijze volgens de uitvinding (i.e. de onderdorpel waarin voorzien wordt in stap 1) bezit de beschermlaag). Indien dit niet zo zou zijn en de beschermlaag zou pas aangebracht worden op de productielijn, dan zou dit zeer vertragend werken in de productie.
Ondervanging hiervan door een voorraad van kozijnen met beschermde dorpels aan te leggen zou het probleem creëren dat er veel meer ruimte nodig is in de fabriek.
Bovendien zou dit het productieproces ongewenst complex maken.
Daarnaast is het niet mogelijk danwel zeer onpraktisch om een voorraad aan te leggen als de gebruikte dorpels speciaal op maat zijn gemaakt (wat meestal het geval is). De beschermlaag kan in principe elke afdekking zijn die verhindert dat de coating in contact komt met de dorpel.
De dorpel kan bijvoorbeeld ingepakt zijn met een folie waarbij de folie de dorpel losjes omsluit.
Bij het grensvlak van de neut met de stijl zal de folie echter strak tegen de neut aangedrukt moeten worden teneinde het inlekken van een nog vloeibare coating te voorkomen.
De beschermlaag is echter bij voorkeur een laag die strak tegen de dorpel aan zit.
Men kan er daardoor in principe op dezelfde manier mee omgaan als met een dorpel die geen beschermlaag heeft.
Ook wordt hiermee extra ophoping van coating (verf) vermeden.
Onregelmatig gevormde folie kan immers dienen als reservoir waarin coating zich ophoopt.
Op deze plaatsen blijft de coating langer vloeibaar dan coating die op het kozijn zelf is aangebracht.
Zeker wanneer de beschermlaag ook nog fungeert als bescherming tegen mechanische impact en derhalve aanwezig zal blijven tot aan de uiteindelijke plaatsing van het kozijn (vide infra), is het onwenselijk als er nog coating in vloeibare vorm aanwezig is.
Een dergelijke nauwsluitende laag kan verkregen worden door eerst een uithardbare vloeistof aan te brengen op die delen van de dorpel waar verhinderd moet worden dat de coating er op komt, waarna de vloeistof uithardt onder vorming van de beschermlaag.
Bij een dergelijke strakke beschermlaag ishet echter wel van belang dat de laag niet goed hecht aan de dorpel, want de laag moet makkelijk weer te verwijderen zijn.
Een materiaal dat makkelijk te verwijderen is, is bijvoorbeeld een polymeer met een hoog gehalte aan weekmakers (zoals bijvoorbeeld ftalaatverbindingen). Een polymeer dat bijvoorbeeld minimaal 30 massa% aan weekmakers omvat is meestal niet al te moeilijk handmatig te verwijderen. Een geschikt polymeer is bijvoorbeeld poly(vinylchloride) (PVC). Een geschikte beschermlaag van PVC op een dorpel bevat bij voorkeur minimaal 25 massa% aan weekmakers, in het bijzonder ftalaatverbindingen (bijvoorbeeld diisononylftalaat). Een dergelijke laag kan worden vervaardigd door een oplossing of suspensie van zeer fijne polymeerdeeltjes (bijvoorbeeld PVC-deeltjes) in een weekmaker (meestal een ftalaat, zoals bijvoorbeeld diüsononylftalaat) aan te brengen op de onderdorpel, waarna de suspensie wordt verhit, bijvoorbeeld tot een temperatuur in het bereik van 160-200 °C. De polymeerdeeltjes lossen zo op in de weekmaker en er ontstaat een gel. Na afkoelen vormt zich een permanent "plasticized PVC” op de dorpel.
