BE1018426A3 - Vloerbekleding, vloerpaneel, verpakkingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. - Google Patents
Vloerbekleding, vloerpaneel, verpakkingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1018426A3 BE1018426A3 BE2007/0368A BE200700368A BE1018426A3 BE 1018426 A3 BE1018426 A3 BE 1018426A3 BE 2007/0368 A BE2007/0368 A BE 2007/0368A BE 200700368 A BE200700368 A BE 200700368A BE 1018426 A3 BE1018426 A3 BE 1018426A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- floor
- floor panels
- aforementioned
- zone
- panels
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B44—DECORATIVE ARTS
- B44C—PRODUCING DECORATIVE EFFECTS; MOSAICS; TARSIA WORK; PAPERHANGING
- B44C5/00—Processes for producing special ornamental bodies
- B44C5/04—Ornamental plaques, e.g. decorative panels, decorative veneers
- B44C5/043—Ornamental plaques, e.g. decorative panels, decorative veneers containing wooden elements
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B44—DECORATIVE ARTS
- B44C—PRODUCING DECORATIVE EFFECTS; MOSAICS; TARSIA WORK; PAPERHANGING
- B44C5/00—Processes for producing special ornamental bodies
- B44C5/04—Ornamental plaques, e.g. decorative panels, decorative veneers
- B44C5/0469—Ornamental plaques, e.g. decorative panels, decorative veneers comprising a decorative sheet and a core formed by one or more resin impregnated sheets of paper
- B44C5/0492—Ornamental plaques, e.g. decorative panels, decorative veneers comprising a decorative sheet and a core formed by one or more resin impregnated sheets of paper containing wooden elements
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F15/00—Flooring
- E04F15/02—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F15/00—Flooring
- E04F15/02—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
- E04F15/02005—Construction of joints, e.g. dividing strips
- E04F15/02011—Construction of joints, e.g. dividing strips with joint fillings integrated in the flooring elements
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F15/00—Flooring
- E04F15/02—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
- E04F15/02005—Construction of joints, e.g. dividing strips
- E04F15/02016—Construction of joints, e.g. dividing strips with sealing elements between flooring elements
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F15/00—Flooring
- E04F15/02—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
- E04F15/02005—Construction of joints, e.g. dividing strips
- E04F15/02033—Joints with beveled or recessed upper edges
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F15/00—Flooring
- E04F15/02—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements
- E04F15/04—Flooring or floor layers composed of a number of similar elements only of wood or with a top layer of wood, e.g. with wooden or metal connecting members
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F2201/00—Joining sheets or plates or panels
- E04F2201/01—Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
- E04F2201/0107—Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by moving the sheets, plates or panels substantially in their own plane, perpendicular to the abutting edges
- E04F2201/0115—Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by moving the sheets, plates or panels substantially in their own plane, perpendicular to the abutting edges with snap action of the edge connectors
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04F—FINISHING WORK ON BUILDINGS, e.g. STAIRS, FLOORS
- E04F2201/00—Joining sheets or plates or panels
- E04F2201/01—Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship
- E04F2201/0153—Joining sheets, plates or panels with edges in abutting relationship by rotating the sheets, plates or panels around an axis which is parallel to the abutting edges, possibly combined with a sliding movement
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
- Wood Science & Technology (AREA)
- Floor Finish (AREA)
Abstract
Vloerbekleding die minstens is samengesteld uit vloerpanelen met koppelmiddelen (6), daardoor gekenmerkt dat de voornoemde koppelmiddelen (6) de vloerpanelen (2) bij het koppelen in een gekoppelde toestand brengen waarbij aan het oppervlak (9) van de vloerbekleding (1) spleten (10) aanwezig zijn die een variërende spatie (S) tussen de betreffende zijden (4-5) van voornoemde gekoppelde vloerpanelen (2) definiëren. De uitvinding heeft tevens betrekking op een vloerpaneel (2) waarmede dergelijke vloerbekleding (1) kan worden gevormd, op een werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen (2) en op een verpakkingseenheid die twee of meer van dergelijke vloerpanelen (2) bevat.
Description
Vloerbekleding, vloerpaneel, verpakkingseenheid en werkwijzevoor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen.
Deze uitvinding heeft betrekking op een vloerbekleding, alsmedeop de vloerpanelen waaruit dergelijke vloerbekleding kan wordensamengesteld. Verder heeft de uitvinding betrekking op eenverpakkingseenheid die twee of meer van dergelijke vloerpanelenbevat, en op een werkwijze voor het vervaardigen van dergelijkevloerpanelen.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op zwevendevloerbekledingen van het type dat is samengesteld uitvloerpanelen die aan één of meerdere paren vantegenovereenliggende zijden mechanische koppelmiddelenvertonen, waarbij de koppelmiddelen toelaten dat dezevloerpanelen met een ander vloerpaneel een verbinding tot standkunnen brengen. Voornoemde koppeldelen kunnen al dan nietééndelig met het vloerpaneel zijn uitgevoerd en kunnen zowel inhorizontale als in verticale richting in een onderlingevergrendeling van de vloerpanelen voorzien, bijvoorbeeld zoalsbeschreven in de internationale octrooiaanvragen WO 94/26999,WO 97/47834, WO 01/98603, WO 2005/068747 en WO 01/96688.
Bij de in de markt bestaande voorbeelden van het bovenvermeldtype van vloerbekleding wordt er doorgaans op gelet dat eengoede onderlinge koppeling van constante of quasi constantekwaliteit kan worden bereikt door middel van voornoemdemechanische koppelmiddelen. Hiertoe kan bijvoorbeeld wordengewerkt met de koppelmiddelen die op zich bekend zijn uit hetWO 97/47834 en die een koppeling zonder speling mogelijk maken,waarbij het eventueel ontstaan van spleten aan het oppervlak zogoed mogelijk kan worden tegengewerkt.
De mechanische koppelmiddelen die op zich bekend zijn uit hetWO 94/26999 kunnen ook worden aangewend in een vloerbekledingvan bovenvermeld type. De daar beschreven koppelmiddelen wordenonder andere gekenmerkt door een om technische redenen in deverbinding zelf ingebouwde speling. Door de aanwezigheid vandeze speling kunnen de panelen eventueel zo gelegd worden datreeds van bij het begin aan het oppervlak van devloerbekleding, al dan niet gewenst, spleten tussen deafzonderlijke vloerpanelen aanwezig zijn. Zij kunnen echter ookzodanig gelegd worden dat bij het begin geen spleten aan hetoppervlak aanwezig zijn. Zelfs in dit laatste geval kunnen zichna verloop van tijd, als gevolg van het herhaaldelijk krimpenen/of uitzetten van de vloerpanelen, spleten in devloerbekleding vormen die een spatie tussen de bovenranden vande vloerpanelen definiëren, waarvan de grootte in devloerbekleding kan variëren. Deze variatie in grootte vanspleten, die eventueel een zeker verouderd uitzicht aan devloer kan geven, is volledig aan het toéval en/of deinstallateur overgelaten.
In het . WO 2005/068747 zijn mechanische koppelmiddelenbeschreven die ervoor zorgen dat in de vloerbekleding steedseen minimum spleet tussen de afzonderlijke vloerpanelenaanwezig blijft. Evenwel vertonen ook deze vloerpanelen eeningebouwde speling zodat de grootte van de spleten in devloerbekleding dan steeds bij het leggen door toedoen van degebruiker en/of na het leggen als gevolg van het krimpen en/ofuitzetten van. de vloerpanelen wordt bepaald. Ook hier is eenvariatie in grootte van de spleten aan het toeval en/of aan deinstallateur overgelaten.
In de hiervoor beschreven documenten uit de stand van detechniek is het al dan niet aanwezig zijn van spleten in devloerbekleding en/of de grootte en/of de variatie in grootte van dergelijke spleten aan het toeval en/of aan de installateurovergelaten.
Uit het JP 8-109734 is het inmiddels ook bekend vloerpanelenuit te voeren met koppelmiddelen die ervoor zorgen dat bijkoppeling van twee van dergelijke vloerpanelen een spatie vanconstante grootte tussen de bovenranden van de vloerpanelenwordt bekomen. Een vloerbekleding samengesteld uit dergelijkevloerpanelen heeft het nadeel dat de voornoemde spatieartificieel overkomt.
De huidige uitvinding biedt een alternatieve vloerbekledingwaarbij, volgens bepaalde voorkeurdragende uitvoeringsvormenéén of meer van de nadelen uit de stand van de techniek wordtverholpen. Hiertoe betreft de uitvinding een vloerbekleding dieminstens is samengesteld uit vloerpanelen die zich in eenonderling gekoppelde toestand bevinden, waarbij deze gekoppeldetoestand er minstens in bestaat dat de vloerpanelen aan deranden van minstens een eerste paar van tegenovereenliggendezijden door middel van mechanische koppelmiddelen met elkaarzijn gekoppeld, waarbij in de voornoemde gekoppelde toestandvan deze vloerpanelen aan de betreffende gekoppelde zijden eenvergrendeling bestaat zowel in een verticale richting loodrechtop het vlak gedefinieerd door de gekoppelde vloerpanelen als ineen horizontale richting loodrecht op de betreffende zijden enin het vlak van de gekoppelde vloerpanelen, met als kenmerk datde voornoemde koppelmiddelen de vloerpanelen bij het koppelenin een gekoppelde .toestand brengen waarbij aan het .oppervlakvan de vloerbekleding spleten aanwezig zijn die een variërendespatie tussen de betreffende zijden van voornoemde gekoppeldevloerpanelen definiëren. "Variërend" moet in de breedste zinworden opgevat en betreft het aanwezig zijn van ongelijkespaties in de vloerbekleding. Volgens de uitvinding en haarvoorkeurdragende uitvoeringsvormen die verder nog aan bodkomen, is het voorkomen en/of de grootte en/of de variatie in grootte van eventuele spleten met de vloerpanelen zelf,bijvoorbeeld met de koppelmiddelen of koppeldelen zelf,verbonden, zodat, bij voorkeur onvermijdelijk, reeds bij hetleggen een variatie in spleetgrootte wordt bereikt. Bovendienis het volgens bepaalde uitvoeringsvormen mogelijk datdergelijke spleten natuurlijk overkomen. Er wordt opgemerkt dathet niet uitgesloten is dat de installateur bij het leggen nogenige keuzemogelijkheden bezit voor wat betreft het voorkomenen/of de grootte en/of de variatie in grootte van eventuelespleten. Zo bijvoorbeeld kan de keuze van de aan elkaar tekoppelen vloerpanelen aan de installateur overgelaten worden.
