BE1024502B1 - Steunbalk - Google Patents

Steunbalk Download PDF

Info

Publication number
BE1024502B1
BE1024502B1 BE2016/5639A BE201605639A BE1024502B1 BE 1024502 B1 BE1024502 B1 BE 1024502B1 BE 2016/5639 A BE2016/5639 A BE 2016/5639A BE 201605639 A BE201605639 A BE 201605639A BE 1024502 B1 BE1024502 B1 BE 1024502B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
support beam
base body
attachment
minimum distance
trolley
Prior art date
Application number
BE2016/5639A
Other languages
English (en)
Other versions
BE1024502A1 (nl
Inventor
Erik Ronny Felix Rogiers
Original Assignee
Versus-Invest Bvba
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Versus-Invest Bvba filed Critical Versus-Invest Bvba
Priority to BE2016/5639A priority Critical patent/BE1024502B1/nl
Priority to EP17186445.7A priority patent/EP3284624B1/en
Priority to HUE17186445A priority patent/HUE047967T2/hu
Priority to PL17186445T priority patent/PL3284624T3/pl
Publication of BE1024502A1 publication Critical patent/BE1024502A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1024502B1 publication Critical patent/BE1024502B1/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60JWINDOWS, WINDSCREENS, NON-FIXED ROOFS, DOORS, OR SIMILAR DEVICES FOR VEHICLES; REMOVABLE EXTERNAL PROTECTIVE COVERINGS SPECIALLY ADAPTED FOR VEHICLES
    • B60J5/00Doors
    • B60J5/04Doors arranged at the vehicle sides
    • B60J5/06Doors arranged at the vehicle sides slidable; foldable
    • B60J5/062Doors arranged at the vehicle sides slidable; foldable for utility vehicles or public transport
    • B60J5/065Doors arranged at the vehicle sides slidable; foldable for utility vehicles or public transport with non-rigid elements, e.g. side curtains
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62DMOTOR VEHICLES; TRAILERS
    • B62D33/00Superstructures for load-carrying vehicles
    • B62D33/04Enclosed load compartments ; Frameworks for movable panels, tarpaulins or side curtains

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Handcart (AREA)
  • Tents Or Canopies (AREA)

Abstract

Steunbalk voor een systeem voor het bevestigen van een zeil ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte, voorzien om zich uit te strekken tussen een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk, en waarbij de steunbalk aan een bovenzijde een bovenste wagentje bevat, en aan een onderzijde een onderste wagentje bevat, die compatibel zijn met een bovenste en onderste rail van de bovenste onderste draagbalk, respectievelijk, waarbij de steunbalk voorzien is om in een eerste gebruikstoestand het onderste wagentje op een eerste vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van het bovenste wagentje, welke minimale afstand gerelateerd is aan de hoogte van de laadruimte, waarbij de steunbalk een tweede gebruikstoestand heeft om het onderste wagentje op een tweede vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van het bovenste wagentje, waarbij de tweede vooraf bepaalde minimale afstand groter is dan de eerste vooraf bepaalde minimale afstand.

