BE1023062A1 - Inrichting voor het drogen van een samengeperst gas en compressorinstallatie voorzien van dergelijke inrichting. - Google Patents

Abstract

Inrichting voor het drogen van samengeperst gas met een inlaat (14) voor te drogen samengeperst gas afkomstig van een compressor (3) en een uitlaat (16) voor gedroogd samengeperst gas, welke inrichting (2) een aantal vaten (8) omvat die gevuld zijn met een regenereerbaar droogmiddel en een regelbaar kleppensysteem (10) dat de voornoemde inlaat (14) en uitlaat (16) verbindt met de voornoemde vaten (8), daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) minstens drie vaten (8) omvat, waarbij het voornoemde kleppensysteem (10) zodanig is dat steeds minstens één vat (8c) geregenereerd wordt, terwijl de andere vaten (8a, 8b) het samengeperst gas drogen, waarbij door regeling van het kleppensysteem (10) de vaten (8) elk op hun beurt achtereenvolgens geregenereerd worden.

Description

Inrichting voor het drogen van samengeperst gas en compressorinstallatie voorzien van dergelijke inrichting.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het drogen van samengeperst gas.

Meer speciaal, is de uitvinding bedoeld voor het drogen van samengeperst gas dat afkomstig is van een compressor.

Er zijn reeds drogers gekend van het type met een roterende trommel die gevuld is met een regenereerbaar droogmiddel, waarbij het droogmiddel door het roteren van de trommel afwisselend doorheen een droogzone wordt gebracht, waarin het droogmiddel wordt aangewend om samengeperst gas te drogen, en een regeneratiezone, waarin het droogmiddel wordt geregenereerd door het in contact te brengen met een warm gas.

Met regeneratie wordt hier het proces bedoeld waarbij een met vocht verzadigd of bijna verzadigd droogmiddel ontdaan wordt van het geabsorbeerde of geadsorbeerde vocht door het in contact te brengen met een regeneratiegas dat het vocht zal afvoeren uit het droogmiddel. Het droogmiddel zal dan opnieuw kunnen worden aangewend voor het drogen.

Doordat de trommel ronddraait, zal een geregenereerd droogmiddel in de droogzone terechtkomen en een verzadigd droogmiddel in de regeneratiezone.

Een nadeel van dergelijke droger is dat de afscheiding tussen de verschillende zones niet gegarandeerd is en dat er lekken optreden, waardoor het mogelijk is dat regeneratiegas naar het gedroogd gas lekt.

Men kent eveneens reeds drogers van het type met twee afzonderlijke vaten, waarbij de vaten elk alternatief in werking zijn om samengeperst gas te drogen en om geregenereerd te worden.

Door middel van een gepast systeem van leidingen en kleppen kan geschakeld worden tussen de twee vaten.

Een nadeel van dergelijke inrichting is dat het traagste proces, zijnde in de meeste gevallen verzadigen van droogmiddel door drogen, bepalend zal zijn voor de werking en de efficiëntie van de droger.

Een bijkomend nadeel van beide voornoemde gekende drogers is het feit dat er gewerkt wordt met vaste volumes voor de droog- en regeneratiezones, die niet aangepast kunnen worden al naar gelang de situatie of omstandigheden dit vereisen.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan minstens één van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.

De huidige uitvinding heeft een inrichting als voorwerp voor het drogen van samengeperst gas met een inlaat voor te drogen samengeperst gas afkomstig van een compressor en een uitlaat voor gedroogd samengeperst gas, welke inrichting een aantal vaten omvat die gevuld zijn met een regenereerbaar droogmiddel en een regelbaar kleppensysteem dat de voornoemde inlaat en uitlaat verbindt met de voornoemde vaten, waarbij de inrichting minstens drie vaten omvat, waarbij het voornoemde kleppensysteem zodanig is dat steeds minstens één vat geregenereerd wordt, terwijl de andere vaten het samengeperst gas drogen, waarbij door regeling van het kleppensysteem de vaten elk op beurt achtereenvolgens geregenereerd worden.

Het regenereerbaar droogmiddel of desiccant materiaal kan bijvoorbeeld silicagel zijn, doch een ander regenereerbaar droogmiddel behoort ook tot de mogelijkheden van de uitvinding.

Door het te drogen gas doorheen of langsheen het droogmiddel te sturen, zal het aanwezig vocht geadsorbeerd of geabsorbeerd worden door het droogmiddel en uit het gas verwijderd worden.

Met 'kleppensysteem' wordt hier algemeen een netwerk van leidingen en verbindingen met afsluiters of kleppen bedoeld, die aangepast kunnen worden. Het is duidelijk dat dit kleppensysteem veel verschillende vormen kan aannemen. .

