BE1024833B1

BE1024833B1 - Deurinrichting en Werkwijze voor het Uitlijnen van een Deurinrichting

Info

Publication number: BE1024833B1
Application number: BE2017/5309A
Authority: BE
Inventors: Koen Dries
Original assignee: Koen Dries
Priority date: 2017-05-02
Filing date: 2017-05-02
Publication date: 2018-07-12
Also published as: WO2018203213A1; EP3619386A1; DK3619386T3; US20200056411A1; US11603689B2; EP3619386B1

Abstract

De onderhavige uitvinding betreft een deurinrichting voor het afsluiten van een deuropening tussen twee vertrekken van een gebouw. De deurinrichting omvat een deurblad en een pivotscharnier voor het draaibaar ophangen van het deurblad in de deuropening. De pivotscharnier omvat een scharniervoet die met wandbevestigingsmiddelen aan een de deuropening omringende verharding bevestigd zijn. De pivotscharnier omvat verder voor elk wandbevestigingsmiddel een insert met tenminste twee paar evenwijdige vlakken en een centrale opening die excentrisch uitgevoerd is ten opzichte van de middelpuntsas, zodanig dat de oriëntatie van de insert de oriëntatie van het deurblad in de gesloten toestand kan beïnvloeden.

Description

Deurinrichting en Werkwijze voor het Uitlijnen van een Deurinrichting

De onderhavige uitvinding betreft een deurinrichting voor het afsluiten van een deuropening tussen twee vertrekken van een gebouw, volgens de aanhef van de eerste conclusie. De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het uitlijnen van een deurinrichting.

Stand van de Techniek

Dergelijke deurinrichtingen zijn bekend uit de stand van de techniek. WO 2016/042525 openbaart een dergelijke deurinrichting met een relatief groot en/of een relatief zwaar deurblad. Bekende deurinrichtingen zijn ingericht voor het afsluiten van relatief grote, kozijnloze deuropeningen met een in grootte overeenstemmend deurblad. Het gewicht van deze deurbladen zorgt ervoor dat relatief grote krachten worden uitgeoefend op de scharnieren.

Verder kan het voorkomen dat, na bevestiging van de schamiervoet aan de de deuropening omringende verharding, de scharniervoet niet goed uitgelijnd is. Bijvoorbeeld, indien de schamiervoet bevestigd wordt met schroeven, dan kan er bij het voorboren van een schroefopening of het indraaien van de schroef een kleine afwijking ontstaan ten opzichte van de gewenste positie en/of oriëntatierichting. Indien de lengterichting van de schamiervoet reeds een relatief kleine hoek maakt met breedterichting van de deuropening, dan kan dit ter hoogte van het uiteinde van het deurblad een relatief grote afwijking teweegbrengen.

Doel van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het voorzien een beter uitgelijnde deurinrichting. Dit doel wordt bereikt met een deurinrichting die de kenmerken vertoont volgens de eerste onafhankelijke conclusie.

Een verder doel van de uitvinding is het beter uitlijnen van de deurinrichting. Dit doel wordt bereikt met de werkwijze volgens de tweede onafhankelijke conclusie.

Beschrijving van de uitvinding

De deurinrichting volgens de uitvinding omvat een insert die opgenomen is in de verzonken opening. De insert heeft een mantel met tenminste twee paar evenwijdige vlakken waarvan de breedte tussen de vlakken WAF (Width Across Flats) overeenstemt met een breedte W tussen vlakken van de verzonken opening. Hierdoor ligt een paar evenwijdige vlakken van het tenminste twee paar evenwijdige vlakken aan tegen de vlakken van de verzonken opening. De mantel is verder draaisymmetrisch rond een middelpuntsas M uitgevoerd.

De insert omvat een centrale opening met een vorm en grootte die overeenstemt met een vorm en grootte van het proximaal eind van het wandbevestigingsmiddel. De centrale opening is excentrisch uitgevoerd ten opzichte van de middelpuntsas M, zodanig dat de oriëntatie van de insert de oriëntatie van de scharniervoet, en bijgevolg de oriëntatie van het deurblad in de gesloten toestand beïnvloedt.

Door het excentrische uitvoeren van de centrale opening in de insert is het mogelijk om de oriëntatie van de scharniervoet ten opzichte van de wandbevestigingsmiddelen te beïnvloeden, zonder de wandbevestigingsmiddelen te herpositioneren, en dusdanig de oriëntatie van het deurblad in de gesloten toestand te beïnvloeden.