Bij voorkeur vertonen de spleten van de huidige uitvinding overhet merendeel van de lengte ervan een diepte die groter is dande breedte ervan en/of een diepte die zodanig is dat degebruiker de eventuele bodem van dergelijke spleet niet kanopmerken. Beter nog kan over het merendeel van de lengte van despleten gewerkt worden met een breedte - diepteverhouding diekleiner is dan 75 percent, en beter nog kleiner is dan 50%.Eventueel kan voor het kunstmatig creëren van een diepte-effectgewerkt worden met een donkere, bijvoorbeeld een donkerbruine,zwarte of grijze, inkleuring van voornoemde zijwanden en/ofbodem van de spleet. In het algemeen zijn de spleten van deuitvinding over het merendeel van hun lengte bij voorkeurdieper dan 1 millimeter, en beter nog dieper dan anderhalf of 2millimeter.
Het is duidelij k . dat. de . breedte van de spleet, overeenkomt metde voornoemde spatie, en bij voorkeur bepaald wordt als deafstand tussen de bovenranden van de vloerpanelen gemeten ineen horizontaal vlak loodrecht op de betreffende zijde. Dediepte van de spleet wordt bij voorkeur bepaald door deafstand, gemeten in een verticaal vlak, van de bovenranden vande vloerpanelen tot het diepste punt van de betreffende spleet.
De spleten van de huidige uitvinding vertonen bij voorkeur overhet merendeel van de lengte ervan steile, bij voorkeurhoofdzakelijk verticale, laterale wanden. Het is ook nietuitgesloten dat met wanden wordt gewerkt die een ondersnijdingvan de vloerpanelen vormen.
Het spreekt voor zich dat voornoemde spaties bij voorkeurminstens aan het voornoemde eerste paar vantegenovereenliggende zijden aanwezig zijn.
Het is duidelijk dat het samenspel van de koppelmiddelen vantwee of meer gekoppelde vloerpanelen, volgens de huidigeuitvinding, de spatie, alsmede de variatie van deze spatie bijhet koppelen van de vloerpanelen bepalen en dit bij voorkeur opeen éénduidige manier. Dit wil zeggen dat twee van dergelijkevloerpanelen, bij voorkeur zonder speling of nagenoeg zonderspeling, met elkaar kunnen worden gekoppeld.
Verder is het duidelijk dat de gekoppelde toestand waarvansprake de gekoppelde toestand betreft onmiddellijk na hetsamenstellen van de vloerbekleding. Dit is zonder dat eventueletemperatuur- of luchtvochtigheidsveranderingen de vloerpanelenhebben doen krimpen en/of uitzetten. Uiteraard is het mogelijkdat de afmetingen van voornoemde spatie na het leggenbijvoorbeeld onder invloed van temperatuur- en/ofvochtigheidsveranderingen in enige mate veranderen. Debeperking van mogelijke speling in de verbinding leidt er toedat dergelijke veranderingen in afmetingen van de spatieachteraf beperkt blijven, of althans toch minstens dat hetontstaan van deze veranderingen wordt tegengewerkt, en datonder normale klimatologische omstandigheden steeds eenaanvaardbaar resultaat in de vloerbekleding wordt behouden.
De uitvinding biedt met andere woorden een vloerbekleding diebij het leggen al variërende spaties vertoont. Het is dus mogelijk aan de hand van de huidige uitvinding eenvloerbekleding met verouderd uitzicht al bij het leggen ervante bekomen en dit zonder beroep te doen op de creativiteit vande gebruiker, immers, de spleten en de variatie ervan langsheende bovenranden van de vloerpanelen kunnen éénduidig, ofnagenoeg éénduidig, met de vloerpanelen, bij voorkeur met dekoppelmiddelen, zijn verbonden. Een verouderd uitzicht isbijvoorbeeld ook aanwezig bij oude gelijmde of genageldeparketten, doch, een dergelijke toestand wordt slechts naverscheidene jaren van gebruik bereikt. De huidige uitvindinglaat toe dergelijke toestand reeds bij het leggen van devloerpanelen te verkrijgen. Verder is het duidelijk datspleten, al dan niet variërende spleten, ook aan een tweede ofverder paar van tegenovereenliggende zijden aanwezig kunnenzijn. Bovendien biedt de uitvinding aan de producent vandergelijke vloerbekleding ook de mogelijkheid zich het ontwerpvan deze spleten toe te eigenen, of met andere woorden degrootte, alsmede de grootte en/of de aard van de variatieervan, in het ontwerp van de afzonderlijke vloerpanelen op tenemen en dit niet langer aan het toeval en/of de gebruiker overte laten.
Bij voorkeur wordt gewerkt met mechanische koppelmiddelen diefabrieksmatig aan het vloerpaneel zijn voorzien, zoals metmechanische koppeldelen die eendelig met dergelijkevloerpanelen zijn uitgevoerd, of in dergelijke vloerpanelenzijn geïntegreerd. Het is echter volgens de uitvinding nietuitgesloten dat kan worden gewerkt met andere mechanischekoppelmiddelen zoals afzonderlijke verbindingsprofielen dietussen de betreffende te koppelen zijden kunnen wordenaangebracht.
De voornoemde variërende spatie kan van verschillende aard zijnen volgens een veelheid van mogelijkheden worden verkregen.
Volgens een eerste mogelijkheid is de voornoemde variërendespatie verkregen minstens doordat de positie van de bovenrandmet betrekking tot de aan de betreffende zijde aanwezigekoppelmiddelen bij twee of meer van dergelijke vloerpanelen uitde vloerbekleding verschillend is. De eigenlijke variatie komtin dergelijk geval pas tot zijn recht wanneer twee of meer vandergelijke vloerpanelen met elkaar worden gekoppeld voor hetvormen van de vloerbekleding van de uitvinding. Opgemerkt wordtdat de grootte van de eventuele spleten, meer speciaal debreedte ervan, volgens deze mogelijkheid nog minstensgedeeltelijk aan het toeval wordt overgelaten, vermits zijbijvoorbeeld afhangt van de betreffende combinatie vanvloerpanelen of hun onderlinge positie. Evenwel is een variatiein de grootte van de verkregen spaties zo goed alsonvermijdelijk wanneer de vloerpanelen willekeurig met elkaarworden verbonden, hetgeen de kans op het verkrijgen van eennatuurlijk verouderd uitzicht van de samengesteldevloerbekleding verhoogt.
Volgens een tweede mogelijkheid is de voornoemde variërendespatie verkregen minstens doordat de positie van de bovenrandvan één of meer van de gekoppelde vloerpanelen met betrekkingtot de aan de betreffende zijde aanwezige koppelmiddelenlangsheen de betreffende rand van het betreffend vloerpaneelzelf varieert. Volgens deze mogelijkheid gaat het derhalve overeen rand waarvan de positie minstens in het vloerpaneel zelfverandert. Dergelijke variatie komt uiteraard reeds tot zijnrecht wanneer, elk .vloerpaneel afzonderlijk wordt beschouwd... .
Het is duidelijk dat voornoemde twee mogelijkheden voor hetvormen van variërende spaties onderling kunnen wordengecombineerd en dat de huidige uitvinding, in het bijzonder hetvariërende karakter van de spatie, ook op andere niet nadervernoemde mogelijkheden kan worden uitgevoerd.
Verder is het duidelijk dat de bovenrand zowel aan één als aanbeide tegenovereenliggende zijden van eenzelfde paar zijden opeen verschillende positie of variërend kan worden uitgevoerd.Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de bovenrand aan de groef- ofaan de tandzijden bij de vloerpanelen uit de vloerbekleding vande uitvinding op dezelfde positie en/of zonder variaties wordtuitgevoerd, terwijl de bovenrand aan de anderetegenoverliggende zijde op verschillende posities en/of metvariaties worden uitgevoerd. Dergelijke uitvoering beperkt decomplexiteit van de vervaardiging van dergelijke vloerpanelen.
Bij voorkeur vertoont voornoemde spatie ergens in devloerbekleding een grootte waardoor hij voor de gebruikerzichtbaar is. Zichtbare spleten kunnen worden bereikt wanneerde breedte van de verkregen spatie tussen de bovenranden van devloerpanelen meer dan 0,2 millimeter bedraagt. Bij voorkeurwordt over minstens 25 percent van de lengte van de gekoppeldezijden in de vloerbekleding een dergelijke zichtbare spleetbekomen. Evenwel kan het voorkomen van zichtbare spleten bijhet gebruik van langwerpige vloerpanelen geconcentreerd wordenop de gekoppelde lange zijden ervan. Zo bijvoorbeeld kan bijvoorkeur over minstens 35 percent van de lengte van degekoppelde lange zijden een dergelijke zichtbare spleet wordenwaargenomen. Beter nog wordt een dergelijke zichtbare spleetwaargenomen over minstens 65 percent van de lengte van degekoppelde lange zijden. Uit het bovenstaande is het duidelijkdat de vloerpanelen uit de vloerbekleding van de uitvinding aanéén en dezelfde zijde spleten en nauwe aansluitingen met .heteraan gekoppelde vloerpaneel of vloerpanelen kunnen vertonen.
Bij voorkeur is de voornoemde spatie gemiddeld gezien over devloerbekleding, dit is over het merendeel van de lengte van deaanwezige spleten, kleiner dan drie of kleiner dan tweemillimeter, beter nog wordt in een dergelijke vloerbekleding despatie steeds, eventueel met beperkte locale uitzonderingen, kleiner gehouden dan drie millimeter. Grotere afmetingen kunnenleiden tot storende effecten zoals zichtbare stofophoping invoornoemde spleten.
Zoals voornoemd kan de vloerbekleding van de uitvinding wordensamengesteld uit langwerpige rechthoekige vloerpanelen, waarbijhet voornoemde eerste paar tegenovereenliggende zijden gevormdwordt door de lange zijden van het betreffende vloerpaneel.