Een voordeel is dat door gebruik te maken van verschillende afzonderlijke en gescheiden vaten die dienst kunnen doen als droogzone en regeneratiezone, er geen lekken kunnen optreden waarbij bijvoorbeeld regeneratiegas naar het gedroogd gas lekt.

Nog een ander voordeel bestaat erin dat er meerdere vaten tegelijkertijd kunnen drogen, zodat elk vat gedurende langere tijd zal drogen en gedurende een kortere tijd zal geregenereerd worden.

Aangezien de regeneratie sneller zal verlopen, zal dit de efficiëntie van het proces ten goede komen. Immers, op deze manier zullen het regeneratieproces en het droogproces beter op elkaar afgestemd zijn zodat, wanneer de regeneratie van één vat gedaan is, een ander vat volledig verzadigd zal zijn.

Een bijkomend voordeel is nog dat wanneer er meerdere vaten worden toegepast, bijvoorbeeld zes, acht of nog meer, het aantal vaten dat geregenereerd wordt en het aantal vaten dat droogt geselecteerd kan worden op basis van externe parameters, zoals de vochtigheid of de temperatuur van de te drogen lucht of de omgevingsparameters.

Bovendien is het mogelijk om één of meer vaten tijdelijk af te sluiten of los te koppelen van de inrichting, zodat onderhoud of herstelling aan of vervanging van het betreffende vat of het droogmiddel mogelijk is zonder dat daarvoor de volledige inrichting moet worden stilgelegd.

De regeneratie van het vat kan geschieden door middel van een regeneratiegas dat afgetapt kan worden van het samengeperste gas, al dan niet voordat het gedroogd is. Het is ook mogelijk dat voor de regeneratie een apart circuit met regeneratiegas wordt gebruikt.

Bij voorkeur wordt het samengeperst gas afkomstig van de compressor, voordat het naar de vaten die drogen gestuurd wordt, eerst naar een koeler gestuurd, waarbij de koeler deel kan uitmaken van de inrichting of van de voornoemde compressor.

Dit heeft als voordeel dat het drogen van een koel gas beter zal gebeuren. Bovendien zal het droogmiddel koeler blijven, waardoor het beter vocht zal kunnen absorberen of adsorberen uit het gas.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding worden de vaten gekoeld voor of nadat ze geregenereerd worden, waarbij door regeling van het kleppensysteem elk vat achtereenvolgens ofwel: - droogt, geregenereerd wordt en gekoeld wordt; ofwel - droogt, gekoeld wordt en geregenereerd wordt; waarbij het kleppensysteem zodanig is dat steeds één vat gekoeld wordt, terwijl minstens één vat geregenereerd wordt en minstens twee andere vaten het samengeperst gas drogen.

Aangezien een koel droogmiddel beter vocht kan adsorberen of absorberen, zal dit de efficiëntie van de inrichting ten goede komen.

Alhoewel het koelen van een vat voor of na de regeneratie ervan kan geschieden, gebeurt het koelen bij voorkeur na de regeneratie.

De uitvinding betreft ook een compressorinstallatie voorzien van een compressor met een inlaat voor samen te persen gas en een uitlaat met een persleiding voor samengeperst gas, daardoor gekenmerkt dat de compressorinstallatie voorzien is van een inrichting volgens de uitvinding voor het drogen van het door de compressor geleverde debiet samengeperst gas dat doorheen de inrichting wordt geleid voor levering van gedroogd gas aan een verbruikersnet via de uitlaat van de inrichting, waarbij hiertoe de persleiding aansluit op de inlaat van de inrichting.

Een dergelijke compressorinstallatie zal de overeenkomstige voordelen bezitten van een inrichting volgens de uitvinding.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende varianten beschreven van een inrichting en compressorinstallatie volgens de uitvinding, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een inrichting en compressorinstallatie volgens de uitvinding weergeeft; figuren 2 tot 10 schematisch varianten weergeven van de inrichting van figuur 1.

In figuur 1 is schematisch een compressorinrichting 1 volgens de uitvinding weergegeven, die voorzien is van een inrichting 2 volgens de uitvinding voor het drogen van samengeperst gas afkomstig van de compressorinrichting 1.

De compressorinrichting 1 omvat verder een compressor 3 met een inlaat 4 voor samen te persen gas en een uitlaat 5 met persleiding voor samengeperst gas.

Stroomafwaarts van de compressor 3 is een koeler 6 aangebracht voor het koelen van het samengeperste gas alvorens het naar de inrichting 2 wordt gestuurd.

Het is niet uitgesloten dat de koeler 6 deel uitmaakt van de inrichting 2 volgens de uitvinding in plaats van deel uit te maken van de compressorinrichting 1.

De uitlaat 7 van de koeler 6 is verbonden met de inrichting 2 .

De inrichting 2 omvat verder een aantal vaten 8, in dit geval vier vaten 8a-d. Het is duidelijk dat het niet uitgesloten is dat de inrichting drie, vijf, zes, zeven, acht of nog meer vaten 8 omvat.