Description

(30) Voorrangsgegevens :
(73) Houder(s) :
VERSUS-INVEST BVBA 3660, OPGLABBEEK België (72) Uitvinder(s) :
ROGIERS Erik Ronny Felix
3850 KOZEN
België (54) Steunbalk (57) Steunbalk voor een systeem voor het bevestigen van een zeil ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte, voorzien om zieh uit te strekken tussen een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk, en waarbij de steunbalk aan een bovenzijde een bovenste wagentje bevat, en aan een onderzijde een onderste wagentje bevat, die compatibel zijn met een bovenste en onderste rail van de bovenste onderste draagbalk, respectievelijk, waarbij de steunbalk voorzien is om in een eerste gebruikstoestand het onderste wagentje op een eerste vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van het bovenste wagentje, welke minimale afstand gerelateerd is aan de hoogte van de laadruimte, waarbij de steunbalk een tweede gebruikstoestand heeft om het onderste wagentje op een tweede vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van het bovenste wagentje, waarbij de tweede vooraf bepaalde minimale afstand groter is dan de eerste vooraf bepaalde minimale afstand.
Figure BE1024502B1_D0001
FIG. 2
Figure BE1024502B1_D0002
BELGISCH UITVINDINGSOCTROOI
FOD Economie, K.M.O., Middenstand & Energie
Dienst voor de Intellectuele Eigendom
Publicatienummer: 1024502 Nummer van indiening: BE2016/5639
Internationale classificatie: B60J 5/06 Datum van verlening: 21/03/2018
De Minister van Economie,
Gelet op het Verdrag van Parijs van 20 maart 1883 tot Bescherming van de industriële Eigendom;
Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, artikel 22, voor de voor 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op Titel 1 Uitvindingsoctrooien van Boek XI van het Wetboek van economisch recht, artikel XI.24, voor de vanaf 22 September 2014 ingediende octrooiaanvragen ;
Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, artikel 28;
Gelet op de aanvraag voor een uitvindingsoctrooi ontvangen door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom op datum van 16/08/2016.
Overwegende dat voor de octrooiaanvragen die binnen het toepassingsgebied van Titel 1, Boek XI, van het Wetboek van economisch recht (hierna WER) vallen, overeenkomstig artikel XI.19, § 4, tweede lid, van het WER, het verleende octrooi beperkt zal zijn tot de octrooiconclusies waarvoor het verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld, wanneer de octrooiaanvraag het voorwerp uitmaakt van een verslag van nieuwheidsonderzoek dat een gebrek aan eenheid van uitvinding als bedoeld in paragraaf 1, vermeldt, en wanneer de aanvrager zijn aanvraag niet beperkt en geen afgesplitste aanvraag indient overeenkomstig het verslag van nieuwheidsonderzoek.
Besluit:
Artikel 1. - Er wordt aan
VERSUS-INVEST BVBA, Nijverheidslaan 1527A, 3660 OPGLABBEEK België;
vertegenwoordigd door
PHILIPPAERTS Yannick, Meir 24 bus 17, 2000, ANTWERPEN;
een Belgisch uitvindingsoctrooi met een looptijd van 20 jaar toegekend, onder voorbehoud van betaling van de jaartaksen zoals bedoeld in artikel XI.48, § 1 van het Wetboek van economisch recht, voor: Steunbalk.
UITVINDER(S):
ROGIERS Erik Ronny Felix, Zwarteindestraat 78, 3850, KOZEN;
VOORRANG:
AFSPLITSING :
Afgesplitst van basisaanvraag : Indieningsdatum van de basisaanvraag :
Artikel 2. - Dit octrooi wordt verleend zonder voorafgaand onderzoek naar de octrooieerbaarheid van de uitvinding, zonder garantie van de Verdienste van de uitvinding noch van de nauwkeurigheid van de beschrijving ervan en voor risico van de aanvrager(s).
Brussel, 21/03/2018,
Bij bijzondere machtiging:
2016/5639
BE2016/5639
Steunbalk
De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het ophangen van een zeil ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte. Zulke ophangsystemen bevatten typisch een draagbalk voorzien van rails waar wieltjes van wagentjes in kunnen rollen. Aan deze wagentjes wordt het zeil opgehangen.
Laadruimtes, omsloten door laadbakken, in het bijzonder mobiele laadbakken die zieh op vrachtwagens en/of treinen bevinden, moeten voldoen aan vooraf bepaalde maximale buitenafmetingen. Deze buitenafmetingen worden vaak door de wetgever opgelegd. Door deze vastgelegde maximale afmetingen wordt de laadruimte, die de effectief beschikbare ruimte binnen in de laadbak is, beperkt. Vaak worden zijkanten van zulke laadruimtes afgesloten met een zeil dat openschuifbaar is om zo via de betreffende zijkant toegang tot de laadruimte te verschaffen. Om maximale laadruimte te bekomen, wordt het zeil op een uiterste perifere rand van de laadbak bevestigd.
Het zeil wordt typisch rechtstreeks of onrechtstreeks opgehangen aan wagentjes die kunnen rollen over loopvlakken in rails die zieh in een draagbalk bevinden. De wagentjes dragen het zeil en worden zelf gedragen door de draagbalk. De wagentjes laten toe het zeil open te schuiven door de wagentjes over de rails naar één eind van de draagbalk te rollen in de langsrichting van de draagbalk. Bij het openen van het zeil rollen de wieltjes over de loopvlakken in de rails, waardoor de weerstand voor het openen van het zeil geminimaliseerd wordt. Daarbij zijn de bekende ophangsystemen voor zeilen bij voorkeur geoptimaliseerd om te voorkomen dat de wagentjes kunnen blokkeren wanneer het zeil opengeschoven wordt. In het bijzonder wanneer een operator het zeil te snel of te ruw probeert open te schuiven, zouden wieltjes kunnen.
Wanneer een container met een afsluitzeil in een logistieke omgeving geladen of gelost moet worden, is de tijdsdruk vaak zeer hoog waardoor deze afsluitzeilen nagenoeg altijd snel en ruw geopend worden. In een ander voorbeeld, waarbij een vrachtwagen, voorzien van een laadruimte met een zijwand die afgesloten wordt door een zeil, een straat geheel of gedeeltelijk blokkeert om een levering of ophaling te doen aan een winkel, bijvoorbeeld in een stadscentrum, zal het zeil ook nagenoeg altijd snel en ruw geopend worden.
EP 2 708 395 beschrijft een systeem voor het bevestigen van een zeil ter afsluiting van een zijkant, waarbij de wagentjes gevormd zijn met meerdere sets van wieltjes die zodanig georiënteerd zijn ten opzichte van elkaar, en ten opzichte van de draagbalk van het systeem, dat het zeil op een betrouwbare wijze en zonder dat het systeem blokkeert kan geopend en gesloten worden. Zelfs in situaties waarbij het zeil snel en/of ruw geopend of gesloten wordt, zullen de wieltjes op een correcte wijze ten opzichte van de draagbalken bewegen. Daarbij beschrijft EP 2
2016/5639
BE2016/5639
708 395 expliciet een uitvoeringsvorm waarbij het systeem voor het afsluiten van een zijkant van een laadruimte voorzien is van een onderste draagbalk en van een bovenste draagbalk, en waarbij opstaande steunbalken zieh uitstrekken tussen de onderste en de bovenste draagbalk en daar verbonden zijn via onderste wagentjes en bovenste wagentjes, respectleveiijk. Daarbij is het zeil verbonden met de opstaande steunbalken. Een voordeel van een dergelijke configuratie is dat het zeil zowel ter plaatse van de bovenzijde van de zijkant alsook ter plaatse van de onderzijde van de zijkant geleid wordt door wagentjes, en via deze wagentjes ook verbonden is met de laadruimte.
Een verder voordeel heeft betrekking op ladingszekerheid. In gesloten toestand vormen de opstaande steunbalken samen met de onderste en de bovenste draagbalk een geraamte dat hoge zijdelingse krachten kan opvangen, zelfs zonder daarbij het zeil te belasten, zodanig dat een lading in de laadruimte kan gehouden worden. De opstaande steunbalken kunnen verder fungeren als verbindingspalen waarmee goederen kunnen verbonden worden in de laadruimte zodat hun positie vastligt.
In deze context wordt opgemerkt dat Systemen bestaan waarbij het zeil enkel via een bovenste draagbalk verbonden is, en waarbij een onderzijde van het zeil via bevestigingsmiddelen, zoals gespen, verbonden wordt met een onderste draagbalk wanneer de zijwand gesloten wordt. Om een zeil met laatstgenoemde configuratie te openen, worden eerst de gespen losgemaakt, zodanig dat de onderkant van het zeil niet meer verbonden is met de laadruimte, waarna het zeil dan opengeschoven kan worden.
De huidige uitvinding is bijzonder gericht op een systeem voor het bevestigen van een zeil ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte met een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk, waarbij zieh tussen de onderste en de bovenste draagbalken opstaande steunbalken uitstrekken die met de draagbalken verbonden zijn via respectievelijke wagentjes, en waarbij het zeil met de opstaande steunbalken verbindbaar is.
Elet is een doel van de uitvinding om een steunbalk te voorzien die geoptimaliseerd is om zieh uit te strekken tussen een onderste en een bovenste draagbalk.
Eliertoe voorziet de uitvinding in een steunbalk voor een systeem voor het bevestigen van een zeil ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte, welke steunbalk voorzien is om zieh in het systeem uit te strekken tussen een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk, en waarbij de steunbalk aan een bovenzijde een bovenste wagentje bevat dat compatibel is met een bovenste rail van de bovenste draagbalk, en aan een onderzijde een onderste wagentje bevat dat compatibel is met een onderste rail van de onderste draagbalk, waarbij de steunbalk voorzien is om in een eerste gebruikstoestand het onderste wagentje op een eerste vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van het bovenste wagentje, welke minimale afstand gerelateerd is aan de hoogte van de laadruimte, daardoor gekenmerkt dat de steunbalk een tweede
2016/5639
BE2016/5639 gebruikstoestand heeft om het onderste wagentje op een tweede vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van het bovenste wagentje, waarbij de tweede vooraf bepaalde minimale afstand groter is dan de eerste vooraf bepaalde minimale afstand.
