(30) Voorrangsgegevens :
01/12/2016 BE BE2016/5900 (71) Aanvrager(s) :
UNILIN BVBA 8710, WIELSBEKE België (72) Uitvinder(s) :
DE JAEGER Jasper 9800 DEINZE België
VANGEENBERGHE Kristof 8531 BAVIKHOVE België
VERSCHATSE Bram 8800 ROESELARE België
CAPPELLE Mark 8840 STADEN België (54) Set van vloerpanelen en werkwijze voor het samenstellen ervan (57) Set van vloerpanelen bestemd voor het vloeren van een ruimte, daardoor gekenmerkt dat de set (2) meerdere eerste vloerpanelen (1A) omvat, waarbij deze eerste vloerpanelen (1A) een gemeenschappelijke vorm en afmeting vertonen, en dat de set (2) verder één of meerdere tweede vloerpanelen omvat die een aanpassing (12) van de gemeenschappelijke vorm en/of de gemeenschappelijke afmeting vertonen of hiertoe zijn voorzien, waarbij de voornoemde aanpassing (12) is uitgevoerd in overeenstemming met de voornoemde ruimte (3). De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het samenstellen van dergelijke set (2) van vloerpanelen (1A-1B).
F/g 1
BE2017/5322
Set van vloerpanelen en werkwijze voor het samenstellen ervan.
Deze uitvinding heeft betrekking op een set van vloerpanelen en op een werkwijze voor het samenstellen van een dergelijke set.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op een set van vloerpanelen die bestemd is voor het vloeren van een specifieke ruimte.
Vloerbekledingen die worden samengesteld uit vloerpanelen zijn inmiddels ruim bekend, bijvoorbeeld uit het WO 97/47834. De daar geopenbaarde vloerpanelen betreffen onder andere laminaatvloerpanelen waarbij deze aan hun randen zijn voorzien van mechanische koppeldelen die toelaten de laminaatvloerpanelen samen te stellen tot een samenhangende zwevende vloerbekleding. De vloerpanelen uit het WO 97/47834 maken het voor de gemiddelde doe-het-zelver mogelijk om zelf een vloerbekleding te installeren, voornamelijk doordat het aan elkaar lijmen van de panelen bij dit soort vloerpanelen niet noodzakelijk is. De geleverde vloerpanelen vertonen allen een gemeenschappelijke vorm en afmeting, en de installatie vergt wel enige handigheid en ervaring voor het vlot aanpassen van de vloerpanelen aan de te vloeren ruimte, bijvoorbeeld bij het begin of einde van een rij van vloerpanelen, voor de laatste rij, of daar waar zieh bijzondere situaties voordoen, bijvoorbeeld om de doorgang van nutsleidingen toe te laten. Bovendien moet een goede installatie voldoen aan bepaalde voorwaarden, zoals minimumafmetingen van de start- en eindpanelen van een rij, minimum afstand tussen korte randen van vloerpanelen in aanliggende rijen, een voldoende grote expansievoeg aan de wanden en zo meer. De grootte van de expansievoeg is vaak afhankelijk van het soort vloerbekleding en/of van de geografische regio waar de te vloeren ruimte zieh bevindt. Het niet voldoen aan één of meerdere van deze voorwaarden kan leiden tot een verlies van de garantie, en tot een defecte vloer. Het uitvoeren van de aanpassingen nodig voor de ruimte vraagt veel tijd en leidt tot lawaai en stof, hetgeen vooralsnog als een noodzakelijke overlast wordt aanzien. Er dient nog opgemerkt te worden dat er een markttrend heerst naar vloerpanelen van grotere afmetingen, bijvoorbeeld met een lengte van 180 centimeter
BE2017/5322 en meer, en een breedte van 20 centimeter en meer. Dit brengt met zieh mee dat voor het vloeren van eenzelfde ruimte ook een groter aantal aanpassingen nodig is. Vaak zijn de vereiste aanpassingen bij grotere panelen ook meer ingewikkeld.
Uit het WO 2001/047717 is een werkwijze bekend voor het vervaardigen van vloerpanelen waarbij een globaal decor, bijvoorbeeld een wereldkaart, zieh uitstrekt over meerdere vloerpanelen. Elk van de vloerpanelen wordt op een digitale manier voorzien van een decor, zodat de esthetische wensen van de gebruiker kunnen worden ingevuld. De vloerpanelen kunnen voorzien zijn van een identificatiemarkering met het oog op een vlotte installatie. De installatie vereist echter nog altijd de aanpassingen die hierboven beschreven zijn.
Uit het WO 2014/195281 is een werkwijze bekend waarbij fineren, bestemd voor de toplaag van fineervloerpanelen, op een optimale manier uit hout worden gesneden. De randen van de fineren volgen min of meer de natuurlijke kromming van het hout, maar zijn aangepast om samen met gelijkaardige fineren een vooraf vastgelegd vloeroppervlak te vormen. De contouren van de fineren worden bepaald met hulp van een computerprogramma dat uitgaat van het grondoppervlak van een te vloeren ruimte en dat rekening houdt met bepaalde voorwaarden bijvoorbeeld omtrent de minimum afstand tussen korte randen van fineren in aanliggende rijen. De bekomen fineren worden op een gelijkvormig substraat, zoals op een spaanplaat, gelijmd, waarbij vloerpanelen met een onregelmatige vorm worden bekomen, die toch een voiiedig en gesloten vloeroppervlak voor de betreffende ruimte opleveren. De vloerpanelen zijn allen voorzien van een label. De werkwijze van het WO’281 is omslachtig en biedt bijvoorbeeld geen oplossing in het gevai van door te voeren nutsleidingen of in het gevai andere vaste objecten in de ruimte aanwezig zijn, zoals steunpalen, wanden of zware vaste op maat gemaakte meubelen.
De huidige uitvinding beoogt in de eerste plaats een alternatieve set van vloerpanelen bestemd voor het vloeren van een ruimte waarbij, volgens verschillende voorkeurdragende uitvoeringsvormen een oplossing wordt geboden voor één of meerdere van de problemen met de vloerbekledingen uit de stand van de techniek.
BE2017/5322
De uitvinding is gedefinieerd in de conclusies en betreft de verder hieronder beschreven werkwijze van het tweede onafhankelijk aspect, waarbij deze werkwijze kan worden aangewend voor het verwezenlijken van de vloerpanelen van het eerste onafhankelijk aspect.
Hiertoe betreft de uitvinding, voigens haar eerste onafhankelijk aspect, een set van vloerpanelen geschikt voor, en bij voorkeur bestemd voor het vloeren van een ruimte, met als kenmerk dat de set meerdere eerste vloerpanelen omvat, waarbij deze eerste vloerpanelen een gemeenschappelijke vorm en afmeting vertonen, en dat de set verder één of meerdere tweede vloerpanelen omvat die een aanpassing van de gemeenschappelijke vorm en/of de gemeenschappelijke afmeting vertonen of hiertoe zijn voorzien, waarbij de voornoemde aanpassing in overeenstemming is met de voomoemde mimte.
Met “set van vloerpanelen bestemd voor het vloeren van een mimte” wordt bedoeld dat deze set nog niet is geïnstalleerd, doch voorgefabriceerd is, in het bijzonder minstens zodanig dat de voomoemde tweede vloerpanelen de vereiste aanpassingen vertonen of hiertoe zijn voorzien, en nog moet worden geïnstalleerd in de betreffende mimte.
Het is duidelijk dat de voomoemde eerste vloerpanelen mogelijks wel kleine verschillen op vorm en afmeting kunnen vertonen ten gevolge van productietoleranties, of door een verschil in klimatisering, bijvoorbeeld een verschil aan relatief vochtgehalte in het geval van houtgebaseerde vloerpanelen. Voor de vakman is het duidelijk dat twee of meer eerste vloerpanelen nog steeds een gemeenschappelijke vorm of afmeting vertonen ook in een geval waarbij deze eerste vloerpanelen verschillen vertonen in de betreffende afmeting of vorm, waarbij deze verschillen vallen binnen de maximale afwijking toegelaten in de norm van het betreffende vloertype, bijvoorbeeld in het geval van laminaatvloerpanelen binnen de maximaal toegelaten afwijkingen van de norm EN 13329.
BE2017/5322
Verder is het duidelijk dat met vorm en afmeting, de vorm en afmetingen in het vlak van de vloerbekleding wordt bedoeld. Uiteraard draagt het de voorkeur dat de eerste vloerpanelen en tweede vloerpanelen dezelfde dikte zouden vertonen.
Volgens het belangrijkste voorbeeld van eerste vloerpanelen, en volgens de uitvinding, zijn het rechthoekige en langwerpige, vloerpanelen, waarbij deze eerste vloerpanelen zowel lengte als breedte gemeenschappelijk hebben. Volgens de uitvinding vertonen de eerste vloerpanelen een gemeenschappelijke rechthoekige vorm met een gemeenschappelijke lengte en breedteafmeting.
In het algemeen is het duidelijk dat de afmetingen en vorm van de eerste vloerpanelen in de set van de uitvinding op geen enkele manier zijn aangepast, en zeker niet in overeenstemming met de ruimte waarvoor ze zijn bestemd. Eventueel kunnen zij wel van een markering zijn voorzien om hun plaats in de ruimte aan te duiden.
Bij de eerste vloerpanelen gaat het bij voorkeur om standaard vloerpanelen, bijvoorbeeld rechthoekige en langwerpige vloerpanelen, bij voorkeur met een lengte kleiner dan 2,5 meter. De massaproductie van vloerpanelen is op deze vorm afgestemd. Bij voorkeur bedraagt de breedte van de panelen tussen 10 en 25 centimeter en/of bedraagt de lengte van de panelen tussen 80 en 150 centimeter. Doordat de set van vloerpanelen een combinatie betreft van minstens eerste vloerpanelen met een gemeenschappelijke vorm en afmeting, namelijk gemeenschappelijke lengte en breedte, met aangepaste tweede vloerpanelen kan op een rationele manier een vloer worden aangeboden, aangepast aan, en eventueel op maat van, de betreffende ruimte.