Het aanbrengen kan gedaan worden door de dorpel onder te dompelen in de uithardbare vloeistof (bijvoorbeeld de suspensie met PVC-deeltjes), of door de uithardbare vloeistof op de dorpel te smeren of te spuiten, bijvoorbeeld met een kwast of een spuitpistool. In het geval van onderdompelen kan de gehele dorpel, inclusief de neuten, in de uithardbare vloeistof worden gedompeld. Het oppervlak van de neut dat tegen de stijl aan komt kan ook ondergedompeld worden, maar dit oppervlak kan ook als enige oppervlaktegedeelte vrijgehouden worden van de suspensie of oplossing (en uiteindelijk van de beschermlaag).
Naast ftalaten kunnen er ook andere weekmakers gebruikt worden. Ze kunnen gekozen worden uit de groep van alkylsulfonzure esters van fenol met bijvoorbeeld C10-C21-alkylgroepen; di-isononylester van 1,2-cyclohexaandicarbonzuur; esters van isosorbide; en trialkylesters van citroenzuur (al dan niet voorzien van acetylgroepen, zoals acetyl-tri-n-butylcitraat, acetyl-tri-2-ethylhexylcitraat, triethylcitraat, tributylcitraat of tripentylcitraat).
Een ander materiaal dat makkelijk te verwijderen is, betreft bijvoorbeeld siliconen. Dit zijn polymeren met een keten van alternerende zuurstofatomen en siliciumatomen. Op de ketens zijn functionalisaties mogelijk met verscheidenechemische groepen. De mate van hechting aan de dorpel kan gestuurd worden door de hoeveelheid weekmakers en de aard van de functionele groepen. Een beschermlaag met siliconen wordt normaliter gemaakt uit siloxaan-monomeren. Dit kunnen verbindingen zijn die één siloxaangroep per molecuul bevatten, maar ook verbindingen die twee of meer siloxaangroepen per molecuul bevatten. Een siloxaangroep (zoals bijvoorbeeld een methoxysilaan of een ethoxysilaan) in een siloxaan-monomeer kan in het bijzonder verbonden zijn met een keten die een polyether omvat. Ook kunnen twee of meer siloxaangroepen met elkaar verbonden worden middels een keten die een polyether omvat. In dit laatste geval ontstaat na polymerisatie een poly(siloxaan) dat polyether cross-links omvat.
Een dergelijke beschermlaag die als een coating direct op de dorpel zit, heeft normaliter een gemiddelde dikte in het bereik van 50 um-15 mm, in het bijzonder in het bereik van 200 um-8.0 mm, meer in het bijzonder in het bereik van 500 um-5.0 mm, en nog meer in het bijzonder in het bereik van 800 um- 30mm.
Het is ook mogelijk dat de beschermlaag van een zacht materiaal is dat niet uithardt, bijvoorbeeld een olie of een smeerbare pasta. Na het aanbrengen van de coating op het kozijn kan het zachte materiaal van het oppervlak afgeveegd worden, inclusief de coating die op het zachte materiaal is aangebracht. Een dergelijke laag is echter minder effectief om mechanische impact op de dorpel op te vangen.
Zoals hierboven genoemd is de beschermlaag een tijdelijke laag. Voordat het kozijn definitief geplaatst wordt in een muur, dient de beschermlaag verwijderd te worden. Dit gebeurt in ieder geval na stap 3). Een werkwijze volgens de uitvinding wordt derhalve optioneel gevolgd door het verwijderen van de beschermlaag. Figuur 1 laat bijvoorbeeld een kozijn zien dat met de werkwijze van de uitvinding is vervaardigd, waarna de beschermlaag is verwijderd.
Het verwijderen kan plaatsvinden direct na stap 3 (het aanbrengen van een coating). De coating is dan nog niet goed uitgehard. Het kan ook wat later, bijvoorbeeld nadat de coating is uitgehard maar voordat het kozijn verder getransporteerd wordt, bijvoorbeeld naar een afnemer of een bouwlocatie.
