BE1026589B1 - Kar voor het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij - Google Patents

Abstract

Kar voor het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij, welke kar (1) is voorzien van een onderstel (2) op wielen (3) waarop twee bakken (4) voor biggen (43) in elkaars verlengde en op zekere hoogte boven de grond zijn aangebracht, respectievelijk een eerste bak (4a) en een tweede bak (4b) die beiden langs boven open zijn, waarbij de eerste bak (4a) in gebruik een vaste hoogte (A) boven de grond (5) heeft, daardoor gekenmerkt dat de tweede bak (4b) is voorzien van een toegangsdeur (6) en dat de tweede bak (4b) door middel van een hefmechanisme (14) in de hoogte verplaatsbaar is minstens tussen een eerste niveau waarop de tweede bak (4b) zich hoofdzakelijk op gelijke hoogte (A) bevindt van de eerste bak (4a) en een lager gelegen tweede niveau, bij voorkeur grondniveau, dat zodanig is dat de biggen (43) van op de grond (5) in de tweede bak (4b) kunnen lopen of springen met geopende toegangsdeur (6) van de tweede bak (4b).

Description

Kar voor het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een kar voor het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij.

Traditioneel is een kraamstal in een varkensboerderij ingericht met verschillende van elkaar gescheiden aparte hokken links en rechts van een loopgang.

In elk hok zit een zeug met haar biggen, waarbij elk hok is voorzien van een poort om de biggen vanuit hun hok via de voornoemde gang naar buiten te geleiden.

Zoals bekend moeten de biggen tijdens hun verblijf in de kraamstal op geregelde tijdstippen een aantal behandelingen ondergaan.

Hiervoor wordt klassiek een kar op wielen gebruikt met twee bakken, respectievelijk een eerste en een tweede bak, die op manshoogte op een bepaalde vaste hoogte boven het gangpad en naast elkaar in eikaars verlengde zijn opgesteld.

De kar wordt voor het gebruik met de twee bakken dwars over het gangpad geplaatst met één bak gedeeltelijk overstekend over een hok aan één zijde van de gang en met de andere bak gedeeltelijk overstekend over een hok aan de andere zijde van de gang.

BE2018/5612

De voornoemde behandelingen worden manueel uitgevoerd door twee personen die zich aan weerszijden van de kar bevinden.

Voor de start van de behandelingen worden de biggen van op de grond uit hun hok getild en in de eerste bak van de kar op manshoogte geplaatst.

Na een eerste behandeling worden de biggen één na één van de eerste bak naar de tweede bak overgezet, terwijl na de tweede behandeling de biggen van de tweede bak terug naar de eerste bak worden overgezet en na de derde behandeling worden de biggen terug in het hok geplaatst waar ze vandaan komen. Op die manier weten de behandelende personen welke biggen reeds behandeld zijn en welke nog niet.

Wanneer alle biggen zijn behandeld, wordt de kar terug gedraaid in de lengterichting van het gangpad en wordt de kar verder gereden naar het volgende hok om de biggen van het volgende hok op dezelfde manier te behandelen.

De personen die de behandeling uitvoeren moeten zich dan telkens bukken om de biggen van de grond op te tillen en daarna terug op de grond te zetten.

In een gemiddelde varkenskwekerij worden biggen gekweekt met een paar honderd zeugen. Iedere zeug kan gemiddeld een vijftiental biggen ter wereld brengen die allemaal telkens op geregelde tijdstippen vanop de grond moeten worden getild om te worden behandeld.

BE2018/5612

Het is duidelijk dat dit een zeer belastend werk is voor de rug van de personen die de behandeling moeten uitvoeren.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden door te voorzien in een ergonomische kar die ontworpen is om de biggen zonder bukken op manshoogte te brengen en die compact en tegelijk bestand is tegen het corrosieve milieu in de kraamstal, meer bepaald ten gevolge van de ammoniak die in de stallucht aanwezig is.

Hiertoe betreft de uitvinding een kar voor het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij, welke kar is voorzien van een onderstel op wielen waarop twee bakken voor biggen in eikaars verlengde en op zekere hoogte boven de grond zijn aangebracht, respectievelijk een eerste bak en een tweede bak die beiden langs boven open zijn, waarbij de eerste bak in gebruik een vaste hoogte heeft, daardoor gekenmerkt dat de tweede bak is voorzien van een toegangsdeur en dat de tweede bak door middel van een hefmechanisme in de hoogte verplaatsbaar is, minstens tussen een eerste niveau waarop de tweede bak zich hoofdzakelijk op gelijke hoogte bevindt van de eerste bak en een lager gelegen tweede niveau dat zodanig is dat de biggen van op de grond in de tweede bak kunnen lopen of springen met geopende toegangsdeur van de tweede bak.