In dit geval zullen er twee vaten 8a, 8b drogen, terwijl één vat 8d gekoeld zal worden en één vat 8c geregenereerd zal worden.

Dit is echter niet noodzakelijk steeds het geval. Het aantal vaten 8 die drogen, gekoeld worden en geregenereerd worden kan variëren in de tijd. Bijvoorbeeld wanneer de regeneratie sneller verloopt van het drogen of wanneer het koelen van het vat 8d voltooid is, kan dit vat 8d al beginnen drogen.

De vaten 8 zijn opgevuld met een regenereerbaar droogmiddel, zoals bijvoorbeeld silicagel. Het droogmiddel zal vocht, bijvoorbeeld water of waterdamp, kunnen absorberen of adsorberen uit een vochtig gas dat doorheen de vaten 8 wordt geleid.

De vaten 8 worden bij voorkeur gevormd door geëxtrudeerde profielen. Zoals te zien is in de figuur, bezitten de vaten twee aansluitingen 9 voor de aanvoer en afvoer van gas, waarbij de aansluitingen 9 gelegen zijn aan de tegenoverliggende uiteinden van het profiel. Op deze manier moet het gas een lange weg afleggen doorheen het vat 8 en dus door het droogmiddel.

De inrichting 2 is voorzien van een regelbaar kleppensysteem 10, dat in dit voorbeeld is uitgevoerd onder de vorm van één of meer blokken 11a, 11b die met de vaten 8 verbonden worden, welke bestaan uit een netwerk van leidingen 12 met kleppen 13 of afsluiters.

In dit geval zijn er twee blokken 11a, 11b die zo goed als identiek zijn en die aan de tegenoverliggende uiteinden van de vaten 8 verbonden worden.

Het regelbaar kleppensysteem 10 is zodanig uitgevoerd dat het mogelijk zal zijn om dit kleppensysteem 10 zodanig te regelen dat één vat 8c geregenereerd wordt, één vat 8d gekoeld wordt en twee vaten 8a, 8b zullen drogen, bijvoorbeeld door het gepast schakelen van de kleppen 13.

Dit wordt in het weergegeven voorbeeld mogelijk gemaakt doordat de kleppen 13 schakelbaar zijn tussen twee verschillende standen. Hiertoe is de inrichting 2 voorzien van een niet op de figuren weergegeven controle-eenheid.

De inrichting 2 is voorzien van een inlaat 14 voor te drogen samengeperst gas ter plaatse van het blok 11a, die aansluit op de uitlaat 7 van de voornoemde koeler 6 door middel van een injector 15.

Verder is de inrichting 2 voorzien van een uitlaat 16 voor gedroogd samengeperst gas ter plaatse van de andere blok.

De inrichting 2 is tevens voorzien van een aftakleiding 17 die een deel van het warme, te drogen samengeperst gas afkomstig van de compressor 3 aftakt voordat het gas via de koeler 6 wordt gestuurd, waarbij het afgetakte gas via de aftakleiding 17 naar één van de vaten 8c wordt gestuurd om dit vat te regenereren.

Doordat dit gas relatief warm is, zal dit op een efficiënte wijze het vat 8c kunnen regenereren door het geabsorbeerde of geadsorbeerde vocht te onttrekken van het droogmiddel en af te voeren.

Dit afgetakte gas zal nadien via een terugkoppeileiding 18 naar een koeler 19 worden gestuurd en vervolgens naar de voornoemde injector 15. Deze terugkoppeileiding 18 is in dit geval geïntegreerd in het blok 11a. Het is ook mogelijk dat dit gas wordt afgeblazen in plaats van opnieuw naar één van de voornoemde vaten 8 gestuurd te worden.

De inrichting 2, meer bepaald de blokken 11a, 11b zijn tevens zodanig uitgevoerd dat een deel van het gedroogd samengeperst gas afgesplitst kan worden voordat dit gas via de uitlaat 16 de inrichting 2 verlaat.

In het weergegeven voorbeeld gebeurt dit door middel van de werking van de kleppen 13 in het blok 11b en de voorziene leidingen 12.

Dit afgesplitste gas zal naar het vat 8d geleid worden dat gekoeld moet worden, waarna het vla de voornoemde terugkoppelleiding 18 naar de koeler 19 wordt gestuurd en vervolgens naar de voornoemde injector 15. Het is niet uitgesloten dat dit gas nadien wordt afgeblazen in plaats van naar de koeler 19 en injector 15 te worden gestuurd.

De koeler 19 is optioneel.

De werking van de compressorinricht.ing 1 is zeer eenvoudig en als volgt.

De compressor 3 zal via zijn inlaat 4 samen te persen gas aanzuigen, welk gas mogelijk een hoeveelheid vocht kan bevatten. Via de uitlaat 5 van de compressor 3 zal het samengeperste gas de compressor 3 verlaten.