Het heeft echter meer voordelen als de beschermlaag pas verwijderd wordt vlak voordat het kozijn daadwerkelijk geplaatst wordt in een muur (i.e. vlakvoordat het daarmee duurzaam verbonden wordt). Het is ook voordelig om het pas ná de plaatsing te verwijderen (in geval van een nieuw huis, kan dit zelfs pas zijn als de verhuizing achter de rug is). Dit is omdat de beschermlaag de onderdorpel niet alleen beschermt tegen de aan te brengen coating, maar ook tegen fysieke/mechanische impact (die in het bijzonder ook tijdens verhuizen plaatsvindt). De onderdorpel is namelijk een kwetsbaar onderdeel van het kozijn, met name indien deze vervaardigd is uit steen of een composietmateriaal. Deze materialen staan er om bekend dat ze weliswaar slijtvast zijn, maar ook makkelijk kunnen breken, bijvoorbeeld door stoten. Doordat ze ook nog een hoge dichtheid hebben, kan het kozijn als geheel bijzonder zwaar worden en daardoor lastig te hanteren zijn. Het verplaatsen/vervoeren van dergelijke kozijnen is daardoor riskant, en gebruikers zijn daarom gebaat bij een goedbeschermde onderdorpel. De beschermlaag die is aangebracht op de dorpel heeft zo een dubbele functie: naast het beschermen tegen de verf beschermt de laag ook tegen mechanische impact.
Indien er een bescherming nodig is tegen mechanische impact, dan wordt daar in conventionele processen in voorzien door de bescherming op de onderdorpel aan te brengen nadat het kozijn geverfd is. Dit betekent dat er nóg een stap wordt toegevoegd aan de zgn. pre-afmontage. Bovendien is een dergelijke bescherming veelal een apart element (bijvoorbeeld een kap) dat niet goed vastgemaakt kan worden aan de dorpel, wat het kozijn als geheel lastig te hanteren maakt. Vastschroeven aan het kozijn leidt bijvoorbeeld tot permanente zichtbare beschadigingen aan het kozijn.
Een werkwijze volgens de uitvinding heeft echter het voordeel dat deze montagestap na het verven ontbreekt, omdat de bescherming al voor het coaten (verven) wordt aangebracht. Bovendien kan met de methode volgens de uitvinding betrekkelijk eenvoudig een bescherming aangebracht worden die strak tegen de dorpel aan zit. Dit maakt het kozijn als het na assemblage uit de fabriek komt een stuk beter hanteerbaar.
Een bijkomend voordeel van het gebruik van deuvels (ten opzichte van schroeven) is dat er een geheel gesloten verbinding tussen twee elementen van het kozijn gemaakt kan worden. Waar schroeven een zogenaamde koudebrug vormen, heeft een gesloten verbinding met deuvels dat niet. Bovendien kan er meteen dergelijke gesloten verbinding geen water in de verbinding komen, waardoor de kans op houtrot verminderd wordt. Een werkwijze volgens de uitvinding maakt het dus mogelijk om een duurzamer kozijn te produceren.
Bij het maken van een verbinding tussen twee kozijnelementen wordt naast deuvels gewoonlijk ook gebruik gemaakt van een lijm. Dit dient niet zozeer het verkrijgen van een stevige verbinding, maar meer het verkrijgen van een goede (waterdichte) afsluiting van de verbinding. De lijm die hiervoor bij voorkeur gebruikt wordt, is een specifieke lijm die uithardt uit onder invloed van vocht.
Verder bevat de lijm geen oplosmiddel! of water, en vormt deze tijdens het uithardingsproces geen gassen. Hierdoor is er zeer weinig krimp of zwelling van de lijm en ontstaan er geen holtes in de lijmlaag. Dergelijke lijm wordt bij voorkeur gebruikt vóórdat het kozijn geverfd wordt. Het gebruik van deze lijm om een onderdorpel aan geverfde stijlen te bevestigen is ongewenst, omdat de lijm tussen de neut en de stijl vaak enigszins naar buiten loopt en verwijderd (afgemest) moet worden. Aangezien dergelijke lijmen veelal een dekkende kleur hebben en dus na uitharden zichtbaar aanwezig blijven, worden ze met grote voorkeur niet meer gebruikt ná het verven.
