BE1022309B1 - Werkwijze voor het maken van wanddecoratie met relief - Google Patents

Werkwijze voor het maken van wanddecoratie met relief Download PDF

Info

Publication number
BE1022309B1
BE1022309B1 BE2015/5006A BE201505006A BE1022309B1 BE 1022309 B1 BE1022309 B1 BE 1022309B1 BE 2015/5006 A BE2015/5006 A BE 2015/5006A BE 201505006 A BE201505006 A BE 201505006A BE 1022309 B1 BE1022309 B1 BE 1022309B1
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
coating
carrier
optionally
composition
automated method
Prior art date
Application number
BE2015/5006A
Other languages
English (en)
Inventor
Patrick Molemans
Der Plaetsen Herman Van
Original Assignee
Grandeco Wallfashion Group - Belgium Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Grandeco Wallfashion Group - Belgium Nv filed Critical Grandeco Wallfashion Group - Belgium Nv
Priority to BE2015/5006A priority Critical patent/BE1022309B1/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1022309B1 publication Critical patent/BE1022309B1/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D21PAPER-MAKING; PRODUCTION OF CELLULOSE
    • D21HPULP COMPOSITIONS; PREPARATION THEREOF NOT COVERED BY SUBCLASSES D21C OR D21D; IMPREGNATING OR COATING OF PAPER; TREATMENT OF FINISHED PAPER NOT COVERED BY CLASS B31 OR SUBCLASS D21G; PAPER NOT OTHERWISE PROVIDED FOR
    • D21H17/00Non-fibrous material added to the pulp, characterised by its constitution; Paper-impregnating material characterised by its constitution
    • D21H17/20Macromolecular organic compounds

Landscapes

  • Application Of Or Painting With Fluid Materials (AREA)

Abstract

De huidige uitvinding betreft een geautomatiseerde werkwijze voor het maken van wanddecoratie met reliëf, zoals behangpapier, met een optimale prijs-kwaliteit verhouding, waarbij een brede variëteit aan verschillende reliëfpatronen gecreëerd kunnen worden op de wanddecoratie en betreft verder wanddecoratie gemaakt door deze werkwijze en een inrichting voor gebruik in de werkwijze.

