BE1024736B1 - Doorlopende groef - Google Patents
Doorlopende groef Download PDFInfo
- Publication number
- BE1024736B1 BE1024736B1 BE20165860A BE201605860A BE1024736B1 BE 1024736 B1 BE1024736 B1 BE 1024736B1 BE 20165860 A BE20165860 A BE 20165860A BE 201605860 A BE201605860 A BE 201605860A BE 1024736 B1 BE1024736 B1 BE 1024736B1
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- mold
- clay
- upright
- brick
- open
- Prior art date
Links
Classifications
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B28—WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
- B28B—SHAPING CLAY OR OTHER CERAMIC COMPOSITIONS; SHAPING SLAG; SHAPING MIXTURES CONTAINING CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
- B28B7/00—Moulds; Cores; Mandrels
- B28B7/0064—Moulds characterised by special surfaces for producing a desired surface of a moulded article, e.g. profiled or polished moulding surfaces
- B28B7/0073—Moulds characterised by special surfaces for producing a desired surface of a moulded article, e.g. profiled or polished moulding surfaces with moulding surfaces simulating assembled bricks or blocks with mortar joints
-
- B—PERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
- B28—WORKING CEMENT, CLAY, OR STONE
- B28B—SHAPING CLAY OR OTHER CERAMIC COMPOSITIONS; SHAPING SLAG; SHAPING MIXTURES CONTAINING CEMENTITIOUS MATERIAL, e.g. PLASTER
- B28B13/00—Feeding the unshaped material to moulds or apparatus for producing shaped articles; Discharging shaped articles from such moulds or apparatus
- B28B13/02—Feeding the unshaped material to moulds or apparatus for producing shaped articles
- B28B13/0205—Feeding the unshaped material to moulds or apparatus for producing shaped articles supplied to the moulding device in form of a coherent mass of material, e.g. a lump or an already partially preshaped tablet, pastil or the like
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Manufacturing & Machinery (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Ceramic Engineering (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- Devices For Post-Treatments, Processing, Supply, Discharge, And Other Processes (AREA)
- Finishing Walls (AREA)
Abstract
Werkwijze voor het produceren van een baksteen, waarbij de werkwijze volgende stappen bevat: - voorzien van een open mal die gedefinieerd is door een bodem en meerdere opstaande wanden; - inwerpen van een kleiklomp in de open mal zodat de kleiklomp de mal hoofdzakelijk vult; - afsnijden van overtollige klei ter plaatse van de open zijde van de open mal zodat in de mal een kleivorm ontstaat met een vorm gerelateerd aan de open mal; - verwijderen van de kleivorm uit de mal; - bakken van de kleivorm tot de baksteen; waarbij de open mal minstens één opstaande vin bevat aan zijn binnenzijde die zich doorlopend uitstrekt over de bodem en over minstens één van de opstaande wanden van de open mal.
Description
(73) Houder(s) :
NELISSEN STEENFABRIEKEN N.V.
3620, LANAKEN
België (72) Uitvinder(s) :
VANDEBEEK Roel 3630 MAASMECHELEN België (54) DOORLOPENDE GROEF (57) Werkwijze voor het produceren van een baksteen, waarbij de werkwijze volgende stappen bevat: - voorzien van een open mal die gedefinieerd is door een bodem en meerdere opstaande wanden; - inwerpen van een kleiklomp in de open mal zodat de kleiklomp de mal hoofdzakelijk vult; - afsnijden van overtollige klei ter plaatse van de open zijde van de open mal zodat in de mal een kleivorm ontstaat met een vorm gerelateerd aan de open mal; verwijderen van de kleivorm uit de mal; - bakken van de kleivorm tot de baksteen; waarbij de open mal minstens één opstaande vin bevat aan zijn binnenzijde die zieh doorlopend uitstrekt over de bodem en over minstens één van de opstaande wanden van de open mal.
3a
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Publicatienummer: 1024736 Nummer van indiening: BE2016/5860
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Internationale classificatie: B28B 7/00 B28B 13/02 Datum van verlening: 19/06/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 16/11/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
NELISSEN STEENFABRIEKEN N.V., Kiezelweg 458, 3620 LANAKEN België;
vertegenwoordigd door
PHILIPPAERTS Yannick, Meir 24 bus 17, 2000, ANTWERPEN;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: DOORLOPENDE GROEF.
UITVINDER(S):
VANDEBEEK Roel, Langstraat 78, 3630, MAASMECHELEN;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 19/06/2018,
Bij bijzondere machtiging:
2016/5860
BE2016/5860
Doorlopende groef
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het produceren van een baksteen volgens het handvormprincipe.
Het handvormprincipe voor het produceren van een baksteen heeft betrekking op een werkwijze met volgende stappen:
voorzien van een open mal die gedefinieerd is door een bodem en meerdere opstaande wanden;
inwerpen van een kleiklomp in de open mal zodat de kleiklomp de mal hoofdzakelijk vult;
afsnijden van overtollige klei ter plaatse van de open zijde van de open mal zodat in de mal een kleivorm ontstaat met een vorm gerelateerd aan de open mal;
verwijderen van de kleivorm uit de mal;
- bakken van de kleivorm tot de baksteen.
Bakstenen die gevormd worden door middel van het handvormprincipe worden handvormbakstenen genoemd. Handvormbakstenen worden typisch gebruikt als gevelstenen voor het maken van huizen. Handvormbakstenen zijn bekend om een specifieke visuele indruk te wekken die voornamelijk ontstaat doordat elke baksteen uniek is. De manier waarop de mal zieh vult met de klei ten gevolge van het inwerpen van de kleiklomp is steeds verschillend zodat het buitenoppervlak van de handvormbaksteen steeds onvolkomenheden vertoont. Deze onvolkomenheden zijn gewenst en zorgen voor een uniek karakter van de baksteen.