Lijmen die na het verven wel gebruikt kunnen worden, geven echter een minder goede afsluiting van de verbinding. In de conventionele praktijk wordt er daarom vaak niet eens een echte lijm gebruikt, maar een bevestiging middels een dubbelzijdig-plakkende manchet. Het is niet praktisch om voor elk type stijl manchetten op voorraad te hebben die qua vorm overeen komen met de doorsnede van de stijl en de neut. Daarom moeten na de bevestiging van de onderdorpel de uitstekende stukken van dergelijke manchetten worden afgesneden. Dit voegt een extra stap toe aan de pre-afmontage, hetgeen ongewenst is. Het is dus een voordeel van een werkwijze volgens de uitvinding dat voor alle verbindingen in het kozijn dezelfde specifieke lijm gebruikt kan worden. Ook dit draagt dus bij aan een hogere duurzaamheid van het kozijn als het kozijn met een werkwijze volgens de uitvinding vervaardigd wordt.
Figuur 3 geeft een overzicht weer van een werkwijze van de uitvinding, afgezet tegen een conventionele werkwijze. Dit illustreert de bovengenoemde voordelen. Er volgt bijvoorbeeld direct uit deze Figuur dat er geen tijdelijke lat gemonteerd hoeft te worden in de assemblage, dat er een insluitbank gebruikt kanworden om de onderdorpel met deuvels te bevestigen, en dat de pre-afmontage geheel ontbreekt.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een onderdorpel (4) die geheel! of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij 1) de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6) - is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en - is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2); 2) de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermlaag (8) die verhindert dat er coating op de onderdorpel (4) komt wanneer de onderdorpel onderdeel is van een kozijn dat een behandeling voor het aanbrengen van een coating ondergaat.
De beschermlaag op een onderdorpel volgens de uitvinding bevat bijvoorbeeld een poly{vinyichloride), bij voorkeur in combinatie met een weekmaker. De beschermlaag kan ook een siloxaan omvatten. Dit kan een poly(siloxaan) zijn, maar ook een siloxaan-gefunctionaliseerd polymeer, in het bijzonder een methoxysilaan- of ethoxysilaan-gefunctionaliseerde polyether.
De uitvinding heeft voorts betrekking op een kozijn (1) dat een raam of deur in zijn geheel kan omsluiten, omvattende twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) zoals hierboven omschreven, waarbij 1) elk van de twee neuten (6) bevestigd is aan het eerste uiteinde (2a) van een van de twee houten stijlen (2); 2) de bovendorpel (3) bevestigd is aan het tweede uiteinde (2b) van de twee houten stijlen (2); 3) de onderdorpel (4) met een deuvelverbinding is verbonden met de twee stijlen (2).
Een kozijn volgens de uitvinding kan behandeld worden met een coating, zodat de stijlen en de bovendorpel bedekt zijn met een coating, in het bijzonder een verf.
In een kozijn volgens de uitvinding is de onderdorpel met een deuvelverbinding verbonden met de twee stijlen.
De deuvels in een dergelijke verbinding zijn bij voorkeur vervaardigd uit een kunststof.