Description

WERKWIJZE VOOR HET MAKEN VAN WANDDECORATIE MET RELIEF TECHNISCH DOMEIN
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het maken van wanddecoratie met reliëf, bij voorkeur voor het maken van behangpapier met reliëf.
STAND DER TECHNIEK
Wanddecoratie, zoals behangpapier, wordt typisch gebruikt om de wanden of het plafond van een bepaalde ruimte aan te kleden. Verscheidende soorten wanddecoratie alsook synthesemethoden voor wanddecoratie zijn dan ook gekend in de stand der techniek. Dergelijke synthesemethoden bestaan er typisch in om een gewenst kleurpatroon op een bepaalde soort drager aan te brengen, waarbij de drager meestal voorzien wordt van een bepaald reliëf. Dit laatste geeft een drie-dimensioneel effect en zo een meerwaarde aan de wanddecoratie.
Er bestaan verschillende manieren om wanddecoratie te vervaardigen met reliëf. Het reliëf kan bijvoorbeeld aangebracht worden met behulp van mechanisch embossen, waarbij het reliëf typisch op een drager wordt aangebracht met behulp van een mechanisch drukproces, waarin een bepaald sjabloon in de drager wordt gedrukt, al dan niet met behulp van warmte om het drukproces te bevorderen. Dergelijk mechanisch embossen kan echter soms beschadigingen met zich meebrengen op de drager en zo de kwaliteit van de wanddecoratie gaan aantasten.
Een andere veelvoorkomende methode voor het aanbrengen van een reliëf op wanddecoratie is door te werken met een opschuimbare coating, zoals bijvoorbeeld weergegeven is in EP 0 038 884, waarbij een coating met een blaasmiddel aangebracht wordt op geselecteerde regio's van een drager, waarna de drager met coating typisch in een oven verwarmd wordt om het blaasmiddel te activeren en de coating uit gaat zetten daar waar deze aangebracht is op de drager om zo het reliëf te creëren. Een probleem met deze methode is dat er weinig variatie mogelijk is voor het creëren van extra diepteverschillen in het reliëf van de coating, aangezien er alleen maar een diepteverschil is tussen daar waar de coating is aangebracht en daar waar de coating niet is aangebracht. Voor het creëren van bijkomende diepteverschillen in het reliëf kunnen extra stappen uitgevoerd worden zoals mechanisch embossen of het voorzien van chemische componenten die het uitzetten van het blaasmiddel lokaal gaan beïnvloeden, zoals bijvoorbeeld beschreven in GB 1 147 983. Dergelijke extra stappen maken het totale proces echter veel omslachtiger en ook duurder, wat zich uit in een duurdere kostprijs van de wanddecoratie en kunnen, zoals eerder vermeld, de kwaliteit van de wanddecoratie gaan aantasten.
De huidige uitvinding beoogt een oplossing te vinden voor ten minste enkele van bovenvermelde problemen.
Er is nood aan een verbeterde geautomatiseerde en eenvoudige werkwijze voor het maken van wanddecoratie met reliëf, zoals behangpapier, met een optimale prijs-kwaliteit verhouding, die toelaat om een brede variëteit aan wanddecoraties te kunnen vervaardigen met verschillende types van reliëf.
SAMENVATTING VAN DE UITVINDING
De uitvinding betreft in een eerste aspect een geautomatiseerde werkwijze voor het maken van wanddecoratie met reliëf, zoals behangpapier, zoals omschreven in conclusie 1, waarbij een drager voorzien wordt van een eerste en een tweede coating, door de drager met tussen 20 en 300 g van een eerste en een tweede samenstelling per m2 drager te voorzien, waarbij de eerste en tweede samenstelling minstens één overeenkomstig blaasmiddel omvatten. In het bijzonder is hierbij de concentratie van het blaasmiddel in de eerste samenstelling, gemeten in gewichtspercent, minstens 0,5 % hoger of lager dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in de tweede samenstelling, gemeten in gewichtspercent.
Door het concentratieverschil in het blaasmiddel tussen de eerste coating en de tweede coating, zal bij het verwarmen van de coating de eerste coating meer of minder uitzetten in vergelijking met de tweede samenstelling en zo extra diepteverschillen gaan creëren tussen de eerste coating en de tweede coating. Zo kan op een heel eenvoudige manier in één stap een gewenst reliëf gecreëerd worden op een drager, zonder extra processen zoals bijvoorbeeld een chemische of mechanische embossing te moeten uitvoeren op de drager, die de coating en/of de drager kunnen beschadigen.
Volgens een voorkeursuitvoering wordt de drager voorzien van minstens één derde continue of discontinue coating, door de drager met tussen 20 en 300 g van minstens één derde samenstelling per m2 drager te voorzien. Dergelijke minstens één derde samenstelling omvat bij voorkeur minstens één blaasmiddel om zo mee bij te dragen tot het creëren van verscheidene diepteverschillen in het reliëf op de drager.