Aangezien het gas tijdens de compressie zal opwarmen, heeft het samengeperste gas een hogere temperatuur.

Daarom wordt het via de koeler 6 gestuurd, waarbij het niet uitgesloten is dat reeds een deel van het vocht condenseert en wordt afgevoerd via een condensaatafschelder.

Daarna wordt gekoelde samengeperste gas naar de inlaat 14 van de inrichting gebracht, waar het via de injector 15 naar de vaten 8 geleid wordt.

Hierbij zijn de kleppen 13 in het blok 11a zodanig geregeld dat het gas enkel in de vaten 8a, 8b kan terechtkomen die drogen.

Tijdens de doorgang in deze vaten 8a, 8b komt het gas in nauw contact met het droogmiddel, waardoor het vocht aanwezig in dit gas zal geabsorbeerd of geadsorbeerd worden door het droogmiddel.

Het gedroogde samengeperste gas zal de vaten 8a, 8b verlaten en zal via de leidingen 12 en kleppen 13 van het blok 11b naar de uitlaat 16 stromen om afgevoerd te worden naar bijvoorbeeld een verbruikersnet dat niet is weergegeven in de figuren.

Tegelijkertijd met het droogproces dat zich afspeelt in de twee voornoemde vaten 8a, 8b, zal er ook één vat 8c zijn dat geregenereerd wordt, welk vat een verzadigd of bijna verzadigd droogmiddel zal bevatten. Dit vat zal voorheen gas gedroogd hebben.

Om dit vat 8c te regenereren, wordt er gebruik gemaakt van een regeneratiegas, wel gas in dit geval afgetakt wordt aan de uitlaat 5 van de compressor door middel van de aftakleiding 17.

Deze aftakleiding 17 zal een gedeelte van het warme, samengeperste gas aftakken en naar het blok 11b leiden, waar de leidingen 12 en kleppen 13 ervoor zorgen dat dit naar het vat 8c geleid wordt dat geregenereerd moet worden.

Dit afgetakte gas zal doorheen dit vat 8c stromen, waarbij, door gebruik te maken van de compressiewarmte, het geabsorbeerde of geadsorbeerde vocht wordt afgevoerd en het droogmiddel dus drogen.

Na zijn doortocht doorheen het vat 8c, wordt het gas via de terugkoppel leiding 18 van het blok 11a naar de koeler 19 gestuurd en middels de injector 15 samengevoegd met het gekoelde, samengeperste gas afkomstig van de compressor 3.

Vervolgens zal het naar de vaten 8a, 8b gestuurd worden die drogen en eenzelfde pad afleggen als hoger beschreven.

Met andere woorden: het gas wordt gerecupereerd.

In dit geval, maar niet noodzakelijk voor de uitvinding, zal tegelijkertijd met het droogproces en het regeneratieproces, het vierde vat 8d gekoeld worden. Dit vat 8d zal voorheen geregenereerd zijn met het warme regeneratiegas.

Hierdoor zal het geregenereerde droogmiddel een relatief hoge temperatuur bezitten.

Aangezien een koud droogmiddel beter kan drogen dan een warm droogmiddel, is het beter voor de efficiëntie van de inrichting 2 om het droogmiddel eerst af te koelen alvorens het betreffende vat 8d terug in te zetten voor het drogen.

Het koelen zal gebeuren door middel van een koelgas, welk in dit geval het koele, droge samengeperste gas betreft dat afgesplitst wordt aan de uitlaat 16.

De leidingen 12 en kleppen 13 van het blok 11b zullen ervoor zorgen dat dit af gesplitste gas naar het vat 8d geleid wordt dat gekoeld moet worden.

Het afgesplitste gas zal doorheen dit vat 8d stromen, waarbij dit gas het droogmiddel zal afkoelen. Na zijn doortocht doorheen het vat 8d, wordt het gas door het blok 11b via de terugkoppelleiding 18 naar de koeler 19 gestuurd en middels de injector 15 samengevoegd met het gekoelde, samengeperste gas afkomstig van de compressor 3.

Met andere woorden: ook het koelgas wordt in dit geval gerecupereerd, analoog als het regeneratiegas.

Wanneer één van de vaten 8a of 8b die gas drogen, verzadigd zijn met vocht, zal het nodig zijn om dit vat, bijvoorbeeld vat 8a te regenereren.

Door het omschakelen van de kleppen 13, kan ervoor gezorgd worden dat naar dit vat 8a regeneratiegas wordt gebracht door de verbinding van dit vat 8a met de aftakleiding 17 en met de terugkoppelleiding 18 open te stellen, waardoor de regeneratie volgens het hoger beschreven proces kan gebeuren.

Het andere vat 8b dat voorheen gas droogde, zal nog niet verzadigd zijn en zal nog steeds aangewend worden om gas te drogen.