Vroeger werden handvormbakstenen volledig manueel gemaakt. De open mal werd meestal uit hout gemaakt. Bij gebruik werd de mal aan een binnenzijde met zand bestrooid.
Daarna wordt een kleiklomp gevormd die typisch ook in zand gerold wordt alvorens de kleiklomp met een vooraf bepaaide kracht en/of snelheid in de houten mal te werpen. Door de kracht en/of snelheid van de kleiklomp, zal de klei met een vooraf bepaaide impact op de mal terechtkomen, waardoor de klei vervormt en de mal hoofdzakelijk vult. De kleiklomp heeft typisch een massa die noemenswaardig groter is dan de massa die nodig is om de mal te vullen. Boven de mal, aan de open zijde, zal daarom een overschot aan kleimateriaal uitsteken. In een volgende stap wordt de overtollige klei afgesneden ter plaatse van de open zijde zodat in de mal een kleivorm biijft zitten met een vorm die gerelateerd is aan de vorm van de mal. De vakman zal begrijpen dat de mal gevormd is als negatief van de gewenste baksteen. In een verdere stap wordt de kleivorm uit de mal verwijderd, typisch door het omkeren van de mal zodat de zwaartekracht de kleivorm uit de mal duwt. Doordat de mal en de buitenzijde van de kleiklomp met zand bestrooid zijn, plakt de
2016/5860
BE2016/5860 klei niet noemenswaardig aan de mal, en kan ze gemakkelijk daaruit verwijderd worden. De zo verkregen kleivorm wordt dan gebakken tot een baksteen in een vorm die vooraf bepaald is en gerelateerd is aan de vorm van de mal.
Reeds vele jaren is dit procès minstens gedeeltelijk geautomatiseerd waarbij 5 kleiklompen automatisch gevormd worden en machinaal ingeworpen worden in een open mal. De open mallen worden typisch uit metaal of uit een harde kunststof vervaardigd om de levensduur van de mallen te optimaliseren. Voor kleine oplages van bakstenen met spéciale vormen wordt nog steeds een houten mal gemaakt, waarin kleiklompen manueel ingeworpen worden.
De laatste jaren wordt veel geëxperimenteerd met alternatieve werkwijzen voor 10 traditioneel metselwerk. Vroeger werd een gevel opgebouwd door bakstenen in rijen op elkaar te plaatsen en met elkaar te verbinden door middel van een laag mortel. De bakstenen hebben dan typisch een hoogte tussen 5 cm en 8 cm, en de mortel wordt aangebracht met een laagdikte tussen 0,5 cm en 1,5 cm. De laatste jaren wordt geëxperimenteerd met lijm ter vervanging van mortel, waarbij de laagdikte van de lijm slechts enkele millimeters is.
Architecten experimenteren verder met bakstenen waarbij in de hoofdzichtzijde patronen aangebracht zijn. Dergelijke patronen kunnen op verschillende manieren in de baksteen verkregen worden. De mogelijkheden voor dergelijke patronen zijn echter beperkt omdat de patronen zieh binnen het oppervlak van de hoofdzichtzijde moeten bevinden. Wanneer het patroon tot aan de rand van de hoofdzichtzijde uitstrekt, ontstaat een praktisch probleem wanneer de hoek van een gevel bereikt wordt met een dergelijke baksteen.
Het is een doel van de uitvinding om een werkwijze voor het produceren van een baksteen volgens het handvormprincipe te voorzien, waarbij de baksteen met grotere vrijheid kan ontworpen worden en gebruikt worden in een gevel.
Hiertoe is de werkwijze voor het produceren van een baksteen gekenmerkt dat de 25 open mal minstens één opstaande vin bevat aan zijn binnenzijde die zieh doorlopend uitstrekt over de bodem en over minstens één van de opstaande wanden van de open mal.
Het effect van het doorlopend voorzien van een opstaande vin in de bodem en minstens één opstaande wand van een open mal is onverwacht en atypisch voor handvormbakstenen. Bij het traditioneel uitvoeren van de werkwijze volgens het handvormprincipe, en daarop volgend gebruiken van de handvormbakstenen bij het metsen van een gevel, vormt de afgesneden zijde van de kleivorm de uiteindelijke onderzijde van de baksteen.
Dit wil zeggen dat de zichtzijdes van de baksteen, die in een gevel zichtbaar zijn wanneer de baksteen met een afgesneden zijde van de kleivorm naar beneden geplaatst is, gevormd worden door de zijden van de baksteen die in de open mal grenzen aan de opstaande wanden. De werkwijze voor het produceren van een baksteen volgens de uitvinding beoogt expliciet af te
2016/5860
BE2016/5860 stappen van deze traditie, en heeft als doel om de hoofdzichtzijde van de baksteen te vormen via de bodem van de open mal. In het domein van handgevormde bakstenen is dit atypisch.