Daarnaast heeft een insert met een omtrek met evenwijdige vlakken waarvan de breedte gelijk is aan de breedte van de verzonken opening als voordeel dat de deurinrichting volgens de uitvinding kan weerstaan aan laterale krachten, welke uitgeoefend worden op de scharniervoet ten gevolge van het scharnieren van het deurblad.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding ligt ten minste 10% van het manteloppervlak aan tegen de vlakken van de verzonken opening. Door het relatief grote contactoppervlak tussen de insert en de scharniervoet, kunnen de laterale krachten overgedragen worden, vrijwel zonder risico dat de positie van de schamiervoet verandert. Dit is van belang bij het gebruik van relatief zware deurbladen, omdat de laterale krachten evenredig groot zijn, en het voorzien van het grote contactoppervlak maakt de pivotschamier bijgevolg beter geschikt voor dergelijke deurbladen.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is de centrale opening cilindrisch uitgevoerd en heeft het proximaal eind van het wandbevestigingsmiddel bij voorkeur een vlakke onderzijde. Dit heeft voordelen, bij voorbeeld ten opzichte van een kegelvormige opening, omdat laterale krachten enkel overgedragen worden in richtingen loodrecht op de richting van bevestiging en er dus geen krachten overgedragen worden die het wandbevestigingsmiddel uit de verharding trekken of duwen. Dit kenmerk kan bijgevolg ertoe bijdragen, dat de pivotschamier beter geschikt is voor relatief zware deurbladen.

In een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de insert een visuele indicatie welke gerelateerd is aan de afstand vanaf een vlak van de mantel tot een excentrisch middelpunt E van de centrale opening. De visuele indicatie vereenvoudigt het bepalen van de oriëntatie van de insert en bijgevolg het afstellen van de positie van de schamiervoet.

In een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat de insert visuele indicaties voor elk paar evenwijdige vlakken en is elke visuele indicatie gerelateerd aan de afstand van een van beide vlakken van het paar evenwijdige vlakken tot de excentrische centrale opening.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding heeft een dwarsdoorsnede van de insert een hexagonale vorm of een octogonale vorm.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding is het wandbevestigingsmiddel een schroef, waarbij het distaai deel het van een schroefdraad voorziene lichaam van de schroef omvat en het proximaal deel de schroefkop omvat.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, omvat de pivotschamier aan weerszijden van de scharnieras een langwerpige verzonken opening, gericht volgens de lengterichting van de schamiervoet, met telkens een insert en een wandbevestigingsmiddel zoals hierboven beschreven. Deze uitvoering heeft het voordeel, dat de positie van de scharniervoet op verschillende manieren aanpasbaar is, namelijk in lengterichting (door de langwerpige vorm van de verzonken openingen), in dwarsrichting (door de oriëntatie van de inserts aan weerszijden op dezelfde manier te wijzigen) en in oriëntatie (door de oriëntatie van één van de inserts te wijzigen).

In een ander aspect volgens de uitvinding, al dan niet in combinatie met de andere hierin beschreven aspecten, omvat de deurinrichting een magnetisch samenstel voor het uitlijnen van het deurblad in een gesloten toestand van de deurinrichting. Het magnetisch samenstel omvat een eerste deel voorzien op een buitenomtrek van het deurblad en een tweede deel voorzien op een binnenomtrek van de deuropening. Het ene deel is voorzien van een permanente magneet en het andere deel is voorzien van een hiermee magnetisch samenwerkend element. In de gesloten toestand van de deurinrichting vallen het eerste deel en het tweede deel coaxiaal samen, zonder elkaar te raken. Het magnetisch samenstel helpt bij het uitlijnen van de deurinrichting in gesloten toestand. Door magnetische aantrekking zullen het eerste en tweede deel elkaar aantrekken en het deurblad in de juiste positie uitlijnen.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, omvat het magnetisch samenstel stopmiddelen om het openen van het deurblad in één richting te verhinderen. Deze stopmiddelen worden bij voorkeur onderdeel van het eerste deel en/of het tweede deel.