Het vat 8c dat voorheen geregenereerd werd, zal nu gekoeld worden. Dit gebeurt analoog door het gepast schakelen van de kleppen 13 zodat het koelgas naar dit vat 8c geleid wordt.

Eveneens op analoge wijze zal het vat 8d dat voorheen aan gekoeld werd, nu ingezet worden om samengeperst gas te drogen.

De hierboven beschreven omschakelcyclus zal continu herhaald worden, zodat elk vat 8 achtereenvolgens zal drogen, dan geregenereerd worden om vervolgens gekoeld te worden waarna het opnieuw aangewend kan worden om gas te drogen.

Het is belangrijk om op te merken dat de sturing van de kleppen 13 kan aangepast worden in functie van de werkingsparameters en/of de belastingsgraad van de inrichting 2 om het proces te optimaliseren.

Bijvoorbeeld op basis van de vochtigheid van het samengeperst gas dat de compressor 3 verlaat.

Het is duidelijk dat deze sturing automatisch kan gebeuren, bijvoorbeeld door de nodige sensoren en controllers te voorzien.

Alhoewel de vaten 8 zoals hierboven beschreven na de regeneratie gekoeld worden, is het niet uitgesloten dat de vaten 8 eerst gekoeld worden alvorens geregenereerd te worden.

In figuur 2 is een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven van een compressorinrichting 1 volgens de uitvinding.

Het verschil met de vorige uitvoeringsvorm is dat de injector 15 vervangen is door een ventiel 20 dat de split-flow zal regelen. Het ventiel 20 is in dit geval uitgevoerd als een driewegventiel, dat de verhouding tussen de afgesplitste deelstromen zal regelen. Het is mogelijk dat dit ventiel 20 automatisch aanstuurbaar is met behulp van de voornoemde sturing of met een andere sturing.

Ook het koelen zal op een andere manier gebeuren. In dit geval wordt gebruik gemaakt van een deel van het te drogen gas dat afgetapt wordt nadat het gas via een eventuele koeler 6 wordt gestuurd. Dit afgetapte gas zal gebruikt worden om het vat 8d te koelen, waarna dit afgetapte gas naar de uitlaat 16 voor gedroogd samengeperst gas wordt g e 1 e i d.

Verder is de compressorinrichting 1 en de werking ervan analoog aan de hoger beschreven uitvoeringsvorm.

In figuur 3 is nog een andere alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven, die ongeveer gelijk is aan de eerste uitvoeringsvorm, maar waarbij in dit geval de aftak.leid.ing 17 gas zal aftakken nadat het samengeperste gas door de koeler 6 is gepasseerd. In de aftakleiding 17 is een warmtewisselaar 21 opgenomen die gekoppeld is met de voornoemde koeler 6 om het gas terug op te warmen door middel van de warmte onttrokken aan het samengeperste gas.

In figuur 4 is een vierde uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij in dit geval drie vaten 8a, 8b, 8c te allen tijde zullen drogen en één vat 8d geregenereerd zal worden. Er is met andere woorden geen apart vat 8 voor de koeling voorzien.

Het regeneratiegas wordt door middel van een afsplitsleiding 22 afgesplitst van het gedroogde samengeperste gas alvorens het via de uitlaat 16 de inrichting 2 verlaat.

Aangezien het gedroogde samengeperste gas in de koeler 6 gekoeld is, zal het nodig zijn om in deze afsplitsleiding 22 een verwarmingselement 23 te voorzien dat het afgesplitste gas zal opwarmen voor het naar het te regenereren vat 8d wordt gestuurd.

Deze afsplitsleiding 22 en het verwarmingselement 23 zijn in dit geval, doch niet noodzakelijk, beide geïntegreerd in het blok 11b.

Het af gespl itste gas kan door middel van het verwarmingselement 23 op een zodanige temperatuur gebracht worden dat het warm genoeg is om het droogmiddel te kunnen regenereren.

Na deze regeneratiefase van het vat 8d, kan een koeling van het vat 8d verkregen worden door gedurende enige tijd het verwarmingselement 23 uit te schakelen zodat het afgesplitste gas niet wordt opgewarmd voor het naar het vat 8d wordt geleid.

Het afgesplitste gas zal dan als het ware dienst doen als koelgas, zodat een koeling van het vat 8d verkregen wordt, alvorens het wordt toegepast voor het drogen van gas.

Het verwarmingselement 23 kan bijvoorbeeld vijftig minuten aangeschakeld blijven, om voor de regeneratie van het vat 8d te zorgen en vervolgens gedurende tien minuten uitgeschakeld worden, zodat het afgesplitste gas het vat 8d kan koelen.