Volgens de meeste voorkeurdragende uitvoeringsvorm gaat het bij de voornoemde aanpassing om een aanpassing die op voorhand en los van de eigenlijke installatie is uitgevoerd. Zo bijvoorbeeld kan de producent van de vloerpanelen de vereiste aanpassingen uitvoeren, of kan de distributeur van de vloerpanelen dit doen. Zoals verder nog zal blijken kunnen de tweede vloerpanelen ook louter voorzien zijn te worden aangepast, doordat zij bijvoorbeeld over een breuklijn beschikken, of doordat de opdeellijn geschikt voor de aanpassing op het vloerpaneel is aangeduid. In het kader
BE2017/5322 van de uitvinding betreft het dan ook telkens breuklijnen of aanduidingen die op voorhand en los van de eigenlijke installatie zijn uitgevoerd.
Bij voorkeur omvat de set minstens het aantal eerste en tweede vloerpanelen die nodig zijn voor het vloeren van de voornoemde ruimte, waarbij de tweede vloerpanelen dan de nodige aanpassingen in overeenstemming met de betreffende ruimte vertonen, of voor deze aanpassingen zijn voorzien.
Bij voorkeur kan de set van vloerpanelen zonder verdere aanpassingen worden aangewend voor het vloeren van de voornoemde ruimte.
Bij voorkeur bevat de voomoemde set minstens tweede vloerpanelen waarbij de voomoemde aanpassing bestaat uit een afkorting in de lengte en/of de breedte van de vloerpanelen of waarbij de aanpassing dergelijke afkorting omvat. Vloerpanelen waarvan de lengte is aangepast kunnen de start of het einde van een rij vormen, waarbij tussen het aangepaste vloerpaneel aan het begin en dat aan het einde van de rij eerste vloerpanelen worden geïnstalleerd. Vloerpanelen waarvan de breedte is aangepast kunnen dienst doen in een rij die evenwijdig of ongeveer evenwijdig loopt met een wand. In het geval van een rechthoekige mimte kan het gaan over de beginrij en/of eindrij.
Bij voorkeur bevat de voomoemde set minstens tweede vloerpanelen waarbij de voomoemde aanpassing bestaat uit het volledig of gedeeltelijk verwijderen van uitstekende gedeelten aan één of meerdere randen van de vloerpanelen of waarbij de aanpassing dergelijke verwijdering omvat. Het kan bijvoorbeeld gaan om verwijderde gedeelten van aan de randen aanwezige koppeldelen, zoals een uitstekend tandgedeelte, of een uitstekend groeflipgedeelte. Voigens de stand van de techniek verwijdert een installateur dergelijke gedeelten bij het vloeren met het oog op het bekomen van een compactere expansievoeg, bijvoorbeeld tegen een wand. Zo kunnen voor een startrij van een vloerbekleding de aan de lange randen aanwezige uitstekende tandgedeelten verwijderd worden.
BE2017/5322
Bij voorkeur bevat de voornoemde set minstens tweede vloerpanelen waarbij de voornoemde aanpassing bestaat uit een aangepaste contour voorzien aan één of meerdere randen van het vloerpaneel, of waarbij de aanpassing dergelijke aangepaste contour omvat. Hierbij kan de voornoemde contour het verloop van een wand of andere rand met een niet te vloeren gedeelte van de voornoemde ruimte volgen. Het voorzien van dergelijke contour is bijvoorbeeld interessant bij wanden die niet of niet voiiedig evenwijdig verlopen met de lange paneelranden aan de start of bij het einde van de vloerinstallatie. Bij voorkeur is de aangepast contour zodanig dat tussen de aangepaste contour en de wand een expansievoeg verblijft. Bij voorkeur vertoont de expansievoeg een constante breedte, of althans toch een breedte die een eventuele variatie in zijn breedte van minder dan 40% vertoont. Zo bijvoorbeeld kan de breedte van de expansievoeg ongeveer 10 millimeter plusminus 2 millimeter bedragen. Bij voorkeur is de breedte van de expansievoeg aangepast in functie van de geografische plaats waar de te vloeren ruimte zieh bevindt. Zo dient, bijvoorbeeld bij houtgebaseerde vloerproducten, in noordelijke regio’s, zoals Scandinavie, rekening te worden gehouden met een uitdroging en dus krimp van het vloerproduct in de winter doordat de verwarming in de woonruimtes voor een läge luchtvochtigheid zorgt. In zuidelijke regio’s, zoals Oceanië, dient dan weer rekening gehouden te worden met een hoge relatieve luchtvochtigheid tijdens de zomer, en een dito uitzetting van het vloerproduct.
Bij voorkeur bevat de voornoemde set minstens tweede vloerpanelen waarbij de voornoemde aanpassing bestaat uit uitsparingen en/of aanpasstukken voorzien aan het betreffende paneel en bestemd voor de doorvoer van leidingen, of waarbij de aanpassing dergelijke uitsparingen en/of aanpasstukken omvat. Dergelijke uitsparingen en aanpasstukken zijn bijvoorbeeld wenselijk daar waar verwarmingsbuizen het vloeroppervlak uitkomen. Het aanpasstuk is hierbij bijvoorbeeld het paneelgedeelte dat zieh vanuit de ruimte gezien achter de verwarmingsbuizen bevindt. Zulk paneelgedeelte of aanpasstuk moet bij de vloerinstallatie afzonderlijk van het eigenlijke tweede vloerpaneel worden gelegd om toe te laten rond de betreffende leidingen te werken. Bij voorkeur wordt het aanpasstuk uit een ander standaardvloerpaneel bekomen dan het betreffende eigenlijke tweede vloerpaneel. Op die manier kan een perfecte aansluiting tussen het aanpasstuk en het eigenlijke tweede vloerpaneel worden bekomen, nameiijk
BE2017/5322 zonder dat een tussenafstand, gecreëerd door een zaag- of andere snijlijn tussen het aanpasstuk en het eigenlijke tweede vloerpaneel, verblijft. Bij voorkeur is het aanpasstuk, indien bekomen uit een ander standaardvloerpaneel, zodanig uitgevoerd dat zijn decoratieve zijde past met de decoratieve zijde van het eigenlijke tweede vloerpaneel. Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het aanpasstuk hiertoe bekomen uit een standaardvloerpaneel met een identieke decoratieve zijde als het standaardvloerpaneel waaruit het eigenlijke tweede vloerpaneel is bekomen, en bij voorkeur wordt het aanpasstuk uit die plaats van het standaardvloerpaneel genomen die overeenstemt met het verwijderde stuk van het eigenlijke tweede vloerpaneel, zodanig dat de decoren van aanpasstuk en eigenlijk gedeelte van het tweede vloerpaneel naadloos of praktisch naadloos in elkaar overgaan. Vloerpanelen met identieke decoratieve zijden zijn bijvoorbeeld typisch aanwezig in vloerproducten die een gedrukt decor vertonen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij laminaatvloerpanelen of LVT-vloerpanelen (Luxury Vinyl Tile).
Bij voorkeur omvat de voornoemde aanpassing de verwijdering van een overbodig gedeelte van het betreffende vloerpaneel. Het betreft hierbij een verwijdering die op voorhand en los van de installatie is uitgevoerd. Het betreffende vloerpaneel is met andere woorden volledig op maat geleverd in functie van de positie die het in de bestemmingsruimte zal innemen.
Volgens een bijzonder alternatief omvat de voornoemde aanpassing een breuklijn die voorzien is tussen het overbodige gedeelte en het nuttige gedeelte van het betreffende vloerpaneel. Dergelijke breuklijn kan dan aan de uiteindelijke gebruiker of installateur een eenvoudige verwijdering van het overbodige gedeelte toelaten, bijvoorbeeld zonder dat zaagbewerkingen nodig zijn. Het betreffende vloerpaneel is met andere woorden door middel van de voorziene breuklijn eenvoudig op maat te brengen in functie van de positie die het in de bestemmingsruimte zal innemen. Dergelijke breuklijn is eveneens op voorhand en los van de installatie in het betreffende tweede vloerpaneel voorzien. Bij voorkeur is het nuttige gedeelte en/of het overbodige gedeelte van het tweede vloerpaneel voorzien van een markering of andere aanduiding, zodat de gebruiker kan afleiden of het betreffende gedeelte nuttig of overbodig is.
BE2017/5322
Volgens nog een ander altematief vertonen de voornoemde tweede vloerpanelen een aanduiding volgens dewelke de betreffende tweede vloerpanelen dienen te worden aangepast om in overeenstemming te komen met de voomoemde mimte. Zo bijvoorbeeld kan de uit te voeren opdeling van het betreffende vloerpaneel worden aangeduid met een erop aangebrachte opdeellijn en/of kan het overbodige gedeelte en/of het nuttige gedeelte van het vloerpaneel worden gemarkeerd. Dergelijk aanduiding is eveneens op voorhand en los van de installatie op het betreffende vloerpaneel voorzien.
Volgens nog een ander altematief vertonen de voornoemde tweede vloerpanelen een gebruiksinstructie, bijvoorbeeld volgens dewelke zij dienen te worden gelegd. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om een instructie om het betreffende tweede vloerpaneel met de ondergrond te verlijmen, terwijl de vloerbekleding voor het overige in hoofdzaak uit een zwevende vloerbekleding bestaat. Zulks is bijvoorbeeld nuttig in het geval van thermoplastische vloerpanelen, zoals zogenaamde LVT (Luxury Vinyl Tile), op die plaatsen waar zij onderhevig kunnen zijn aan direct invallend zonlicht. Het is gekend dat dergelijke panelen de neiging hebben uit te zetten in een dergelijke situatie. Hierbij welven de panelen dan plaatselijk uit het vloeroppervlak. Om dit te verhinderen is een plaatselijke verlijming van de panelen met de ondergrond een goede optie.