De steunbalk volgens de uitvinding heeft bovenaan een bovenste wagentje en heeft 5 onderaan een onderste wagentje, en is daarmee voorzien om zieh uit te strekken tussen een onderste draagbalk en een bovenste draagbalk. Daarmee is de steunbalk volgens de uitvinding geoptimaliseerd voor een systeem voor het bevestigen van een zeil ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte met een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk. Het zeil wordt dan typisch via de twee draagbalken met de laadruimte verbonden.
De steunbalk volgens de uitvinding is voorzien van een eerste gebruikstoestand, waarin het onderste wagentje op een eerste vooraf bepaalde minimale afstand gehouden is ten opzichte van het bovenste wagentje. Door een minimale afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje te voorzien, kan de bovenste draagbalk via de steunbalk op de onderste draagbalk rüsten. Daarbij zal duidelijk zijn dat het dak van de laadruimte typisch met de bovenste draagbalk verbonden is, waardoor het dragen of ondersteunen van de bovenste draagbalk impliceert dat ook het dak gedragen en/of ondersteund wordt. In een uitvoeringsvorm van een zijkant van een laadruimte waarbij de zijkant een onderste en een bovenste draagbalk bevat, zijn bij voorkeur meerdere steunbalken voorzien, bijvoorbeeld op een regelmatige afstand ten opzichte van elkaar, welke afstand bijvoorbeeld tussen de 120 cm en de 50 cm kan liggen. Door de steunbalk te voorzien met een minimale afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje, kan het dak door de meerdere steunbalken ondersteund worden, waardoor het gewicht van het dak verdeeld wordt over de verschillende steunbalken. In het bijzonder wanneer het gewicht van het dak toeneemt door de regen of sneeuw, blijkt het verdelen van het gewicht van het dak over meerdere steunbalken voordelig. Omdat de steunbalk slechts een minimale afstand bepaalt tussen het onderste en het bovenste wagentje, kan een betrouwbare werking van het systeem voor het afsluiten van de zijkant van de laadruimte gegarandeerd worden.
Voor een goede werking van het systeem voor het afsluiten van een zijkant van een laadruimte, wordt bij voorkeur met de dynamische werking van dergelijk systeem rekening gehouden. Laadruimtes, in het bijzonder mobiele laadruimtes, zijn onderhevig aan bewegingen en/of externe krachten die als gevolg hebben dat de vorm van de laadruimte minstens gedeeltelijk vervormd. Een eenvoudig voorbeeld hiervan is een vrachtwagen die met één van zijn achterwielen over een verhoogde borduur rijdt, waardoor de laadruimte een torsiebeweging ondergaat. Tests hebben uitgewezen dat het systeem een optimale werking heeft als de steunbalken toelaten dat de afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje kan variëren. Door het voorzien van een minimale afstand, wordt deze variatie bij voorkeur minstens gedeeltelijk toegelaten, waarbij de
2016/5639
BE2016/5639 minimale afstand de afstand is waarop de bovenste draagbalk ondersteund wordt door de steunbalk.
In de uitvinding heeft de steunbalk een tweede gebruikstoestand waarbij het onderste wagentje op een tweede vooraf bepaalde minimale afstand gehouden is ten opzichte van het bovenste wagentje, en waarbij de tweede minimale afstand groter is dan de eerste minimale afstand. De twee gebruikstoestanden laten toe om de bovenste draagbalk op twee verschillende hoogtes te ondersteunen ten opzichte van de onderste draagbalk. Dit heeft verschillende voordelen.
Een eerste voordeel is dat een laadruimte voorzien kan worden van een hefdak, dat toelaat om het dak omhoog te heffen om laden en lossen te vergemakkelijken, en waarbij de steunbalken kunnen ingesteld worden in de eerste of de tweede gebruikstoestand om de rij hoogte van het dak te bepalen. Dit laat toe om in een läge stand te rijden, waarbij de steunbalken in een eerste gebruikstoestand geplaatst worden, zodat het dak ondersteun wordt door de steunbalken op de eerste vooraf bepaalde minimale afstand ten opzichte van de onderste draagbalk. Met de steunbalken volgens de uitvinding kan ook in een zogenaamde verhoogde stand gereden worden, waarbij de steunbalken in hun tweede gebruikstoestand gezet worden, zodat het dak op een hoogte ondersteund wordt die hoger ligt ten opzichte van de onderste draagbalk dan in de läge stand.
Hierdoor kan de laadruimte afhankelijk van omstandigheden en/of regelgeving geoptimaliseerd worden. De uitvinding laat daarmee toe om de laadruimte te gebruiken in twee gebruikstoestanden.
Een verder voordeel is dat productie van mobiele laadruimtes goedkoper wordt.
Mobiele laadruimtes worden typisch voorzien van een onderstel met wielen. Dit onderstel heeft een hoogte. Afhankelijk van de hoogte van het onderstel, kan de mobiele laadruimte hoger of lager gebouwd worden. Door steunbalken te voorzien met meerdere gebruikstoestanden, kan een gebruikstoestand gekozen worden afhankelijk van het gekozen onderstel, om een laadruimte met maximale hoogte te vervaardigen, rekening houdend met de toegelaten maximumhoogte voor de combinatie van onderstel en laadruimte. Daarbij kan één type steunbalk met de gebruikstoestanden gebruikt worden in meerdere verschillende situaties voor het vormen van laadruimte met verschillende hoogtes. Dit vermindert het aantal verschillende onderdelen dat in stock aanwezig moet zijn om de verschillende laadruimtes te kunnen bouwen. Dit vermindert verder de logistieke lasten bij het vervaardigen van laadruimtes.
Bij voorkeur bevat de steunbalk ter plaatse van een bovenzijde een geleidingshuis, en is het bovenste wagentje verbonden met een geleider die compatibel is met het geleidingshuis zodat het bovenste wagentje in een lengterichting van de steunbalk beweegbaar is in de eerste gebruikstoestand en in de tweede gebruikstoestand van de steunbalk, om de afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje te vergroten. De geleider kan bewegen in het geleidingshuis in een lengterichting van de steunbalk. Het bovenste wagentje is verbonden met de geleider zodat het
2016/5639
BE2016/5639 bovenste wagentje op en neer kan bewogen worden in de lengterichting ten opzichte van de steunbalk. De geleider en het geleidingshuis houden het bovenste wagentje vast in lijn met de steunbalk, terwijl het bovenste wagentje toch beweegbaar is in de lengterichting van de steunbalk.
Daarbij definieert de steunbalk in de eerste gebruikstoestand en in de tweede gebruikstoestand een eerste vooraf bepaalde minimale afstand respectievelijk tweede vooraf bepaalde minimale afstand, tussen het onderste wagentje en het bovenste wagentje. De geleider en het geleidingshuis iaten het bovenste wagentje toe om in elk van deze gebruikstoestanden de afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje te vergroten vanaf deze minimale afstand. Hiermee wordt de dynamische werking van het systeem mogelijk gemaakt, zoals hierboven met een voorbeeld beschreven is. Ook wordt hierdoor toegelaten dat het dak omhoog geheven wordt, waardoor de afstand tussen bovenste draagbalk en onderste draagbalk vergroot.
Bij voorkeur is de steunbalk voorzien van een aanslag voor het bovenste wagentje, waarbij de positie van de aanslag ten opzichte van de steunbalk de minimale afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje bepaalt in de eerste en in de tweede gebruikstoestand van de steunbalk. Omdat het bovenste wagentje via de geleider en het geleidingshuis beweegbaar is ten opzichte van de steunbalk, kan de minimale afstand eenvoudig ingesteld worden door het voorzien van een aanslag. De aanslag verhindert dat het bovenste wagentje dichter naar het onderste wagentje kan bewegen dan de minimale afstand. In de tweede gebruikstoestanden kan de aanslag op een verschillende positie gezet worden ten opzichte van het onderste wagentje, om verschillende minimale afstand te definiëren tussen onderste en bovenste wagentje.
Bij voorkeur bevat de steunbalk een basislichaam en een hulpstuk, welk hulpstuk compatibel is met het basislichaam om op minstens twee posities met het basislichaam verbonden te zijn zodat de gebruikstoestand van de steunbalk bepaald is door de positie van het hulpstuk. Het opbouwen van de steunbalk door middel van een basislichaam en een hulpstuk laat op uiterst eenvoudige wijze toe de twee gebruikstoestanden van de steunbalk vorm te geven. Het basislichaam en hulpstuk zijn bij voorkeur op elkaar afgestemd om eenvoudig toe te Iaten dat het hulpstuk op twee verschillende posities met het basislichaam verbonden is. Dit vereenvoudigt voor een gebruiker het kiezen van een gebruikstoestand van de steunbalk. Ook vereenvoudigt dit voor een gebruiker het omschakelen van de steunbalk van de eerste naar de tweede gebruikstoestand of omgekeerd.
Bij voorkeur bevatten het hulpstuk en het basislichaam verbindingsmiddelen die compatibel zijn om het hulpstuk met het basislichaam te verbinden op zodanige wijze dat de verbinding toelaat om een vooraf bepaalde verplaatsing van het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam uit te voeren. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de verbindingsmiddelen gevormd door één of meerdere nokken en overeenstemmende gleuven, waarbij de nokken in de gleuven
2016/5639
BE2016/5639 grijpen om de verbinding te realiseren terwijl de nokken binnen de gleuven beweegbaar zijn zodat de vooraf bepaalde verplaatsing uitvoerbaar is. Via de nokken en overeenstemmende gleuven is het hulpstuk met het basislichaam verbonden. De nokken kunnen in de gleuven bewegen om de verplaatsing van het hulpstuk te realiseren zodat de lengte van de steunbalk aangepast kan worden tussen de eerste en de tweede gebruikstoestand. Deze opbouw is eenvoudig realiseerbaar, goedkoop en betrouwbaar. Hierdoor wordt een steunbalk bekomen waarbij basislichaam en hulpstuk één geheel vormen door de verbinding, en toch twee gebruikstoestanden hebben.