Zoals voornoemd kan de vloerbekleding samengesteld zijn uitvloerpanelen die ook een tweede paar tegenovereenliggendezijden vertonen welke tevens voorzien zijn van koppelmiddelen.In dergelijk geval draagt het de voorkeur dat in de gekoppeldetoestand aan de randen van dit tweede paar vantegenovereenliggende zijden bij voorkeur geen zichtbarespleten, minder spleten en/of kleinere spleten aanwezig zijn.Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om de korte zijden vanlangwerpige vloerpanelen.
Praktisch gezien kunnen de vloerpanelen in de vloerbekledingvan de uitvinding minstens aan beide zijden van het voornoemdeeerste paar van tegenovereenliggende zijden, en bij voorkeurook aan beide zijden van een tweede paar, geprofileerderandgebieden vertonen waarvan dé profilering hoofdzakelijk uittwee zones is opgebouwd, enerzijds, een eerste zone dieminstens een gedeelte van het profiel van de mechanischekoppelmiddelen of koppeldelen omvat en, anderzijds, een tweedezone die zich boven voornoemde, eerste zone uitstrekt, dochonder het bovenoppervlak van de vloerpanelen is gesitueerd,waarbij de voornoemde tweede zone minstens een gedeelte van eenzijwand van voornoemde spleet omvat. In een voorkeurdragendeuitvoeringsvorm bevat de vloerbekleding parallelle rijen vanvoornoemde vloerpanelen, waarbij voornoemde eerste zones vanvloerpanelen uit eenzelfde rij met elkaar zijn uitgelijnd,terwijl voornoemde tweede zones in samenwerking met de tweede zones van gelijkaardige vloerpanelen uit een aangrenzende rijin de voornoemde gekoppelde toestand de voornoemde spleetvormen welke voornoemde variërende spatie definieert. Het isuiteraard niet uitgesloten dat de vloerbekleding van de huidigeuitvindingen anders is opgebouwd dan uit parallelle rijen. Zobijvoorbeeld is het ook mogelijk dergelijke vloerbekleding invisgraat-, tegel- of diamantmotieven te leggen.
Het is duidelijk dat de uitvinding ook betrekking heeft op eenvloerpaneel dat kan worden aangewend om een dergelijkevloerbekleding samen te stellen. Verder heeft de uitvinding ookbetrekking op een verpakkingseenheid die twee of meer vandergelijke vloerpanelen bevat, waarbij dan bij het koppelen vandeze vloerpanelen een variërende spleet tussen de betreffendegekoppelde zijden kan worden gevormd. Bij voorkeur bevatdergelijke verpakkingséénheid 5 tot 10 van dergelijkevloerpanelen, waarbij een goede hanteerbaarheid van deverpakkingseenheid wordt bekomen wanneer 7 of 8 vloerpanelensamen worden verpakt. Bij voorkeur bevat een dergelijkeverpakkingseenheid zowel vloerpanelen waarmede een variërendespatie kan worden verkregen minstens aan de hand vanbovengenoemde eerste mogelijkheid, als vloerpanelen waarmedeeen variërende spatie kan worden verkregen minstens aan de handvan bovengenoemde tweede mogelijkheid.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor hetvervaardigen van een dergelijk vloerpaneel met als kenmerk datdit vloerpaneel minstens aan beide zijden van het voornoemdeeerste paar van tegenovereenliggende zijden van geprofileerderandgebieden wordt voorzien, waarvan de profilering minstens,en bij voorkeur hoofdzakelijk, uit twee zones wordt opgebouwd,enerzijds, een eerste zone waarin het profiel van demechanische koppelmiddelen wordt gevormd en, anderzijds, eentweede zone die zich boven voornoemde eerste zone bevindt, dochonder het bovenoppervlak van de vloerpanelen is gesitueerd, en waarbij in de voornoemde tweede zone minstens het profiel vaneen zijwand van voornoemde spleet wordt gevormd. Bij voorkeurwordt voornoemde tweede zone onafhankelijk van voornoemdeeerste zone gevormd. Hiermede wordt bedoeld dat de voornoemdetweede zone met betrekking tot de eerste zone op twee of meerverschillende zijdelingse posities kan worden gevormd of, metandere woorden, dat, de werkwijze bij voorkeur aangewend wordtvoor het vervaardigen van twee of meer vloerpanelen waarbij devoornoemde tweede zone van deze vloerpanelen zodanig isuitgevoerd dat een variërende spleet in de vloerbekleding kanworden bekomen. Er wordt opgemerkt dat dergelijke variërendespleet, zoals boven nog beschreven, volgens verschillendemogelijkheden kan worden bekomen.
Het is duidelijk dat voornoemde tweede zone bij voorkeur debovenrand van het betreffende vloerpaneel bevat. Deze tweedezone kan zich naar onderen uitstrekken tot op een plaats waarbij koppeling van twee van dergelijke vloerpanelen eencontactoppervlak kan worden gevormd dat de horizontale bewegingvan de betreffende vloerpanelen naar elkaar toe verhindert ofbeperkt.
Bij voorkeur wordt zowel de eerste als de tweede zone gevormdaan de hand van een verspanende bewerking met een mechanischwerktuig, waarbij de positie en/of de oriëntatie van hetmechanisch werktuig dat voornoemde tweede zone vormt relatieften opzichte van het vloerpaneel variabel is, terwijl hetmechanisch werktuig of gereedschap dat voornoemde eerste zonevormt ten opzichte van het vloerpaneel bij voorkeur vast isopgesteld.
In de plaats van met een mechanisch werktuig kan uiteraard ookmet een werktuig zoals een laser of enige andere techniekgewerkt worden.
De variabiliteit van het betreffend werktuig, of het nu al danniet een mechanisch werktuig betreft, wordt bij voorkeurbekomen doordat dit werktuig automatisch kan worden verplaatstterwijl vloerpanelen aan de betreffende, bijvoorbeeldverspanende bewerking worden aangeboden. Dit kan bijvoorbeeldop een gestuurde manier gebeuren, zoals aan de hand van nokkenen/of door middel van spindels en/of tandwielen waarvan derotatie wordt gestuurd. Het is volgens de uitvinding nietuitgesloten dat mechanismen worden aangewend die eenwillekeurige verplaatsing of verdraaiing van het betreffendewerktuig of gereedschap teweeg kunnen brengen.
Het automatisch, al dan niet willekeurig, verplaatsen van eenwerktuig of gereedschap kan bijvoorbeeld worden bereikt aan dehand van een computer en bijhorende software die dan hetbetreffende mechanisme of de aandrijving ervan aanstuurt.Eventueel kan ook gewerkt worden met codes of andere merktekensof herkenningstekens op het vloerpaneel, waarbij deze codes oftekens dan kunnen worden gevoed aan de betreffende software omeen passende aansturing van het mechanisme te verwezenlijken.Onder andere in het geval van vloerpanelen met een gedruktdecor, kan bijvoorbeeld dit decor zelf aangewend worden alsherkenningsteken en kan bijvoorbeeld gewerkt worden metpaneelherkenning aan de hand van camera's of andere sensoren.
In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van de werkwijze wordtde positie en/of de oriëntatie van het mechanisch werktuig ofgereedschap dat voornoemde tweede zone vormt ten .opzichte vanhet vloerpaneel gewijzigd, terwijl de oriëntatie en/of depositie van het mechanisch werktuig of gereedschap datvoornoemde eerste zone vormt, ongewijzigd blijft. De voornoemdewijziging kan in hoofdzaak op twee wijzen worden uitgevoerd.Een eerste mogelijke wijze betreft het achtereenvolgensvervaardigen van voornoemde vloerpanelen, waarbij de voornoemdewijziging in positie en/of oriëntatie van het voornoemde mechanisch gereedschap dat de tweede zone vormt minstensuitgevoerd wordt tussen het vervaardigen van beide vloerpanelenin. Hiermede wordt bedoeld dat de wijziging minstens wordtuitgevoerd op een ogenblik waarop het betreffende gereedschapniet in contact is met de voornoemde vloerpanelen. Alsafwijkende variante van deze wijze van vervaardigen kunnen devloerpanelen ook in groepen worden vervaardigd waarbij hetverstellen van het betreffende gereedschap dan minstensplaatsvindt tussen het vervaardigen van de groepen. Bij dezeafwijkende variante draagt het de voorkeur tijdens hetvervaardigen van eenzelfde groep vloerpanelen de positie enoriëntatie van de gereedschappen constant te houden. Een tweedemogelijke wijze betreft het achtereenvolgens vervaardigen vanvoornoemde, vloerpanelen, waarbij de voornoemde wijziging inpositie en/of oriëntatie van het voornoemde mechanischgereedschap dat de tweede zone vormt minstens wordt uitgevoerdtijdens het vervaardigen van minstens één van beidevloerpanelen. Hiermede wordt bedoeld dat de wijziging inpositie en/of oriëntatie minstens wordt uitgevoerd op eenogenblik waarop dit gereedschap in contact is met minstens éénvan voornoemde vloerpanelen. Er wordt opgemerkt dat beidemogelijke wijzen voor het uitvoeren van de wijziging in positieen/of oriëntatie kunnen worden gecombineerd.