De hierboven vermelde breuklijnen en/of aanduidingen zijn bijvoorbeeld uitermate nuttig in het geval van kleine overbodige gedeelten of kleine nuttige gedeelten van vloerpanelen. Vooral bij kleine nuttige gedeelten is het risico op het ontstaan van onnauwkeurigheden in een automatische productie-omgeving prevalent. Er bestaat ook een risico op verlies van dergelijke gedeelten, hetzij in de productie, hetzij bij de installatie. Het niet verwijderen of niet volledig verwijderen van overbodige gedeelten van de vloerpanelen, maar in de plaats daarvan, het aanduiden van opdeellijnen of het voorzien van breuklijnen, kan ook leiden tot een meer stabiele verpakkingseenheid.
BE2017/5322
Een breuklijn, zoals in bovenstaand bijzonder alternatief, kan op verschillende praktische manieren zijn uitgevoerd, waarvan hieronder, zonder exhaustief te willen zijn, enkele belangrijke mogelijkheden worden opgesomd.
Volgens een eerste mogelijkheid omvat of bestaat de breuklijn uit meerdere doorgaande boringen die zieh langsheen de gewenste opdeellijn tussen het nuttige en overbodige gedeelte van het vloerpaneel bevinden. Bij voorkeur wordt minstens 60% van de opdeellijn gevormd door dergelijke boringen. Het is duidelijk dat dergelijke boringen niet noodzakelijk cilindervormig hoeven te zijn.
Volgens een tweede mogelijkheid omvat of bestaat de breuklijn uit één of meerdere niet doorgaande insnijdingen ter plaatse van de gewenste opdeellijn tussen het nuttige en overbodige gedeelte van het vloerpaneel. De niet doorgaande insnijdingen kunnen aan de bovenzijde of aan de onderzijde van het vloerpaneel zijn uitgevoerd, of aan beide zijden, al dan niet afwisselend längs de opdeellijn. De niet doorgaande insnijdingen kunnen al dan niet aanwezig zijn over de volledige opdeellijn. Bij voorkeur zijn zij minstens aanwezig over 80% van de opdeellijn. Volgens de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is dergelijke insnijding minstens uitgevoerd aan de decoratieve zijde van het betreffende vloerpaneel, en bij voorkeur strekt de insnijding zieh uit over de volledige betreffende opdeellijn. Op die manier kan fabrieksmatig een goede snedekwaliteit worden voorzien aan het zichtbaar oppervlak van het vloerpaneel. Het risico dat de uiteindelijke verwijdering van het overbodig gedeelte het zichtbaar oppervlak van het nuttige gedeelte beschädigt is dan minimaal. Volgens een alternatief is dergelijke insnijding minstens uitgevoerd aan de onderzijde van het betreffende vloerpaneel. Bij voorkeur is de dikte van het resterend materiaalgedeelte aan de bovenzijde of onderzijde van het betreffende vloerpaneel minder dan 10% van de dikte van het vloerpaneel. Bij voorkeur bedraagt de dikte van het resterend materiaalgedeelte aan de bovenzijde of de onderzijde minder dan 2 millimeter. Dergelijke dikte laat eenvoudige verwijdering van het overbodige gedeelte door middel van een breekmes en gelijkaardige werktuigen toe.
BE2017/5322
Voigens een derde mogelijkheid omvat of bestaat de breuklijn uit een al dan niet doorgaande sleuf die zieh in hoofdzaak uitstrekt over de volledige opdeellijn, doch zodanig dat het nuttige gedeelte wel nog met het overbodige gedeelte verbonden blijft over een resterend gedeelte van één of meerdere van de aan de randen aanwezige koppeldelen. Voigens een eerste voorbeeld hiervan kan de breuklijn zieh uitstrekken tussen posities die aan twee verschillende randen, bijvoorbeeld tegenoverliggende randen, proximaal gelegen zijn van de distale uiteinden van de daar aanwezige koppeldelen. In dergelijk geval worden de distale gedeelten van deze koppeldelen aan de betreffende randen niet doorgesneden. Zo blijft het nuttige gedeelte met het overbodige gedeelte verbonden over deze distale gedeelten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een gedeelte van een uitstekende groeflip en/of om een gedeelte van een aan de rand uitstekende tand. Voigens een tweede voorbeeld hiervan kan de breuklijn zieh uitstrekken tussen verschillende posities aan dezelfde rand, waarbij deze posities telkens proximaal gelegen zijn van het distale uiteinde van het daar aanwezig koppeldeel. Het is duidelijk dat de sleuf zieh voigens deze derde mogelijkheid bij voorkeur minstens uitstrekt over het volledig gedeelte van de opdeellijn die zieh op het decoratief oppervlak van het vloerpaneel bevindt, terwijl één of meerdere gedeelten van het vloerpaneel die aan de rand van het decoratief oppervlak uitsteken ononderbroken blijven. De gebruiker kan de niet onderbroken distale gedeelten dan handmatig of met eenvoudig gereedschap doorbreken zodat het nuttig gedeelte van het overbodig gedeelte wordt gescheiden.
Voigens een vierde mogelijkheid omvat of bestaat de breuklijn uit een doorgaande sleuf die zieh in hoofdzaak uitstrekt over de volledige opdeellijn, terwijl de sleuf over een beperkt gedeelte van de opdeellijn, bijvoorbeeld minder dan 10% ervan, niet doorgaand is uitgevoerd. Op die manier wordt bekomen dat het nuttige en overbodige gedeelte van het vloerpaneel toch nog verbonden blijven ter plaatse van dit niet doorgaande gedeelte van de sleuf. De gebruiker kan de verbinding dan handmatig of met eenvoudig gereedschap onderbreken zodat het nuttig gedeelte van het overbodig gedeelte wordt gescheiden.
BE2017/5322
In het algemeen wordt opgemerkt dat een breuklijn bij voorkeur zo is uitgevoerd dat het onderbreken van de resterende verbindingen tussen het overbodig gedeelte en het nuttige gedeelte van het vloerpaneel geen invloed kan hebben op de decoratieve zijde. Bij voorkeur is de gewenste contour van de decoratieve zijde reeds voorzien door middei van de sleuven, boringen en dergelijke meer. Door een gepaste keuze van de breuklijn kan er ook voor gezorgd worden dat het onderbreken van de resterende verbindingen geen invloed heeft op het functioneren van de koppeldelen, bijvoorbeeld doordat het nuttige gedeelte en het overbodige gedeelte slechts verbonden blijven door een gedeelte van de onderzijde en/of van de kern van het vloerpaneel dat zieh uit het profiel van de koppeldelen bevindt, bijvoorbeeld door een centraal gelegen gedeelte van de kern en/of de onderzijde van het paneel.
Het is duidelijk dat de set van vloerpanelen van het eerste aspect, verschillende typen van tweede vloerpanelen kan omvatten, bijvoorbeeld vloerpanelen waarvan het overbodig gedeelte is verwijderd, vloerpanelen waarvan het overbodig gedeelte over een breuklijn met het nuttig gedeelte is voorzien en/of vloerpanelen met de aanduiding van een opdeellijn nodig voor de scheiding van het nuttig en het overbodig gedeelte. Het is ook mogelijk dat één en hetzelfde vloerpaneel zowel een verwijderd gedeelte, een breuklijn en/of een aanduiding vertoont.
Bij voorkeur zijn meerdere van de voornoemde vloerpanelen die een aanpassing vertonen, of hiertoe zijn voorzien, samen verpakt in een verpakkingseenheid. In het geval de aanpassing een verwijdering van het overbodig gedeelte omvat, is het voordelig dat de betreffende eenheid ook één of meerdere overbodige gedeelten ontstaan door voornoemde aanpassing of verwijdering bevat. Op die manier kan een stabiele stapeling van tweede vloerpanelen in een verpakkingseenheid worden bekomen.
De uitvinding van het eerste aspect is voomamelijk nuttig bij vloerpanelen die geschikt zijn voor het vormen van een zwevende vloerbekleding. Dergelijke vloerpanelen zijn bij uitstek geschikt om te worden geinstalleerd door doe-het-zelvers, maar vereisen toch specifieke aanpassingen zoals de aanpassingen die verband houden met het
BE2017/5322 voorzien van voldoende grote expansievoegen. Vloerpanelen voor een zwevende vloerbekleding vertonen bij voorkeur minstens aan twee tegenoverliggende randen koppeldelen die toelaten twee van dergelijke vloerpanelen aan elkaar te verbinden waarbij aan de betreffende randen een vergrendeling ontstaat zowel in een richting loodrecht op het vlak van de gekoppelde panelen, als in een richting in het vlak van de panelen en loodrecht op de betreffende rand. Dergelijke koppeldelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een vergrendelende tand-in-groefverbinding, bijvoorbeeld van het type zoals gekend is uit het WO 97/47834. Dergelijke koppeldelen vertonen gebruikelijk ook uitstekende gedeelten aan één of meerdere van de voomoemde randen. In dergelijk geval is een aanpassing wenselijk waarbij bij een aantal van de voomoemde vloerpanelen deze uitstekende gedeelten aan één of meer randen zijn verwijderd, of voorzien zijn te worden verwijderd.
Met hetzelfde doel als bij het eerste aspect, heeft de huidige uitvinding voigens een onafhankelijk tweede aspect nog betrekking op een werkwijze voor het samenstellen van een set van vloerpanelen voor het vloeren van een mimte, zoals gedefinieerd in conclusie 1, waarbij de werkwijze de stappen bevat van het genereren van een dataset in overeenstemming minstens met het grondoppervlak van de voornoemde mimte, het vaststellen van een legplan geschikt voor de voornoemde mimte, het produceren van de vereiste tweede vloerpanelen die, voigens het vastgestelde legplan, een aanpassing vertonen of hiertoe zijn voorzien, en, bij voorkeur, het voorzien van minstens de vereiste hoeveelheid eerste vloerpanelen met gemeenschappelijke vorm en afmeting, of afmetingen. Het is duidelijk dat de werkwijze van het tweede aspect bij voorkeur wordt aangewend voor het verwezenlijken van een set van vloerpanelen met de kenmerken van het eerste aspect of de voorkeurdragende uitvoeringsvormen ervan.