Bij voorkeur strekken de gleuven zieh uit in een richting die hoofdzakelijk gelijk is aan de lengterichting van de steunbalk zodat het hulpstuk in de lengterichting van de steunbalk ten opzichte van het basislichaam verplaatsbaar is. Daarmee is de lengte van de steunbalk aanpasbaar zodat de steunbalk in zijn eerste en in zijn tweede gebruikstoestand kan gebracht worden.
Bij voorkeur bevatten het hulpstuk en het basislichaam vergrendelmiddelen die compatibel zijn met elkaar om het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam te vergrendelen op twee verschillende posities van het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam. In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de vergrendelmiddelen gevormd door één of meerdere pennen en twee sets overeenstemmende openingen, waarbij de pennen voorzien zijn om in de overeenstemmende openingen van elk van de twee sets te grijpen om het hulpmrddel ten opzichte van het basislichaam te vergrendelen in elk van de twee posities, respectievelijk. De overeenstemmende openingen zijn bij voorkeur gevormd met een opening naar een rand van het hulpmrddel, zodanig dat de pennen via de rand in de opening gebracht kunnen worden. Dit heeft als verder voordeel dat de vergrendelmiddelen zonder extra gereedschappen kunnen gebruikt worden. Door de pennen in de openingen te brengen wordt het hulpmrddel ten opzichte van het basislichaam vergrendeld, waarmee de positie van het hulpmrddel ten opzichte van het basislichaam vaststaat. Omdat het hulpmrddel ten opzichte van het basislichaam vergrendelbaar is zonder gereedschappen, kan door een gebruiker eenvoudig gewisseid worden tussen een eerste gebruikstoestand en een tweede gebruikstoestand van de steunbalk, afhankelijk van de omstandigheden.
Bij voorkeur is het hulpstuk voorzien van de aanslag. De aanslag bepaalt de minimale afstand tussen het onderste wagentje en het bovenste wagentje. Door het hulpstuk te voorzien van de aanslag, zal de positie van het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam de minimale afstand bepalen tussen het onderste en het bovenste wagentje. Hierdoor kan de steunbalk in zijn eerste of tweede gebruikstoestand gebracht worden.
Bij voorkeur is het basislichaam voorzien van het geleidingshuis. Het geleidingshuis is compatibel met de geleider, die het bovenste wagentje draagt, zodat het bovenste wagentje via de geleider beweegbaar is ten opzichte van het geleidingshuis. Door het
2016/5639
BE2016/5639 geleidingshuis te voorzien in het basislichaam, kan het bovenste wagentje bewegen ten opzichte van het basislichaam. Dit heeft als gevolg dat het hulpstuk siechts fungeert en belast wordt wanneer het bovenste wagentje tegen de aanslag steunt. Wanneer de bovenste draagbalk, bijvoorbeeld door het opheffen van het dak, op een grotere afstand ten opzichte van de onderste draagbalk gebracht wordt dan de minimale afstand, kan het hulpstuk vrij gemanipuleerd worden.
Dit vereenvoudigt verder het gebruik en de toepassingsmogelijkheden van de steunbalk voigens de uitvinding.
Bij voorkeur strekt het hulpstuk zieh uit ter plaatse van een bovenste segment van de steunbalk, welk bovenste segment minstens tien procent, bij voorkeur minstens vijftien procent, meer bij voorkeur minstens twintig procent van de lengte van de steunbalk in de eerste gebruikstoestand vormt. Door het hulpstuk van een minimale lengte te voorzien wordt verplaatsen van het hulpstuk op de steunbalk tussen zijn eerste en zijn tweede gebruikstoestand vergemakkelijkt. Namelijk het wordt voor een gebruiker eenvoudiger om tot bij het hulpstuk te reiken en het hulpstuk te manipuleren.
De uitvinding heeft verder betrekking op een systeem voor het bevestigen van een zeit ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte, waarbij het systeem een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk bevat en minstens twee steunbalken, bij voorkeur minstens vier steunbalken voigens de uitvinding bevat, waarbij elk van de steunbalken zieh tussen de bovenste en onderste draagbalk uitstrekt.
De uitvinding heeft verder betrekking op een laadruimte met een zijkant die afsluitbaar is via een zeit dat bevestigd is door middel van een systeem voigens de uitvinding.
De uitvinding zal nu nader worden beschreven aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.
In de tekening laat :
figuur 1 een voorbeeid van een laadruimte zien waarin de uitvinding toepasbaar is.
Figuur 2 een steunbalk voigens een uitvoeringsvorm van de uitvinding zien; en Figuur 3 een ploftekening zien van een steunbalk voigens figuur 2.
In de tekening is aan eenzelfde of analoog element eenzelfde verwijzingscijfer toegekend.
De uitvinding heeft betrekking op een systeem voor het ophangen van een zeit ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte. Daarbij is de laadruimte 1 bij voorkeur bepaald door een laadbak 2, in het bijzonder een mobiele laadbak. In figuur 1 is de mobiele laadbak getoond als een trailer van een vrachtwagen. Dergelijke mobiele laadbakken 2 worden typisch gebruikt om goederen te transporteren. Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding niet enkel toepasbaar is op
2016/5639
BE2016/5639 trailers van vrachtwagens, maar ook op treinwagons, vrachtwagens met vast opgebouwde laadbak en verdere mobiele laadbakken met laadruimtes voor het transporteren van goederen.
Zulke laadbakken hebben typisch afmetingen die bij wet gelimiteerd zijn. Zo wordt in België een niet-gekoelde laadbak van een vrachtwagen een buitenafmeting met een maximale breedte van 2,55 m opgelegd. Deze opgelegde maximale buitenafmetingen beïnvloeden de maximale laadruimte in de laadbak. Om deze laadruimte te maximaliseren, wordt de wand van de laadruimte bij voorkeur gevormd op een uiterste perifere rand van de laadbak. Draag- en steunelementen waarmee de laadbak opgebouwd is en die een doorsnede hebben groter en dikker dan de wand van de laadruimte, bevinden zieh daarom bij voorkeur binnen deze wand, zodat geen of slechts een gering gedeelte van deze elementen buiten de wand uitsteken. Op deze manier worden de buitenafmetingen hoofdzakelijk gedefinieerd door de wand van de laadruimte, hetgeen de plaats in de laadruimte maximaliseert. Ook de maximale hoogte van de trailer is bij wet vastgelegd. De hoogte van de trailer wordt bepaald door de combinatie van de hoogte van het chassis met de wielen en de ophanging en de hoogte van de laadbak die op het chassis gebouwd is.
Dit heeft als gevolg dat op een kleiner chassis een grotere laadbak kan gebouwd worden.
De wand wordt bij voorkeur gevormd door een zeit 3. Een zeit 3 heeft typisch een geringe dikte en zal daarom geschikt zijn als wand van een laadbak 2 ter afsluiting van een laadruimte 1, omdat het weinig laadruimte 1 inneemt. Verder heeft een zeit 3 het voordeel dat het flexibel is, en mits bevestigd via een geschikt ophangsysteem, weggeschoven kan worden naar een kant, zoals geïllustreerd in figuur 1, waarbij het zeit 3 gedeeltelijk naar een rechterzijde van de trailer geschoven is.
Figuur 1 toont een trailer waarbij het zeit 3 opgehangen is via een ophangsysteem met wagentjes en draagbalken waarbij de draagbalken zieh zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde bevinden. Daarbij toont figuur 1 aan de linkerzijde van de trailer het ophangsysteem zonder zeit, en daarnaast toont de figuur een gedeelte van het ophangsysteem met zeit 3. In figuur 1 is de bovenste draagbalk aangeduid met referentiecijfer 5, en is de onderste draagbalk aangeduid met referentiecijfer 4. Tussen de onderste en de bovenste draagbalken 4, 5 strekken zieh opstaande steunbalken 6 uit. Deze opstaande steunbalken 6 bevatten ter plaatste van hun onderzijde respectievelijke onderste wagentjes 7 die compatibel zijn met de onderste draagbalk 4. Ter plaatse van de bovenzijde bevatten de opstaande steunbalken 6 bovenste wagentjes 8 die compatibel zijn met de bovenste draagbalk. Het zeit wordt dan verbonden met de opstaande steunbalken 6, zodanig dat de zijwand van de laadruimte kan afgesloten worden met het zeit.
Het gebruikmaken van een bovenste draagbalk 5 en een onderste draagbalk 4 heeft als voordeel dat het zeit zowel in de gesloten positie, de open positie alsook bij het openen en sluiten zowel bovenaan als onderaan vastgehouden wordt, en dus niet weg van de laadruimte kan
2016/5639
BE2016/5639 bewegen. Dit is in het bijzonder belangrijk bij vrachtwagens die in de stad gebruikt worden om goederen te laden en te lossen. Wanneer een dergelijke vrachtwagen enkel een bovenste draagbalk zou hebben, en het zeil vanaf deze bovenste draagbalk naar beneden hangt, zonder onderaan vastgehouden te worden, zou het zeil onderaan weg kunnen bewegen van de laadruimte en daarmee omringende voorwerpen zoals auto’s en gebouwen beschädigen, of mensen kunnen verwonden. Dit wordt in het systeem van de uitvinding voorkomen door het zeil niet enkel aan een bovenste draagbalk 5 te bevestigen, maar ook aan een onderste draagbalk 4 te bevestigen. Verder blijkt het systeem volgens de uitvinding noemenswaardig minder arbeidsintensief te zijn bij het openen en sluiten dan gelijksoortige Systemen zonder onderste draagbalk. Zonder onderste draagbalk moet het zeil onderaan manueel op regelmatige posities vastgemaakt en losgemaakt worden bij het sluiten en openen, respectievelijk, hetgeen veel tijd vraagt.