In bepaalde gevallen, afhankelijk van de temperatuur, werkingscondities en het gevraagde drukdauwpunt, is het mogelijk om het afgesplitste gas door middel van het verwarmingselement 23 op een zodanige temperatuur te brengen dat het net warm genoeg is om het droogmiddel te kunnen regenereren, maar ook niet warmer. Op deze manier kan ervoor gezorgd worden dat er geen koeling van het vat 8d na regeneratie nodig is en/of dat het verwarmingselement 23 tijdelijk moet worden afgeschakeld.

Na doortocht door het vat 8d, wordt het afgesplitste gas afgeblazen door middel van een af blaasvent.iel 24. Dit gas zal met andere woorden niet gerecupereerd worden.

Net stroomopwaarts van het afblaasventiel 24, is een expansieventiel 25 voorzien. Dit expansieventiel kan ook voorzien worden net stroomopwaarts van het verwarmingselement 23 in de afsplitsleiding 22.

In figuur 5 is nog een alternatieve uitvoeringsvorm weergegeven, die gelijkt op de compressorinstallatie 1 uit figuur 1, maar waarbij in dit geval de injector 15 is weggelaten.

In de plaats daarvan is de koeler 19 vervangen door een booster blower 26.

De booster blower 26 zal ervoor zorgen dat het koelgas en het regeneratiegas via de terugkoppelleiding 18 terug naar de inlaat 14 gestuurd wordt.

Met een booster blower 26 worden drukverhogende middelen bedoeld zoals bijvoorbeeld een schroefblower, een centrifugaal blower, een compressor, en tand- of rotorblower of dergelijke.

De koeler 6 is verplaatst zodat deze zich vlak stroomopwaarts van de inlaat 14 van de inrichting 2 bevindt, zodat deze koeler zowel het gas afkomstig van de compressor 3 als het koelgas en het regeneratiegas dat via de terugkoppelleiding 18 door de werking van de booster blower 26 terugvloeit kan koelen.

In figuur 6 is nog een alternatieve uitvoeringsvorm, die verschilt van figuur 1, doordat de koeler 9 afwezig is en waarbij de koeler 6 verplaatst is naar een locatie stroomafwaarts van de injector 15 en stroomopwaarts van de inlaat 14 ,

Verder is ook de blok 11a anders uitgevoerd, waarbij de kleppen 13a schakelbaar zijn tussen drie standen.

De klep 13 kan de aansluiting van een vat 8 verbinden met ofwel de .inlaat 14 voor de aanvoer van te drogen gas, zodat het betreffende vat 8a of 8b het gas kan drogen, ofwel met de terugkoppelleiding 18 voor het terugkoppelen van het koelgas wanneer het betreffende vat 8d gekoeld wordt, ofwel met een terugvoerleiding 27 voor het terugvoeren van het regeneratiegas wanneer het betreffende vat 8c geregenereerd wordt.

De terugvoerleiding 27 zal het .regeneratiegas terugvoeren naar een punt stroomopwaarts van de injector 15. in dit geval is dus om het regeneratiegas en het koelgas terug te voeren naar de inlaat 14 een aparte leiding voorzien.

Op de locatie waar voorheen de koeler 6 zich bevond, is nu een regelventiel 28 aangebracht dat in dit geval de vorm aanneemt van een tweewegventiel, waarna achtereenvolgens de voornoemde injector 15 en de koeler 6 zijn geplaatst. Het regelventiel 28 heeft dezelfde functie als het ventiel 20 en zal de split-flow kunnen regelen of dus hoeveel van het samengeperste gas afkomstig van de compressor 3 wordt afgesplitst door de afsplitsleiding 17. Ook dit regelventiel 28 zal analoog als het ventiel 20 automatisch aanstuurbaar kunnen zijn, door middel van de voornoemde sturing of een andere sturing.

In figuur 7 is een variant weergegeven volgens het 'full flow regeneratie', waarbij het volledige debiet van de compressor 3 naar het te regenereren vat 8c wordt geleid.

Hierbij is de koeler 6 uit figuur 1 verplaatst naar een locatie stroomafwaarts van de injector 15, zodat de compressiewarmte gebruikt kan worden voor de regeneratie.

Het blok 11b is uitgevoerd zoals in figuur 6, met kleppen 13a met drie standen, waarbij ook in dit geval een terugvoerleiding 27 is voorzien, zoals in figuur 6, zodat het koelgas en het regeneratiegas via een afzonderlijke leiding naar de inlaat 14 geleid kan worden.

De terugkoppelleiding 18 voor het regeneratiegas en de terugvoerleiding 27 voor het koelgas leiden beide naar de injector 15, vanwaar het koelgas en regeneratiegas naar de koeler 6 geleid worden alvorens naar de vaten 8a en 8b geleid te worden.

De compressorinrichting 1 zoals weergegeven in figuur 8 is analoog aan de compressorinrichting 1 uit figuur 7, enkel m de terugvoerleiding 27 is een booster blower 26 aangebracht, om ervoor te zorgen dat het koelgas via de terugvoerleiding 27 naar de koeler 6 geleid kan worden. Het gebruik van de booster blower 26 maakt de injector 15 overbodig.