Het genereren van de voornoemde dataset in overeenstemming minstens met het grondoppervlak van de voomoemde mimte wordt bij voorkeur uitgevoerd aan de hand van een automatisch meettoestel. Het kan hierbij gaan om een meettoestel dat de mimte scant en zo bijvoorbeeld een puntenwolk genereert die minstens een tweedimensionaal beeid van een gedeelte van het grondplan van de mimte omvat. Het betreffende meettoestel kan zijn meting eventueel vanuit verschillende posities in de betreffende
BE2017/5322 ruimte, en/of vanuit verschillende gezichtspunten uitvoeren, bijvoorbeeld naargelang de zichtbaarheid van de wanden van de betreffende ruimte. De hierbij ontstane verschillende puntenwolken worden naar elkaar gerefereerd door middel van de ingenomen positie en gezichtspunt zodat een volledig beeid van het grondoppervlak van de betreffende ruimte, en meer bepaald van de wanden ervan, ontstaat. Dit volledige beeid wordt digitaal opgeslagen en vormt minstens de basis van voornoemde dataset.
Het is duidelijk dat het vaststellen van het voornoemde legplan bij voorkeur wordt uitgevoerd op basis van de voornoemde dataset, of met andere woorden op basis van het digitale grondplan.
Praktisch gezien kan het voornoemde legplan op verschillende manieren worden vastgelegd.
Volgens een eerste manier wordt de stap van het vaststellen van het voornoemde legplan door middel van een computer uitgevoerd, waarbij de computer op basis van de voornoemde dataset, rekening houdend met gewenste beperkingen, een legplan voorstelt. De gewenste beperkingen kunnen veelvuldig zijn. Een eerste beperking is de afmeting en vorm van de eerste, of standaard, vloerpanelen. Deze eerste vloerpanelen worden genomen uit een beschikbaar vloerproduct dat op basis van persoonlijke voorkeur door de eindgebruiker is gekozen. Een tweede beperking is het type legplan. Op basis van zijn persoonlijke voorkeur kan de eindgebruiker opteren voor rijen in wildverband, rijen in halfverband, rijen volgens de diagonaal van de betreffende ruimte of voor spéciale patronen zoals visgraatmotief en dergelijke meer. Dergelijk legplan voldoet bij voorkeur op zieh al aan bepaalde voorwaarden, zoals aan de voorwaarde van de minimumafstand tussen korte randen van panelen in aanliggende rijen. Bij voorkeur geeft de eindgebruiker ook de hoofdriehting aan van de rijen of patronen. Bij voorkeur geeft de gebruiker ook de geografische plaats van de te vloeren ruimte. Rekening houdend met nog verdere beperkingen, zoals bijvoorbeeld de minimum afmeting van expansievoegen vereist voor het vloerproduct in kwestie, zulks bij voorkeur in functie van de geografische plaats van de ruimte, en bijvoorbeeld de
BE2017/5322 minimale afmeting van panelen in de start of op het einde van een rij, en op basis van de voomoemde dataset of digitaal grondplan, stelt de computer dan een uiteindelijk gedetailleerd legplan voor dat geschikt is voor het vloeren van de betreffende mimte. Uit dit legplan kan het vereiste aantal eerste vloerpanelen, namelijk vloerpanelen met een gemeenschappelijke vorm en afmeting, worden berekend, alsook het aantal van de voomoemde tweede vloerpanelen met hun vereiste aanpassing. De berekening van de vereiste aanpassingen is gebaseerd op het bepalen van de snijpunten/snijlijnen tussen het digitale grondplan en het legplan. Het resultaat van de berekening kan dan worden aangewend voor het automatisch samenstellen van de set van vloerpanelen die bestemd is voor het vloeren van de genoemde mimte. Dit automatisch samenstellen kan onder andere het produceren van de voomoemde tweede vloerpanelen inhouden op basis van standaardpanelen, gelijkaardig aan de voomoemde eerste vloerpanelen. Dit produceren kan het uitvoeren van één of meerdere van de aanpassingen, of voorzieningen hiertoe, inhouden die in het kader van het eerste aspect van de uitvinding zijn genoemd. Bij voorkeur wordt aan de hand van voornoemde berekening CAD/CAM (ComputerAided-Design/Computer-Aided-Manufacturing) data voor elk van de voomoemde tweede vloerpanelen gegenereerd, waarbij deze data geschikt is een bewerkingsmachine, zoals een bovenfrees en/of afkortzaag en/of lasersnijmachine en/of watersnijmachine of andere snijapparatuur, aan te sturen zodat de nodige aanpassing, aanduiding en/of breuklijn kan worden gerealiseerd.
Volgens een tweede manier wordt de stap van het vaststellen van het voomoemde legplan door middel van een computer uitgevoerd, waarbij de computer op basis van de voomoemde dataset, rekening houdend met gewenste beperkingen, legplannen beoordeelt die door de gebruiker zijn voorgesteld. De gewenste beperkingen kunnen veelvuldig zijn. Een eerste beperking is de afmeting en vorm van de eerste, of standaard, vloerpanelen. Deze eerste vloerpanelen worden genomen uit een beschikbaar vloerproduct dat op basis van persoonlijke voorkeur door de eindgebruiker is gekozen. Een tweede beperking is het type legplan. De gebruiker kan op basis van zijn persoonlijke voorkeur een type legplan kiezen en zo opferen voor rijen in wildverband, rijen in halfverband, rijen volgens de diagonaal van de betreffende mimte of voor spéciale patronen zoals visgraatmotief en dergelijke meer. De gebmiker kan ook de
BE2017/5322 gewenste hoofdrichting van de rijen of patronen aangeven. Bij voorkeur geeft de gebruiker ook de geografische plaats van de te vloeren ruimte. Dergelijk legplan voldoet bij voorkeur op zieh al aan bepaalde voorwaarden, zoals aan de voorwaarde van de minimumafstand tussen korte randen van panelen in aanliggende rijen. De gebruiker kan het legplan dan naar wens presenteren voor de voornoemde dataset, of het digitale grondplan, waarna de computer beoordeelt of het voorstel van de gebruiker voldoet aan verschillende verdere beperkingen, zoals bijvoorbeeld of voldaan is aan de minimaal vereiste afmeting van panelen in de start of op het einde van een rij, zulks rekening houdend met de vereiste expansievoeg voor het gekozen vloerproduct en de geografische plaats van de betreffende ruimte. Indien dit niet het geval is, kan de gebruiker het legplan op een andere manier presenteren totdat dit voldoet en een uiteindelijk gedetailleerd legplan gevonden is dat geschikt is voor het vloeren van de betreffende ruimte. De door de computer uit te voeren iteratie waarbij voorstellen voor een legplan door de gebruiker beoordeeld worden, kan op een gebruiksvriendelijke manier geschieden, bijvoorbeeld doordat de gebruiker het gekozen type legplan op grafische wijze, bijvoorbeeld als een virtuele laag die enkel de randen van de panelen weergeeft, over een voorstelling van het voornoemde grondplan aanbrengt. De gebruiker wijzigt de positie van het legplan en/of grondplan totdat de computer aangeeft dat de onderlinge positie geschikt is, of met andere woorden voldoet aan één of meerdere van de verdere beperkingen. Het wijzigen van de positie van het legplan en/of het grondplan kan op verschillende wijzen gebeuren, bijvoorbeeld middels een toetsenbord, joystick en/of muis, maar wordt bij voorkeur uitgevoerd door middel van een aanraakscherm of touchscreen. Volgens deze laatste mogeiijkheid beweegt de gebruiker bijvoorbeeld het type legplan over het grondplan tot de computer aangeeft dat een geschikte onderlinge positie is gevonden. In het algemeen kan de aanduiding van de vondst van een geschikt legplan op verschillende manieren worden aangegeven, bijvoorbeeld door middel van tekens, kleuren, geluiden, contrasten, vibraties en/of grafieken. Eventueel kan er een onderscheid gemaakt worden tussen aanvaardbare legplannen en ideale legplannen. In het geval het legplan op grafische wijze over het grondplan wordt gepresenteerd, kan het legplan, grondplan of beide van kleur veränderen wanneer een geschikt legplan wordt bereikt, of nabij is. Wanneer het uiteindelijk gedetailleerd legplan dat geschikt is voor het vloeren van de betreffende
BE2017/5322 ruimte gevonden is, kan het vereiste aantal eerste vloerpanelen, nameiijk vloerpanelen met een gemeenschappelijke vorm en afmeting, worden berekend, alsook het aantal van de voornoemde tweede vloerpanelen met hun vereiste aanpassing, zodat de set van vloerpanelen op gelijkaardige wijze als hierboven in de eerste manier kan worden samengesteld.
Wanneer volgens de hierboven genoemde eerste of tweede manier geen geschikt legplan wordt gevonden, zal de gebruiker een ander type legplan selecteren. Het niet vinden van een geschikt legplan kan in de eerste plaats voorkomen bij een wildverband, wanneer in elke positie van het legplan ergens een te kort vloerpaneel aan het begin of einde van een rij aanwezig is. De gebruiker kan dan kiezen voor een ander type legplan, waarbij dit ander type eveneens een wildverband betreft, maar met dat onderscheid dat de onderlinge positie van panelen in aanliggende rijen gewijzigd is, zodanig dat met dit ander type eventueel wel een geschikt legplan kan worden gevonden.
Volgens een andere mogelijkheid kan de computer, wanneer volgens de hierboven genoemde eerste of tweede manier geen geschikt legplan wordt gevonden, wijzigingen voorstellen aan het type legplan. Dit kan in de eerste plaats geschieden daar waar de gewenste beperkingen niet zijn voldaan. Wanneer bijvoorbeeld bij een wildverband in een bepaalde rij een te kort startpaneel aanwezig is, kan de computer voor die rij een andere startlengte voorstellen, zodanig dat het aangepaste legplan geschikt wordt voor het vloeren van de betreffende ruimte.
Uiteraard kunnen er door de computer bijkomende beperkingen voor een geschikt legplan worden opgelegd. Zo bijvoorbeeld kunnen beperkingen worden opgelegd die leiden tot een verbeterd installatiecomfort. Het is bijvoorbeeld voordeiig om in een gevai waarbij de kopse naden van de vloerpanelenrijen haaks op een wand met een deuropening staan, ervoor te zorgen dat zieh minstens één van deze naden ter plaatse van de deuropening bevindt.