Zulke kar volgens de uitvinding is zeer gemakkelijk in gebruik.

BE2018/5612

De kar wordt met zijn bakken in de hoogste stand in lengterichting van de gang gedraaid en verplaatst tot net voorbij het hok van de te behandelen biggen.

Daar laat men de tweede bak door middel van het hefmechanisme zakken tot in zijn laagste stand en wordt de toegangsdeur van deze tweede bak opengedraaid tot wanneer de gang versperd is in één richting door de bak en de toegangsdeur.

Vervolgens wordt de poort van het hok opengedraaid tot tegen een hok aan de overkant van de gang zodat de gang ook in de andere richting wordt versperd zodat de te behandelen biggen vanuit hun hok slechts in één richting kunnen ontsnappen, namelijk in de richting van de openstaande tweede bak.

De biggen worden dan in de bak gejaagd en wanneer de te behandelen biggen eenmaal in de bak zitten worden de toegangsdeur van de bak en de poort van het hok gesloten.

Vervolgens kan de tweede bak op manshoogte worden gebracht om de opeenvolgende behandelingen aan te vatten zoals hiervoor beschreven met twee personen, één aan elke zijkant van de kar.

Na deze behandelingen kan de kar opnieuw in de richting van de gang worden gedraaid en verplaatst naar het volgende hok voor de behandeling van de volgende reeks biggen.

Een groot voordeel is dus dat de biggen niet meer van op de grond moeten worden getild om ze in de tweede bak op

BE2018/5612 manshoogte te brengen zoals dat vroeger het geval was, waardoor rugklachten kunnen vermeden worden.

Bij voorkeur wordt het hefmechanisme bediend met behulp van een afstandsbediening zodat de gebruiker niet altijd naast de kar moet staan, bijvoorbeeld wanneer de biggen naar de kar moeten gejaagd worden.

Het onderstel van de kar is zo gedimensioneerd dat de kar in de gang van de kraamstal verdraaibaar is tussen de twee voornoemde posities, respectievelijk een laadpositie waarin de bakken zich met hun lengterichting uitstrekken in de lengterichting van de gang om de kar in de gang te kunnen verrijden en met de ingang van de tweede bak dwars op de gangweg te kunnen plaatsen om de biggen erin te kunnen jagen en een werkpositie waarin de bakken dwars zijn gericht op de gangweg voor de uitvoering van de voornoemde behandelingen van de biggen.

Bij voorkeur is de kar voorzien van een verticale geleiding voor de verplaatsing van de tweede bak in de hoogte, welke verticale geleiding volgens een praktische uitvoeringsvorm wordt gevormd door twee U-profielen die aan weerszijden van de tweede bak tegenover elkaar op het onderstel zijn gemonteerd met hun ruggen van elkaar afgekeerd en hun open zijde naar elkaar gericht en dat de tweede bak aan weerszijden is voorzien van een erop bevestigde geleidingslat die verschuifbaar is aangebracht in het Uprofiel, waarbij de lat is voorzien van eerste geleidingswielen die met hun loopvlak op de voornoemde ruggen

BE2018/5612 van de U-profielen rollen en van tweede geleidingswielen die met hun loopvlakken op de benen van de U-profielen rollen.

Dergelijke geleiding zorgt ervoor dat de kar stabiel is tijdens de verplaatsing van de tweede bak en in alle posities van deze bak.

Bij voorkeur zijn het hefmechanisme en het mechanisme om de toegangsdeur van de bak te bedienen hydraulisch uitgevoerd door middel van hydraulische cilinders die zijn aangesloten op een mini hydraulische groep met een hydraulische pomp voor de voeding van de voornoemde cilinders, welke pomp wordt aangedreven door een elektrische motor die is aangesloten op een oplaadbare batterij.

Hydraulische cilinders hebben het voordeel dat er grote krachten mee kunnen ontwikkeld worden voor relatief kleine afmetingen van de cilinders en dat zij inwendig niet kunnen roesten omdat ze gevuld zijn met hydraulische olie.