Het is duidelijk dat, wanneer de eerste wijze van positie en/oforiëntatiewijziging wordt toegepast, de verkregen vloerpanelenbij koppeling een variërende spatie kunnen vertonen dieverkregen is volgens .voornoemde, eerste mogelijkheid, en dat,wanneer de tweede wijze van positie en/of oriëntatiewijzigingwordt toegepast, de verkregen vloerpanelen bij koppeling eenvariërende spatie kunnen vertonen die verkregen is volgensvoornoemde tweede mogelijkheid. De combinatie van beide wijzenkan uiteraard leiden tot vloerpanelen die bij koppeling eenvariërende spatie vertonen die verkregen is volgens decombinatie van de eerste en de tweede mogelijkheid.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding in het bijzonder betrekkingheeft op laminaatvloerbekledingen, waarbij de vloerpanelenhoofdzakelijk bestaan uit een substraat en een op dit substraataangebrachte toplaag op basis van kunststof die een gedruktdecor vertoont. Voornoemd decor kan, al dan niet mitstussenkomst van grondlagen, rechtstreeks op het substraat zijngedrukt. Het decor kan evenwel ook zijn voorzien op eenmateriaalvel, zoals een papiervel, dat in de voornoemde toplaagis opgenomen. De toplaag kan verder nog een beschermlaagvertonen die zich boven het gedrukte decor bevindt en diebijvoorbeeld sleetbestendige partikels zoals aluminiumoxidebevat. Het is niet uitgesloten dat deze beschermlaag eveneenseen materiaalvel, zoals een papiervël, bevat. Dergelijklaminaatvloerpaneel kan bijvoorbeeld volgens een DPL (DirectPressure Laminate) of HPL (High Pressure Laminate) techniekzijn vervaardigd. In het geval van een DPL techniek worden éénof meerdere van hars voorziene materiaalvellen samen met hetsubstraat in een persinrichting gebracht waar zij onderinwerking van verhoogde druk en temperatuur zowel onderling alsmet het substraat worden verbonden. In het geval van een HPLtechniek wordt de toplaag afzonderlijk gevormd op basis vantwee of meer van hars voorziene materiaalvellen, alvorens deverkregen toplaag op het substraat wordt aangebracht,bijvoorbeeld door lijmen.
Het is duidelijk dat de uitvinding zich niet beperkt totlaminaatvloerbekledingen, . doch .betrekking heeft op eender welkesoort vloerbekleding. Zo bijvoorbeeld kan zij ook wordentoegepast op vloerbekledingen die zijn samengesteld uitvloerpanelen met een houten toplaag, zoals fineerparket,zogenaamd "engineered wood", of massief parket.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan tetonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven,met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 in perspectief een vloerbekleding weergeeft metde kenmerken van de uitvinding; figuur 2 eveneens in perspectief, doch op een grotereschaal een zicht weergeeft op het gebied dat op figuur 1met F2 is aangeduid; figuur 3 op grotere schaal een dwarsdoorsnede weergeeft volgens de op figuur 1 aangeduide lijn III-III; figuur 4 op een nog grotere schaal een zicht weergeven op het gebied dat op figuur 3 is aangeduid met F4; figuren 5 en 6 in een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 4 varianten weergeven; figuur 7 in een zicht gelijkaardig aan dat van figuur 3een variante weergeeft; figuur 8 op een grotere schaal een zicht weergeeft op hetgebied dat op figuur 7 is aangeduid met F8;figuren 9 tot 12 voorbeelden weergeven van vloerpanelenmet de kenmerken van de uitvinding; figuur 13 schematisch enkele stappen weergeeft in eenwerkwijze volgens de huidige uitvinding; figuren 14 tot 17 respectievelijk zichten weergevenvolgens de op figuur 13 aangeduide lijnen XIV-XIV, XV-XV,XVI-XVI en XVII-XVII; en figuren 18 tot 19 voor verschillende varianten een zichtweergeven gelijkaardig aan dat van figuur 17.
Figuur 1 geeft een vloerbekleding 1 weer die is samengestelduit vloerpanelen 2 die zich in een gekoppelde toestandbevinden. De figuur geeft duidelijk weer dat deze gekoppeldetoestand er minstens in bestaat dat de vloerpanelen 2 aan deranden 3 van minstens een eerste paar van tegenovereenliggendezijden 4-5, in dit geval aan de lange zijden 4-5 van delangwerpige vloerpanelen 2, aan de hand van mechanische koppelmiddelen 6 met elkaar zijn gekoppeld. Het draagtuiteraard de voorkeur dat de vloerpanelen 2 ook aan het tweedepaar van tegenovereenliggende zijden 7-8 aan de hand vandergelijke of andere mechanische koppelmiddelen 6 zijngekoppeld. In het voorbeeld bestaat in deze gekoppelde toestandbijvoorbeeld aan de lange zijden 4-5 en/of aan de korte zijden7-8 een vergrendeling zowel in een verticale richting VI als ineen horizontale richting Hl tussen de gekoppelde vloerpanelen1.
Het bijzondere van de uitvinding bestaat erin dat aan hetoppervlak 9 van de vloerbekleding 1 spleten 10 aanwezig zijn,in dit geval minstens langsheen de lange zijden 4-5 van degekoppelde vloerpanelen 2, welke spleten 10 een langsheen debovenranden 11 van de gekoppelde vloerpanelen 2 variërendespatie S tussen de betreffende zijden 4-5 van voornoemdegekoppelde vloerpanelen 2 definiëren. In figuur 1 wordtduidelijk weergegeven dat dergelijke variërende spleten 10zowel kunnen gevormd worden door het koppelen van vloerpanelen2 waarvan de bovenrand 11 locaal is verstoord, als door hetkoppelen van vloerpanelen 2 waarvan de bovenrand 11 geleidelijklangsheen het vloerpaneel 2 van positie ten opzichte van dekoppelmiddelen 6 verloopt. Alsmede is het mogelijk dergelijkevariërende spleten S te vormen door ervoor te zorgen dat de,eventueel rechte, bovenranden 11 van aan elkaar gekoppeldevloerpanelen 2 niet met elkaar zijn uitgelijnd, bijvoorbeelddoordat de bovenranden 11 van de lange zijden 5, wanneer tweevan dergelijke vloerpanelen aan hun korte zijden 7-8 met elkaarworden gekoppeld, minstens ter hoogte van de hoekpunten 12, metbetrekking tot de koppelmiddelen 6 een andere zijdelingsepositie P1-P2 innemen. Figuur 2 geeft een voorbeeld van dezelaatste mogelijkheid weer. Uiteraard zijn, zoals hier aan dehand van figuur 1 weergegeven, combinaties tussen deze driemogelijkheden niet uitgesloten.
In het aan de hand van figuur 1 weergegeven voorbeeld zijn inde gekoppelde toestand van de vloerpanelen 2 aan het tweedepaar tegenovereenliggende zijden 7-8, namelijk in dit geval dekorte zijden, geen spleten 10 of slechts kleinere, eventueelonzichtbare, spleten 10 aanwezig. Uiteraard is het volgens deuitvinding niet uitgesloten dat aan de tegenovereenliggendekorte zijden 7-8 gelijkaardige spleten 10 worden voorzien alsaan de tegenovereenliggende lange zijden 4-5.
Figuren 2 en 3 illustreren dat de vloerpanelen 2 van devloerbekleding 1 van figuur 1 geprofileerde randgebieden 13vertonen waarvan de profilering minstens uit twee zones Z1-Z2is opgebouwd.
In een eerste zone Z1 is minstens een gedeelte van devoornoemde koppelmiddelen 6 en in dit geval de volledigekoppelmiddelen 6 gevormd. De koppelmiddelen 6 of koppeldelenzijn in dit geval hoofdzakelijk uitgevoerd als een tand 14 eneen groef 15, waarbij de groef 15 door middel van een onderstelip 16 en een bovenste lip 17 is begrensd en waarbij deze tand14 en groef 15 verder zijn voorzien van vergrendelingsmiddelenof vergrendelingsdelen 18, zodanig dat aan de hand van dezekoppelmiddelen 6 een vergrendeling tussen twee van dergelijkevloerpanelen 2 kan worden bekomen zowel in een verticalerichting VI als in een horizontale richting Hl.
In een tweede zone Z2, die zich boven voornoemde eerste zone Z1uitstrekt doch onder, het bovenoppervlak 9 van de vloerpanelen 2is gesitueerd, is minstens het profiel van een zijwand 19 vande voornoemde variërende spleten 10 gevormd.
Zoals al bleek uit figuur 1, blijkt ook uit figuur 2 dat devloerpanelen 2 van het voorbeeld onder andere in hoofdzakelijkparallelle rijen 20 tot een vloerbekleding 1 kunnen wordensamengesteld. Hierbij zijn voornoemde eerste zones Z1 van vloerpanelen 2 uit eenzelfde rij 20 met elkaar uitgelijnd,terwijl voornoemde tweede zones Z2 in samenwerking met detweede zones Z2 van gelijkaardige vloerpanelen 2 uit eenaangrenzende rij 20 in de voornoemde gekoppelde toestand devoornoemde spleet 10 vormen welke de voornoemde variërendespatie S definieert, en dus deze tweede zones Z2 onderling nietof althans toch niet allemaal zijn uitgelijnd. Figuur 3 geeftdit laatste ook weer.
Figuur 3 geeft verder duidelijk de opbouw weer van hetvloerpaneel 2 uit de figuren 1 en 2. Het betreft eenvloerpaneel 2 met een kern 21 met een zich aan de bovenzijde 22ervan bevindende laagvormige toplaag 23. Aan de onderzijde 24van het vloerpaneel 2 wordt, zoals weergegeven, bij voorkeurtevens een onderlaag 25 of tegenlaag voorzien. De toplaag 23en/of tegenlaag 25 kan op verschillende manieren tot stand zijngebracht. Het kunnen bijvoorbeeld lagen uit fineer, HPL (highpressure laminate) , DPL (direct pressure laminate) of foliebetreffen.
De in figuur 3 weergegeven toplaag 23 vertoont de typische.opbouw van een DPL laminaatvloerpaneel, waarbij deze toplaagminstens een decoratieve laag 26 met minstens een bedrukkingvertoont en een afschermende laag 27, of overlay, met hardedeeltjes zoals aluminiumoxide of dergelijke bevat. Deze lagen26-27 bevatten bij voorkeur een dragervel, bijvoorbeeld eenpapiervel, dat van een kunststofhars, zoals melamine,. isvoorzien. In het geval van een DPL, zoals hier het geval is, .worden deze lagen 26-27 door middel van eenzelfde persbewerkingmet elkaar en met de kern 21 verbonden. Dit in tegenstellingtot een HPL waarbij eerst de toplaag 23 afzonderlijk wordtaangemaakt door middel van een persbewerking, waarna zij op eenkern 21 wordt aangebracht, bijvoorbeeld door deze toplaag 23 opde kern 21 te lijmen. De in figuur 3 weergegeven onderlaag 25betreft tevens een van hars voorzien dragervel, meer bepaald papiervel, dat in dezelfde persbewerking bij het vormen van deDPL toplaag met de kern wordt verbonden.