Naargeiang het gewenste gebruiksgemak en de gewenste klantspecificiteit kunnen enkele stappen van de werkwijze van het tweede aspect al dan niet aan de gebruiker
BE2017/5322 worden overgelaten. Het vaststellen van het geschikte legplan kan bijvoorbeeld aan de eindgebruiker worden overgelaten. De eindgebruiker kan dat aan de hand van een computer en geschikte software uitvoeren, maar het is ook mogelijk dat de eindgebruiker zijn gewenste type legplan doorgeeft en dat het geschikte uiteindelijke legplan dan wordt vastgesteld door de producent, distributeur, architect door middel van een computer en geschikte software. Afhankelijk van de stappen uitgevoerd door de eindgebruiker is het mogelijk dat andere data beschikbaar is voor de vervaardiging van de tweede vloerpanelen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de data enkel het digitale grondplan omvat. Het is ook mogelijk dat de data minstens de geometric van elk tweede vloerpaneel omvat.
Voigens een bijzondere uitvoeringsvorm van de boven genoemde eerste manier, en in het bijzonder in het geval van een gewenst wildverband, is het mogelijk dat een computer op basis van de voornoemde dataset een gedetailleerd legplan voor een bepaalde ruimte voorstelt. Hiermee wordt bedoeld dat niet noodzakelijk moet worden uitgegaan van een legplan waarbij op zieh al aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Het bepalen van dergelijk gedetailleerd legplan omvat bij voorkeur de volgende stappen:
de stap van het bepalen van de hoofdrichting van de paneelrijen, bij voorkeur door de gebruiker in te geven, bijvoorbeeld door aan te duiden dat de hoofdrichting evenwijdig dient zijn met een gedeelte van de grenzen van het digitale grondplan, zoals dit vervat zit in de voornoemde dataset; de stap van het bepalen van de positie van de langsranden van paneelrijen; deze stap kan automatisch worden uitgevoerd, bij voorkeur zodanig dat de gemiddelde breedte van de paneelrijen aan de randen maximaal is, en waarbij de breedte voor elke rij aan dergelijke rand over een zo groot mogelijke lengte van de betreffende rij minstens de halve breedte van de panelen uit het betreffende vloerproduct bedraagt;
de stap van het berekenen van snijpunten tussen voornoemde langsranden van paneelrijen en het digitale grondplan, meer speciaal de externe en, bij voorkeur ook de interne, grenzen van dit grondplan;
BE2017/5322 de stap van het op basis van voornoemde snijpunten identificeren van starten stopposities in paneelrijen van volledige breedte, alsook van concave en convexe lussen die zieh uitstrekken in eenzelfde paneelrij;
de stap van het voorstellen van eerste en tweede vloerpanelen tussen de start- en stopposities in elke paneelrij, rekening houdend met gewenste beperkingen en eventuele concave lussen die zieh in de betreffende paneelrij bevinden;
de stap van het voorstellen van tweede vloerpanelen ter plaatse van de voornoemde convexe lussen, eveneens rekening houdend met gewenste beperkingen.
Het bekomen gedetailleerd legplan wordt dan verder aangewend zoals uiteengezet in de eerder genoemde eerste manier voor het samenstellen van de set van vloerpanelen die bestemd of geschikt is voor het vloeren van de betreffende ruimte.
Doordat het gedetailleerd legplan rij per rij wordt samengesteld, is het mogelijk het uiteindelijk legplan aan verdergaande beperkingen te laten voldoen. Zo bijvoorbeeld is het mogelijk een overbodig gedeelte van een tweede vloerpaneel uit een eerder samengestelde rij, geheel of gedeeltelijk aan te wenden als nuttig gedeelte in een andere nog samen te stellen rij. Op deze manier kan gewerkt worden met minder verlies. Volgens een ander voorbeeld kan ervoor gezorgd worden dat een doorgang van een nutsleiding samenvalt met een paar dwarse paneelranden. Zulks verhoogt het installatiegemak aanzienlijk en levert een esthetisch en kwalitatief resultaat op.
Het gedetailleerd legplan samengesteld volgens bovenstaande bijzondere uitvoeringsvorm hiervoor, is, volgens een afwijkende variante, ook toepasbaar in het geval met een vloerproduct wordt gewerkt met eerste vloerpanelen van random lengte. In dergelijk geval is bij voorkeur een databank voor handen met de lengte van de beschikbare eerste vloerpanelen. De stappen van het voorstellen van de geschikte panelen kunnen dan worden uitgevoerd uitgaande van telkens een beschikbaar, eventueel het best geschikte, eerste vloerpaneel, rekening houdend met de individuele lengte van dit vloerpaneel. Uit deze databank kan ook het best geschikte eerste vloerpaneel worden gekozen om te worden aangepast tot het vereiste tweede
BE2017/5322 vloerpaneel. Dergelijke werkwijze is bijzonder interessant in het geval van parketpanelen. In houtzagerijen zijn namelijk veelvuldig overschotten aan korthout beschikbaar, en parketmanufacturen zijn praktisch tot afname van dergelijk kort hout verplicht. Van dergelijk hout wordt dan gebruikelijk een minderwaardig product, zoals driestripparket, samengesteld. Volgens de huidige uitvinding zou dergelijk korthout opgewaardeerd kunnen worden en deel kunnen uitmaken van de databank van eerste vloerpanelen, zodanig dat zij daar waar mogelijk kunnen worden aangewend om een tweede vloerpaneel te voorzien. Het werken met een databank van beschikbare eerste vloerpanelen is ook interessant in die gevallen waarbij de productietoleranties relevant kunnen zijn, bijvoorbeeld wanneer de lengte van de rijen, en dus het aantal vloerpanelen in de betreffende rijen, dusdanig groot is dat een niet langer aanvaardbare accumulatie van paneellengtetoleranties ontstaat. Dergelijk principe van databank van beschikbare eerste vloerpanelen, kan ook worden gebruikt voor het bijhouden van gegevens, bijvoorbeeld de lengte, omtrent beschikbare oorspronkelijk overbodige gedeelten van tweede vloerpanelen. Deze kunnen dan worden aangesproken voor een volgend tweede vloerpaneel, naarmate het gedetailleerd legplan verder wordt berekend.
Het gedetailleerd legplan samengesteld volgens bovenstaande bijzondere uitvoeringsvorm kan een zeer realistische virtuele visualisatie van de gevloerde ruimte opleveren. Eventueel kan het gedetailleerd legplan nog worden aangepast in functie van de feedback van de gebruiker op dergelijke visualisatie.
Het is duidelijk dat het volgens het tweede aspect niet strikt noodzakelijk is dat de werkwijze de stap dient te omvatten van het voorzien van minstens de vereiste hoeveelheid eerste vloerpanelen met gemeenschappelijke vorm en afmeting, of afmetingen. Het is namelijk mogelijk dat de eindgebruiker zelf voldoende standaardpanelen voorziet en gebruik maakt van een andere partij om één of meerdere van de tweede vloerpanelen te voorzien.
Verder is het duidelijk dat een te bepalen legplan niet noodzakelijk voor de volledige te vloeren ruimte ineens dient te worden bepaald. Zo bijvoorbeeld is het mogelijk dat achtereenvolgens partiële legplannen worden bepaald aan de hand van de hoger
BE2017/5322 genoemde eerste en/of tweede manier, bijvoorbeeld partiële legplannen van telkens twee of meer rijen, bijvoorbeeld vijf of zeven rijen, breed. Het spreekt voor zieh dat aan elkaar grenzende partiële legplannen eveneens aan bepaalde gewenste beperkingen kunnen voldoen, bijvoorbeeld aan de beperking dat de minimumafstand tussen korte randen van panelen in de aanliggende rijen van de betreffende partiële legplannen over een minimale afstand ten opzichte van elkaar verschoven moeten zijn.
Zowel voigens het eerste als het tweede aspect draagt het de voorkeur dat minstens de tweede vloerpanelen een identificatie omvatten die toelaat, eventueel in samenhang met een legplan, hun voorziene positie in de vloer te bepalen. Eventueel kunnen ook de eerste vloerpanelen van een dergelijke identificatie worden voorzien. De identificatie van eerste vloerpanelen kan nuttig zijn in het geval de set van de uitvinding eerste vloerpanelen omvat met een identieke of quasi identieke decoratieve zijde, bijvoorbeeld in het geval van vloerpanelen die aan hun oppervlak voorzien zijn van een gedrukt decor, bijvoorbeeld met een imitatie van hout. De identificatie kan zodanig zijn uitgevoerd dat voorkomen wordt dat dergelijke eerste vloerpanelen dicht bij elkaar in het vloerplan zijn opgenomen, hetgeen kan benadrukken dat het over een imitatie gaat. In het algemeen kan de identificatie ook een installatievolgorde weergeven voigens de welke de vloerbekleding het eenvoudigst kan worden geïnstalleerd.
Aan de hand van de dataset die in het kader van de werkwijze van het tweede aspect is gegenereerd kunnen ook accessoires voor het betreffende door de gebruiker gekozen vloerproduct worden voorzien, zoals plinten, overgangsprofielen, ondervloer en dergelijke meer. Eventueel kunnen de plinten, overgangsprofielen en/of ondervloer ook aangepast zijn op basis van deze dataset. In het geval van plinten kan ook het verstek vereist in de hoeken van de kamer op voorhand en los van de installatie zijn voorzien.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
BE2017/5322
Figuur 1 een gedeelte weergeeft van een set van vloerpanelen met de kenmerken van de huidige uitvinding;
Figuur 2 in bovenaanzicht en op kleinere schaal een ruimte weergeeft die gevloerd is met behulp van de set van vloerpanelen waarvan een gedeelte is weergegeven in figuur 1 ;
Figuur 3 een variante weergeeft voor het paneel dat zieh op figuur 1 in het gebied F3 bevindt;
Figuren 4 tot 7 op grotere schaal en voor Varianten een zieht weergeven op het gebied dat op figuur 3 met F4 is aangeduid;
Figuur 8 op grotere schaal een zieht weergeeft volgens de op figuur 6 weergegeven lijn VIII-VIII;
Figuren 9 tot 14 in eenzelfde zieht Varianten weergeeft;
Figuur 15 in bovenaanzicht een te vloeren ruimte weergeeft;
Figuur 16 een type legplan weergeeft;
Figuren 17 en 18 schematisch een stap weergeven in een werkwijze volgens het tweede aspect van de uitvinding;
Figuur 19 in een zieht gelijkaardig aan dat van Figuur 15 nog een grondplan van een te vloeren ruimte weergeeft;
Figuren 20 tot 22 schematisch enkele stappen weergeeft in een werkwijze met de kenmerken van het tweede aspect van de huidige uitvinding; en Figuur 23 een workflow weergeeft voor het verwezenlijken van data geschikt voor het vervaardigen van een set van vloerpanelen met de kenmerken van het eerste aspect.