Claims (14)

Conclusies
1. Werkwijze voor het vervaardigen van een kozijn (1) omvattende twee houten stijlen (2), een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, de werkwijze omvattende de stappen 1) het voorzien in twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6) - is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en - is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2); daarna 2) het bevestigen van elk van de twee neuten (6) aan het eerste uiteinde (2a) van een van de twee stijlen (2), en het bevestigen van de bovendorpel (3) aan het tweede uiteinde (2b) van de twee stijlen (2), zodat een kozijn (1) ontstaat dat een deur of raam in zijn geheel kan omsluiten; en 3) het onderwerpen van het kozijn (1) uit stap 2) aan een behandeling voor het aanbrengen van een coating, met het kenmerk dat voorafgaand aan de behandeling voor het aanbrengen van een coating de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermlaag (8) die verhindert dat de coating op de onderdorpel komt tijdens de behandeling, waarbij - de beschermlaag (8) reeds aanwezig is op de onderdorpel (4) waarin voorzien wordt in stap 1); en - de onderdorpel (4) middels een deuvelverbinding wordt verbonden met de twee stijlen (2).
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de onderdorpel (4) geheel of gedeeltelijk is vervaardigd uit een materiaal gekozen uit de groep van steen, beton, metaal (in het bijzonder aluminium), een legering van een metaal, een composiet materiaal en een kunststof.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de deuvelverbinding een deuvelverbinding is met kunststof deuvels (7).
4. Werkwijze volgens een der conclusies 1-3, waarbij de beschermlaag (8) is vervaardigd door eerst een uithardbare vloeistof aan te brengen op die delen van de onderdorpel (4) waar verhinderd moet worden dat de coating er op komt, waarna de vloeistof uithardt onder vorming van de beschermlaag (8).
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de uithardbare vloeistof een suspensie of oplossing is van een polymeer, in het bijzonder poly(vinylchloride), in een weekmaker.
6. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij de uithardbare vloeistof een of meer siloxaan-monomeren omvat, in het bijzonder een siloxaan-monomeer die een polyethergroep omvat.
7. Werkwijze volgens een der conclusies 1-8, waarbij de waarbij de onderdorpel (4) een materiaal omvat waarvan het niet gewenst is dat het bedekt wordt met een coating, in het bijzonder met de coating die wordt aangebracht op de houten stijlen en de houten bovendorpel van het kozijn.
8. Werkwijze volgens een der conclusies 1-7, gevolgd door het verwijderen van de beschermlaag (8).
9. Onderdorpel (4) die geheel of gedeeltelijk niet uit hout is gemaakt, waarbij 1) de onderdorpel (4) een langwerpig paneel (5) omvat dat aan één zijde een profilering (5a) heeft voor de aansluiting van een raam of een deur, waarbij twee posities van het langwerpig paneel (5) elk voorzien zijn van een neut (6), waarbij elk van de twee neuten (6)
- is bevestigd op de zijde van het langwerpig paneel (5) met de profilering (5a); en - is aangepast om aan te sluiten op een uiteinde (2a) van een houten stijl (2); 2) de onderdorpel (4) is voorzien van een beschermiaag (8) die verhindert dat er coating op de onderdorpel (4) komt wanneer de onderdorpel een behandeling voor het aanbrengen van een coating ondergaat.
10. Onderdorpel (4) volgens conclusie 9, waarbij de onderdorpel (4) een materiaal omvat waarvan het niet gewenst is dat het bedekt wordt met een coating.
11.Onderdorpel (4) volgens conclusie 9 of 10, waarbij de beschermlaag (8) een poly(vinylchloride) omvat, bij voorkeur in combinatie met een weekmaker.
12.Onderdorpel (4) volgens conclusie 9 of 10, waarbij de beschermlaag (8) een poly(siloxaan) of een siloxaan-gefunctionaliseerd polymeer omvat, in het bijzonder een methoxysilaan- of ethoxysilaan-gefunctionaliseerde polyether.
13. Kozijn (1) dat een raam of deur in zijn geheel kan omsluiten, omvattende twee houten stijlen (2) die elk een eerste uiteinde (2a) en een tweede uiteinde (2b) hebben, een houten bovendorpel (3), en een onderdorpel (4) volgens een der conclusies 9-12, waarbij 1) elk van de twee neuten (6) bevestigd is aan het eerste uiteinde (2a) van een van de twee houten stijlen (2); 2) de bovendorpel (3) bevestigd is aan het tweede uiteinde (2b) van de twee houten stijlen (2); 3) de onderdorpel (4) met een deuvelverbinding is verbonden met de twee stijlen (2).
14.Kozijn (1) volgens conclusie 13, waarbij de stijlen (2) en de bovendorpel (3) bedekt zijn met een coating, in het bijzonder vert.
NL2023970A 2018-10-05 2019-10-07 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan NL2023970B1 (nl)