In théorie zou het mogelijk zijn om extra stappen toe te voegen aan de werkwijze waarbij bijvoorbeeld tussen het verwijderen van de kleivorm uit de mal en het bakken van de kleivorm vooraf bepaalde patronen aangebracht worden in de zichtzijde en kopzijde van de baksteen. Dit zou echter omslachtig en arbeidsintensief zijn, en zou een noemenswaardige ingreep vragen in de bestaande Systemen. Doordat volgens de uitvinding een doorlopend patroon voorzien is in de bodem en in één van de opstaande zijwanden, en doordat de bodem van de mal overeenstemt met de hoofdzichtzijde van de baksteen, kan op voordelige wijze een patroon gevormd worden in de hoofdzichtzijde en in de kopse zijde van de baksteen. Dit laat toe om de bakstenen waarbij een patroon in de hoofdzichtzijde gevormd is dat doorloopt in minstens één kopse zijde te vormen op een traditionele machine met een traditionele opeenvolging van stappen zonder dat nabewerkingen of extra stappen nodig zijn. Hierdoor kan een dergelijke baksteen op economische wijze gefabriceerd worden.
Bij voorkeur is de minstens één opstaande vin volgens een visueel patroon aangebracht in de bodem van de mal, welk visueel patroon doorloopt in minstens één opstaande wand van de mal. Door het visueel patroon te laten doorlopen van de bodem van de mal in minstens één opstaande wand van de mal, zal het visueel patroon dat zieh vormt in de baksteen ook doorlopen van de hoofdzichtzijde van de baksteen naar de zijzichtzijde van de baksteen. Dit laat gebruik van de baksteen op een hoek van een muur toe terwijl de optische effecten die het gevolg zijn van de groeven doorlopen van de voorzijde naar de zijkant van de gevel. Met andere woorden zal het visuele effect hoek-om doorlopen. De mogelijkheden voor het ontwerpen van dergelijke patronen zijn daardoor noemenswaardig groter omdat de patronen zieh, in tegenstelling tot voorheen, niet meer binnen het opperviak van de hoofdzichtzijde moeten bevinden. Het patroon mag zieh tot aan de rand van de hoofdzichtzijde uitstrekken, en zieh vandaar doorlopend naar de zijzichtzijde uitstrekken.
Bij voorkeur strekt de minstens één opstaande vin zieh uit vanaf de binnenzijde van de mal tot een hoogte van minstens 2 mm boven de binnenzijde. Door de opstaande vin omhoog te laten uitstrekken met minstens 2 mm, zal de groef in de baksteen gevormd worden die hiermee overeenstemt, welke groef doorloopt van de hoofdzichtzijde naar de zijzichtzijde van de baksteen. Verder bij voorkeur heeft de vin een hoogte die kleiner is dan 7 mm. Tests hebben uitgewezen dat de hoogte van de vin, die de diepte van de groef bepaalt, invloed heeft op de perceptie van een persoon die de zichtzijde van de baksteen beschouwt. Door de vinnen een hoogte te geven van meer dan 2 mm, wordt de groef typisch waargenomen als een onderverdeling
2016/5860
BE2016/5860 van de steen. Door de groef kleiner dan 7 mm te vervaardigen, kan eenvoudige realisatie bekomen worden zonder technische complicaties terwijl de optische illusie maximaal is.
Bij voorkeur bestaat de minstens één van de opstaande wanden uit één opstaande wand, waarbij overige van de meerdere opstaande wanden vlak gevormd zijn. Door slechts één van de opstaande wanden te voorzien van het patroon, zal verwijderen van de baksteen uit de mal noemenswaardig eenvoudiger zijn. De kleivorm kan dan door een translatiebeweging of door een gecombineerde translatie- en rotatiebeweging uit de mal bewegen, weg van de opstaande wand met het patroon, zodat het patroon optimaal in de kleivorm gereflecteerd blijft.
Bij voorkeur is de bodem van de mal hoofdzakelijk rechthoekig en de minstens 10 één opstaande vin strekt zieh uit volgens de lange zijde van de rechthoek. Bakstenen worden typisch gebruikt in een gevel met hun lange zijde volgens de richting van de rijen, dit is de hoofdzakelijk horizontale richting van de gevel. Door de vinnen ook in deze richting te vormen, wordt de hoogte van de steen optisch gereduceerd. Bijvoorbeeld wanneer een vin in het midden van de rechthoek gevormd is, geeft de steen de indruk twee stenen met gelijke hoogte te zijn die op elkaar geplaatst zijn. De vakman zal begrijpen dat de vin op verschillende posities kan gevormd worden, om de indruk te wekken stenen met verschillende hoogtes te zijn.
Bij voorkeur strekt de opstaande vin zieh volgens minstens één lijn uit van de korte zijde van de rechthoek naar een overstaande korte zijde van de rechthoek, waarbij de minstens één van de opstaande wanden gevormd is door een wand die grenst aan de minstens één van de korte zijden van de rechthoek. Bij voorkeur is de minstens één lijn recht. Tests hebben uitgewezen dat dit enerzijds goed realiseerbaar is bij het vormen van de handvormbaksteen en anderzijds een optimaal visueel effect creëert wanneer met de bakstenen een gevel gemaakt wordt.
Bij voorkeur loopt de lijn door over minstens één van de opstaande wanden in een richting hoofdzakelijk loodrecht op de bodem van de mal. Door de opstaande vin hoofdzakelijk loodrecht op de bodem van de mal te laten lopen over de opstaande wand, zal verwijderen van de kleivorm uit de mal noemenswaardig vereenvoudigen. Namelijk de kleivorm wordt in een ideale situatie verwijderd door een beweging die hoofdzakelijk loodrecht is op de bodem van de mal.
Door de opstaande vin in de zijwand te laten uitstrekken evenwijdig met de verwijderrichting voor het verwijderen van de kleivorm uit de mal, zal de kleivorm geen hinder ondervinden van de opstaande vin in de zijwand bij het bewegen uit de mal. Namelijk de beweegrichting en de richting van de opstaande vin zijn gelijk.