Figuur 1 geeft panelen 1 weer uit een set van vloerpanelen 2 die, zoals figuur 2 weergeeft bestemd is voor het vloeren van een ruimte 3. De panelen 1 van figuur 1 betreffen:
een eerste vloerpaneel 1A, waarvan de set meerdere bevat en die een gemeenschappelijke vorm en afmeting vertonen. In het voorbeeld betreft het vloerpanelen 1A met een rechthoekige en langwerpige vorm met relatief grote afmetingen, namelijk een lengte F van meer dan 2 meter en een breedte W van meer dan 20 cm. De vloerpanelen 1 zijn bestemd voor het vormen van een
BE2017/5322 zwevende vloerbekleding en zijn hiertoe aan hun randen 4-5-6-7 voorzien van mechanische koppeldelen 8 in de vorm van een tand 9 en een groef 10, waarbij de groef 10, in het voorbeeld, een uitstekende onderste groeflip 11 vertoont; meerdere tweede vloerpanelen IB uit de voomoemde set 2, die een aanpassing 12 van de gemeenschappelijke vorm en/of de gemeenschappelijke afmeting vertonen. De betreffende aanpassing 12 is in overeenstemming met de voomoemde mimte 3.
De voornoemde eerste vloerpanelen 1A betreffen standaardvloerpanelen van een gekozen vloerproduct. De voomoemde tweede vloerpanelen IB zijn bekomen door dergelijke standaardvloerpanelen aan te passen in overeenstemming met de te vloeren mimte 3. In dit geval betreft de aanpassing 12 telkens een verwijdering van de overbodige gedeelten van het betreffende vloerpaneel IB. De aanpassing 12 is telkens op voorhand en los van de eigenlijke installatie uitgevoerd. De set van vloerpanelen 2, waarvan een gedeelte is weergegeven in figuur 1, wordt met de vereiste aanpassingen 12 of tweede vloerpanelen IB geleverd.
De set 2 omvat, in het voorbeeld, minstens tweede vloerpanelen IB waarbij de voomoemde aanpassing 12 een afkorting 13 in de lengte omvat. Deze tweede vloerpanelen IB zijn geschikt om het begin of het einde van een rij 14 van vloerpanelen 1 te vormen.
De set 2 omvat, in het voorbeeld, minstens tweede vloerpanelen IB waarbij de voomoemde aanpassing 12 in de vorm van een verwijdering 14 van uitstekende gedeelten aan een rand omvat. Bij het geïllustreerde paneel 15 gaat het om de verwijdering van de uitstekende onderste groeflip 11 aan een korte rand 7.
De set 2 omvat, in het voorbeeld, minstens tweede vloerpanelen IB waarbij de voomoemde aanpassing 12 een aangepaste contour 16 omvat die voorzien is aan één of meerdere randen. De contour 16 kan aangepast zijn aan wanden 36 en/of andere randen van de mimte 3, zoals aanwezige pilaren 38 of steunpalen.
BE2017/5322
De set 2 omvat, in het voorbeeld, minstens tweede vloerpanelen IB waarbij de aanpassing 12 uitsparingen 17 en een aanpasstuk 18 omvat bestemd voor de doorvoer van leidingen, bijvoorbeeld van buizen voor de centrale verwarming. Hierbij is het mogelijk dat het aanpasstuk 18 bekomen is uit een ander vloerpaneel, dan het eigenlijke gedeelte 19 van dit tweede vloerpaneel IB. Op die manier kan nameiijk voorkomen worden dat het materiaal verwijderd door een zaaglijn tussen het eigenlijke gedeelte 19 en het aanpasstuk 18 zou zorgen voor een naad in de uiteindelijke vloerbekleding. Door het aanpasstuk 18 uit een ander vloerpaneel te produceren kan een aansluiting bekomen worden met het eigenlijke gedeelte 19 van het vloerpaneel IB.
De set 2 van het voorbeeld omvat minstens aile eerste vloerpanelen IA en tweede vloerpanelen IB nodig voor het vloeren van de betreffende ruimte 3, en, in dit gevai, is de set 2 zo uitgevoerd dat geen verdere aanpassingen dienen te worden uitgevoerd voor het vloeren van de beoogde ruimte 3. Dat is, in het algemeen, volgens de uitvinding niet noodzakelijk. De set 2 zou bijvoorbeeld als tweede vloerpanelen IB enkel diegene kunnen bevatten die een aanpassing 12 omvatten die verder gaat dan een verwijdering 14 van uitstekende gedeelten aan een rand en/of een rechte afkorting 13 van de lengte L van de vloerpanelen 1.
Figuur 2 geeft de tweede vloerpanelen IB, die nodig zijn voor het vloeren van de betreffende ruimte 3, gearceerd weer. Doordat het hier gaat om eerste vloerpanelen IA met relatief grote afmetingen in vergelijking met de oppervlakte van de ruimte 3, beslaan de tweede vloerpanelen IB meer dan 50% van de oppervlakte.
Figuur 3 geeft een alternatief tweede vloerpaneel IB weer dat voorzien is te worden aangepast volgens een op het paneel voorziene aanduiding 20, in dit gevai een opdeellijn. Deze opdeellijn is op voorhand en los van de installatie op het betreffende vloerpaneel voorzien. De aanduiding is hier weergegeven op de decoratieve zijde 21 van het vloerpaneel IB, maar kan ook op de onderzijde ervan zijn aangebracht. De opdeellijn of aanduiding 20 kan zieh ook uitstrekken tot één of meerdere van de aan de rand voorziene koppeldelen 8.
BE2017/5322
Figuur 4 geeft nog een alternatief tweede vloerpaneel IB weer dat voorzien is te worden aangepast. Hiertoe is het paneel voorzien van een breuklijn 22 die in dit geval een serie doorgaande boringen 23 omvat voigens een voorziene opdeellijn. Figuur 5 geeft een alternatief weer met meerdere langwerpige doorgaande sleuven 24 voigens een voorziene opdeellijn. Het spreekt voor zieh dat boringen 23 en sleuven 24 kunnen worden gecombineerd om eenzelfde breuklijn 22 te voorzien.
Figuur 6 geeft nog een altematief weer met slechts één doorgaande sleuf 24 die zieh in hoofdzaak over de volledige opdeellijn uitstrekt. In het voorbeeld is het nuttige gedeelte 25 van het vloerpaneel IB enkel nog over de koppeldelen 8 van het vloerpaneel IB met het overbodige gedeelte 26 verbonden. Figuur 7 geeft ter verduidelijking ook een dergeiijk voorbeeld weer, doch voor een verschillend tweede vloerpaneel IB, dat niet behoort tot de set 2 van het voorbeeld. In het voorbeeld van figuur 6 strekt de breuklijn 22, zoals verder nog verduidelijkt in figuur 8, zieh uit tussen posities 27 die aan twee verschillende randen 4-5, in dit geval tegenoverliggende randen, proximaal gelegen zijn van de distale uiteinden 28 van de daar aanwezige koppeldelen 8. Met andere woorden worden de distale gedeelten 28 van deze koppeldelen 8 aan de betreffende randen 4-5 niet doorgesneden. In het voorbeeld van figuur 7 strekt de breuklijn 22 zieh uit tussen verschillende posities 27 aan dezelfde rand 5, die telkens proximaal gelegen zijn van het distale uiteinde 28 van het daar aanwezige koppeldeel 8. Het is duidelijk dat de gebruiker op eenvoudige manier, bijvoorbeeld handmatig of met eenvoudig gereedschap, de resterende verbinding 29 tussen het nuttige gedeelte 25 en het overbodige gedeelte 26 kan doorbreken. Verder is het duidelijk dat bij het type breuklijnen 22 van figuren 6, 7 en 8 het nuttige gedeelte 25 ook over slechts één resterende verbinding 29 met het overbodige gedeelte 26 kan zijn verbonden.
Figuur 8 geeft verder duidelijk weer dat het voorbeeld laminaatvloerpanelen 1 betreft, namelijk vloerpanelen bestaande uit een kern 30 waarop een laminaattoplaag 31 met een gedrukte decorlaag 32 en een slijtvaste toplaag 33 is aangebraeht, en waarbij aan de onderzijde van de kern een tegenlaag 34 is aangebraeht. Het is duidelijk dat de uitvinding kan worden toegepast bij eender welk type van vloerpanelen, zo bijvoorbeeld vindt zij ook toepassing bij houten vloerpanelen, zoals geprefabriceerd
BE2017/5322 parket, of bij kunststofvloerpanelen, zoals LVT panelen, waarbij dan andere types toplagen worden toegepast. Voor de vakman is het duidelijk dat de breuklijnen 22 die hier worden voorgesteld eveneens van toepassing zijn voor deze andere types van vloerpanelen.