Ook kan de hydraulische groep die nodig is voor het beoogde gebruik relatief compact zijn zodat ze gemakkelijk op het onderstel met beperkte afmetingen kan worden ingebouwd.

Dankzij de batterij kan de kar gebruikt worden zonder gehinderd te worden door lange (verleng)kabels en zonder dat er een stekker telkens uit het stopcontact moet getrokken worden, wat schadelijk kan zijn voor de elektronica van de sturing van de kar.

BE2018/5612

Bij voorkeur wordt er gekozen voor een halftractiebatterij die over een lange periode veel stroom kan leveren en het voordeel heeft goedkoper te zijn dan een volledige tractiebatterij zoals wordt toegepast bij wagens en die in tegenstelling daartoe is gemaakt om kortstondig een zeer hoge stroom te kunnen leveren die nodig is om de motor te starten.

Optioneel kan de kar voorzien worden van een druppellader die het voordeel heeft gedurende lange tijd aangesloten te mogen blijven en die de batterij niet alleen oplaadt maar ook onderhoudt waardoor de levensduur van de batterij aanzienlijk wordt verlengd.

Voorkeurdragend is het hefmechanisme voorzien van minstens één enkelwerkende hefcilinder die centraal tussen de twee bakken is geplaatst op een plaats waar ze de uitvoering van de behandelingen van de biggen niet hinderen.

Enkelwerkende cilinders hebben het voordeel goedkoper te zijn dan dubbelwerkende cilinders en vooral dat enkelwerkende cilinders enkel tijdens het omhoog duwen van de tweede bak met hydraulische olie van de pomp moeten gevoed worden, waardoor dus de pomp niet moet draaien voor het laten zakken van de tweede bak met als gevolg dat de pomp minder stroom verbruikt om de tweede bak te laten stijgen en dalen, waardoor de kar langer kan gebruikt worden zonder dat de batterij moet opgeladen worden.

BE2018/5612

Bovendien is het hydraulisch circuit voor deze enkelwerkende cilinders eenvoudiger en goedkoper wegens minder benodigde componenten en slangen.

Het hydraulisch circuit van de hefcilinders is bij voorkeur voorzien van een hydraulische snelheidsbegrenzer voor het laten zakken van de bak om te voorkomen dat de tweede bak te hard op de grond zou komen.

De hefcilinders kunnen voorzien worden van een terugslagklep om te beletten dat de tweede bak ongewild naar beneden zou vallen.

Volgens een compactere uitvoeringsvorm worden er voor het hefmechanisme twee hydraulische hefcilinders toegepast die met hun lichamen naast elkaar mechanisch met elkaar zijn verbonden en die met hun zuigerstangen in tegengestelde richting werken, wat ervoor zorgt dat kortere hefcilinders kunnen gebruikt worden die samen in de hoogte minder ruimte in beslag nemen ten opzichte van één enkele cilinder.

Voor het openen en sluiten van de toegangsdeur van de tweede bak kan gekozen worden voor een dubbelwerkende deurcilinder, waarbij het hydraulisch circuit van deze deurcilinder bij voorkeur is voorzien van een hydraulische snelheidsbegrenzer om de snelheid bij het openen en sluiten van de toegangsdeur te beperken en van een drukbegrenzer om de toegangsdeur niet te hard te laten dichtslaan en te voorkomen dat een big zou geplet raken.

BE2018/5612

Bij voorkeur worden de pomp en de hydraulische cilinders aangestuurd door elektroventielen die bekrachtigd worden door middel van relais die rechtstreeks worden aangestuurd, bijvoorbeeld door middel van een afstandsbediening, wat het voordeel biedt dat hiervoor geen PLO's nodig zijn die gevoelig zijn voor de corrosieve inwerking van de in stallucht aanwezige ammoniak.

Het best worden het onderstel en de bakken vervaardigd uit roestvrij staal wat het voordeel oplevert dat dergelijke bakken stevig zijn en gemakkelijk te reinigen.

Bij voorkeur zijn de bakken uitneembaar opgehangen in een geraamte, wat het reinigen vergemakkelijkt.

Bij voorkeur is in de bakken een rooster voorzien op een zekere hoogte boven de bodem, zodat, wanneer de biggen hun behoefte doen, ze niet in hun eigen uitwerpselen moeten zitten en de bakken makkelijker te reinigen zijn en voor een extra grip zorgen voor de biggen.