De uitvinding heeft verder betrekking op een baksteen verkregen door het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
2016/5860
BE2016/5860
In de tekening laat :
figuur 1 de stappen zien voor het handvormen van een baksteen; figuur 2 een open mal zien uit de werkwijze volgens de uitvinding; figuur 3 een doorsnede zien van een opstaande vin; en figuur 4 enkele uitvoeringsvoorbeelden zien van de uitvinding.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
Figuur 1 illustreert de basisstappen van de werkwijze voor het handvormen van een baksteen. Zoals hierboven reeds toegelicht, is de huidige uitvinding in het bijzonder toepasbaar in een dergelijke werkwijze voor het produceren van handvorm bakstenen. In eerste instantie zal aan de hand van figuur 1 de traditionele werkwijze voor het handvormen van bakstenen uitgelegd worden. Aan de hand van de verdere figuren zal dan de uitvinding toegelicht worden, en zal uitgelegd worden hoe de uitvinding op verrassende wijze compatibel is met de traditionele werkwijze voor het handvormen van stenen. Tenzij anders vermeld, zullen de kenmerken en stappen voor het traditioneel handvormen van bakstenen, uitgelegd aan de hand van figuur 1, integraal deel uitmaken van de werkwijze volgens de uitvinding.
Figuur 1A toont een open mal 1. De open mal 1 bevat minstens een bodem 2 en meerdere zijwanden 3 die opstaan ten opzichte van de bodem om een open caviteit te vormen. In figuur 1A is een mal 1 getoond in de vorm van een traditionele baksteen. De open mal 1 uit figuur
1A toont daarom een hoofdzakelijk rechthoekige bodem 2 waarbij ter plaatse van elke zijde van de rechthoek een opstaande zijwand 3A, 3B, 3C en 3D gevormd is. Daarbij zijn de zijwanden 3A en 3D gevormd ter plaatse van de korte zij des van de rechthoek van de bodem 2. De zijwanden 3B en 3C zijn gevormd ter plaatse van de lange zijdes van de rechthoekige bodem 2. Het zal voor een vakman duidelijk zijn dat de open mal 1 verschillende maten en vormen kan hebben, waarbij de maten en vormen van de open mal 1 de uiteindelijke vormen en maten van de bakstenen zullen bepalen die daarin gevormd worden. Zoals de vakman zal begrijpen is bij voorkeur één hoofdvoorwaarde vervuld bij het ontwerpen van de open mal, dit is dat de opening ter plaatse van de open zijde een vorm en afmetingen heeft die toelaat dat de gehele kleivorm via de opening uit de open mal 1 kan verwijderd worden. In het verlengde van deze voorwaarde, worden ook de zijwanden 3 bij voorkeur gevormd om verwijderen van de baksteen uit de open mal via de open zijde daarvan toe te laten. De stap van het verwijderen is geïllustreerd in figuur ID.
Figuur 1A illustreert verder een kleiklomp 4. Een klomp is gedefinieerd als een vormloze massa. Daarmee is een kleiklomp 4 gedefinieerd als een vormloze massa waarbij de massa hoofdzakelijk klei bevat. De kleiklomp 4 heeft bij voorkeur een volume dat noemenswaardig groter is dan het volume dat nodig is om de open mal voiiedig te vullen. De
2016/5860
BE2016/5860 kleiklomp 4 wordt traditioneel in de open mal 1 geworpen, manueel of machinaal. Inwerpen is gedefinieerd als het met een vooraf bepaalde minimale kracht en/of snelheid bewegen van de kleiklomp 4 naar de open mal 1 zodanig dat de kleiklomp 4 de open mal 1 minstens gedeeltelijk vult. De vooraf bepaalde kracht is in figuur IA geïllustreerd met pijl F. dit is in de praktijk gemakkelijk realiseerbaar door de kleiklomp 4 tot op een vooraf bepaalde hoogte h te brengen boven de open zijde van de open mal 1, waarna de kleiklomp losgelaten wordt zodat ze vanop de vooraf bepaalde hoogte h in de open mal 1 valt. Daarbij kan de kleiklomp 4 tijdens de valbeweging begeleid worden om bijvoorbeeld de val richting en/of het valtraject te optimaliseren voor het vullen van de open mal 1. Verder kan de kleiklomp tijdens de valbeweging afgeremd worden of versneld worden om het vullen van de open mal 1 te optimaliseren.
Figuur IB toont een doorsnede van een open mal en een kleiklomp 4, nadat de kleiklomp in de open mal geworpen is. Bij voorkeur bevat de werkwijze tussen de stap uit figuur IA en de stap uit figuur IB verder het aanbrengen van een zandlaag aan de binnenzijde van de open mal 1 en/of aan een buitenzijde van de kleivorm 4. Het zand heeft meerdere functies. Door het inwerpen van de kleiklomp 4 in de open mal 1, wordt het zand minstens gedeeltelijk in de klei gedrukt, zodat het deel uitmaakt van de uiteindelijke baksteen. In het bijzonder wanneer de klei een eerste kleur heeft, en het zand een tweede kleur heeft die afwijkt van de eerste kleur, wordt een unieke visuele indruk verkregen. Een tweede effect heeft betrekking op het verwijderen van de klei uit de open mal 1, waarbij het zand de wrijving tussen de open mal 1 en de klei noemenswaardig vermindert. Zonder een zandlaag aan de buitenzijde van de kleiklomp 4 en/of aan de binnenzijde van de open mal 1, heeft klei sterk de neiging om te kleven aan de bodem 2 en wanden 3 van de open mal 1, zodat het verwijderen van de klei uit de mal 1 moeilijk is.