Zoals figuur 3 toont, zijn de voornoemde koppelmiddelen 6minstens aan het voornoemde eerste paar tegenovereenliggendezijden 4-5, doch bij voorkeur aan beide parentegenovereenliggende zijden 4-5-7-8, eendelig met hetvloerpaneel 2, meer speciaal eendelig met de betreffende zijdeen in het bijzonder ééndelig met de kern 21 van het vloerpaneel2 uitgevoerd. In het voorbeeld betreft het een kern 21 vanhoutgebaseerd materiaal, meer speciaal van fijn gemalen houtdat met een bindmiddel samen wordt gehouden, zoals MDF of HDF(medium density fiberboard of high density fiberboard). Anderevoorbeelden van dergelijke materialen zijn allerhande soortenspaanplaat of OSB (Oriented Strand Board).
Door middel van de rechts op de figuur 3 in streeplijnweergegeven vloerpanelen 2 is geïllustreerd dat dekoppelmiddelen 6 toelaten dat twee van dergelijke vloerpanelen2 aan de betreffende zijden 4-5-7-8 met elkaar kunnen wordengekoppeld op op zich bekende wijze. Dit kan, zoalsgeïllustreerd, hetzij door het ene vloerpaneel 2 met eenhoofdzakelijk horizontale schuifbeweging T zijdelings in hetandere vloerpaneel 2 te brengen, waarbij gebruik gemaakt wordtvan een zogeheten klik- of snapeffect, hetzij door het enevloerpaneel 2 met behulp van een relatieve draaibeweging W rondde betreffende bovenranden 11 in het andere te wentelen,waarbij tevens een klik- of snapeffect kan optreden. Deuitvinding beperkt zich echter niet tot koppelmiddelen 6 diebeide hiervoor beschreven koppelwijzen toelaten, doch betreftook vloerpanelen 2 met koppelmiddelen 6 die minstens één van dehiervoor genoemde koppelwijzen toelaten, en/of die minstens eenandere koppelwijze toelaten, zoals een koppeling door middelvan een hoofdzakelijk neerwaartse translatiebeweging, ook "push lock" genoemd, waarbij eveneens een klik- of snapeffect kanoptreden.
Figuur 3 illustreert tevens dat de koppelmiddelen 6 in eengekoppelde toestand van twee van dergelijke vloerpanelenvoorzien in een vergrendeling zowel in verticale richting VIloodrecht op het vlak gedefinieerd door gekoppelde vloerpanelen2, als in horizontale richting Hl loodrecht op de betreffendezijden 4-5-7-8 en in het vlak van de gekoppelde vloerpanelen 2.De vergrendeling in verticale richting VI wordt bekomen doormiddel van een tand 14 en een groef 15 die bij koppeling inelkaar worden gebracht, waarbij de voornoemde groef 15 wordtbegrensd door middel van een onderste lip 16 en bovenste lip17. De vergrendeling in horizontale richting Hl wordt bekomendoor vergrendelingsmiddelen 18 die aan de koppelmiddelen 6aanwezig zijn. In dit geval betreffen de vergrendelingsmiddelenof vergrendelingsdelen 18 een opstaand vergrendelingselement 28aan de voornoemde onderste lip 16 en een ermee samenwerkendvergrendelingselement 29 aan de onderzijde 30 van de voornoemdetand 14. In de gekoppelde toestand van de vloerpanelen 2vertonen de koppelmiddelen 6 aan de gekoppelde zijden 4-5-7-8bij voorkeur minstens samenwerkende contactoppervlakken 31-32ter hoogte van de voornoemde vergredelingsmiddelen ofvergrendelingsdelen 18. Opgemerkt wordt dat in dit geval debovenste lip 17 van de groef 15 vrij is vanvergrendelingsmiddelen 18 die bijdragen in de voornoemdevergrendeling in horizontale richting Hl.
Verder is het uit de figuur 3 duidelijk dat de koppelmiddelen 6de vloerpanelen 2 in een gekoppelde toestand brengen waarbijaan het oppervlak van de vloerbekleding 1 spleten 10 aanwezigzi jn.
Bij voorkeur vertoont de vloerbekleding 1 van de huidigeuitvinding tevens de met behulp van figuur 1 geïllustreerde eigenschap dat voor vloerpanelen 2 uit eenzelfde rij 20, en bijvoorkeur voor alle vloerpanelen 2 uit de vloerbekleding 1, deafstand D, gemeten in het horizontaal vlak, tussen decontactoppervlakken 31-32 die in de gekoppelde toestand gevormdworden aan de vergrendelingsmiddelen of vergrendelingsdelen 18van tegenovereenliggende zijden 4-5-7-8 van hetzelfdevloerpaneel 2 constant is. Bij voorkeur is deze afstand Dminstens constant voor de tegenovereenliggende zijden 4-5 waarvoornoemde spleet 10 aanwezig is. In het voorbeeld van figuur 1betreft het derhalve minstens de lange zijden 4-5 van devloerpanelen 2.
Zoals duidelijk weergegeven op figuur 3 is het mogelijk datboven de koppelmiddelen 6 doch onder de voornoemde tweede zoneZ2 eveneens een contactoppervlak 33 wordt gevormd tussen degekoppelde vloerpanelen 2. Voornoemd contactoppervlak 33verhindert het naar elkaar toe bewegen van de vloerpanelen 2 inde voornoemde horizontale richting Hl. Bij voorkeur is devloerbekleding van de uitvinding samengesteld uit vloerpanelendie in de voornoemde gekoppelde toestand, zoals in hetvoorbeeld van figuur 3, vrij zijn van speling, of althans tochnagenoeg vrij zijn van speling. Hiermede wordt bedoeld dat bijvoorkeur gewerkt wordt met een bewegingsvrijheid in dehorizontale richting Hl van twee gekoppelde vloerpanelen diekleiner is dan 0,2 millimeter. Het is volgens de uitvindinguiteraard mogelijk dat er bij koppeling van twee vloerpanelengeen sprake is van bewegingsvrijheid in de horizontale richtingHl.
Bij voorkeur wordt dergelijke spleet 10 gevormd door het aan debetreffende rand 3 en/of bovenrand 11 verwijderen van materiaalaan de hand van eender welke techniek. Andere technieken voorhet voorzien van dergelijke spleet 10 zijn echter nietuitgesloten. Zo bijvoorbeeld kan dergelijke spleet 10, ofalthans toch minstens de laterale wanden 19 van dergelijke spleet 10 gevormd worden door het thermisch vervormen van debetreffende bovenrand 11.
Figuur 4 geeft weer dat de spleten 10 in dit geval over hetmerendeel van hun lengte L hoofdzakelijk verticale lateralewanden 19 vertonen, welke dan, bij voorkeur, aansluiten met eenaan de betreffende zijde 4-5-7-8 gevormde spleetbodem 34 of eenaldaar gevormd gedeelte 35 daarvan. Bij voorkeur sluiten devloerpanelen 2 tegen elkaar aan ter hoogte van of ondervoornoemde spleetbodem 34.
Een andere geometrie voor de spleten 10 dan diegene die infiguur 4 is weergegeven is volgens de uitvinding nietuitgesloten. Zo bijvoorbeeld kunnen laterale wanden 19 dieconvex of concaaf gebogen oppervlakken, of geïnclineerdewanden, omvatten toegepast worden, waarbij de laterale wanden19 dan al dan niet aansluiten met een aan de betreffende zijde4-5-7-8 gevormd gedeelte 35 van de spleetbodem 34 en waarbij devloerpanelen 2 bij voorkeur tegen elkaar aansluiten ter hoogtevan óf onder deze spleetbodem 34.
Figuur 5 geeft een voorbeeld weer, waarbij de inclinatie A vande laterale spleetwanden 19 langsheen de bovenranden 11 van devloerpanelen 2 varieert zodat óp die manier de door deuitvinding vereiste variërende spatie s wordt bekomen.Uiteraard kunnen spleten 10 van verschillende geometrie metelkaar gecombineerd worden in dezelfde vloerbekleding 1 en/ofin hetzelfde vloerpaneel. 2. Het is derhalve bijvoorbeeldmogelijk dat de twee laterale spleetwanden 19 onderscheidendegeometrie vertonen. Zo kan de ene laterale wand 19 van despleet 10 een inclinatie A vertonen terwijl de andere gebogenof verticaal is uitgevoerd. Opgemerkt wordt dat in het gevalvan geïnclineerde wanden 19 bij voorkeur gewerkt wordt methoofdzakelijk verticale wanden, of althans toch met inclinatiesA die over het merendeel van de lengte L van de spleet 10 groter zijn dan 70°, en beter nog groter zijn dan 80°, zodanigdat de spleet 10 naar het oppervlak 9 van het vloerpaneel 2slechts beperkt in breedte varieert en/of dat de spleet 10 nietde indruk wekt een vellingkant of een zogeheten V-groef tezijn. Uiteraard is de inclinatie A bij voorkeur ook beperkt tot90° of de verticale. Het is echter niet uitgesloten dat metlaterale spleetwanden 19 wordt gewerkt die het paneeloppervlak9 ondersnijden, waarbij met andere woorden laterale wanden 19worden toegepast met een inclinatie A van meer dan 90°. Figuur6 geeft hiervan een voorbeeld weer. Met dergelijkeondersnijdingen kunnen bijzondere diepte-effecten wordenbereikt. In combinatie hiermee toont figuur 6 ook dat devoornoemde spleetbodem 34 niet noodzakelijk vlak en/ofhorizontaal moet zijn. Dergelijke spleetbodem 34 kan uiteraardook zonder de voornoemde ondersnijdende laterale wanden 19worden toegepast.
Figuur 7 geeft weer dat het mogelijk is de spleten 10 van deuitvinding te combineren met andere randafwerkingen, zoalsafkantingen 36 aangebracht ter hoogte van één of meerbovenranden 11. In het weergegeven voorbeeld betreft het eenafkanting 36 onder de vorm van een vellingkant die aan minstenstwee tegenovereenliggende zijden 4-5 van het vloerpaneel 2 isaangebracht. In dergelijk geval wordt de spleet 10 van deuitvinding toegepast onder de afkanting 36 en wordt de spatie Sgedefinieerd tussen de door de vellingkanten of andereafkantingen 36 verlaagde bovenrand 11.