Op voordeliger wijze is het onderstel voorzien van één paar zwenkwielen en van één paar vaste bokwielen uit een roestvrij materiaal.

Op die manier kan met de kar gemakkelijk worden gemanoeuvreerd en zijn de wielen volledig roestbestendig.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven

BE2018/5612 van de kar met lift volgens de uitvinding voor het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:

figuur 1 schematisch en in perspectief een kar volgens de uitvinding weergeeft in werkpositie;

figuur 2 de kar van figuur 1 weergeeft vanuit een ander gezichtspunt ;

figuur 3 op grotere schaal een zicht weergeeft volgens lijn III-III in figuur 1;

figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 1;

figuur 5 de doorsnede van figuur 4 toont maar met de kar in de laadpositie;

figuur 6 de kar van figuur 1 toont in de laadpositie; de figuren 7 en 8 respectievelijk het hydraulisch en het elektrisch schema weergeven van de kar volgens de uitvinding;

de figuren 9 en 10 een bovenaanzicht weergeven van een kraamstal voor biggen tijdens twee opeenvolgende fasen van de behandeling van biggen, gebruikmakend van een kar volgens de uitvinding;

De in figuur 1 weergegeven kar 1 volgens de uitvinding is voorzien van een onderstel 2 op wielen 3, meer speciaal één paar zwenkwielen 3a achteraan en één paar vaste bokwielen 3b vooraan.

Op het onderstel 2 zijn twee bakken 4, respectievelijk een eerste bak 4a achteraan en een tweede bak 4b vooraan.

BE2018/5612

De bakken 4 liggen met hun lengterichting X-X' hoofdzakelijk in eikaars verlengde en zijn op een zekere hoogte op manshoogte A boven de grond 5 gesitueerd.

Beide bakken 4 zijn langs boven open en zijn bij voorkeur uitneembaar uitgevoerd uit een niet in de figuren weergegeven geraamte van het onderstel 2.

De eerste bak 4a is in gebruik een vaste bak met een vaste 10 hoogte A boven de grond.

De tweede bak 4b is aan zijn voorzijde voorzien van een toegangsdeur 6 die rond een verticale scharnier 7 kan scharnieren tussen een gesloten positie zoals weergegeven in 15 figuur 1 en een open positie zoals weergegeven in figuur 6.

De toegangsdeur 6 kan geopend en gesloten worden door middel van een dubbelwerkende hydraulische deurcilinder 8 die door middel van twee hydraulische leidingen 9 is aangesloten op 20 een hydraulisch circuit 10 met een hydraulische pomp 11 die wordt aangedreven door middel van een elektrische motor 12 die elektrisch is aangesloten op een oplaadbare batterij 13, bij voorkeur een halftractiebatterij.

De componenten van het hydraulisch en elektrisch circuit zijn hoofdzakelijk veilig ondergebracht in een niet weergegeven afgesloten kast onder de vaste bak 4a.

De tweede bak 4b met toegangsdeur 6 is door middel van een hefmechanisme 14 in de hoogte verplaatsbaar, minstens tussen een eerste niveau zoals weergegeven in figuur 1, waarop de

BE2018/5612 tweede bak 4a zich hoofdzakelijk op gelijke hoogte A van de eerste bak 4a boven de grond 5 bevindt, en een lager gelegen tweede niveau zoals weergegeven in figuur 6 waarbij de tweede bak 4b zich bij voorkeur op de grond 5 bevindt of op kleine hoogte zodat de biggen er gemakkelijk vanop de grond 5 kunnen inlopen.

De kar 1 is voorzien van een verticale geleiding 15 voor op en neergaande bewegingen van de tweede bak 4b.

Deze geleiding 15 wordt bijvoorbeeld gevormd door twee Uprofielen 16 die aan de weerszijden van de tweede bak 4b tegenover elkaar op het onderstel 2 zijn gemonteerd met hun ruggen 17 van elkaar af gekeerd en met hun open zijde naar elkaar gericht en door twee geleidingslatten 18 die op de zijkanten van de tweede bak 4b zijn bevestigd en die in verticale richting verschuifbaar zijn aangebracht in de voornoemde U-profielen 16.

Elke geleidingslat 18 is, zoals weergegeven in figuur 3, voorzien van eerste geleidingswielen 19 die met hun loopvlak op de voornoemde ruggen 17 van de U-profielen 16 rollen en van twee geleidingswielen 20 die met hun loopvlakken op de tegenoverliggende benen 21 van de U-profielen 16 rollen.