In figuur IB is de kleiklomp 4 aangeduid met referentiecijfer 4’. Daarbij illustreert figuur IB dat de kleivorm 4’ in vorm gewijzigd is ten opzichte van de kleivorm 4 uit figuur IA.
Dit is het gevolg van enerzijds de vervormbaarheid van de klei en anderzijds de kracht F en/of snelheid waarmee de kleiklomp 4 in de open mal 1 geworpen wordt. Door het inwerpen van de kleiklomp 4 ontstaat een impact tussen de klei en de open mal 1 die als gevolg heeft dat de kleiklomp 4’ vervormt. Door het vervormen vult de kleiklomp nagenoeg de volledige open mal 1.
Daarbij illustreert figuur IB hoe de kleiklomp 4’ een eerste segment 5 en een tweede segment 6 heeft. Met het eerste segment 5 vult de klei de open mal 1. Dit eerste segment 5 wordt ook de kleivorm genoemd omdat dit het gedeelte van de kleiklomp 4 is die de vorm van de open mal 1 aanneemt. Het tweede segment 6 is het gedeelte van de kleiklomp 4’ dat zieh boven de open mal 1 uitstrekt. De klei uit het tweede segment 6 wordt ook de overtollige klei genoemd, en is het rechtstreekse gevolg van de kleiklomp 4 die in volume noemenswaardig groter is dan de inhoud van de open mal 1.
2016/5860
BE2016/5860
Figuur IB illustreert hoe de klei 5 tegen de bodem 2 en de zijwanden 3B en 3C gedrukt zijn. Daarbij zit tussen de bodem 2 en de klei en tussen de zijwanden 3B en 3C en de klei typisch zand. Ook sluit de klei niet overal foutloos aan tegen de bodem 2 en de zijwanden 3, ten gevolge van het inwerpen van de kleiklomp 4. Dit komt omdat de kleiklomp 4 geen gecontroleerde vorm heeft, en omdat inwerpen impliceert dat er geen volledige contrôle is over het vullen van de mal 1. Dit onregelmatige en ongecontroleerde aspect van het vullen van de mal 1 is gewenst, en geeft aan de handvormbaksteen een uniek karakter.
Figuur 1C illustreert het afsnijden van de overtollige klei, aangeduid met pijl 10.
De term afsnijden wordt in de context van deze uitvinding ruim geïnterpreteerd, en omvat snijden, zagen, slijpen, scheuren of elke andere manier voor het scheiden van het eerste segment 5 en het tweede segment 6 van de kleiklomp 4’. In figuur 1C is de klei vorm aangeduid met referentiecijfer 8, en is de overtollige klei aangeduid met referentiecijfer 9. De snijlijn is in figuur 1C aangeduid met referentiecijfer 7. Zoals hierboven beschreven is de kleivorm 8 ter plaatse van de bodem 2 en de zijwanden 3 uniek gevormd door het zand en door het inwerpen. Ter plaatse van de open zijde
7 heeft de kleivorm 8 geen noemenswaardige unieke vorm. In de praktijk vormt de snijlijn 7 een regelmatig, typisch glad oppervlak waarbij geen zand in de klei gedrukt is. Deze zijde 7 vormt typisch een baksteenzijde met een ongewenst visueel karakter. De afgesneden zijde 7 van de kleivorm 8 wordt daarom in de praktijk typisch gebruikt als onderkant van de baksteen. In dit aspect verschilt de werkwijze volgens de uitvinding van de traditionele werkwijze, zoals hieronder zal worden toegelicht.
Figuur ID illustreert met pijl 11 het verwijderen van de kleivorm 8 uit de open mal 1. In de praktijk wordt de open mal 1 met de kleivorm 8 uit figuur 1C omgedraaid, waarna de open mal 1 omhoog geheven wordt, terwijl de kleivorm 8 door de zwaartekracht blijft liggen. Door het omdraaien komt de afgesneden zijde 7 van de kleivorm 8 onderaan te liggen, in figuur 1 aangeduid met baksteenzijde 12F. In deze positie kan de kleivorm 8 gebakken worden tot een baksteen.
Omdat de kleivorm 8 met zijn afgesneden zijde 12F naar onder ligt, zal tijdens het bakken geen noemenswaardige druk uitgeoefend worden op de unieke zijdes van de baksteen, zijnde zijde 12A die gerelateerd is aan de bodem van de open mal, zijnde zijdes 12E, 12D, 12C en 12B die respectievelijk gerelateerd zijn aan de opstaande zijwanden 3A, 3B, 3D en 3C van de open mal 1.
Zoals hierboven reeds uitgelegd zijn deze zijwanden van de baksteen 1 gevormd met een uniek karakter waardoor het voordelig is om tijdens het bakken geen verdere kracht uit te oefenen op deze zijdes.
Figuur IE toont een gevel 13 die opgebouwd is met meerdere bakstenen die volgens de hierboven beschreven werkwijze gevormd zijn. Daarbij illustreert figuur IE in het bijzonder een hoek van een gevel 13, die inzichtelijk maakt dat twee zijdes van de baksteen
2016/5860
BE2016/5860 zichtbaar zijn ter plaatse van een hoek. Meer bepaald zal de langszijde 12B en een kopzijde 12C zichtbaar zijn. Volgens de traditionele werkwijze komt de langszijde 12B die de hoofdzichtzijde van de baksteen vormt, overeen met een zijde die aanligt tegen een lange zijwand 3B of 3C van de open mal 1 uit figuur IA. De kopse zichtzijde komt overeen met een zijde die aanligt tegen een korte zijwand 3A of 3D van de open mal 1 uit figuur IA. Zoals hieronder duidelijk wordt wijkt de uitvinding hierin af van de traditionele werkwijze.