In figuur 9 i s nog een alternatief voor figuur 7 weergegeven. In dit geval is de terugvoerleiding 27 afwezig, maar zal het koelgas afgeblazen worden.

Hiervoor is de compressorinrichting 1 voorzien van afblaasventiel 2A en een geluidsdemper 29. De injector 15 is achterwege gelaten.

Een laatste variant weergegeven in figuur 10, verschilt van de variant uit figuur 1, doordat de koeler 19 afwezig is en doordat de koeler 6 verplaatst is. Dit heeft als voordeel dat één koeler 19 uitgespaard kan worden.

Alhoewel in de hierboven weergegeven voorbeelden het gas dat gebruikt wordt voor de regeneratie afgetakt of afgesplitst wordt van het samengeperste gas, is het niet uitgesloten dat de inrichting 2 volgens de uitvinding voorzien is van een apart circuit met een regeneratiegas voor de regeneratie van het voornoemde minstens één vat 8 dat geregenereerd wordt.

Dit heeft als voordeel dat het soort gas, de temperatuur, vochtigheid en andere parameters van dit gas zo optimaal mogelijk gekozen kunnen worden om een goede regeneratie te be komen.

De weergegeven voorbeelden tonen slechts enkele van de denkbare combinaties wat betreft de oorsprong van het koelgas en regeneratiegas. Het is duidelijk dat nog meer combinaties mogelijk zijn, die alle tot de mogelijkheden van de uitvinding behoren.

Ook tonen de weergegeven voorbeelden steeds vier vaten 8a-d, maar het is niet uitgesloten dat er slechts drie vaten 8 zijn of meer dan vier vaten 8.

Alhoewel een voorkeurdragende uitvoeringsvorm vier vaten 8 omvat, waarvan er één vat 8 gekoeld wordt, één vat 8 geregenereerd wordt en twee vaten 8 drogen, zijn andere combinaties ook mogelijk.

Zo is het mogelijk dat het aantal vaten 8 dat droogt, geregenereerd wordt en gekoeld wordt variabel is in de tijd, afhankelijk van de snelheid van de regeneratie en koeling van de vaten 8.

Zo is verder ook mogelijk dat er zes vaten 8 zijn, waarvan er steeds één vat 8 gekoeld wordt, steeds twee vaten 8 geregenereerd worden en steeds drie vaten 8 drogen.

Het is ook mogelijk dat er acht vaten 8 zijn, waarvan er steeds één vat 8 gekoeld wordt, steeds minstens twee vaten 8 geregenereerd worden en steeds minstens vier vaten 8 drogen.

Het achtste vat 8 kan dan naar keuze geschakeld worden als een vat 8 dat geregenereerd wordt, of als vat 8 dat gas zal drogen, afhankelijk van wat op dat moment nodig is.

Dit is nog een bijkomend voordeel van de uitvinding: in alle weergegeven voorbeelden kan er immers steeds gekozen worden hoeveel vaten 8 er steeds geregenereerd en/of gekoeld moeten worden en hoeveel vaten 8 er steeds moeten drogen.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een dergelijke inrichting en compressorinstallatie volgens de uitvinding kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (17)