De onderste draagbalk 4 is voorzien van rails, en de onderste wagentjes 7 zijn voorzien van wieltjes die compatibel zijn met deze rails zodanig dat de onderste wagentjes 7 in een langsrichting 9 van de draagbalk 4 in de rails kunnen rijden. Eveneens bevat de bovenste draagbalk 5 rails, en bevatten de bovenste wagentjes 8 wieltjes die compatibel zijn met deze rails zodanig dat ook de bovenste wagentjes 8 in een langsrichting 9 van de bovenste draagbalk 5 in de rails kunnen rijden. Omdat de opstaande steunbalken 6 zieh uitstrekken tussen onderste wagentjes 7 en bovenste wagentjes 8, kunnen de opstaande steunbalken 6 in de langsrichting 9 bewegen, dit is meestal hoofdzakelijk loodrecht op de lengterichting van de steunbalken 6. Door de opstaande steunbalken 6 te bewegen richting één eind van de zijwand van de laadruimte 1, kan het zeil 3 opengeschoven worden om toegang te geven tot de laadruimte 1. Op een zelfde wijze kan het zeil 3 ook gesloten worden zoals de vakman zal begrijpen.
Tussen de bovenste draagbalk 5 en de onderste draagbalk 4 kunnen zieh verdere elementen uitstrekken, zoals een deur 10. In de context van het systeem voor het bevestigen van een zeil 3 ter afsluiting van de zijkant van een laadruimte 1 wordt een deur 10 gedefinieerd als een opstaande steunbalk 6 die naast het vasthouden van het zeil een extra functionaliteit heeft. De deur 10 uit figuur 1 heeft als verdere functie om het zeil ter plaatse van een zijkant te bevestigen met een opstaande rand van de laadruimte 1. Een dergelijke deur is beschreven in BE 2012/0619 die hierin geïncorporeerd is voor het beschrijven van de deur 10. Een gelijksoortige deur 10 kan in het midden van de zijwand voorzien worden om extra stevigheid te geven aan het systeem.
Figuur 2 toont een steunbalk 6 volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding. De figuur toont hoe een wagentje 8 voorzien is om te rollen in de bovenste draagbalk, en hoe een wagentje 7 voorzien is om te rollen in de onderste draagbalk. De steunbalk 6 is verder opgebouwd uit een basislichaam 11 en een hulpstuk 13.
2016/5639
BE2016/5639
Het onderste wagentje is verbonden met het basislichaam 11 van de steunbalk 6, bijvoorbeeld via een frame 12 van het onderste wagentje. Dit frame 12 is in de getoonde uitvoeringvorm via verbindingsmiddelen zoals schroeven, nagels of revetten met het basislichaam 11 verbonden. Op analoge wijze is een neerwaarts uitstrekkend frame 16 van het bovenste wagentje 8 verbonden met een geleider of rail 15. De geleider of rail is beweegbaar verbonden met een geleidingshuis 14 dat verbonden is met, of deel uitmaakt van het basislichaam 11. Deze opbouw laat toe aan het bovenste wagentje 8 om over een vooraf bepaalde afstand te bewegen ten opzichte van het onderste wagentje 7, in de lengterichting van de steunbalk 6. De vooraf bepaalde afstand is afhankelijk van de lengte van de geleider of rail 15. Het zal duidelijk zijn voor de vakman dat de getoonde verbinding via een geleider 15 en geleidingshuis 14 slechts een uitvoeringsvorm is, en dat andere verbindingsmechanismen waarbij een vrijheidsgraad van beweging aanwezig is, eveneens mogelijk zijn.
Door deze opbouw heeft de steunbalk 6 een bewegingsvrijheid om een afstand tussen het bovenste wieltje 8 en het onderste wieltje 7 te variëren. Dit is in het bijzonder geschikt om torsiekrachten op de vrachtwagen op te vangen. Ook kan de vrachtwagen voorzien worden van een hefdak, waarbij het dak enkele tientallen centimeters naar boven kan geheven worden, om laden en lossen te vergemakkelijken. Een verbinding zoals getoond in figuur 2 kan een dergelijke bewegingen van het dak volgen door het onderste wagentje 7 en het bovenste wagentje 8 ten opzichte van elkaar te laten uitschuiven, of inschuiven wanneer het dak naar beneden gelaten wordt.
Het zeil 3, ter afsluiting van de laadruimte, kan bevestigd worden aan het bovenste wagentje 8 ter plaatse van het frame 16. Hierdoor hangt het gewicht van het zeil 3 aan de bovenste draagbalk 5. Alternatief en bij voorkeur, kan het zeil minstens grotendeels bevestigd worden aan het basislichaam 11 van de steunbalk 6. Het basislichaam 11 strekt zieh dan bij voorkeur uit tot nabij een bovenste zone van de steunbalk 6. Het voordeel van het bevestigen van het zeil aan het basislichaam 11 van de steunbalk, is dat het gewicht van het zeil dan gedragen wordt door de onderste wagentjes 6 die rechtstreeks aan het chassis van de vrachtwagen bevestigd zijn via de onderste draagbalk. Hierdoor verlaagt het zwaartepunt van de vrachtwagen, en kan de bovenbouw van de laadruimte lichter vervaardigd worden.
Volgens een traditionele opbouw van een laadruimte 1 met bovenste en onderste draagbalk, zoals geillustreerd in figuur 1, zijn de buitenste draagbalken 5, en daarmee ook het dak van de laadruimte 1, ondersteund ter plaatse van de voorzijde en de achterzijde van de laadruimte 1. De bovenste draagbalk 5 is daarmee slechts ter plaatse van zijn begin en einde ondersteund.
Hierdoor moet de draagbalk 5 voldoende sterk vervaardigd zijn om doorbuiging ten gevolge van eigen gewicht, regen, sneeuw en/of het gewicht van het systeem voor het ophangen van een zeil,
2016/5639
BE2016/5639 te dragen. De steunbalken 6 bieden traditioneel geen opwaartse ondersteuning voor het dak of voor de bovenste draagbalk 5. De steunbalken 6 fungeren als steun voor het zeil 3, om het vouwen van het zeil 3 van een open naar een gesloten toestand en omgekeerd te faciliteren. De steunbalken fungeren verder om de ladingszekerheid te verhogen. De opstaande steunbalken 6 bieden namelijk weerstand tegen een kracht die dwars op het zeil aangebracht wordt, waardoor een lading in de laadruimte 1 niet of minder de neiging heeft om uit de laadruimte te vallen.
Volgens de uitvinding krijgt de steunbalk 6 een verdere functie, namelijk het ondersteunen van de draagbalk 5. Dit is verder toegelicht aan de hand van figuur 2. Figuur 2 toont een opstaande steunbalk 6 die onderaan een onderste wagentje 7 heeft, en bovenaan een bovenste wagentje 8. Het onderste wagentje 7 is gevormd om compatibel te zijn met de onderste draagbalk 4. De onderste draagbalk 4 heeft bij voorkeur een rail waarin de wieltjes van het onderste wagentje 7 kunnen rollen, zodanig dat het onderste wagentje 7 in de langsrichting 9 ten opzichte van de onderste draagbalk 4 kan bewegen zonder noemenswaardige weerstand, terwijl bewegingen in andere richtingen, bijvoorbeeld omhoog of omlaag of dwars op de laadruimte 1, verhinderd zijn.
Verder bij voorkeur is het wagentje 7 zo gevormd dat rotaties van het wagentje in meerdere, bij voorkeur nagenoeg aile rotatierichtingen van het wagentje 7 ten opzichte van de onderste draagbalk 4, verhinderd zijn. Zo is het onderste wagentje 7 geoptimaliseerd om de draagbalk 6 ten opzichte van de onderste draagbalk 4 te laten bewegen in de langsrichting 9 om het zeil 3 te openen en te sluiten.
De steunbalk 6 heeft bovenaan bij voorkeur een bovenste wagentje 8 dat compatibel is met de bovenste draagbalk 5 op een wijze die analoog is als hierboven aan de hand van het onderste wagentje 7 en de onderste draagbalk 4. Hierdoor is het bovenste wagentje 8 geoptimaliseerd om de opstaande steunbalk 6 te laten bewegen in de langsrichting 9 om het zeil 3 te openen en te sluiten. Wanneer het onderste wagentje 7 in de onderste draagbalk 4 grijpt, en het bovenste wagentje 8 in de bovenste draagbalk 5 grijpt, stemt een afstand 18, 19 tussen onderste wagentje 7 en bovenste wagentje 8 overeen met de afstand tussen de onderste draagbalk 4 en de bovenste draagbalk 5. De afstand tussen de onderste draagbalk 4 en de bovenste draagbalk 5 bepaalt hoofdzakelijk de hoogte van de laadruimte 1. In situaties waarbij de laadruimte voorzien is van een hefdak, kan deze hoogte vergroot worden door het dak omhoog te heffen. Ook in situaties waarbij de een trailer met één van de achterwielen op een verhoogde borduur gereden wordt, of in gelijkaardige situaties, kan door vervorming van de laadruimte de hoogte tussen onderste draagbalk en bovenste draagbalk plaatselijk wijzigen. Deze fenomenen worden in de verdere beschrijving de dynamische werking van de laadruimte genoemd.
De steunbalk 6 volgens de uitvinding is geoptimaliseerd om de bovenste draagbalk
5 te ondersteunen. Dit wil zeggen dat het bovenste wagentje 8 niet zomaar vrij kan bewegen ten
2016/5639
BE2016/5639 opzichte van het onderste wagentje 7, omdat dit vrij bewegen als gevolg heeft dat de steunbalk 6 geen dragende functie heeft voor de bovenste draagbalk 5. Om dit op te lossen om toch de dynamische werking van de laadruimte 1 te behouden, is de steunbalk 6 opgebouwd om een minimale afstand 18, 19 tussen het onderste wagentje 7 en het bovenste wagentje 8 te definiëren.
In de uitvoeringsvorm uit figuur 2 is de minimale afstand 19 gerealiseerd door een aanslag 17 te voorzien voor het bovenste wagentje 8, zodanig dat het bovenste wagentje 8 in een beweging in de richting van het onderste wagentje 7 tegen de aanslag 17 botst wanneer de minimale afstand 19 bereikt is. Hierdoor kan de draagbalk 5, via de opstaande steunbalk 6 steunen op de onderste draagbalk 4. Daarmee kan de bovenste draagbalk 5, en in het verlengde daarvan het dak van de laadruimte 1, gedragen worden door de meerdere steunbalken 6 die op verschiiiende posities längs de lengte van de laadruimte voorzien zijn. Daarbij zal duidelijk zijn dat meerdere steunbalken 6 voorzien zijn tussen de bovenste draagbalk 5 en de onderste draagbalk 4 zodat het gewicht over de verschiiiende steunbalken 6 verdeeld wordt. Deze opbouw Staat echter de dynamische werking van de laadruimte 1 niet in de weg, wanneer de draagbalk 5 om één of andere reden enkele centimeters omhoog beweegt, zullen de steunbalken 6 het bovenste wagentje 8 toelaten om een overeenstemmende beweging te maken ten opzichte van het onderste wagentje 7.
Hierdoor kan het dak van de laadruimte 1 nog steeds en op een conventionele wijze van een hefmechanisme voorzien worden, en kan de dynamische werking van de laadruimte behouden blijven.