Figuur 2 toont een uitvoeringsvorm van een open mal die gebruikt wordt in de werkwijze volgens de uitvinding. De open mal 1 uit figuur 2 stemt in vele opzichten overeen met de open mal uit figuur IA zodanig dat de open mal uit figuur 2 compatibel is met de hierboven beschreven werkwijze. De open mal 1 uit figuur 2 verschilt doordat de bodem 2 voorzien is van minstens één opstaande vin 14. Bij voorkeur loopt de opstaande vin 14 in één stuk door naar een overeenstemmende opstaande vin 14 ter plaatse van minstens één zijwand 3. In het geval van figuur 2 lopen twee opstaande vinnen 14 van de bodem 2 door naar één opstaande wand 3A.
Daarbij zal duidelijk zijn dat het in één stuk doorlopen een functioneel kenmerk is en niet noodzakelijk een fysiek kenmerk van de mal 1. De opstaande vin 14 kan uit meerdere onderdelen vervaardigd zijn die op zodanige wijze met elkaar verbonden zijn en/of samenwerken dat de onderdelen functioneel als één opstaande vin 14 kunnen beschouwd worden.
De opstaande vinnen 14 hebben als doel een groef te vormen in de kleivorm 8 ter plaatse van de bodem en de zijwand 3A. Zoals hierboven beschreven wekt deze groef de optische illusie dat de gevormde baksteen uit meerdere afzonderlijk gevormde bakstenen bestaat. De open mal 1 uit figuur 2 wijkt verder af van de open mal uit figuur 1 in zijn gebruiksdoel. In de open mal uit figuur 2 is de bodem 2 van de mal 1 gevormd, dit wil zeggen voorzien van een buitenvorm en afmetingen, om de hoofdzichtzijde van de uiteindelijk gevormde baksteen te vormen. Daarentegen is de bodem 2 uit de open mal uit figuur IA gevormd om de bovenzijde van de uiteindelijk gevormde baksteen te vormen. Het effect hiervan wordt verdere toegelicht aan de hand van figuur 4.
Figuur 3 toont een doorsnede van een voorkeursuitvoeringsvorm van een opstaande vin 14. Daarbij illustreert figuur 3 dat de opstaande vin 14 zieh uitstrekt boven de bodem 2 met een hoogte 15. De hoogte 15 is bij voorkeur minimum 2 mm, meer bij voorkeur minimum 3 mm, en is bij voorkeur maximum 7 mm, meer bij voorkeur maximum 6 mm. Meest bij voorkeur is de hoogte 15 ongeveer 4 mm. Figuur 3 illustreert verder dat de opstaande vin taps naar boven toeloopt. Ter plaatse van de bodem 2 heeft de opstaande vin 14 een breedte 16 die groter is dan de breedte 17 ter plaatse van de top van de vin 14. Bij voorkeur is de breedte 16 ongeveer 3 mm, terwijl de breedte 17 ter plaatse van de top bij voorkeur ongeveer 2 mm is. Dit is een voorkeursuitvoeringsvorm, en het zal duidelijk zijn dat de opstaande vin 14 in zijn breeds te
2016/5860
BE2016/5860 uitvoeringsvorm niet beperkt is in afmetingen. Bij voorkeur heeft de opstaande vin 14 een gemiddelde breedte over zijn hoogte die kleiner is dan 7 mm, meer bij voorkeur kleiner dan 5 mm.
In figuur 3 is de opstaande vin 14 getoond met de bodem 2 als basis voor de opstaande vin 14. De vakman zal begrijpen dat de opstaande vin 14 ter plaatse van de zijwand 3 analoog gevormd is.
De opstaande vin 14 is bij voorkeur gevormd uit metaal. Tests hebben uitgewezen dat wanneer de opstaande vin 14 uit metaal gevormd is, een hoge weerstand tegen slijtage kan bekomen worden. Ook kan de vin 14 met de hierboven vermelde afmetingen gevormd zijn met voldoende hoge sterkte. De metalen vin 14 kan integraal gevormd zijn met een metalen bodem 2 of een metalen wand 3. Altematief is de metalen vin 14 ingebed in een harde kunststoflaag, die als bodem 2 of als wand 3 fungeert.
Figuur 4 toont drie verschillende uitvoeringsvormen van de open mal, en toont de effecten daarvan op de baksteen die met de mal gevormd wordt. Daarbij is de baksteen aangeduid met referentiecijfer 21. De baksteen 21 heeft steeds een hoofdzichtzijde 18 en een kopzichtzijde 19 die respectievelijk overeenstemmen met de baksteenzichtzijdes 12B en 12C uit figuur IE.