Figuur 8 toont nog een dergelijke combinatie waarbij devoornoemde afkanting 36 slechts aan één van tweetegenovereenliggende zijden 5, in dit geval aan de zijde met degroef 15, is aangebracht.
Het is duidelijk dat de oppervlakken 37 van dergelijkeafkantingen 36 bij voorkeur bekleed worden met een decoratieve laag 38 die bij het algemeen uitzicht van het vloerpaneel 2past. Deze decoratieve laag 38 kan eventueel naar onder toe opde laterale spleetwanden 19 en eventueel tot op de spleetbodem34 doorgetrokken worden, doch niet noodzakelijk.
Opgemerkt wordt dat in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vande huidige uitvinding de laterale wanden 19 en bij voorkeurtevens de bodem 34 van de spleet 10 minstens gedeeltelijk enbij voorkeur volledig behandeld zijn met een waterafstotendestof, of van een laag voorzien zijn die penetratie van water inhet vloerpaneel 2 en/of de kern 21 daarvan belemmert ofverhindert.
Verder wordt opgemerkt dat het op zich reeds bekend isafkantingen 36 te vormen aan de bovenranden 11 van vloerpanelen2, waarbij deze afkantingen 36 zijn uitgevoerd met langs debetreffende zijde 4-5 van het vloerpaneel 2 variërendegeometrie. Hiertoe wordt voor verdere informatie verwezen naarde octrooidocumenten PCT/IB2007/0001583, WO 2006/066776 enEP 1 808 311. Hoewel in dit laatste document sprake is vanvellingkanten waarvan de inclinatie kan variëren tussen 15° en89°, is het duidelijk dat hier geen sprake kan zijn van spletenin de zin van de huidige octrooiaanvrage, vermits er volgenshet EP 1 808 311 naar gestreefd wordt over het grootste deelvan de lengte van de zijden een zichtbare schuine wand, ofvellingkant, aan het vloerpaneel te vormen, waarvan deinclinatie gemiddeld gezien rond de 40° zal liggen. Eenmogelijke inclinatie van 89° kan zich in dergelijk geval maarsporadisch voordoen en kan niet leiden tot de spleten van dehuidige uitvinding, die bij voorkeur over het merendeel van delengte L van de betreffende gekoppelde zijden 4-5-7-8 met eenbij voorkeur hoofdzakelijk verticale laterale wand 19 zijnuitgevoerd.
Figuur 9 geeft twee aan de korte zijden 7-8 gekoppeldelangwerpige vloerpanelen 2 volgens de uitvinding weer waarbijde positie P1-P2-P3-P4 van de bovenrand 11 aan de langetegenovereenliggende zijden 4-5 van deze vloerpanelen 2 metbetrekking tot de aan deze zijden aanwezige koppelmiddelen 6onderling verschillend is. Het is duidelijk dat de eigenlijkevariatie van de positie van de bovenrand 11, in dit geval, pasduidelijk zichtbaar wordt wanneer twee of meer van dergelijkevloerpanelen 2 met elkaar worden gekoppeld. Wanneer, zoals hierweergegeven, aan de lange zijden 4-5 van de twee vloerpanelen 2een derde vloerpaneel 2A wordt verbonden kan een vloerbekleding1 worden verkregen die de volgens de uitvinding vereiste spleet10 vertoont. De aldus verkregen variërende spatie S tussen debovenranden 11 van de eerste twee vloerpanelen 2 en het derdevloerpaneel 2A voldoet aan de in de inleiding vermelde eerstemogelijkheid hiervoor. Verder wordt opgemerkt dat in hetvoorbeeld aan de korte gekoppelde zijden 7-8 van devloerpanelen 2 geen of slechts kleinere, eventueel onzichtbare,spleten aanwezig zijn.
Figuur 10 geeft nog een langwerpig vloerpaneel 2 weer, waarbijmeerdere van dergelijke vloerpanelen 2 een vloerbekleding 1kunnen vormen waarin zich variërende spleten 10 bevinden,waarbij deze spleten 10 verkregen zijn volgens de in deinleiding vermelde tweede mogelijkheid. Hiertoe varieert depositie van de bovenrand 11 van het vloerpaneel 2 metbetrekking tot de aan de betreffende zijde aanwezigekoppelmiddelen 6.langsheen de betreffende rand 3. De variatiebetreft dus een variatie langsheen de rand 3 van hetvloerpaneel 2 zelf. Uit de figuur is het duidelijk dat debovenranden 11 aan minstens één lange zijde 4, en bij voorkeuraan beide lange zijden 4-5, afwijken van de richting diebepaald is door de koppelmiddelen 6 aan de betreffende zijden4-5 van het vloerpaneel 2. De bovenranden 11 aan het paar langezijden 4-5 van het vloerpaneel 2 uit het voorbeeld zijn recht uitgevoerd, doch wijken qua richting af van de richting bepaalddoor de koppelmiddelen 6.
Figuur 11 toont een voorbeeld van een vloerpaneel 2 waarbij debovenranden 11 aan het paar lange zijden 4-5 van richtingveranderen in het vloerpaneel 2 zelf. Hierbij vertonen debovenranden 11 bij voorkeur een kromming. Beter nog is dezekromming zodanig dat over de lengte van de bovenranden 11slechts één locaal extremum 39, hetzij een minimum of eenmaximum, optreedt in de afstand tussen de bovenrand 11 en dekoppelmiddelen 6 aan de betreffende zijde 4-5. In dergelijkgeval kan de indruk van een kromgetrokken vloerpaneel 2 wordengewekt.
Figuur 12 geeft een voorbeeld weer waarbij de kromming zodanigis dat zich over de lengte van de bovenranden 11 meerderelocale extrema 39 in de afstand tussen de bovenrand 11 en dekoppelmiddelen 6 bevinden. Hiermede kan bij uitstek eenimitatie van verouderde, versleten vloeren worden bereikt.
Het is duidelijk dat waar in het voorgaande sprake is van eenkromming ook gewerkt kan worden met een bovenrand 11 die isopgebouwd uit meerdere rechte stukken met een verschillenderichting waarbij deze rechte stukken dan gezamenlijk eendergelijke kromming benaderen.
Figuur 13 geeft schematisch weer hoe de vloerpanelen 2 van deuitvinding kunnen worden vervaardigd. In dit geval gaat het omlangwerpige vloerpanelen 2, waarbij zowel aan detegenovereenliggende lange zijden 4-5 als aan detegenovereenliggende korte zijden 7-8 verspanende bewerkingenmet behulp van mechanische werktuigen 40, in dit gevalroterende freesgereedschappen, worden uitgevoerd. Hiertoeworden de vloerpanelen 2 in het voorbeeld doorheen tweekantenbewerkingsmachines 41 getransporteerd en achtereenvolgens aan hun zijden 4-5-7-8 over een aantal freesgereedschappenbewogen, waardoor deze zijden van geprofileerde randgebieden 13worden voorzien. Hierbij worden de vloerpanelen 2 met hunonderzijde 24 naar boven gericht en wordt de bovenzijde 9 vande vloerpanelen als referentie voor de bewerkingen aangewend.Het is volgens de uitvinding niet uitgesloten dat devloerpanelen met hun bovenzijde 9 naar boven gericht door dekantenbewerkingsmachines 41 worden getransporteerd.
Figuur 14 geeft weer dat de vloerpanelen 2 bij het uitvoerenvan de verspanende bewerkingen ter hoogte van hun randen 3 bijvoorkeur aan beide vlakke paneelzijden worden ondersteund,bijvoorbeeld aan de hand van drukschoenen 42 en een ketting 43.Zoals figuur 14 weergeeft kan de profilering van derandgebieden 13 bijvoorbeeld een afruwingstap SI omvattenwaarin een gedeelte 44 van het overtollig materiaal 45 wordtverspaand.
Figuur 15 geeft weer dat de profilering een stap S2 kanomvatten waarin een gedeelte van de tand 14 dat voorbij debovenrand 11 steekt wordt gevormd.
Figuur 16 geeft weer dat de onderzijde 30 van de tand 14, metandere woorden een gedeelte van de tand 14 dat zich onder hetbovenoppervlak 9 van het vloerpaneel 2 bevindt, in eenafzonderlijke stap S3 kan zijn gevormd.
Figuur 17 geeft weer dat de bovenrand 11 van het vloerpaneel 2met inbegrip van een laterale wand 19 van voornoemde spleet 10in een afzonderlijke stap S4 kan zijn gevormd.
Opgemerkt wordt dat figuren 14 tot 17 illustreren dat deprofilering van de geprofileerde randgebieden 13 minstens, enbij voorkeur hoofdzakelijk, uit twee zones Z1-Z2 wordtopgebouwd. Enerzijds is er de eerste zone Z1 waarin het profiel van de mechanische koppelmiddelen 6 wordt gevormd en,anderzijds, is er de tweede zone Z2 waarin het profiel van eenzijwand 19 van voornoemde spleet 10 wordt gevormd. Deze tweedezone Z2 bevindt zich boven voornoemde eerste zone Zl, dochonder het bovenoppervlak 9 van het vloerpaneel 2.
Zoals figuur 17 illustreert kan de voornoemde tweede zone Z2onafhankelijk van voornoemde eerste zone Zl worden gevormd.Hiertoe is het werktuig 40 of de frees die de voornoemdezijwand 19 vormt met een variabele positie en/of oriëntatieuitgevoerd. In het weergegeven voorbeeld kan de oriëntatieen/of de positie van het werktuig 40 of de frees dat voornoemdetweede zone Z2 vormt relatief ten opzichte van het vloerpaneel2 worden gewijzigd, terwijl de positie en/of de oriëntatie vanhet mechanisch gereedschap dat, zoals weergegeven op de figuren14 tot 16, voornoemde eerste zone Zl vormt ten opzichte van hetvloerpaneel 2 bij voorkeur vast is opgesteld. De aan de handvan figuur 17 geïllustreerde wijziging van positie en/oforiëntatie van het werktuig 40 dat een laterale wand 19 van despleet 10 vormt, betreft een rotatie R van het werktuig 40 rondeen as O die evenwijdig, of nagenoeg evenwijdig, verloopt metde doorlooprichting 46 van het vloerpaneel 2 door de machine41, of, met andere woorden, in dit geval, evenwijdig loopt metde lengterichting van de koppelmiddelen 6. Opgemerkt wordt datde doorlooprichting 46 duidelijk is weergegeven aan de hand vanfiguur 13.