Deze geleiding 15 zorgt ervoor dat er geen scheefstelling mogelijk is als de bak vooraan opgeheven wordt zoals is gebleken uit enkele testen met grote belastingen tot wel 100 kg.

Het hefmechanisme 14 is tussen de twee bakken 4a en 4b aangebracht en bevat in het voorbeeld van de figuren 4 en 5

BE2018/5612 twee hydraulische enkelwerkende hefcilinders 22 die met hun mantels 23 naast elkaar met elkaar zijn verbonden en die met hun zuigerstangen 24 in tegengestelde richting zijn gericht, namelijk één naar boven en één naar onder.

De naar onder gerichte zuigerstang 24 is mechanisch verbonden met het onderstel 2, terwijl de naar boven gerichte zuigerstang 24 mechanisch is gekoppeld met de tweede bak 4b via een koppelstang 25 die op de achterzijde van de tweede bak 4b is bevestigd en die met een zekere lengte B boven de tweede bak 4b uitsteekt.

Deze enkelwerkende hefcilinders 22 zijn met hun drukkamer 26 hydraulisch met elkaar verbonden en met het hydraulisch circuit 10 door middel van één enkele hydraulische leiding 27 zodat zij steeds gelijktijdig hydraulisch worden bediend om de tweede bak 4b naar zijn hoogste stand van figuur 4 te duwen en zodat de olie gelijktijdig uit de drukkamers 26 van beide hefcilinders 22 kan afgelaten worden om de tweede bak 4b door de zwaartekracht te laten zakken tot op de grond 5 zoals weergegeven in figuur 5.

Het hydraulisch circuit is schematisch weergegeven in figuur 7 .

De hydraulische deurcilinder 8 en hefcilinders 22 worden aangestuurd door middel van elektroventielen 28 die bekrachtigd worden door middel van relais 29 zoals afgebeeld in het elektrisch schema van figuur 8.

BE2018/5612

Voor het heffen en laten zakken van de tweede bak 4b zijn twee elektroventielen 28 voorzien, respectievelijk een elektroventiel 28a voor het omhoog duwen van de bak 4b en een elektroventiel 28b voor het zakken.

Het zijn normaal gesloten ventielen 28 die door een veer terug naar hun gesloten rusttoestand worden geduwd.

Het hydraulisch circuit 10 van de hefcilinders 22 is voorzien van een hydraulische snelheidsbegrenzer 30 om de tweede bak 4b aan een gereduceerde snelheid te laten zakken opdat de bak 4b niet te hard tegen de grond 5 zou komen.

De hefcilinders 22 zijn tevens voorzien van een terugslagklep 31.

De deurcilinder 8 wordt bediend door middel van een elektroventiel 32 dat in het voorbeeld van figuur 7 een 4-3 ventiel is met 4 aansluitpoorten en 3 schakelstanden, waarbij de middelste schakelstand de ruststand is waarin alle poorten afgesloten zijn en waar het ventiel 32 onder veerbelasting naar terugkeert indien het niet elektrisch wordt bekrachtigd.

Het hydraulisch circuit 10 van de deurcilinder 8 is voorzien van een hydraulische snelheidsbegrenzer 33 en van een drukbegrenzer 34 om de toegangsdeur 6 met een gecontroleerde snelheid te openen zodat de toegangsdeur 6 niet met een harde klap dicht en open slaat en om te beletten dat een big zou kunnen geplet geraken bij het sluiten van de toegangsdeur 6.

BE2018/5612

Bij voorkeur is de kar 1 uitgerust met een afstandsbediening voor de bediening van het hydraulisch circuit 10, waarbij de afstandsbediening bij voorkeur draadloos is met een draagbare zender 35 met minstens vier bedieningsknoppen 36 die kan samenwerken met een draadloze ontvanger 37 die is uitgerust met de voornoemde relais 29.

Iedere bedieningsknop 36 op de zender 35 van de afstandsbediening schakelt een relais 29. Er is ook een relais die altijd mee schakelt als je op onverschillig welke bedieningsknop 35 drukt en die mee de motor 12 van de pomp 11 schakelt, behalve bij het laten zakken van de tweede bak 4b.

De kar 1 kan uitgerust zijn met een niet in de figuren weergegeven druppellader voor het opladen van de batterij.

De bakken 4 kunnen voorzien zijn van een niet in de figuren weergegeven rooster op een afstand boven de bodem.