In een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, omvatten het eerste deel en het tweede deel stopmiddelen en zich in de stopmiddelen bevindende gelijkvormige permanente magneten, waarbij de stopmiddelen tegen elkaar aanliggen in de gesloten stand van het deurblad. Bij voorkeur vertonen de permanente magneten en de stopmiddelen een centrale opening en zijn zij bevestigd op het deurblad, respectievelijk de verharding, met behulp van een schroef door de centrale opening.

In een verder aspect volgens de uitvinding, al dan niet in combinatie met de andere hierin beschreven aspecten, omvat de deurinrichting een dichting tussen de buitenomtrek van het deurblad en de verharding. Deze dichting omvat een basis bevestigd op de omtrek van het deurblad en twee flexibele vleugeldelen die voorzien zijn aan weerszijden van de basis, die zich uitstrekken vanaf de zijden van de basis naar het midden toe en een zodanige vorm hebben, dat zij door contact met de verharding inklappen, d.w.z. naar het midden van de basis toe verplaatst worden. In de gesloten toestand van de deurinrichting zijn de flexibele vleugeldelen dus verbogen door het contact met de verharding. Deze vleugeldelen kunnen een in afmeting variabele opening tussen deurinrichting en verharding gradueel afdichten.

Korte beschrijving van de figuren

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.

Figuur 1 toont in vooraanzicht een vereenvoudigde voorstelling van een deur-inrichting volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding;

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede doorheen de in figuur 1 getoonde deur-inrichting;

Figuur 3 toont in opengewerkt aanzicht een gedeelte van een pivotscharnier van een deurinrichting getoond in figuur 2;

Figuur 4 toont in bovenaanzicht een insert van de in figuur 3 getoonde pivotschamier;

Figuur 5 toont in vooraanzicht een vereenvoudigde voorstelling van de in figuur 1 getoonde deurinrichting voorzien van een magneetsamenstel;

Figuur 6A toont in perspectief een magneetsamenstel van de in figuur 4 getoonde deurinrichting;

Figuur 6B toont in perspectief een magneetsamenstel van de in figuur 4 getoonde deurinrichting;

Figuur 7A toont in perspectief van een eerste of tweede deel van het in figuur 6A getoonde magneetsamenstel;

Figuur 7B toont in perspectief van een eerste of tweede deel van het in figuur 6B getoonde magneetsamenstel;

Figuur 8 toont in perspectief van een eerste deel van het in figuur 5 getoonde magneetsamenstel;

Figuur 9 toont in vooraanzicht een vereenvoudigde voorstelling van de in figuur 1 getoonde deurinrichting voorzien van een dichting;

Figuur 10A toont een dwarsdoorsnede door een dichting van de in figuur 8 getoonde deurinrichting;

Figuur 10B toont de in figuur 9A getoonde dichting;

Figuur 1 IA toont een dwarsdoorsnede door een dichting van de in figuur 8 getoonde deurinrichting;

Figuur 11B toont de in figuur 10A getoonde dichting.

Uitgebreide beschrijving van de figuren

De huidige uitvinding zal hierna beschreven worden aan de hand van welbepaalde uitvoeringsvormen en onder verwijzing naar bepaalde tekeningen, doch de uitvinding is daar niet toe beperkt en wordt enkel gedefinieerd door de conclusies. De hier weergegeven tekeningen zijn enkel schematische weergaven en zijn niet beperkend.

Figuur 1 toont een vooraanzicht van een vereenvoudigde voorstelling van een deurinrichting 1 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. De getoonde deurinrichting 1 omvat een deurblad 3 dat draaibaar is opgehangen in een deuropening 2 door middel van een eerste pivotscharnier 4 en een tweede pivotscharnier 4. De eerste pivotschamier 4 en de tweede pivotscharnier 4 bepalen de schamier-as S waarrond het deurblad 3 draaibaar is opgehangen.

Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede doorheen de in Figuur 1 getoonde deurinrichting 1 gezien vanaf het deurblad 3. Hierbij loopt de dwarsdoorsnede doorheen de pivotscharnier 4 langsheen de lengterichting van de pivotscharnier 4, zoals ook aangeduid met lijn II in Figuur 1. De pivotschamier 4 omvat een schamiervoet 20, tenminste een insert 30 en schroeven 40, hier ook bevestigingsmiddelen 40 genoemd.