In de uitvoeringsvorm uit figuur 2 is de opstaande steunbalk 6 gevormd door een combinatie van een basislichaam 11 en een hulpstuk 13. Daarbij strekt het basislichaam 11 zieh bij voorkeur uit over het grootste gedeelte van de hoogte van de opstaande steunbalk 6. Daarbij is het grootste gedeelte verder bij voorkeur gedefinieerd als minstens 70%, meer bij voorkeur minstens 80%, meeste bij voorkeur minstens 90% van de afstand tussen de onderste en bovenste draagbalk wanneer de onderste en bovenste draagbalk in rust zijn en op een optimale afstand ten opzichte van elkaar gepositioneerd zijn. Ter plaatse van een onderzijde is het onderste wagentje 7 bevestigd met het basislichaam 11, bijvoorbeeld via een frame 12, dat voor het bepalen van de hoogte van de steunbalk 6 als deel van de steunbalk beschouwd wordt. Ter plaatse van een bovenzijde van de opstaande steunbalk 6 is het bovenste wagentje 8 bij voorkeur via een frame 16 verbonden met een geleider 15. Deze geleider 15 is vastgehouden in een geleidingshuis 14 dat bij voorkeur vast verbonden is met het basislichaam 11 ter plaatse van een bovenzijde van het basislichaam. De geleider 15 en het geleidingshuis 14 zijn bij voorkeur compatibel gevormd om een beweging van de geleider 15 ten opzichte van het geleidingshuis 14 toe te laten in de lengterichting van de steunbalk 6.
2016/5639
BE2016/5639
In de uitvoeringsvorm van figuur 2 is de geleider 15 vormcompatibel gevormd met het geleidingshuis 14, waarbij de geleider 15 langwerpig is en in doorsnede beschouwd buitenafmetingen en een vorm heeft, zodanig dat de geleider 15 past in een opening met een gelijkaardige vorm en hoofdzakelijk overeenstemmende afmetingen van het geleidingshuis 14.
Door deze opbouw is het bovenste wagentje 8 beweegbaar vastgehouden door het basislichaam 11, en is de verbinding van het bovenste wagentje 8 met het basislichaam 11 onafhankelijk van het hulpstuk 13 gevormd.
Het hulpstuk 13 en in het bijzonder de positie van het hulpstuk 13 ten opzichte van het basislichaam 11 bepaalt in de uitvoeringsvorm uit figuur 2 de minimale afstand 18, 19. Omdat de aanslag 17 gevormd is op het hulpstuk 13, zal de positie van het hulpstuk 13 bepalen wanneer het bovenste wagentje 8 tegen het hulpstuk 13 botst en zo de minimale afstand tussen het bovenste wagentje 8 en het onderste wagentje 7 bereikt. In figuur 2 is het hulpstuk 13 weergegeven in zijn bovenste positie, en is daarom de minimale afstand weergegeven als afstand 19. De tweede vooraf bepaalde minimale afstand 19 is groter dan de eerste vooraf bepaalde minimale afstand 18. Meer bepaald is het verschil tussen de eerste en de tweede minimaal afstand 18, 19 in figuur 2 weergegeven met a’. Dit verschil a’ is gelijk aan het verschil tussen twee bevestigingsposities, die in de uitvoeringsvorm uit figuur 2 bepaald zijn door een bovenste opening 23 en een onderste opening 24 van het hulpstuk 13.
Het hulpstuk 13 is bij voorkeur vast verbonden met het basislichaam 11. Daarbij is vast verbonden gedefinieerd als verbonden op zodanige wijze dat het hulpstuk 13 niet zonder gereedschappen van het basislichaam 11 verwijderbaar is. Daarbij wordt opgemerkt dat vast verbonden niet impliceert dat de positie van het hulpstuk 13 ten opzichte van het basislichaam 11 vastligt. In de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 2 is de vaste verbinding gerealiseerd door nokken 20 te voorzien op het basislichaam 11 en overeenstemmende gleuven 21 te voorzien in het hulpstuk 13. De nokken 20 grijpen in de gleuven 21 zodat het hulpstuk 13 vast verbonden is met het basislichaam 11. De gleuven 21 strekken zieh uit in de lengterichting van de opstaande steunbalk 6, en de nokken 20 zijn gevormd om in de gleuven 21 beweegbaar te zijn. Hierdoor kan het hulpstuk 13 in de lengterichting van de opstaande steunbalk bewogen worden ten opzichte van het basislichaam 11, om zo de lengte van de steunbalk 6 te wijzigen.
Volgens een alternatieve uitvoeringsvorm (niet weergegeven) is het hulpstuk 13 vast verbonden met het basislichaam 11 via de geleider 15. In deze alternatieve uitvoeringsvorm bevat het hulpstuk 13 bovenaan een opening waar de geleider 15 doorheen steekt. Omdat bovenaan de geleider 15 het bovenste wagentje verbonden is, en zieh onderaan de geleider het basislichaam bevindt, kan het hulpstuk 13 niet verwijderd worden van de geleider, en daarmee ook niet van het basislichaam. De vakman zal begrijpen dat andere mechanische verbindingen kunnen
2016/5639
BE2016/5639 voorzien worden om een beweging van het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam toegelaten is terwijl een verwijdering verhinderd wordt.
De lengte van de steunbalk, wanneer de functie van de steunbalk in het kader van het ondersteunen van de bovenste draagbalk 5 beschouwd wordt, is rechtstreeks gerelateerd aan de afstand tussen het onderste wagentje 7 en de aanslag 17. Namelijk deze afstand tussen het onderste wagentje 7 en de aanslag 17 bepaalt op welke hoogte de draagbalk 5 ondersteund wordt ten opzichte van de onderste draagbalk 4. De lengte van de steunbalk 6 wordt grotendeels bepaald door het basislichaam 11 en het hulpstuk 13, en de variatie van de lengte is rechtstreeks gerelateerd aan de variatie van de positie van hulpstuk 13 ten opzichte van het basislichaam 11.
Het basislichaam 11 en het hulpstuk 13 bevatten verder complementaire fixeermiddelen om het hulpstuk 13 op minstens twee vooraf bepaalde posities ten opzichte van het basislichaam 11 vast te zetten. Wanneer het hulpstuk 13 vastgezet wordt ten opzichte van het basislichaam 11, wordt ook de lengte van de steunbalk 6 bepaald, en wordt daarmee de minimale afstand tussen het bovenste wagentje 8 en het onderste wagentje 7 gedefinieerd. In de uitvoeringsvorm uit figuur 2 heeft het basislichaam 11 een set pennen 22, en heeft het hulpstuk 13 twee overeenstemmende sets openingen, een bovenste opening 23 en een onderste opening 24. Elk van de sets openingen 23, 24 stemt overeen met een positie van het hulpstuk 13 te opzichte van het basislichaam 11. Elk van de sets openingen 23, 24 is voorzien om de set pennen 22 op te nemen en zo de positie van het hulpstuk 13 ten opzichte van het basislichaam 11 vast te leggen.
Zoals weergegeven, zijn de openingen 23, 24 bij voorkeur open naar een zijkant van het hulpstuk 13 zodat de pennen 22 via de zijkant in de opening gebracht kan worden, zonder dat daarvoor gereedschappen of hulpmiddelen nodig zijn. Dit verhoogt het gebruiksgemak van het hulpstuk 13. De openingen 23 en 24 zijn bij voorkeur zo gevormd dat het hulpstuk 13 verhinderd wordt om naar beneden te bewegen, wanneer de pennen in één van de set openingen 23, 24 gebracht is. De sets openingen 23 en 24 zijn verder bij voorkeur zo gevormd dat een specifieke vooraf bepaalde opwaartse beweging van het hulpstuk toelaat om het hulpstuk zo te bewegen dat de pennen 22 uit de openingen 23, 24 bewogen worden De afstand a tussen de bovenste openingen 23 en de onderste openingen 24 is gelijk aan de afstand a’ tussen de eerste vooraf bepaalde minimale afstand 18 en de tweede vooraf bepaalde minimale afstand. De vakman zal begrijpen dat andere mechanische fixeermiddelen kunnen voorzien worden om een positie van het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam te fixeren.
De nokken 20, gleuven 21, pennen 22 en openingen 23 en 24 zijn zo gepositioneerd en ingericht dat het hulpstuk 13 kan bewogen worden tussen een eerste positie en een tweede positie ten opzichte van het basislichaam 11, en dat het hulpstuk 13 in elk van de eerste
2016/5639
BE2016/5639 positie en de tweede positie fixeerbaar is ten opzichte van het basislichaam 11 om daarmee de minimale afstand tussen het onderste wagentje 7 en het bovenste wagentje 8 te bepalen.
Figuur 3 toont een ploftekening van een basislichaam 11, hulpstuk 13 en bovenste wagentje 8 met geleider 15. Daarbij maakt figuur 3 inzichtelijk dat het bovenste wagentje 8 via de operationele verbinding tussen de geleider 15 en het geleidingshuis 14 rechtstreeks met het basislichaam llverbonden is. Het geleidingshuis 14 is vast voorzien in een bovenste gedeelte van het basislichaam 11. De geleider 15 strekt zieh uit tot in het geleidingshuis 14, om door het geleidingshuis 14 geleid te worden in een lengterichting van de opstaande steunbalk 6.
Het basislichaam 13, dat hierboven beschreven is, bevat een uitsparing 25 om de 10 geleider 15 door te laten. Deze uitsparing 25 is bij voorkeur zo gevormd dat het hulpstuk 13 van zijn eerste positie naar zijn tweede positie en terug kan bewogen worden terwijl de geleider 15 zieh doorheen de uitsparing 25 uitstrekt. Daarbij zal de vakman begrijpen dat het hulpstuk 13, om de pennen 22 uit de opening 23, 24 te bewegen, ook een beperkte rotatiebeweging zal ondergaan, waarbij de uitsparing 25 voorzien is om de geleider 15 door te laten tijdens deze rotatie. Op basis van bovenste beschrijving zal de vakman het hulpstuk 13 kunnen dimensioneren ten opzichte van het basislichaam 11 om als aanslag 17 te fungeren voor het bovenste wagentje 8.
Op basis van de beschrijving hierboven zal de vakman begrijpen dat de uitvinding op verschiliende manieren en op basis van verschiliende principes kan uitgevoerd worden. Daarbij is de uitvinding niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen. De hierboven beschreven uitvoeringsvormen, alsook de figuren zijn louter illustratief en dienen enkel om het begrip van de uitvinding te vergroten. De uitvinding zal daarom niet beperkt zijn tot de uitvoeringsvormen die hierin beschreven zijn, maar wordt gedefinieerd in de conclusies.
2016/5639
BE2016/5639
Legende van de figuren
1. Laadruimte
2. Laadbak
3. Zeil
4. Onderste draagbalk
5. Bovenste draagbalk
6. Opstaande steunbalk
7. Onderste wagentje
8. Bovenste wagentje
9. Langsrichting
10. Deur
11. Basislichaam
12. Frame onderste wagentje
13. Hulpstuk
14. Geleidingshuis
15. Geleider
16. Frame bovenste wagentje
17. Aanslag
18. Eerste vooraf bepaalde minimale afstand
19. Tweede vooraf bepaalde minimale afstand
20. Nok
21. Gleuf
22. Pen
23. Bovenste opening
24. Onderste opening
25. Uitsparing
2016/5639
BE2016/5639