Figuur 8 geeft verder weer dat de vloerpanelen 1A-1B van het voorbeeld aan minstens één paar tegenoverliggende randen 4-5 voorzien zijn van mechanische koppeldelen 8 die toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen 1A-1B aan de betreffende randen 4-5 kunnen worden gekoppeld, waarbij in de gekoppelde toestand een vergrendeling ontstaat zowel in een verticale richting V loodrecht op het vlak van de panelen, als in een horizontale richting H loodrecht op de betreffende randen 4-5 en in het vlak van de panelen. Dergelijke koppeldelen 8 kunnen op velerlei verschillende manieren zijn uitgevoerd. In het voorbeeld zijn zij in hoofdzaak als een tand-in-groefkoppeling voorzien. Uit figuur 1 is het duidelijk dat in dit geval ook de korte randen 6-7 zijn voorzien van mechanische koppeldelen 8. Het kan hierbij eveneens gaan om een vergrendelende tand-in-groefverbinding van het type weergegeven op figuur 8. Andere mogelijkheden zoals zogenaamde pushlock-koppelprofielen zijn niet uitgesloten. Dergelijke pushlock-koppelprofielen laten een vergrendeling toe door middel van een neerwaartse beweging van de paneelranden naar elkaar toe en zijn bijvoorbeeld gekend uit het WO 01/75247.
Figuur 9 geeft nog een uitvoeringsvorm weer waarbij de breuklijn 22 is uitgevoerd als een niet doorgaande sleuf 24, waarbij het nuttige gedeelte 25 en het overbodige gedeelte 26 van het vloerpaneel 1B verbonden blijven door middel van een resterende verbinding 29 onder de vorm van een materiaalgedeelte aanwezig aan de onderzijde van het vloerpaneel. Bij voorkeur omvat dit materiaalgedeelte, zoals hier, een gedeelte van de kem 30.
Figuur 10 geeft een uitvoeringsvorm weer waarbij de breuklijn 22 is uitgevoerd als een niet doorgaande sleuf 24, waarbij het nuttige gedeelte 25 van het overbodige gedeelte 26 van het vloerpaneel 1B verbonden blijven voor middel van een resterende verbinding 29 onder de vorm van een materiaalgedeelte aanwezig aan de bovenzijde
BE2017/5322 van het vloerpaneel IB. Bij voorkeur omvat dit materiaalgedeelte, zoals hier, een gedeelte van de kern 30.
Figuur 11 geeft een uitvoeringsvorm weer waarbij de breuklijn 22 is uitgevoerd als twee niet-doorgaande sleuven 24; één die van de onderzijde van het vloerpaneel IB is uitgevoerd en één die van de bovenzijde, of decoratieve zijde 21 van het vloerpaneel IB is uitgevoerd. Het nuttige gedeelte 25 blijft met het overbodige gedeelte 26 verbonden over een resterende verbinding 29 onder de vorm van een materiaalgedeelte van de kern 30.
Figuur 12 geeft een uitvoeringsvorm weer waarbij de breuklijn 22 ongeveer is uitgevoerd als in figuur 11, doch met dat verschil dat de sleuven 24 elkaar gedeeltelijk ontmoeten en dus voor een gedeelte 35 een doorgaande sleuf vormen. Het betreffende gedeelte 35 strekt zieh hierbij uit tussen posities 27 die aan twee tegenoverliggende randen 4-5 proximaal gelegen zijn van de distale uiteinden 28 van de daar aanwezige koppeldelen 8.
Figuur 13 geeft een uitvoeringsvorm weer waarbij de breuklijn 22 ongeveer is uitgevoerd als in figuur 9, doch met dat verschil dat de sleuf 24 voor een gedeelte 35 doorgaand is uitgevoerd. Het betreffende gedeelte 35 strekt zieh hierbij uit tussen posities 27 die aan twee tegenoverliggende randen 4-5 proximaal gelegen zijn van de distale uiteinden 28 van de daar aanwezige koppeldelen 8.
Figuur 14 geeft nog een uitvoeringsvorm weer ongeveer zoals in figuur 11 doch waarbij de resterende verbinding 29 is uitgevoerd als een resterend materiaalgedeelte van de kern 30 dat centraal is gelegen, of, met andere woorden, meer naar binnen is gelegen dan het profiel van de koppeldelen 8. Op deze manier wordt bekomen dat de koppeldelen 8 niet beïnvloed worden door het onderbreken van de resterende verbinding 29 tussen het nuttige gedeelte 25 en het overbodige gedeelte 26 van het betreffende tweede vloerpaneel IB.
BE2017/5322
Figuur 15 is een grafische weergave van een dataset die in overeenstemming met het grondoppervlak of grondplan van een te vloeren ruimte 3 is gegenereerd. De dataset omvat in dit geval data in overeenstemming met de wanden 36, omlijstingen van deuren 37, pilaren 38 of steunpalen, doorvoeropeningen 39 voor leidingen en dergelijke meer. Voor het vloeren van de ruime 3 dient de gebruiker een vloerproduct te kiezen. Als alternatief kan ook automatisch een vloerproduct voorgesteld worden, of kan de gebruiker kiezen tussen een beperkt aantal voorgestelde vloerproducten.
Figuur 16 is een voorbeeld van een type legplan 40 dat de gebruiker kan kiezen voor het vloeren van de ruimte uit figuur 15. In dit geval leidt het legplan tot rijen 14 van vloerpanelen 1 in wildverband, waarbij de minimale afstand D tussen korte randen 6-7 van panelen 1 in aanliggende rijen 14 groter blijft dan een voor het vloerproduct vereist minimum.
Figuur 17 geeft weer dat de gebruiker, voigens de in de inleiding genoemde tweede manier voor het vaststellen van het uiteindelijke legplan, het voornoemde type legplan 40 op grafische manier als een doorzichtige laag over het voornoemde grondplan kan schuiven. Dit kan bijvoorbeeld uitgevoerd worden door middel van een beeldscherm, meer speciaal een aanraakscherm of touchscreen, waarbij de gebruiker de onderlinge positie van de voornoemde doorzichtige laag gevormd door het type legplan 40 en het grondplan van de te vloeren ruimte 3 kan wijzigen. Hierbij is het mogelijk dat de gebruiker ook de hoofdrichting van de rijen 14 kiest, bijvoorbeeld, zoals hier, evenwijdig met de lange wanden. De computer beoordeelt de door de gebruiker voorgestelde onderlinge positie en keurt, in dit geval, de weergegeven onderlinge positie af als niet geschikt, omdat, in het voorbeeld, minstens de breedte B van de rij 14 bovenaan op figuur 17 niet voldoet aan de voor het vloerproduct vereiste minimumbreedte en minstens omdat de lengte Ll van enkele panelen 1B aan de rechterwand niet voldoet aan de vereiste minimumlengte.
Figuur 18 geeft een situatie weer waarbij de gebruiker een onderlinge positie heeft gevonden, waarvan de computer aangeeft dat die geschikt is voor het vloeren van de betreffende ruimte. Hierbij is aan de vereisten van mimumbreedte en minimumlengte
BE2017/5322 van de panelen IB overal voldaan. De vondst van een geschikt legplan wordt in dit geval grafisch weergegeven doordat de streeplijnen van het type legplan 40 uit figuren en 17 vaste lijnen zijn geworden. Het gedeelte van het type legplan 40 dat zieh binnen de contouren van het grondplan bevindt, vormt het uiteindelijk gedetailleerd legplan, zoals weergegeven in figuur 2.
Figuur 2 toont aan dat op basis van het uiteindelijk gedetailleerd legplan het vereiste aantal eerste vloerpanelen 1A, alsook het aantal van de tweede vloerpanelen IB met hun vereiste aanpassing 12 kan worden berekend, zodat de set van vloerpanelen 2 uit het eerste aspect geschikt voor het vloeren van de ruimte 3 uit figuur 15 kan worden samengesteld. Het aan de hand van de hier beschreven methode verkregen berekeningsresultaat kan worden aangewend voor het aansturen van een houtbewerkingsmachine voor het uitvoeren van de vereiste aanpassingen 12, en of voor het voorzien van breuklijnen 22 en/of aanduidingen 20 zoals hoger nog beschreven.
Figuur 19 is een grafische weergave van een dataset die in overeenstemming met het grondplan van een eerder theoretische te vloeren ruimte 3 is gegenereerd. De figuren 19 tot en met 22 illustreren een werkwijze voor het genereren van een gedetailleerd legplan, in dit geval met wildverband, voor de ruimte van figuur 19, waarbij de in de inleiding genoemde bijzondere uitvoeringsvorm hiervoor wordt aangewend. Het eerder theoretische grondplan laat toe een veelheid aan mogelijke situaties en moeilijkheden bij het bepalen van een gedetailleerd grondplan te illustreren, en toont aan dat telkens een oplossing kan worden gevonden.
Figuur 19 toont de door de gebruiker aangegeven gewenste hoofdrichting 41 voor de rijen 14 van het uiteindelijk legplan. Dergelijke hoofdrichting 41 kan ook automatisch worden berekend, bijvoorbeeld door het bepalen van de hoofdassen van het grondplan, en de hoofdas met de grootste lengte als hoofdrichting 41 aan te houden. In het niet weergegeven geval dat het grondplan een ellipsvorm zou hebben, zou, in dergelijk geval automatisch de lange as als hoofdrichting genomen worden.
BE2017/5322
Figuur 20 geeft schematisch het resultaat weer van de stap van het bepalen van de positie van de langsranden 42 van paneelrijen 14. Deze langsranden 42 verlopen uiteraard in de vastgelegde hoofdrichting 41. Hun onderlinge afstand M ligt vast door de keuze van het vloerproduct. In dit geval betreft het een vloerproduct met vloerpanelen 1A van slechts één gemeenschappelijke breedte. De positie van de langsranden 42 is automatisch uitgevoerd zodanig dat de gemiddelde breedte van de paneelrijen 14A aan de randen 43 maximaal is, en waarbij de breedte voor elke rij 14A aan dergelijke rand 43 over een zo groot mogelijke lengte van de betreffende rij 14A minstens de halve breedte van de panelen 1A uit het betreffende vloerproduct bedraagt.
Figuur 21 geeft schematisch het resultaat weer van de stap van het berekenen van snijpunten 44 tussen langsranden 42 van paneelrijen 14 en het digitale grondplan, meer speciaal de externe grenzen 45A en, bij voorkeur ook de interne grenzen 45B, van dit grondplan.