De schamiervoet 20 is voorzien van een eerste verzonken opening 21 en een tweede verzonken opening 21 die zich uitstrekken in een lengterichting L van de schamiervoet 20. De lengterichting L bepaalt ook de oriëntatie van het met de schamiervoet 20 verbonden deurblad 3 in een gesloten toestand van de deurinrichting 1 ten opzichte van de breedterichting B van de deuropening 2. Elke verzonken opening 21 is gevormd door een gleuf met een breedte W en een zich in de gleuf bevindende opening.

Elke insert 30 (zie figuur 4) is voorzien van een mantel 31 met een gefacetteerde omtrek die tenminste een eerste paar evenwijdige vlakken 32’, 32” en een tweede paar evenwijdige vlakken 33’, 33” heeft. Hierbij is de afstand WAF tussen de vlakken in een paar 32’, 32”; 33’, 33” gelijk aan de breedte W van de verzonken opening 21. Verder is de mantel 31 draai symmetrisch rond een middelpuntsas M uitgevoerd. Elke insert 30 is verder voorzien van een centrale opening 34. De centrale opening 34 is excentrisch uitgevoerd ten opzichte van de middelpuntsas M.

De schroeven 40 bevestigen de schamiervoet 20 aan de verharding rond de deuropening 2. De schroeven 40 strekken zich uit door de centrale opening 34 van de insert 30 en door de verzonken opening 21 van de scharniervoet. Een distaai deel 41 van de schroef 40 bevindt zich in de verharding en is bij voorkeur voorzien van schroefdraad. Een proximaal deel 42, ook wel schroefkop 42 genoemd, is opgenomen in de centrale opening 34 van de insert 30 die is opgenomen in de verzonken opening 21 van de schamiervoet 20. De vorm en grootte van de schroefkop 42 stemmen overeen met de vorm en grootte van de centrale opening 34.

Door het heroriënteren van de insert 30 waarbij een ander paar evenwijdige vlakken tegen de scharniervoet aanleunt, zal de positie van de scharniervoet 20 ten opzichte van de schroeven 40 veranderen. Hiermee kan de uitlijning van de schamiervoet 20, alsook de oriëntatie van de scharniervoet 20, worden gecorrigeerd zonder herpositionering van de schroeven 40.

Figuur 3 toont een opengewerkt aanzicht van een pivotschamier 4 van een deur-inrichting 1 volgens een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding. Het pivotschamier 4 omvat een scharniervoet 20 met verzonken openingen 21, en per verzonken opening een insert 30 en een schroef 40. Figuur 4 toont een bovenaanzicht van de insert 30 van de in figuren 2-3 getoonde pivotscharnier 40.

Figuur 5 toont een vooraanzicht van een vereenvoudigde voorstelling van de in figuur 1 getoonde deurinrichting voorzien van een magneetsamenstel 50. Figuren 6A en 6B tonen schematische aanzichten van magneetsamenstellen van de in figuur 5 getoonde deurinrichting. Figuren 7A en 7B tonen perspectief aanzichten van delen van de in de vorige figuren 6A-6C getoonde magneetsamenstellen. Figuur 8 toont een perspectief aanzicht van een eerste deel 51 van de in figuur 5 getoonde deurinrichting.

Voor het grootste deel zijn de getoonde magneetsamenstellen 50 hetzelfde gevormd en op dezelfde wijze samengesteld. De getoonde magneetsamenstellen 50 omvatten een eerste deel 51 voorzien op een buitenomtrek 3’ van het deurblad 3 en een tweede deel 52 voorzien op een binnenomtrek 2’ van de deuropening 2. Het eerste deel 51 is voorzien van een permanente magneet 53 en het tweede deel 52 is hiermee magnetisch samenwerkend ingericht, of vice versa. Beide delen 51, 52 kunnen voorzien zijn van een permanente magneet 53.

De getoonde magneetsamenstellen 50 verschillen in de wijze waarop ze opengedraaid kunnen worden en/of de wijze waarop ze voorzien zijn om bevestigd te worden aan een buitenomtrek 3’ van een deurblad 3.

In het in figuur 6A getoonde magneetsamenstel 50 is het eerste deel 51 door middel van een schroefverbinding voorzien op een buitenomtrek 3’ van het deurblad 3 en is het tweede deel 52 door middel van een schroefverbinding voorzien op een binnenomtrek 2’ van de deuropening 2. Het magneetsamenstel 50 is getoond in een gesloten toestand van de deurinrichting 1, hierin vallen het eerste deel 51 en het tweede deel 52 coaxiaal samen. Hierdoor kunnen afwijkingen ten opzichte van de optimale uitlijning gecorrigeerd worden door een correcte positionering van het magneetsamenstel 50. Bovendien is het mogelijk om met deze uitvoering de deurinrichting 1 in twee richtingen; doorslaand te openen.