Figuur 4A toont een uitvoeringsvorm waarbij de bodem 2 twee evenwijdige opstaande vinnen 14 heeft die in de langszijde van de bodem 2 lopen. Deze vinnen 14 lopen in één stuk door in een korte zijwand 3. Het effect hiervan is dat een baksteen 21 kan gevormd worden waarbij groeven 20 zieh doorlopend uitstrekken van een hoofdzichtzijde 18 naar een kopzichtzijde 19. Zoals hierboven beschreven wordt de optische illusie gewekt dat baksteen 21 uit figuur 4A uit drie op elkaar gestapelde bakstenen bestaat. Door het positioneren van de opstaande vinnen 14 zoals geillustreerd in figuur 4A, is het verwijderen van de kleivorm 8 uit een open mal 1 (zoals getoond in figuur ID) eenvoudig omdat de verwijderrichting parallel loopt met de opstaande vinnen 14, in het bijzonder ter plaatse van de zijwand 3. Verder zijn de vinnen 14 uit figuur 4A hoofdzakelijk evenwijdig gevormd met de inwerprichting van de kleiklomp 4 in de open mal, zodat de opstaande vinnen 14 hoofdzakelijk recht en gelijkmatig belast worden. Dit verhoogt noemenswaardig de levensduur van de mal 1. Het zal duidelijk zijn dat de opstaande vinnen 14 zieh verder doorlopend kunnen uitstrekken over de zijwand die over staat aan de getoonde zijwand, zodat de twee kopzichtzijdes van de baksteen de groeven vertoont.
In dit kader wordt opgemerkt dat wanneer opstaande vinnen zouden geplaatst worden in de mal uit figuur IA ter plaatse van de zijdes die de hoofdzichtzijde en de kopzichtzijde vormen, dit zijn de zijdes 3B en 3A, enerzijds verwijderen van de kleivorm uit de mal nagenoeg onmogelijk zou zijn en anderzijds het vullen van de mal door het inwerpen van de klei moeilijk zou zijn omdat de vinnen dwars op de werprichting gevormd zouden zijn.
Figuur 4B toont een alternatieve uitvoeringsvorm waarbij een opstaande vin 14 zieh diagonaal over de bodem uitstrekt en diagonaal over een zijwand. Bij het uitwerpen van de
2016/5860
BE2016/5860 kleivorm uit een dergelijke mal, zal de kleivorm minstens gedeeltelijk een rotatiebeweging maken weg van de zijwand 3 met de diagonale vin 14. Met deze mal kan een baksteen 21 bekomen worden die een visuele indruk genereert uit meerdere piramidevormige bakstenen te bestaan.
Figuur 4C toont een verdere alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij niet enkel 5 opstaande vinnen 14 in de langsrichting, maar ook in de dwarsrichting geplaatst zijn, minstens ter plaatse van de bodem 2. Hierdoor kan een baksteen 21 bekomen worden waarbij de hoofdzichtzijde een patroon vertoont, in dit voorbeeld in meerdere Segmenten, zowel horizontaal als vertieaal, onderverdeeld is.
De voorbeelden uit figuur 4 zijn slechts toegevoegd ter illustratie, en zullen 10 duidelijk maken aan de vakman dat vele mogelijkheden bestaan voor het ontwerpen en wekken van visuele indrukken in handvormbaksteen. Daarbij kunnen horizontale, verticale en dwarse vinnen 14 gecombineerd worden afhankelijk van het beoogde visuele effect. Omdat de bodem 2 van de open mal de hoofdzichtzijde vormt, hetgeen atypisch is in de werkwijze voor het handvormen van bakstenen, kunnen deze optische effecten verkregen worden zonder dat de efficiëntie van de werkwijze voor het vormen van bakstenen, geïllustreerd in figuren IA tot ID, verminderd wordt. Meer bepaald zullen geen noemenswaardige nabewerkingen of tussenstappen nodig zijn. Mits het voorzien van een aangepaste mal zoals geïllustreerd in figuur 2 en in figuren 4A-4C, kunnen bestaande machines gebruikt worden voor het fabriceren van bakstenen volgens de uitvinding.
Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschillende manieren en op basis van verschillende principes kan uitgevoerd worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.
2016/5860
BE2016/5860
Legende van de figuren
1. open mal
2. bodem
3. zijwanden
4. kleiklomp
5. eerste segment kleiklomp
6. tweede segment kleiklomp
7. afgesneden zijde
8. kleivorm
9. overtollige klei
10. afsnijden
11. verwijderen
12. zij des baksteen
13. ge vel
14. opstaande vin
15. hoogte opstaande vin
16. breedte basis opstaande vin
17. breedte top opstaande vin
18. hoofdzichtzijde
19. kopzichtzijde
20. groeven
21. baksteen
2016/5860
BE2016/5860
Claims (13)
- Conclusies1. Werkwijze voor het produceren van een baksteen, waarbij de werkwijze volgende stappen bevat:5 - voorzien van een open mal die gedefinieerd is door een bodem en meerdere opstaande wanden;inwerpen van een kleiklomp in de open mal zodat de kleiklomp de mal hoofdzakelijk vult; afsnijden van overtollige klei ter plaatse van de open zijde van de open mal zodat in de mal een kleivorm ontstaat met een vorm gerelateerd aan de open mal;10 - verwijderen van de kleivorm uit de mal;bakken van de kleivorm tot de baksteen;daardoor gekenmerkt dat de open mal minstens één opstaande vin bevat aan zijn binnenzijde die zieh doorlopend uitstrekt over de bodem en over minstens één van de opstaande wanden van de open mal.15
- 2. Werkwijze voigens conclusie 1, waarbij de minstens één opstaande vin voigens een visueel patroon aangebracht is in de bodem van de mal, welk visueel patroon doorloopt in minstens één opstaande wand van de mal.
- 3. Werkwijze voigens één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één opstaande vin zieh uitstrekt vanaf de binnenzijde van de mal tot een hoogte van minstens 220 mm boven de binnenzijde.
- 4. Werkwijze voigens één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één van de opstaande wanden bestaat uit één opstaande wand, waarbij overige van de meerdere opstaande wanden vlak gevormd zijn.