1. Conclusies .

   1.- Inrichting voor het drogen van samengeperst gas met een inlaat (14) voor te drogen samengeperst gas afkomstig van een compressor (3) en een uitlaat (16) voor gedroogd samengeperst gas, welke inrichting (2) een aantal vaten (8) omvat die gevuld zijn met een regenereerbaar droogmiddel en een regelbaar kleppensysteem (10) dat de voornoemde inlaat (14) en uitlaat (16) verbindt met de voornoemde vaten (8), daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) minstens drie vaten (8) omvat, waarbij het voornoemde kleppensysteem (10) zodanig is dat steeds minstens één vat (8c) geregenereerd wordt, terwijl de andere vaten (8a, 8b) het samengeperst gas drogen, waarbij door regeling van het kleppensysteem (10) de vaten (8) elk op hun beurt achtereenvolgens geregenereerd worden.
2. 2. - Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het samengeperst gas afkomstig van de compressor (3), voordat het naar de vaten (8a, 8b) die drogen gestuurd wordt, eerst naar een koeler (6) gestuurd wordt, waarbij de koeler (6) deel kan uitmaken van de inrichting (2) of van de voornoemde compressor (6).
3. 3. - Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) voorzien is van een aftakleiding (17) die minstens een deel van het te drogen samengeperst gas afkomstig van de compressor (3) aftakt voordat het gas via een eventuele koeler (6) wordt gestuurd, waarbij het afgetakte gas gebruikt wordt voor de regeneratie van het voornoemde minstens één vat (8c) dat geregenereerd wordt.
4. 4. - Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) voorzien is van een af splitsleiding (22) die een deel van het gedroogd samengeperst gas afsplitst voor de regeneratie van het voornoemde minstens één vat (8c) dat geregenereerd wordt, welke afsplitsleiding (22) voorzien is van een verwarmingselement (23) voor het opwarmen van het afgesplitste gas.
5. 5. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat het gas dat gebruikt wordt voor regeneratie van het voornoemde minstens één vat (8c) dat geregenereerd wordt, nadien naar de vaten (8a, 8b) gestuurd wordt die drogen, waarbij dit gas al dan niet door een koeler (6, 19) wordt geleid.
6. 6. - Inrichting volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat het gas dat gebruikt wordt voor de regeneratie van het voornoemde minstens één vat (8c) dat geregenereerd wordt, nadien via een booster blower (26) wordt gestuurd alvorens het eventueel naar de koeler (6, 19) wordt geleid en vervolgens naar de vaten (8a, 8b) die drogen wordt gestuurd.
7. 7. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 3 of 4, daardoor gekenmerkt dat het gas dat gebruikt wordt voor regeneratie van het voornoemde minstens één vat (8c) dat geregenereerd wordt, nadien wordt afgeblazen.
8. 8, - Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (2) voorzien is van een apart circuit met een regeneratiegas voor de regeneratie van het voornoemde minstens één vat (8c) dat geregenereerd wordt.
9. 9, - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vaten (8) voor of nadat ze geregenereerd worden, gekoeld worden, waarbij door regeling van het kleppensysteem (10) elk vat (8) achtereenvolgens ofwel: - droogt, geregenereerd wordt en gekoeld wordt; ofwel - droogt, gekoeld wordt en geregenereerd wordt; waarbij het kleppensysteem (10) zodanig is dat steeds één vat (8d) gekoeld wordt, terwijl minstens één vat (8c) geregenereerd wordt en minstens twee andere vaten (8a, 8b) het samengeperst gas drogen.
10. 10. - Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat voor het koelen van het voornoemde één vat (8d) dat gekoeld wordt, gebruik gemaakt wordt van een deel van het gedroogd samengeperst gas dat afgesplitst wordt, waarbij dit afgesplitste gas nadien eerst al dan niet door een koeler (19) wordt geleid en vervolgens naar de minstens twee vaten (8a, 8b) gestuurd wordt die drogen of waarbij dit afgesplitste gas nadien wordt afgeblazen.
11. 11. - Inrichting volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het gas dat gebruikt wordt voor de koeling van het voornoemde één vat (8 d) dat gekoeld wordt, nadien via een booster blower (26) wordt gestuurd alvorens het eventueel naar de koeler (19) wordt geleid en vervolgens naar de minstens twee vaten (8a, 8b) die drogen wordt gestuurd.
12. 12. - Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat voor het koelen van het voornoemde één vat (8d) dat gekoeld wordt, gebruik gemaakt wordt van een deel van het te drogen gas dat af ge tapt wordt nadat het gas via een eventuele koeler (6) wordt gestuurd, waarbij dit afgetapte gas nadien naar de uitlaat (16) voor gedroogd samengeperst gas wordt geleid.
13. 13. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat er vier vaten (8) zijn, waarvan er steeds één vat (8d) gekoeld wordt, steeds één vat (8c) geregenereerd wordt en steeds twee vaten (8a, 8b) drogen.
14. 14. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat er zes vaten (8) zijn, waarvan er steeds één vat gekoeld (8d) wordt, steeds twee vaten (8c) geregenereerd worden en steeds drie vaten (8a, 8b) drogen of dat er acht vaten (8) zijn, waarvan er steeds één vat (8d) gekoeld wordt, steeds minstens twee vaten (8c) geregenereerd worden en steeds minstens vier vaten (8a, 8b) drogen.
15. 15. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de vaten (8) gevormd worden door geëxtrudeerde profielen.
16. 16. - Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het voornoemde regelbare kleppensysteem (10) uitgevoerd is onder de vorm van één of meer blokken (11a, 11b) bestaande uit een netwerk van leidingen (12) met kleppen (13) of afsluiters die met de vaten (8) verbonden worden.
17. 17.- Compressorinstallatie voorzien van een compressor (3) met een inlaat (4) voor samen te persen gas en een uitlaat (5) met een persleiding voor samengeperst gas, daardoor gekenmerkt dat de compressorinstallatie (1) voorzien is van een inrichting (2) volgens één van de voorgaande conclusies voor het drogen van het door de compressor (3) geleverde debiet samengeperst gas dat doorheen de inrichting (2) wordt geleid voor levering van gedroogd gas aan een verbruikersnet via de uitlaat (16) van de inrichting (2), waarbij hiertoe de persleiding aansluit op de inlaat (14) van de inrichting (2).