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE20185686A BE1026682B1 (nl) 2018-10-05 2018-10-05 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL2023970A NL2023970A (nl) 2020-05-06
NL2023970B1 true NL2023970B1 (nl) 2020-08-31

Family

ID=63857658

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2023970A NL2023970B1 (nl) 2018-10-05 2019-10-07 Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1026682B1 (nl)
NL (1) NL2023970B1 (nl)

Family Cites Families (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DK1659253T3 (da) * 1999-03-25 2010-06-28 Kreunen Kunststoffen B V Bundstykkekonstruktion
US20030072948A1 (en) * 2001-10-03 2003-04-17 3M Innovative Properties Company Dry-peelable temporary protective coatings
US20070207269A1 (en) * 2004-06-14 2007-09-06 Cal-West Specialty Coatings, Inc. Masking solutions comprising siloxane-based surfactants for using in painting operations
NL1028126C2 (nl) * 2005-01-26 2006-07-27 Venster Techniek B V Werkwijze voor het aan elkaar koppelen van een houten kozijnstijl en een onderdorpel.

Also Published As

Publication number Publication date
NL2023970A (nl) 2020-05-06
BE1026682A1 (nl) 2020-04-30
BE1026682B1 (nl) 2020-05-07

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP1007816B1 (en) Frame with integral environment resistant members
US8667761B2 (en) Door frame having durable wood portions
US9079380B2 (en) Trim components for lapboard siding that are co-extruded from wood-plastic composites and polyvinyl chloride
US20060123720A1 (en) Fiberglass cover for a door frame component
NL1037302C2 (nl) Nieuwe werkwijze en/of nieuwe voortbrengsel(en) van thermo hardbare lijmen en/of folies en/of coatings en/of egalisatiemiddelen van elastische epoxyproducten tot niet elastische producten voor het beschermen en voor het onderhoud van huizen, gebouwen, auto's, schepen, jachten, bruggen, wegen, vloeren, plafonds, muren, meubelen, textiel, papier, etc.
NL2023970B1 (nl) Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
US5913780A (en) Method and device for protection against roosting birds
NL2024089B1 (nl) Kozijn en werkwijze voor het vervaardigen daarvan
DE102013107746A1 (de) Verfahren zum Lackieren von Kunststoff-Fensterprofilen oder daraus gebildeten Fenstern oder Türen
US8945332B2 (en) Exterior composite finish flooring
CN1738880A (zh) 组装门板及其制造方法
US20050158354A1 (en) Termite and waterproof barrier
DE69608817T2 (de) Verfahren zum kaschieren von holzbauelementen mit einer witterungsbeständigen schicht sowie ein holzbauelement
BE1022790B1 (nl) Inrichting voor het afdichten van een tussenruimte tussen een muur en een raam- of deurprofiel
US8850775B2 (en) Non-welded coping caps and transitions
RU164667U1 (ru) Дверное полотно
US20020139071A1 (en) Composite climate seal frame member assembly and method of manufacturing
US20070141308A1 (en) Foaming surface treatment
EP1724408B1 (fr) Entretoise murale pour faux plafonds en placoplâtre
NL1018029C2 (nl) Kozijncombinatie.
NL1017991C2 (nl) Slabbe.
JP2017128025A (ja) シート被覆木材
NL2014469B1 (en) Roof profile.
BE1022879B1 (nl) Luik en samenstel voor de vorming van dergelijk luik
WO2019135026A1 (en) Method and apparatus for treating an object

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: EKOSIET PRODUCTS B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: HENDRIKS HOLDING BV

Effective date: 20231116