- 5. Werkwijze voigens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bodem van 25 de mal hoofdzakelijk rechthoekig is en waarbij de minstens één opstaande vin zieh uitstrekt voigens de lange zijde van de rechthoek.
- 6. Werkwijze voigens conclusie 4, waarbij de minstens één opstaande vin zieh voigens minstens één lijn uitstrekt van een korte zijde van de rechthoek naar een overstaande korte zijde van de rechthoek, waarbij de minstens één van de opstaande wanden gevormd is door een30 wand die grenst aan minstens één van de korte zijdes van de rechthoek.
- 7. Werkwijze voigens conclusie 7, waarbij de minstens één lijn recht is.
- 8. Werkwijze voigens conclusie 8, waarbij de lijn doorloopt over de minstens één van de opstaande wanden in een richting hoofdzakelijk loodrecht op de bodem van de mal.
- 9. Werkwijze voigens één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens 35 één opstaande vin een breedte heeft die kleiner is dan 4 mm.2016/5860BE2016/5860
- 10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één opstaande vin een hoogte heeft die kleiner is dan 7 mm.
- 11. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de mal gevormd is zodanig dat de bodem van de mal de hoofdzichtzijde van de baksteen vormt.5
- 12. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de minstens één opstaande wand van de mal de zijzichtzijde van de baksteen vormt.
- 13. Baksteen verkregen door het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies.BE2016/5860BE2016/5860 bE20^602016/5860BE2016/5860Doorlopende groef
Priority Applications (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20165860A BE1024736B1 (nl) | 2016-11-16 | 2016-11-16 | Doorlopende groef |
Applications Claiming Priority (1)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE20165860A BE1024736B1 (nl) | 2016-11-16 | 2016-11-16 | Doorlopende groef |
Publications (2)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1024736A1 BE1024736A1 (nl) | 2018-06-11 |
BE1024736B1 true BE1024736B1 (nl) | 2018-06-19 |
Family
ID=57391711
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE20165860A BE1024736B1 (nl) | 2016-11-16 | 2016-11-16 | Doorlopende groef |
Country Status (1)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1024736B1 (nl) |
Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1408515A (en) * | 1920-03-24 | 1922-03-07 | Robert M Jones | Molding apparatus |
US1426761A (en) * | 1921-05-24 | 1922-08-22 | Refractories Machinery Mfg Com | Machine for molding brick shapes |
GB2107637A (en) * | 1981-10-19 | 1983-05-05 | John Guard | Moulding fired clay or ceramic articles |
NL2013930B1 (nl) * | 2014-05-28 | 2016-05-03 | Beheermaatschappij De Boer Nijmegen B V | Vormbakdeel voor de vervaardiging van steenstrips, vormbak-persinrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan. |
-
2016
- 2016-11-16 BE BE20165860A patent/BE1024736B1/nl active IP Right Grant
Patent Citations (4)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
US1408515A (en) * | 1920-03-24 | 1922-03-07 | Robert M Jones | Molding apparatus |
US1426761A (en) * | 1921-05-24 | 1922-08-22 | Refractories Machinery Mfg Com | Machine for molding brick shapes |
GB2107637A (en) * | 1981-10-19 | 1983-05-05 | John Guard | Moulding fired clay or ceramic articles |
NL2013930B1 (nl) * | 2014-05-28 | 2016-05-03 | Beheermaatschappij De Boer Nijmegen B V | Vormbakdeel voor de vervaardiging van steenstrips, vormbak-persinrichting en werkwijze voor de toepassing daarvan. |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
BE1024736A1 (nl) | 2018-06-11 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
US8101113B2 (en) | Molding apparatus for producing dry cast products having textured side surfaces | |
US3940229A (en) | Apparatus for manufacturing rough faced bricks | |
US6464199B1 (en) | Molds for producing masonry units with roughened surface | |
US7100886B2 (en) | Apparatus and methods for making a masonry block with a roughened surface | |
AU2008203039B8 (en) | Masonry block and method of making same | |
US10760267B2 (en) | Method and mold for manufacturing an interlocking concrete retaining wall block | |
BE1024736B1 (nl) | Doorlopende groef | |
BE1024739B1 (nl) | Dunne groef | |
US20190360201A1 (en) | Method and mold for manufacturing an interlocking concrete retaining wall block | |
US20070193181A1 (en) | Dry-cast concrete block | |
NL2020611B1 (nl) | Doorlopende groef | |
US969435A (en) | Facing-mold. | |
NL2020610B1 (nl) | Dunne groef | |
KR101068871B1 (ko) | 분리형 모자이크 타일 및 그 제조방법 | |
US769771A (en) | Brick-mold. | |
CN1141196C (zh) | 挡铲板槽帮的铸造方法 | |
EP3713730B1 (en) | Device for pressing a non-hardened concrete composition and method for the manufacture of concrete articles | |
BE1026888B1 (nl) | Handvorm baksteenstrip | |
US6991206B1 (en) | Concrete block mold with improved stripping ability | |
US219579A (en) | Improvement in the manufacture of tiles and slabs | |
BE1024202B1 (nl) | Inrichting voor het persen van een niet-uitgeharde betonsamenstelling en werkwijze voor het vervaardigen van betonnen artikelen | |
EP2781654A1 (en) | Paver block | |
US860479A (en) | Concrete-building mold. | |
BE1007707A3 (nl) | Werkwijze en middelen voor het vervaardigen van een betonelement, en betonelement hierdoor bekomen. | |
US490160A (en) | Brick-mold |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
FG | Patent granted |
Effective date: 20180619 |