Claims (13)

  1. Conclusies
    1. Steunbalk voor een systeem voor het bevestigen van een zeil ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte, welke steunbalk voorzien is om zieh in het systeem uit te strekken
    5 tussen een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk, en waarbij de steunbalk aan een bovenzijde een bovenste wagentje bevat dat compatibel is met een bovenste rail van de bovenste draagbalk, en aan een onderzijde een onderste wagentje bevat dat compatibel is met een onderste rail van de onderste draagbalk, waarbij de steunbalk voorzien is om in een eerste gebruikstoestand het onderste wagentje op een eerste vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van
    10 het bovenste wagentje, welke minimale afstand gerelateerd is aan de hoogte van de laadruimte, daardoor gekenmerkt dat de steunbalk een tweede gebruikstoestand heeft om het onderste wagentje op een tweede vooraf bepaalde minimale afstand te houden ten opzichte van het bovenste wagentje, waarbij de tweede vooraf bepaalde minimale afstand groter is dan de eerste vooraf bepaalde minimale afstand.
    15
  2. 2. Steunbalk volgens conclusie 1, waarbij de steunbalk ter plaatse van een bovenzijde een geleidingshuis bevat en waarbij het bovenste wagentje verbonden is met een geleider die compatibel is met het geleidingshuis zodat het bovenste wagentje in een lengterichting van de steunbalk beweegbaar is in de eerste gebruikstoestand en in de tweede gebruikstoestand van de steunbalk, om de afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje te vergroten.
    20
  3. 3. Steunbalk volgens conclusie 2, waarbij de steunbalk voorzien is van een aanslag voor het bovenste wagentje, waarbij de positie van de aanslag ten opzichte van de steunbalk de minimale afstand tussen het onderste en het bovenste wagentje bepaalt in de eerste en in de tweede gebruikstoestand van de steunbalk.
  4. 4. Steunbalk volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de steunbalk
    25 een basislichaam en een hulpstuk bevat, welk hulpstuk compatibel is met het basislichaam om op minstens twee posities met het basislichaam verbonden te zijn zodat de gebruikstoestand van de steunbalk bepaald is door de positie van het hulpstuk.
  5. 5. Steunbalk volgens conclusie 4, waarbij het hulpstuk en het basislichaam verbindingsmiddelen bevatten die compatibel zijn om het hulpstuk met het basislichaam te
    30 verbinden op zodanige wijze dat een vooraf bepaalde verplaatsing van het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam uitvoerbaar is.
  6. 6. Steunbalk volgens conclusie 5, waarbij de verbindingsmiddelen gevormd zijn door één of meerdere nokken en overeenstemmende gleuven waarbij de nokken in de gleuven grijpen om de verbinding te realiseren terwijl de nokken binnen de gleuven beweegbaar zijn zodat
    35 de vooraf bepaalde verplaatsing uitvoerbaar is.
    2016/5639
    BE2016/5639
  7. 7. Steunbalk voigens conclusie 6, waarbij de gleuven zieh uitstrekken in een richting die hoofdzakelijk gelijk is aan de lengterichting van de steunbalk zodat het hulpstuk in de lengterichting van de steunbalk ten opzichte van het basislichaam verplaatsbaar is.
  8. 8. Steunbalk voigens één van de conciusies 5-7, waarbij het hulpstuk en het 5 basislichaam vergrendelmiddelen bevatten die compatibel zijn om het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam te vergrendelen op twee verschillende posities van het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam.
  9. 9. Steunbalk voigens conclusie 7, waarbij de vergrendelmiddelen gevormd zijn door één of meerdere pennen en twee sets overeenstemmende openingen, waarbij de pennen
  10. 10 voorzien zijn om in de overeenstemmende openingen van elk van de twee sets te grijpen om het hulpstuk ten opzichte van het basislichaam te vergrendelen in elk van twee posities, respectieveiijk.
    10. Steunbalk voigens één van de conciusies 4-9 en conclusie 3, waarbij het hulpstuk voorzien is van de aanslag.
    15
  11. 11. Steunbalk voigens één van de conciusies 4-10 en conclusie 2 of 3, waarbij het basislichaam voorzien is van het geleidingshuis.
  12. 12. Steunbalk voigens één van de voorgaande conciusies en conclusie 4, waarbij het hulpstuk zieh uitstrekt ter plaatse van een bovenste segment van de steunbalk, welk bovenste segment minstens 10%, bij voorkeur minstens 15%, meer bij voorkeur minstens 20% van de lengte
    20 van de steunbalk in de eerste gebruikstoestand vormt.
  13. 13. Systeem voor het bevestigen van een zeit ter afsluiting van een zijkant van een laadruimte, het systeem bevattende een bovenste draagbalk en een onderste draagbalk en bevattende minstens twee steunbalken voigens één van de voorgaande conciusies die zieh tussen de bovenste en onderste draagbalk uitstrekken.
    25 14. Laadruimte met en zijkant die afsluitbaar is via een zeit dat bevestigd is door middel van een systeem voigens conclusie 13.
    BE2016/5639
    BE2016/5639
    BE2016/5639
    2016/5639
    BE2016/5639
    Steunbalk
BE2016/5639A 2016-08-16 2016-08-16 Steunbalk BE1024502B1 (nl)