Figuur 7A toont een perspectief aanzicht van een deel 51; 52 van het in figuur 6A getoonde magneetsamenstel 50. Het deel 51; 52 omvat een magneet 53 met een bevestigingsopening waardoor schroeven zich kunnen uitstrekken om de magneet 53 aan de buitenomtrek 3’ van het deurblad 3 of aan de binnenomtrek 2’ van de deuropening 2 te bevestigen.

Het in figuur 6B getoonde magneetsamenstel 50 is ten opzichte van het in figuur 6A getoonde magneetsamenstel 50 verder voorzien van stopmiddelen 54. De stopmiddelen 54 verhinderen dat het eerste deel 51 en het tweede deel 52 over en verder dan elkaar bewogen kunnen worden. Hierdoor wordt de draairichting van de deurinrichting 1 beperkt tot een enkele richting en is het niet mogelijk om met deze uitvoering de deurinrichting 1 doorslaand te openen.

Het in figuur 6B getoonde eerste deel 51 of tweede 52 is ten opzichte van het in figuur 7A getoonde deel 51; 52 verder voorzien van een stopmiddel 54. Figuur 7B toont een perspectief aanzicht van het in figuur 6B getoonde stopmiddel 54. Het stopmiddel 54 wordt gevormd door een magneethouder 55 voor het ontvangen van de permanente magneet 53 en een stopelement 56.

In de magneethouder 55 wordt de permanente magneet 53 of een hiermee magnetische samenwerkend element voorzien. In gebruik, strekt het stopelement 56 zich boven de magneethouder 55 uit teneinde te verhinderen dat een ander deel 51, 52 zich voorbij de permanente magneet 53 in de magneethouder 55 kan bewegen. Dit ander deel 51, 52 kan een gelijkvormig deel zijn met een stopmiddel 54 of het in figuur 7A getoonde deel 51; 52 gevormd door een permanente magneet 53 of een hiermee magnetische samenwerkend element.

Figuur 8 toont een perspectief aanzicht van een eerste deel 51 van het in figuur 5 getoonde magneetsamenstel 50. Het eerste deel 51 is uitgevoerd als een magneethouder 55 met veermiddelen en is ingericht om door middel van een veerverbinding voorzien te worden op een buitenomtrek 3’ van het deurblad 3. Door het gebruik van een veerverbinding is het mogelijk om het getoonde magneetsamenstel te gebruiken in combinatie met een relatief dun deurblad 3, zoals bijvoorbeeld een glazen deurblad. In een niet getoonde uitvoeringsvorm kan het eerste deel 51 verder voorzien zijn van stopelementen 56, zoals getoond in de uitvoeringsvorm van figuur 7B.

In gebruik, kan het getoonde eerste deel 51 samenwerken met een tweede deel 52 volgens figuur 7A of volgens figuur 7B.

Figuur 9 toont een vooraanzicht van een vereenvoudigde voorstelling van de in figuur 1 getoonde deurinrichting voorzien van een dichting 60. De dichting 60 is voorzien tussen de buitenomtrek 3’ van het deurblad 3 en de verharding. De dichting 60 omvat een basis 61 bevestigd op de buitenomtrek 3’en twee flexibele vleugeldelen 62 die zich over de lengterichting van de basis 61 uitstrekken vanaf de basis 62 in een richting loodrecht op de buitenomtrek 3’.

In de gesloten toestand van de deurinrichting 1, sluiten de flexibele vleugeldelen 62 de ruimte tussen de buitenomtrek 3’ van het deurblad 3 en de verharding af. Hiertoe worden de flexibele vleugeldelen 62 verbogen bij het in de gesloten toestand draaien van de deurinrichting 1. Deze flexibele vleugeldelen 62 kunnen een over de lengterichting variabele opening gradueel afdichten door plastisch in te klappen na contact met de verharding.