Figuur 18 geeft een andere mogelijkheid weer voor een wijzigingin positie en/of oriëntatie van het werktuig 40. Het betrefthier een translatiebeweging H van het freeswerktuig 40 in hetvlak van het vloerpaneel 2. In dit geval stemt dergelijketranslatiebeweging H overeen met een translatiebeweging in hetvlak van het freeswerktuig 40. In het algemeen kan volgens deuitvinding eender welke translatiebeweging worden toegepast.
Figuur 19 geeft nog een andere mogelijkheid weer voor eenwijziging in positie en/of oriëntatie van het werktuig 40. Hetbetreft hier eveneens een translatiebeweging V van hetfreeswerktuig 40, doch, in dit geval, een translatiebeweging Vuit het vlak van het vloerpaneel 2. Meer speciaal grijpt detranslatiebeweging V plaats in een richting dwars, en hierzelfs loodrecht, op het oppervlak 9 van het vloerpaneel 2.
Het is duidelijk dat volgens de uitvinding ook kan gewerktworden met andere gereedschappen of werktuigen 40 danfreeswerktuigen. Bij voorkeur wordt echter gebruikt gemaakt vanverspanende bewerkingen, bijvoorbeeld aan de hand vanmechanische werktuigen zoals schaaf-, frees- en/ofzaagwerktuigen. Het is niet uitgesloten dat één of meerderelasers of andere werktuigen worden toegepast. Voor het gebruikvan lasersnijden voor het vervaardigen van vloerpanelen metkoppelmiddelen wordt nog verwezen naar het WO 2006/090287alwaàr dergelijke bewerking wordt toegepast voor het snijdenvan rechte bovenranden. Het spreekt voor zich dat dit soortbewerking ook hier kan toegepast worden voor het verkrijgen vanbovenranden waarvan de positie met betrekking tot dekoppelmiddelen varieert. Dit kan bijvoorbeeld verwezenlijktworden wanneer de positie van de laserstraal met betrekking totdeze koppelmiddelen wordt gevarieerd. Bij voorkeur wordt indergelijk geval met behulp van de lasersnede minstens eengedeelte van het profiel van een spleetwand gevormd.
Verder is het duidelijk dat dergelijk werktuig 40 nietnoodzakelijk hoofdzakelijk in het vlak van het vloerpaneel 2moeten zijn opgesteld, zoals het geval was in de voorbeeldenvan de figuren 17 tot 19. Voor het vormen van de bovenrand 11kan er immers ook gewerkt worden met werktuigen 40,bijvoorbeeld freeswerktuigen, die een hoek vormen met hetvloerpaneel 2. In dergelijk geval is het duidelijk dat voor dewijziging van de positie en/of de oriëntatie van dit werktuig 40, zowel een translatiebeweging H in het vlak van hetvloerpaneel 2, als een translatiebeweging in het vlak van hetwerktuig, waarbij deze translatiebewegingen in voorliggendgeval wel verschillende richtingen definiëren, of eender welkeandere translatiebeweging kan worden toegepast. Uiteraardblijven wijzigingen in positie en/of oriëntatie door eenderwelke rotatiebeweging R ook mogelijk.
Opgemerkt wordt dat het volgens de uitvinding de voorkeurdraagt dat de koppelmiddelen 6, vergrendelingsmiddelen 18 enandere gedeelten van de koppelmiddelen 6 en/of koppeldeleneendelig met het vloerpaneel 2 uitgevoerd worden, bij voorkeureendelig met het substraat 21 van het vloerpaneel 2 uitgevoerdworden. Hetzelfde geldt voor de wanden van vóornoemde spleet10.
Verder wordt opgemerkt dat de huidige uitvinding op eenderwelke soort van vloerpanelen 2 kan worden toegepast. Het kanbijvoorbeeld gaan om laminaatvloerpanelen zoals vloerpanelen 2met een DPL toplaag 23 op een MDF of HDF substraat 21, houtenvloerpanelen 2 zoals massief parket, samengestelde vloerpanelen2 zoals zogenaamd "engineered wood", fineerparket. Bij voorkeurgaat het om vloerpanelen 2 met een houten toplaag 23 of eentoplaag 23 die op zijn minst hout weergeeft. In dit laatstegeval kan het bijvoorbeeld gaan om een gedrukt patroon in devorm van een houtmotief.
Het is duidelijk .dat de werkwijze van de uitvinding . vooralnuttig is wanneer dergelijke vloerpanelen in doorloop aan hunranden worden bewerkt. Met dergelijke techniek is het mogelijkdoorloopsnelheden te behalen die hoger liggen dan 100 m/min enzelfs tot 300 m/min kunnen oplopen. Het zoals voornoemdwijzigen van de oriëntatie en/of de positie van het werktuigdat de voornoemde tweede zone, en dus minstens het profiel van een spleetwand, vormt, blijft mogelijk zelfs wanneer met dehoogste voornoemde doorloopsnelheden wordt gewerkt.
Verder is het duidelijk dat, in het kader van de huidigeuitvinding, de bovenrand kan worden gedefinieerd als dezichtbare rand van het bovenoppervlak van het vloerpaneel. Inhet geval van een bovenoppervlak met zichtbare afkantingen,bevindt de bovenrand zich dus onder deze afkanting.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeldbeschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, dochdergelijke vloerbekledingen, vloerpanelen, verpakkingseenhedenen werkwijzen kunnen volgens verschillende varianten wordengerealiseerd zonder buiten het kader van de uitvinding tetreden.
Zo bijvoorbeeld is de uitvinding niet beperkt tot vloerpanelendie zwevend worden verlegd. Zij kan immers ook toepassingvinden bij vloerpanelen die aan een ondergrond worden verankerdbijvoorbeeld door middel van lijm, nagels of anderbevestigingsmiddel. Ook bij dergelijke vloerbekledingen kan hetinteressant zijn reeds bij het installeren een variërendespleet te bekomen.
Verder kunnen de koppelmiddelen die op zich beschreven zijn inhet BE 2007/0154 ook in combinatie met de huidige uitvindingworden toegepast. De aldaar beschreven koppelmiddelen zijnvoornamelijk nuttig, omdat, zij een beperkte uitzetting van .devloerbekleding kunnen opvangen.
Claims (16)
1. Vloerbekleding waarbij deze vloerbekleding (1) minstens issamengesteld uit vloerpanelen (2) die zich in een gekoppeldetoestand bevinden, waarbij deze gekoppelde toestand er minstensin bestaat dat de vloerpanelen (2) aan de randen (3) vanminstens een eerste paar van tegenovereenliggende zijden (4-5)door middel van mechanische koppelmiddelen (6) met elkaar zijngekoppeld, waarbij in de voornoemde gekoppelde toestand vandeze vloerpanelen (2) aan de betreffende gekoppelde zijden (4-5) een vergrendeling bestaat zowel in een verticale richting(VI) loodrecht op het vlak gedefinieerd door de gekoppeldevloerpanelen (2) als in een horizontale richting (Hl) loodrechtop de betreffende zijden (4-5) en in het vlak van de gekoppeldevloerpanelen (2), daardoor gekenmerkt dat de voornoemdekoppelmiddelen (6) de vloerpanelen (2) bij het koppelen in eengekoppelde toestand brengen waarbij aan het oppervlak van devloerbekleding (1) spleten (10) aanwezig zijn die eenvariërende spatie (S) tussen de betreffende zijden (4-5) vanvoornoemde gekoppelde vloerpanelen (2) definiëren.
2. Vloerbekleding volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt datde voornoemde variërende spatie (S) is verkregen minstensdoordat de positie (P1-P2) van de bovenrand (11) van één ofmeer van de gekoppelde vloerpanelen (2) met betrekking tot deaan de betreffende zijde (4-5) aanwezige koppelmiddelen (6)langsheen de betreffende rand (3) varieert.
3. Vloerbekleding volgens conclusie 1 of 2, daardoorgekenmerkt dat de voornoemde variërende spatie (S) is verkregendoordat de positie (P1-P2) van de bovenrand (11) met betrekkingtot de aan de betreffende zijde (4-5) aanwezige koppelmiddelen(6) bij twee of meer van dergelijke vloerpanelen (2)verschillend is.
4. Vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies,daardoor gekenmerkt dat de voornoemde spatie (S) gemiddeldgezien kleiner is dan 3 millimeter.
5. Vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies,daardoor gekenmerkt dat zij minstens is samengesteld uitlangwerpige rechthoekige vloerpanelen (2), waarbij hetvoornoemde eerste paar tegenovereenliggende zijden (4-5)gevormd wordt door de lange zijden van het betreffendevloerpaneel (2).
6. Vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies,daardoor gekenmerkt dat voornoemde vloerpanelen (2) een tweedepaar tegenovereenliggende zijden (7-8) vertonen welke tevensvoorzien zijn van koppelmiddelen (6), waarbij in de gekoppeldetoestand aan de randen (3) van dit tweede paar vantegenovereenliggende zijden (7-8) bij voorkeur geen spleten ofslechts een kleinere spleet (10) aanwezig is.
7. Vloerbekleding volgens één van de voorgaande conclusies,daardoor gekenmerkt dat voornoemde vloerpanelen (2) minstensaan beide zijden (4-5) van het voornoemde eerste paar vantegenovereenliggende zijden geprofileerde randgebieden (13)vertonen waarvan de profilering minstens uit twee zones (Z1-Z2)is opgebouwd, enerzijds, een eerste zone (Zl) waarin hetprofiel van de mechanische koppelmiddelen (6) gevormd is en,anderzijds, een tweede zone (Z2). die .zich boven voornoemdeeerste zone (Zl) uitstrekt, doch onder het bovenoppervlak (9)van de vloerpanelen (2) is gesitueerd, waarbij in de voornoemdetweede zone (Z2) het profiel van een zijwand (19) vanvoornoemde spleet (10) is gevormd.