Priority Applications (4)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5639A BE1024502B1 (nl) 2016-08-16 2016-08-16 Steunbalk
EP17186445.7A EP3284624B1 (en) 2016-08-16 2017-08-16 Support beam
HUE17186445A HUE047967T2 (hu) 2016-08-16 2017-08-16 Tartógerenda
PL17186445T PL3284624T3 (pl) 2016-08-16 2017-08-16 Belka podporowa

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2016/5639A BE1024502B1 (nl) 2016-08-16 2016-08-16 Steunbalk

Publications (2)

Publication Number Publication Date
BE1024502A1 BE1024502A1 (nl) 2018-03-13
BE1024502B1 true BE1024502B1 (nl) 2018-03-21

Family

ID=56842563

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2016/5639A BE1024502B1 (nl) 2016-08-16 2016-08-16 Steunbalk

Country Status (4)

Country Link
EP (1) EP3284624B1 (nl)
BE (1) BE1024502B1 (nl)
HU (1) HUE047967T2 (nl)
PL (1) PL3284624T3 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
SE542271C2 (sv) * 2018-09-19 2020-03-31 Kinnegrip Ab Sidostolpe för lastflak till fordon
DE102022110438A1 (de) 2022-04-28 2023-11-02 European Trailer Systems Gmbh Öffenbares Seitenplanenwandsystem
DE102022110441A1 (de) 2022-04-28 2023-11-02 European Trailer Systems Gmbh Öffenbares Seitenplanenwandsystem
DE102022110440B3 (de) 2022-04-28 2023-10-19 European Trailer Systems Gmbh Öffenbares Seitenplanenwandsystem und Schieberunge
DE202022102312U1 (de) 2022-04-28 2022-05-19 European Trailer Systems Gmbh Öffenbares Seitenplanenwandsystem
WO2023208285A1 (de) 2022-04-28 2023-11-02 European Trailer Systems Gmbh Öffenbares seitenplanenwandsystem

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2540598A2 (de) * 2011-06-29 2013-01-02 Schmitz Cargobull AG Höhenverstellbarer Planenaufbau
DE102012006400A1 (de) * 2012-03-31 2013-10-02 Edscha Trailer Systems Gmbh Verdeckgestell für einen Planenaufbau
EP2837549A1 (de) * 2013-08-13 2015-02-18 WIHAG Fahrzeugbausysteme GmbH Runge für ein Nutzfahrzeug

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP2540598A2 (de) * 2011-06-29 2013-01-02 Schmitz Cargobull AG Höhenverstellbarer Planenaufbau
DE102012006400A1 (de) * 2012-03-31 2013-10-02 Edscha Trailer Systems Gmbh Verdeckgestell für einen Planenaufbau
EP2837549A1 (de) * 2013-08-13 2015-02-18 WIHAG Fahrzeugbausysteme GmbH Runge für ein Nutzfahrzeug

Also Published As

Publication number Publication date
PL3284624T3 (pl) 2020-05-18
HUE047967T2 (hu) 2020-05-28
BE1024502A1 (nl) 2018-03-13
EP3284624B1 (en) 2019-10-09
EP3284624A1 (en) 2018-02-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1024502B1 (nl) Steunbalk
BE1024301B1 (nl) Zijwand met vouwplaten
US7083219B1 (en) Retractable storage system for trucks
RU2393967C2 (ru) Система перевалки грузов и пригодный для этого железнодорожный вагон
BE1021442B1 (nl) Bevestigingssysteem voor een zeil
RU185241U1 (ru) Вагон-платформа для перевозки автомобильных полуприцепов и крупнотоннажных контейнеров
RU2500553C2 (ru) Погрузочно-разгрузочное устройство
US8322966B2 (en) Level lift trailer with detachable cargo bed
KR20170039698A (ko) 차-수송 차량을 위한 개별적이고 보편적인 제거 가능한 화물-지지 팔레트
CA2452002C (en) Interlocking deck support system
US6447051B1 (en) Extended cab pickup truck with cab load container
DE102014013778A1 (de) Waggonaufsatz für Güterwaggons sowie Güterwaggon mit einem derartigen Waggonaufsatz, Güterumschlagvorrichtung mit derartigen Güterwaggons und Güterumschlagverfahren
US10053157B2 (en) Curtainside movable wall system
RU2007139278A (ru) Вагон для перевозки дорожных автомобилей с подвижными опорными плоскостями между позицией перевозки и позицией между вагонами, а также поезд, составленный из таких вагонов
NL8202036A (nl) Overdekte goederenwagon, waarvan de zijwanden elk uit tenminste twee beweegbare wanddelen bestaan.
BE1024590B1 (nl) Verbindingselement
DE102007029308A1 (de) Automatisches Handling von Mehrfachlagergutträgern
CN110936991B (zh) 笼车及其锁定和解锁方法
JP7245512B2 (ja) 収納庫兼用運搬車
US20080272627A1 (en) Adjustable enclosure for use on vehicles
BE1029041B1 (nl) Schuifdaksysteem
US4439076A (en) Movable freight restraining device for freight cars and the like
SE508987C2 (sv) Mångsidigt användbar järnvägsvagn
RU141624U1 (ru) Железнодорожное транспортное средство (варианты)
NL8401324A (nl) Aan rail gebonden goederenwagen, bestaande uit een doorlopend onderstel, waarvan het kopstuk zijdelings buiten de buitenste langsdrager uitsteekt en een gesloten wagenkast.

Legal Events

Date Code Title Description
FG Patent granted

Effective date: 20180321

MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20200831