Figuren 10A en 1 IA tonen doorsneden van de in figuur 8 getoonde dichting 60. De getoonde dichtingen 60 verschillen in de wijze waarop ze scharnieren en/of waar het scharnierpunt zich op het vleugeldeel 62 bevindt. Figuren 9B en 10B tonen deze respectieve dichtingen 60 met een flexibel vleugeldeel in een minimale stand en een flexibel vleugeldeel in een ruststand.

Twee flexibele vleugeldelen 62 zijn voorzien zijn aan weerszijden van de basis 62. De vleugeldelen 62 strekken zich inwaarts uit. Aan het vrije eind van elk vleugel deel is een naar de basis uitstekend uitsteeksel 63 voorzien. In een ruststand van beide flexibele vleugeldelen is er een opening 64 tussen de uitsteeksels 63 van de twee flexibele vleugeldelen 62. Door contact met de verharding van de deuropening zal een flexibel vleugeldeel 62 plastisch scharnieren om een scharnierpunt 65. Hierdoor zal de flexibele vleugel 62 in ruststand worden vervormd richting de basis. In de minimale stand, zal de flexibele vleugel 62 maximaal vervormd/ingeklapt zijn en zich op een minimale afstand van de basis 61 bevinden. Hierdoor kan de dichting een opening tussen het deurblad 3 en de verharding dichten over een afstand tussen de minimale afstand en de ruststand en dit over de volledige lengte van de dichting 60.

Lijst met verwijzingstekens 1. Deurinrichting 2. Deuropening 2’. Binnenomtrek van de Deuropening 3. Deurblad 3’. Buitenomtrek van het Deurblad 4. Pivotscharnier 20. Scharniervoet 21. V erzonken Opening 30. Insert 31. Mantel 32’,32’’. Eerste paar evenwijdige vlakken 33’,33’’. Tweede paar evenwijdige vlakken 34. Centrale Opening 40. Wandbevestigingsmiddel 50. Magneetsamenstel 51. Eerste Deel 52. Tweede Deel 53. Permanente Magneet 54. Stopmiddel 55. Magneethouder 56. Stopelement 60. Dichting 61. Dichtingsbasis 62. Dichtingsvleugel 63. Uitsteeksel 64. Opening 65. Scharnierpunt H. Hoogterichting van de Deuropening B. Breedterichting van de Deuropening D. Diepterichting van de Deuropening L. Lengterichting van de Scharniervoet M. Middelpuntsas E. Excentrische-as