8. Vloerbekleding volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt datdeze vloerbekleding (1) rijen (20) van voornoemde vloerpanelen (2) bevat, waarbij voornoemde eerste zones (Zl) vanvloerpanelen (2) uit eenzelfde rij (20) met elkaar zijnuitgelijnd, terwijl voornoemde tweede zones (Z2) insamenwerking met de tweede zones (Z2) van gelijkaardigevloerpanelen (2) uit een aangrenzende rij (20) in de voornoemdegekoppelde toestand de voornoemde spleet (10) vormen welkevoornoemde variërende spatie (S) definieert.
9. Vloerpaneel, daardoor gekenmerkt dat het kan wordenaangewend om een vloerbekleding (1) met de kenmerken van éénvan de voorgaande conclusies te vormen.
10. Verpakkingseenheid waarbij dergelijke verpakkingseenheidtwee of meer vloerpanelen (2) met de kenmerken van conclusie 9bevat.
11. Werkwijze voor het vervaardigen van een vloerpaneel,waarbij deze werkwijze wordt aangewend voor het vervaardigenvan vloerpanelen (2) met de kenmerken van conclusie 9, daardoorgekenmerkt dat dit vloerpaneel (2) minstens aan beide zijdenvan het voornoemde eerste paar van tegenovereenliggende zijden(4-5) van geprofileerde randgebieden (13) wordt voorzien,waarvan de profilering minstens uit twee zones (Z1-Z2) wordtopgebouwd, enerzijds, een eerste zone (Zl) waarin minstens ëengedeelte van het profiel van de mechanische koppelmiddelen (6)wordt gevormd en, anderzijds, een tweede zone (Z2) die zichboven voornoemde eerste zone (Zl) bevindt, doch onder hetbovenoppervlak (9) van de vloerpanelen (2) is gesitueerd, enwaarbij in de voornoemde tweede zone (Z2) minstens het profielvan een zijwand (19) van voornoemde spleet (10) wordt gevormd.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt datvoornoemde tweede zone (Z2) onafhankelijk van voornoemde eerstezone (Zl) wordt gevormd.
13. Werkwijze volgens conclusie 11 of 12, daardoor gekenmerktdat zowel de eerste zone (Zl) als de tweede zone (Z2) wordtgevormd aan de hand van een verspanende bewerking met eenmechanisch werktuig (40), waarbij de positie en/of oriëntatievan het mechanisch werktuig (40) dat voornoemde tweede zone(Z2) vormt relatief ten opzichte van het vloerpaneel (2)variabel is, terwijl de positie en/of oriëntatie van hetmechanisch werktuig (40) dat voornoemde eerste zone (Zl) vormtten opzichte van het vloerpaneel (2) bij voorkeur vast isopgesteld.
14. Werkwijze volgens één van de conclusies 11 tot 13,daardoor gekenmerkt dat zij wordt aangewend voor hetvervaardigen van minstens twee vloerpanelen (2) met dekenmerken van conclusie 9, en dat de positie en/of deoriëntatie van het mechanisch werktuig (40) dat voornoemdetweede zone (Z2) vormt ten opzichte van het vloerpaneel (2)wordt gewijzigd, terwijl de oriëntatie en/of de positie van hetmechanisch werktuig (40) dat voornoemde eerste zone (Zl) vormt,ongewijzigd blijft.
15. Werkwijze volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat devoornoemde vloerpanelen (2) achtereenvolgens worden vervaardigden dat de voornoemde wijziging in positie en/of oriëntatie vanhet voornoemde mechanisch werktuig (40) dat de tweede zone (Z2)vormt minstens plaatsvindt tussen het vervaardigen van beidevloerpanelen (2) in.
16. Werkwijze volgens conclusie 14 of 15, daardoor gekenmerktdat de voornoemde vloerpanelen (2) achtereenvolgens wordenvervaardigd en dat de voornoemde wijziging in positie en/oforiëntatie van het voornoemde mechanisch werktuig (40) dat detweede zone (Z2) vormt minstens plaatsvindt tijdens hetvervaardigen van minstens één van beide vloerpanelen (2).
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2007/0368A BE1018426A3 (nl) | 2007-07-31 | 2007-07-31 | Vloerbekleding, vloerpaneel, verpakkingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. |
PCT/IB2008/001822 WO2009016446A2 (en) | 2007-07-31 | 2008-07-14 | Floor covering consisting of floor panels and method for manufacturing such floor panels |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2007/0368A BE1018426A3 (nl) | 2007-07-31 | 2007-07-31 | Vloerbekleding, vloerpaneel, verpakkingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. |
BE200700368 | 2007-07-31 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1018426A3 true BE1018426A3 (nl) | 2010-11-09 |
Family
ID=39226872
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2007/0368A BE1018426A3 (nl) | 2007-07-31 | 2007-07-31 | Vloerbekleding, vloerpaneel, verpakkingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1018426A3 (nl) |
WO (1) | WO2009016446A2 (nl) |
Families Citing this family (6)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
BE1017350A6 (nl) * | 2006-10-31 | 2008-06-03 | Flooring Ind Ltd | Vloerpaneel en vloerbekleding bestaande uit dergelijke vloerpanelen. |
BR112012001979B1 (pt) | 2009-07-31 | 2020-12-22 | Välinge Innovation AB | método para produção de sistemas de travamento mecânico em um painel de piso |
US11717901B2 (en) | 2009-07-31 | 2023-08-08 | Valinge Innovation Ab | Methods and arrangements relating to edge machining of building panels |
CN109025153A (zh) | 2012-06-19 | 2018-12-18 | 瓦林格创新股份有限公司 | 将板块分为第一和第二镶板的方法、形成机械锁定系统的方法以及建筑镶板 |
CN109322462A (zh) * | 2018-10-17 | 2019-02-12 | 上海菲林格尔木业股份有限公司 | 一种鱼骨拼强化地板的制备方法 |
EP3798385A1 (en) | 2019-09-24 | 2021-03-31 | Välinge Innovation AB | Building panel |
Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2698036A1 (fr) * | 1992-11-19 | 1994-05-20 | Artbois Ahmerkamp | Procédé de fabrication de parquet contrecollé ou massif. |
DE20307580U1 (de) * | 2003-05-15 | 2003-07-10 | Schulte-Führes, Josef, 33102 Paderborn | Fußbodendiele |
WO2005066431A2 (de) * | 2004-01-07 | 2005-07-21 | Akzenta Paneele + Profile Gmbh | Fussbodenpaneel |
WO2005068747A1 (en) * | 2004-01-13 | 2005-07-28 | Välinge Innovation AB | Floor covering and locking system and an equipement for production of e.g floorboards. |
US20050166514A1 (en) * | 2004-01-13 | 2005-08-04 | Valinge Aluminium Ab | Floor covering and locking systems |
WO2006066776A2 (en) * | 2004-12-23 | 2006-06-29 | Flooring Industries Ltd | Laminate floor panel and method, device and accessoires for manufacturing |
EP1808311A1 (de) * | 2005-12-29 | 2007-07-18 | Flooring Technologies Ltd. | Paneel, insbesondere Bodenpaneel |
-
2007
- 2007-07-31 BE BE2007/0368A patent/BE1018426A3/nl active
-
2008
- 2008-07-14 WO PCT/IB2008/001822 patent/WO2009016446A2/en active Application Filing
Patent Citations (7)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
FR2698036A1 (fr) * | 1992-11-19 | 1994-05-20 | Artbois Ahmerkamp | Procédé de fabrication de parquet contrecollé ou massif. |
DE20307580U1 (de) * | 2003-05-15 | 2003-07-10 | Schulte-Führes, Josef, 33102 Paderborn | Fußbodendiele |
WO2005066431A2 (de) * | 2004-01-07 | 2005-07-21 | Akzenta Paneele + Profile Gmbh | Fussbodenpaneel |
WO2005068747A1 (en) * | 2004-01-13 | 2005-07-28 | Välinge Innovation AB | Floor covering and locking system and an equipement for production of e.g floorboards. |
US20050166514A1 (en) * | 2004-01-13 | 2005-08-04 | Valinge Aluminium Ab | Floor covering and locking systems |
WO2006066776A2 (en) * | 2004-12-23 | 2006-06-29 | Flooring Industries Ltd | Laminate floor panel and method, device and accessoires for manufacturing |
EP1808311A1 (de) * | 2005-12-29 | 2007-07-18 | Flooring Technologies Ltd. | Paneel, insbesondere Bodenpaneel |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2009016446A3 (en) | 2009-06-04 |
WO2009016446A2 (en) | 2009-02-05 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US11479970B2 (en) | Mechanical locking system for floorboards | |
CN100359116C (zh) | 地板系统和形成该地板系统的层压地板块 | |
KR101274135B1 (ko) | 압축된 에지를 갖는 건축용 패널 | |
BE1017157A3 (nl) | Vloerbekleding, vloerelement en werkwijze voor het vervaardigen van vloerelementen. | |
US7051486B2 (en) | Mechanical locking system for floating floor | |
BE1018426A3 (nl) | Vloerbekleding, vloerpaneel, verpakkingseenheid en werkwijze voor het vervaardigen van dergelijke vloerpanelen. | |
KR100990808B1 (ko) | 바닥보오드와 그것을 제조 및 설치하는 방법 및 바닥시공시스템 | |
US8316604B2 (en) | Floor panel and method for manufacturing such floor panel | |
EP1642751B1 (en) | Floor covering | |
US7827754B2 (en) | Floor panels with edge connectors | |
RU2671147C1 (ru) | Способ изготовления имеющих углубления панелей | |
EP2108492A1 (en) | Methods for manufacturing floor panels | |
US20060005498A1 (en) | Flooring system having sub-panels with complementary edge patterns | |
BE1030681B1 (nl) | Set van freeswerktuigen en werkwijze voor het vervaardigen van panelen | |
RU33896U1 (ru) | Сборно-разборное покрытие, преимущественно для пола | |
EA041190B1 (ru) | Способ изготовления панелей из плиты, нажимная пластина, способ изготовления плиты и плита |