Om te voorkomen dat de biggen en de operatoren tussen de geleidingswielen 19 en 20 kunnen geraken kan er nog een niet in de figuren weergegeven beschermkap over aangebracht worden.

Het gebruik van een kar 1 volgens de uitvinding is zeer eenvoudig en wordt geïllustreerd aan de hand van figuur 9 waarin een bovenaanzicht van een kraamstal 38 is weergegeven.

BE2018/5612

In de kraamstal 38 zijn links en rechts van een gang 39 een aantal hokken 40 afgebakend met een poort 41 naar de gang 39 toe.

In ieder hok 40 is een zeug 42 aanwezig met haar biggen 43.

Periodiek moeten de biggen 43 drie behandelingen krijgen waartoe een kar 1 volgens de uitvinding wordt gebruikt die in gang 39 wordt geplaatst zoals weergegeven in figuur 9, waarbij de bak 4b tot op de grond van de gang 39 is neergelaten met de toegangsdeur 6 van de bak 4b opengezet op zodanige manier dat de gang 39 versperd is en de biggen niet voorbij de kar 1 de gang 39 in kunnen.

Vervolgens wordt de poort 41 van het hok 40 met de te behandelen biggen 4 opengezet om de gang 39 in de andere richting te versperren voor de biggen 43.

De biggen worden nu in de richting van de kar 1 gejaagd waar ze in de bak 4b in de val lopen zoals weergegeven in figuur

6.

Vervolgens wordt de toegangsdeur 6 van de bak 4b gesloten met de zender 35 van de afstandsbediening en deze bak 4b met de biggen 43 erin omhoog gebracht tot op manshoogte.

De poort 41 wordt dan terug gesloten en de kar 1 dwars gezet over de gang geplaatst zoals weergegeven in figuur 10 om de behandelingen van de biggen 43 aan te vatten.

Na de laatste behandeling belanden de biggen 43 terug in hun hok 40 en is de kar 1 opnieuw beschikbaar voor de volgende lading biggen 43.

BE2018/5612

De huidige	uitvinding	is	geenszins	beperkt	tot de	als
voorbeeld	beschreven	en	in	de	figuren	weergegeven
uitvoeringsvormen, doch	een	kar	volgens de uitvinding	voor

het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (21)

1. Conclusies .

   1.- Kar voor het behandelen van biggen in een kraamstal van een varkenskwekerij, welke kar (1) is voorzien van een onderstel (2) op wielen (3) waarop twee bakken (4) voor biggen (43) in eikaars verlengde en op zekere hoogte boven de grond zijn aangebracht, respectievelijk een eerste bak (4a) en een tweede bak (4b) die beiden langs boven open zijn, waarbij de eerste bak (4a) in gebruik een vaste hoogte (A) boven de grond (5) heeft, daardoor gekenmerkt dat de tweede bak (4b) is voorzien van een toegangsdeur (6) en dat de tweede bak (4b) door middel van een hefmechanisme (14) in de hoogte verplaatsbaar is minstens tussen een eerste niveau waarop de tweede bak (4b) zich hoofdzakelijk op gelijke hoogte (A) bevindt van de eerste bak (4a) en een lager gelegen tweede niveau, bij voorkeur grondniveau, dat zodanig is dat de biggen (43) van op de grond (5) in de tweede bak (4b) kunnen lopen of springen met geopende toegangsdeur (6) van de tweede bak (4b).
2. 2.- Kar volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de kar (1) bedoeld is voor gebruik in een kraamstal (38) met hokken (40) aan weerskanten van een gang (39) en dat de kar (1) zodanig is gedimensioneerd dat de kar (1) in de gang (39) verdraaibaar is tussen een laadpositie waarin de bakken (4) zich met hun lengterichting (X-X') uitstrekken in de lengterichting van de gang (39) en een werkpositie waarin de bakken (4) met hun lengterichting (X-X') dwars zijn gericht op de gang (39) .