Claims

Gewijzigde Conclusies

1. Deurinrichting (1) voor het afsluiten van een deuropening (2) tussen twee vertrekken van een gebouw, de deurinrichting (1) omvattende: - een deurblad (3); en - een pivotschamier (4) voor het rond een schamier-as S draaibaar ophangen van het deurblad (3) in de deuropening (2); de pivotschamier (4) omvattende: een schamiervoet (20) welke de oriëntatie van het deurblad (3) in een gesloten toestand van de deurinrichting (1) bepaalt, waarbij de scharniervoet (20) ten minste één verzonken opening (21) omvat met zijwanden welke zich uitstrekken in een lengterichting L van de schamiervoet (20); wandbevestigingsmiddelen (40), voorzien om de scharniervoet (20) aan een de deuropening omringende verharding te bevestigen, waarbij elk wandbevestigingsmiddel (40) zich met een distaai deel (41) door de verzonken opening (42) uitstrekt in de verharding en met een proximaal deel (42) in de verzonken opening (21) is opgenomen; met het kenmerk, dat de pivotschamier (4) verder voor elk wandbevestigingsmiddel een insert (30) omvat welke opgenomen is in de verzonken opening (21), waarbij de insert (30) een mantel (31) met tenminste twee paar evenwijdige vlakken (32’, 32”; 33’, 33”) omvat, welke mantel (31) draaisymmetrisch rond een middelpuntsas M uitgevoerd is en waarvan de breedte tussen de vlakken (Width Across Flats, WAF) overeenstemt met een breedte W tussen vlakken van de verzonken opening (21)waardoor een paar evenwijdige vlakken (32’, 32”) van het tenminste twee paar evenwijdige vlakken (32’, 32”; 33’, 33”) aanligt tegen de vlakken van de verzonken opening (21), en waarbij de insert (30) een centrale opening (34) omvat met een vorm en grootte die overeenstemt met een vorm en grootte van het proximaal eind (42), waarbij de centrale opening (34) excentrisch uitgevoerd is ten opzichte van de middelpuntsas M, zodanig dat de oriëntatie van de insert (30) de oriëntatie van het deurblad (3) in de gesloten toestand beïnvloedt; en waarbij de centrale opening (34) cilindrisch uitgevoerd is en het proximaal eind (42) van het wandbevestigingsmiddel een vlakke onderzijde heeft.
2. Deurinrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij ten minste 10%, bij voorkeur ten minste 20%, van het manteloppervlak aanligt tegen de vlakken van de verzonken opening (21).
3. Deurinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de insert (30) een visuele indicatie (35) omvat, welke gerelateerd is aan de loodrechte afstand vanaf een vlak (32’; 32”) van de mantel (31) tot een excentrische as E van de centrale opening (31).
4. Deurinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij visuele indicaties voor elk paar evenwijdige vlakken voorzien zijn en elke visuele indicatie gerelateerd is aan de afstand van een van beide vlakken van het paar evenwijdige vlakken (32’, 32”) tot de excentrische centrale opening (34).
5. Deurinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het wandbevestigingsmiddel een schroef is.
6. Deurinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de pivotscharnier aan weerszijden van de scharnieras een langwerpige verzonken opening omvat, gericht volgens de lengterichting L van de schamiervoet.
7. Deurinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij een dwarsdoorsnede van de insert (30) een hexagonale vorm of een octogonale vorm heeft.
8. Deurinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de deurinrichting een magnetisch samenstel (50) omvat voor het uitlijnen van het deurblad (3) in een gesloten toestand van de deurinrichting (1), waarin een eerste deel (51) voorzien is op een buitenomtrek (3’) van het deurblad (3) en een tweede deel (52) voorzien is op een binnenomtrek (2’) van de deuropening (2), waarbij het ene deel (51; 52) is voorzien van een permanente magneet (53) en het andere deel (51; 52) is voorzien van een hiermee magnetisch samenwerkend element, waarbij het eerste deel (51) en het tweede deel (52) in de gesloten toestand van de deurinrichting (1) coaxiaal samenvallen, zonder elkaar te raken.
9. Deurinrichting (1) volgens conclusie 8, waarbij het eerste deel (51) en/of het tweede deel (52) stopmiddelen (54) omvat, waarbij de stopmiddelen (54) voorzien zijn om het openen van het deurblad (3) in één richting verhinderen.
10. Deurinrichting (1) volgens conclusie 9, waarbij het eerste deel (51) en het tweede deel (52) stopmiddelen (54) omvatten en zich in de stopmiddelen (54) bevindende gelijkvormige permanente magneten (53) omvatten, waarbij de stopmiddelen (54) tegen elkaar aanliggen in de gesloten stand van het deurblad.
11. Deurinrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij de permanente magneten (53) en de stopmiddelen (54) een centrale opening vertonen en op het deurblad (3), respectievelijk de verharding, bevestigd zijn met behulp van een schroef (4) door de centrale opening.
12. Deurinrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de deurinrichting een dichting (60) tussen de buitenomtrek (3’) van het deurblad (3) en de verharding omvat, de dichting (60) omvattende: - een basis (61) bevestigd op de omtrek (3’) van het deurblad (3); en — twee flexibele vleugeldelen (62) die voorzien zijn aan weerszijden van de basis, die zich uitstrekken vanaf de zijden van de basis naar het midden toe en een zodanige vorm hebben, dat zij door contact met de verharding inklappen.
13. Deurinrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij de breedte van de deur minstens 100 cm bedraagt.
14. Deurinrichting (1) volgens een van de voorafgaande conclusies, waarbij het gewicht van de deur gelegen is tussen 50-200 kg, bij voorkeur tussen 100-150 kg.
15. Pivotschamier (4) zoals gedefinieerd in één van de conclusies 1-7 voor gebruik in een deurinrichting (1) volgens één der voorgaande conclusies.
16. Schamiervoet zoals gedefinieerd in één van de conclusies 1-7 voor gebruik in een pivotscharnier (4) volgens conclusie 15.
17. Werkwijze voor het uitlijnen van een deurblad (3) in een deurinrichting (1) volgens één der conclusies 1-14, omvattende de volgende stappen: - het oriënteren en plaatsen van elke insert (40) in elke verzonken opening (42) van de scharniervoet (20); en - het bevestigen van de scharniervoet (20) aan de verharding met behulp van de wandbevestigingsmiddelen (30).