Op basis van voornoemde snijpunten 44 kunnen dan start- en stopposities in paneelrijen van volledige breedte, alsook convexe lussen 48A en concave lussen 48B die zieh uitstrekken in eenzelfde paneelrij 14 worden bepaald. Hiertoe kunnen de grenzen 45 A45B systematisch worden doorlopen, bijvoorbeeld, zoals hier, in wijzerzin, en kunnen de coördinaten van twee opeenvolgende snijpunten 44 worden vergeleken. Voor eenvoudig rekenen kan, zoals hier, een orthogonaal coördinatenstelsel 46 worden toegepast waarvan de X-as samenvalt met de voornoemde hoofdrichting 41. Op deze manier kunnen de overgangen 47 tussen twee opeenvolgende snijpunten 44 als volgt worden geclassificeerd:
overgangen 47A op externe grenzen 45A waarbij de Y-coördinaat van de snijpunten 44 toeneemt en overgangen 47A op interne grenzen 45B waarbij de Y-coördinaat van de snijpunten 44 afneemt. Dergelijke overgang 47A betreft een startpositie van een rij 14 van volledige breedte, die wordt gestart met een tweede vloerpaneel dat aan de linkerkant kan zijn afgekort; overgangen 47B op externe grenzen 45A waarbij de Y-coördinaat van de snijpunten 44 afneemt en overgangen 47B op interne grenzen 45B waarbij de X-coördinaat van de snijpunten 44 toeneemt. Dergelijke overgang 47B
BE2017/5322 betreft een eindpositie van een rij 14 van volledige breedte, die wordt geëindigd met een tweede vloerpaneel dat aan de rechterkant kan zijn afgekort;
overgangen 47C op externe of interne grenzen 45A-45B waarbij de Ycoôrdinaat van de snijpunten 44 niet verändert. Dergelijke overgang betreft een lus 48A-48B. Wanneer op een externe grens 45A, tussen de betreffende snijpunten 44, bij toenemende Χ-coördinaat wordt overgeschakeld van een stijgende Y-coördinaat naar een dalende Υ-coördinaat, of wanneer bij afnemende Χ-coördinaat wordt overgeschakeld van een dalende Ycoôrdinaat naar een stijgende Y-coördinaat, betreft het een convexe lus 48A. Wanneer het een interne grens 45B betreft, is het bij dergelijke coôrdinatenwissels een concave lus 48B. Wanneer op een externe grens 45A, tussen de betreffende snijpunten 44, bij toenemende Χ-coördinaat wordt overgeschakeld van een dalende Y-coördinaat naar een stijgende Ycoôrdinaat, of wanneer bij afnemende Χ-coördinaat wordt overgeschakeld van een stijgende Y-coördinaat naar een dalende Y-coördinaat, betreft het een concave lus 48B. Wanneer het een interne grens 45B betreft, is het bij dergelijke coôrdinatenwissels een concave lus 48A. Convexe lussen 48A geven aanleiding tot vloerpanelen IB waarvan de breedte is afgekort. Concave lussen 48B geven aanleiding tot vloerpanelen IB die op zieh deel uitmaken van een grotere aanliggende rij 14 die zieh uitstrekt tussen een overgang 47A en overgang 47B, aangrenzend aan de overgang 48B in kwestie.
Zoals voornoemd, zijn de grenzen 45A en 45B hierboven in wijzerzin doorlopen. Het spreekt voor zieh dat de grenzen in het algemeen in eender welke volgorde, bijvoorbeeld in tegen wijzerzin, kunnen worden doorlopen, waarbij dan wel de boven uiteengezette classificatie op basis van een aangepaste logica dient te gebeuren. Het is ook mogelijk dat verschillende grenzen van hetzelfde grondplan op een andere manier worden doorlopen, bijvoorbeeld externe grenzen 45A in wijzerzin, en interne grenzen 45B in tegenwijzerzin. Ook het assenstelsel kan op een andere wijze worden gedefinieerd, waardoor terug een andere logica dient te worden toegepast voor de
BE2017/5322 bovenstaande classificatie. Dergelijke aanpassingen liggen binnen het bereik van de vakman.
Overgangen 47A en 47B kunnen eenvoudig worden gelinkt aan dezelfde rij 14 door hun Y-coördinaten te vergelijken. Wanneer, zoals hier, meerdere overgangen 47A-47B aanwezig zijn met gemeenschappelijke Y-coördinaten, worden deze gerangschikt voigens X-coördinaat, waardoor onafhankelijke rijgedeelten 49 worden verkregen met hun afzonderlijke startovergang 47A en stopovergang 47B. Met “onafhankelijk” wordt bedoeld dat de uiteindelijke invulling van dergelijk rijgedeelte 49 onafhankelijk kan worden uitgevoerd van de andere rijgedeelten 49 in dezelfde rij 14. Dit inzicht is een voomaam verschil tussen de huidige werkwijze, en de werkwijze geïllustreerd aan de hand van de figuren 15 tot 18, en staat een reducering van materiaalverlies toe.
Figuur 22 geeft weer dat de computer eerste vloerpanelen IA en tweede vloerpanelen IB voorstelt tussen elk van de overgangen 47A en 47B, of met andere woorden in elke rij 14 of onafhankelijk rijgedeelte 49, zulks rekening houdend met gewenste beperkingen, zoals de minimum te onderhouden afstand D tussen korte randen in aanliggende rijen 14, en met eventuele concave lussen 48B die zieh in de betreffende rij 14 of rijgedeelte 49 kunnen uitstrekken. De convexe lussen 48A kunnen op zieh afzonderlijk ingevuld worden met tweede vloerpanelen IB. Zoals in de inleiding vermeld kunnen de eerste vloerpanelen IA en de tweede vloerpanelen IB telkens gebaseerd zijn op een databank van beschikbare panelen of paneelgedeelten.
Wanneer elke overgang 47A-47B-47C behandeld is, is het gedetailleerd legplan compleet. Het bekomen gedetailleerd legplan wordt dan verder aangewend zoals hoger nog uiteengezet, bijvoorbeeld voor de aansturing van houtbewerkingsmachine voor het uitvoeren van de vereiste aanpassingen 12, en of voor het voorzien van breuklijnen 22 en/of aanduidingen 20. Het is duidelijk dat in het huidig voorbeeld de vereiste aanpassingen 12 telkens bestaan uit het verwezenlijken van het gedeelte van de interne grens 45B of externe grens 45A ter piaatse van de overgangen 47A-47B-47C in kwestie.
BE2017/5322
Figuur 23 geeft, sterk schematisch, nog een voorkeurdragende workflow weer voor het genereren van data 50 geschikt voor het samenstellen van een set van vloerpanelen met de kenmerken van het eerste aspect. Als eerste input 51 wordt gewerkt met een dataset 52 in overeenstemming met het grondplan van een te vloeren ruimte 3. Deze dataset 52 omvat bij voorkeur minstens informatie, bij voorkeur de coördinaten bijvoorbeeld in een orthogonaal assenstelsels, over de positie van externe en/of interne grenzen 45A45B. Als tweede input 53 wordt gewerkt met informatie U, bijvoorbeeld over de wensen van de gebruiker en de geografische plaats van de installatie. Bij de wensen van de gebruiker kan het bijvoorbeeld gaan over het gewenste vloerproduct, het gewenste legpatroon, bijvoorbeeld wildverband, en dergelijke meer. Op basis van deze informatie U wordt enerzijds informatie T omtrent technische beperkingen voor de installatie opgehaald uit een databank 54, en anderzijds een databank 55 van beschikbare vloerpanelen van het gekozen vloerproduct geselecteerd. De databank 55 wordt aangewend om een tijdelijke databank 56 van beschikbare vloerpanelen 1A te voeden ten behoeve van het vloeren van de ruimte 3 in kwestie. Dergelijke databank 56 kan bijvoorbeeld gegevens bevatten omtrent de werkelijke lengte van elk vloerpaneel. Dit laatste is bijzonder nuttig in het geval van een vloerproduct met panelen 1A van randomlengte.
De databank 56 van eerste vloerpanelen IA, de informatie T en informatie U worden dan aangewend voor de berekening C van het gedetailleerd grondplan. Het kan bijvoorbeeld gaan om een berekening C zoals uiteengezet aan de hand van de figuren 19 tot 22. In dit geval, wordt tijdens de berekening C telkens een beschikbaar vloerpaneel uit de databank 56 opgehaald voor het toevoegen van een eerste vloerpaneel 1A of voor het verwezenlijken van een tweede vloerpaneel IB. In het laatste geval wordt het overbodig gedeelte 26 van het tweede vloerpaneel IB terug in de databank 56 gestoken zodat dit beschikbaar is voor het eventueel verwezenlijken van een volgend tweede vloerpaneel IB.
Als output 57 ontstaat uiteindelijk data 50 geschikt voor het samenstellen van een set van vloerpanelen 2 die geschikt is voor het vloeren van de ruimte 3. Deze data 50 omvat minstens informatie omtrent de vereiste aanpassingen 12 van de tweede
BE2017/5322 vloerpanelen IB. De data 50 kan bijvoorbeeld voor elk tweede vloerpaneel IB de ciôrdinaten van de contour van de aanpassing 12 omvatten. De data 50 kan verder nog informatie over het gedetailleerd legplan omvatten, zo bijvoorbeeld kan de data 50 de voorziene positie van elk eerste en tweede vloerpaneel 1A-1B in de ruimte 3 omvatten.
In Figuur 23 geeft de rechthoek in puntstreeplijn 58 processen weer die zieh bij voorkeur intern in een computer afspelen.
Het is duidelijk dat de huidige uitvinding ook betrekking heeft op microprocessors die 10 geprogrammeerd zijn voor het genereren van een gedetailleerd legplan voor een te vloeren ruimte 3 en/of voor het genereren van data 50 geschikt voor het samenstellen van een set van vloerpanelen 2 die geschikt is voor het vloeren van een ruimte 3 en/of op digitale gegevensdragers die een dergelijk programma of wezenlijke onderdelen daarvan omvatten.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen, doch dergelijke sets van vloerpanelen en werkwijzen voor het samenstellen ervan kunnen op verschillende wijzen worden gerealiseerd zonder buiten het kader van de huidige uitvinding te treden, zoals gedefinieerd in de aangehechte
0 conclusies.
BE2017/5322