   BE2018/5612
3. 3.- Kar volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de kar (1) is voorzien van een verticale geleiding (15) voor de verplaatsing van de tweede bak (4b) in de hoogte.
4. 4.- Kar volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de verticale geleiding (15) wordt gevormd door twee U-profielen (16) die aan weerszijden van de tweede bak (4b) tegenover elkaar op het onderstel (2) zijn gemonteerd met hun ruggen (17) van elkaar afgekeerd en hun open zijde naar elkaar gericht en dat de tweede bak (4b) aan weerszijden is voorzien van een erop bevestigde geleidingslat (18) die verschuifbaar is aangebracht in een voornoemd U-profiel (16), waarbij de geleidingslat (18) is voorzien van eerste geleidingswielen (19) die met hun loopvlak op de voornoemde ruggen (17) van de U-profielen (16) rollen en van twee geleidingswielen (20) die met hun loopvlakken op de benen (21) van de U-profielen (16) rollen.
5. 5. - Kar volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het hefmechanisme (14) minstens één hydraulische hefcilinder (22) bevat.
6. 6. - Kar volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het hefmechanisme twee hydraulische hefcilinders (22) bevat die met hun mantels (23) naast elkaar onderling zijn verbonden en die met hun zuigerstangen (24) in tegengestelde richting zijn gericht, namelijk één naar boven en één naar onder, waarbij de naar onder gerichte zuigerstang (24) mechanisch is verbonden met het onderstel (2) en de naar boven gerichte zuigerstand mechanisch is gekoppeld met de tweede bak (4b).

   BE2018/5612
7. 7. - Kar volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de twee hydraulische hefcilinders (22) enkelwerkende hefcilinders zijn die met hun respectievelijke drukkamers (26) hydraulisch met elkaar zijn verbonden voor de gelijktijdige bediening van beide hefcilinders (22).
8. 8. - Kar volgens één van de conclusies 5 tot 7, daardoor gekenmerkt dat het hydraulisch circuit van de hefcilinders (22) is voorzien van een hydraulische snelheidsbegrenzer (30) bij het laten zakken van de bak (4b) door middel van de hefcilinders (22).
9. 9. - Kar volgens één van de conclusies 5 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de hefcilinders (22) zijn voorzien van een terugslagklep (31).
10. 10. - Kar volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de toegangsdeur (6) van de tweede bak (4b) scharnierbaar is rond een verticale scharnier (7) en dat de kar (1) is voorzien van een sluitmechanisme voor het openen en sluiten van de toegangsdeur (6) met een dubbelwerkende hydraulische deurcilinder (8).
11. 11. - Kar volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het hydraulisch circuit van de deurcilinder (8) is voorzien van een hydraulische snelheids- en drukbegrenzer (33, 34).
12. 12. - Kar volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat zij is voorzien van een hydraulisch circuit (10) met een hydraulische groep met een hydraulische pomp (11) voor de voeding van de voornoemde cilinders (8, 22),

    BE2018/5612 welke pomp (11) wordt aangedreven door een elektrische motor (12) die is aangesloten op een oplaadbare batterij (13).
13. 13.- Kar volgens conclusie 12, daardoor gekenmerkt dat de kar (1) is uitgerust met een afstandsbediening (35-36) voor de bediening van het hydraulisch circuit (10).
14. 14.- Kar volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de afstandsbediening (35-36) draadloos is en een draagbare zender (35) bevat die kan samenwerken met een draadloze ontvanger (36) op de kar (1) voor de bediening van het hydraulisch circuit (10).
15. 15.- Kar volgens één van de voorgaande conclusies 12 tot 14, daardoor gekenmerkt dat de batterij (13) een halftractiebatterij is.
16. 16.- Kar volgens één van de conclusies 12 tot 15, daardoor gekenmerkt dat zij is uitgerust met een druppellader voor het opladen van de batterij (13).
17. 17.- Kar volgens één van de voorgaande conclusies 12 tot 16, daardoor gekenmerkt dat de hydraulische cilinders (8, 22) worden aangestuurd door elektroventielen (28, 32) die bekrachtigd worden door middel van relais (29).
18. 18.- Kar volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het onderstel (2) en de bakken (4) zijn vervaardigd uit roestvrij staal.

    BE2018/5612
19. 19.- Kar volgens één van de gekenmerkt dat de bakken opgehangen in een geraamte.

    voorgaande conclusies, daardoor (4) uitneembaar zijn en zijn

    5
20. 20.- Kar volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de bakken (4) zijn voorzien van een rooster boven de bodem.
21. 21.- Kar volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor

    10 gekenmerkt dat het onderstel is voorzien van één paar zwenkwielen (3a) en van één paar vaste bokwielen (3b) die voor het leven zijn gesmeerd en die een thermoplastisch rubberen loopvlak hebben met een polypropyleen velg.