Volgens een verdere voorkeursuitvoering gebeurt het verwarmen van de gecoate drager bij een temperatuur tussen 150 en 250 °C, bij voorkeur gedurende tussen 1 en 200 seconden. Dit zorgt voor een optimaal opschuim-effect van het blaasmiddel en leidt tot een optimale reliëfvorming op de drager.
In een tweede aspect betreft de uitvinding wanddecoratie volgens conclusie 18. Bij voorkeur is de wanddecoratie gemaakt middels een werkwijze volgens conclusie 1.
In een laatste aspect betreft de uitvinding een inrichting zoals omschreven in conclusie 19 voor de automatische productie van wanddecoratie, bij voorkeur een inrichting voor toepassing in een werkwijze volgens conclusie 1.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING
De uitvinding betreft een geautomatiseerde werkwijze voor het maken van wanddecoratie met reliëf met een optimale prijs-kwaliteit verhouding en waarbij een brede variëteit aan verschillende reliëftypes op de wanddecoratie gemaakt kunnen worden.
Tenzij anders gedefinieerd hebben alle termen die gebruikt worden in de beschrijving van de uitvinding, ook technisch en wetenschappelijke termen, de betekenis zoals ze algemeen begrepen worden door de vakman in het technisch veld van de uitvinding. Voor een betere beoordeling van de beschrijving van de uitvinding, worden de volgende termen expliciet uitgelegd. "Een", "de" en "het" refereren in dit document naar zowel het enkelvoud als het meervoud tenzij de context duidelijk anders veronderstelt. Bijvoorbeeld, "een blaasmiddel" betekent een of meer dan een blaasmiddel.
Wanneer "ongeveer" of "rond" in dit document gebruikt wordt bij een meetbare grootheid, een parameter, een tijdsduur of moment, en dergelijke, dan worden variaties bedoeld van +/-20% of minder, bij voorkeur +/-10% of minder, meer bij voorkeur +/-5% of minder, nog meer bij voorkeur +/-1% of minder, en zelfs nog meer bij voorkeur +/-0.1% of minder dan en van de geciteerde waarde, voor zoverre zulke variaties van toepassing zijn in de beschreven uitvinding. Hier moet echter wel onder verstaan worden dat de waarde van de grootheid waarbij de term "ongeveer" of "rond" gebruikt wordt, zelf specifiek wordt bekendgemaakt.
De termen "omvatten", "omvattende", "bestaan uit", "bestaande uit", "voorzien van", "bevatten", "bevattende", "behelzen", "behelzende", "inhouden", "inhoudende" zijn synoniemen en zijn inclusieve of open termen die de aanwezigheid van wat volgt aanduiden, en die de aanwezigheid niet uitsluiten of beletten van andere componenten, kenmerken, elementen, leden, stappen, gekend uit of beschreven in de stand der techniek.
Het citeren van numerieke intervallen door de eindpunten omvat alle gehele getallen, breuken en/of reële getallen tussen de eindpunten, deze eindpunten inbegrepen.
Tenzij anders gedefinieerd duidt de term "gewichtspercent" of "wt%" volgens onderhavige uitvinding naar het relatieve gewicht van een betrokken component, gebaseerd op het volledige gewicht van de samenstelling. Wanneer de betrokken component bij kamertemperatuur gasvormig is, wordt bij voorkeur gekeken naar het relatieve gewicht van deze component in vloeibare toestand.
Met de term "geautomatiseerd" wordt een proces of werkwijze bedoeld dat deels of volledig machinaal wordt gestuurd en uitgevoerd, hierbij de menselijke input beperkend. "m2" komt in onderhavige uitvinding overeen met "vierkante meter".
De term "polymeer", zoals hierin gebruikt, omvat, maar is niet beperkt tot, homopolymeren; copolymeren, zoals bijvoorbeeld blok-, graft-, willekeurige en alternerende copolymeren, terpolymeren, etc.; en/of mengsels en/of modificaties daarvan. Bovendien, tenzij anders specifiek beperkt, omvat de term "polymeer" alle mogelijke geometrische configuraties van het materiaal. Deze configuraties omvatten, maar zijn niet beperkt tot, isotactische, syndiotactische en willekeurige symmetrieën. Voorbeelden van polymeren omvatten, maar zijn niet beperkt tot, polyethyleen (PE), polypropyleen (PP), polystyreen (PS), polyethyleentereftalaat (PET), polyvinylchloride (PVC), etc.
Met de term "kleur", zoals gebruikt in onderhavige uitvinding wordt eender welke mogelijke kleur bedoeld en omvat o.a. wit, zwart, rood, oranje, geel, groen, blauw, indigo, violet, bruin, en/of eender welke andere mogelijke kleur of combinatie van kleuren.
Met de term "wanddecoratie" wordt eender welk soort type wanddecoratie bedoeld zoals gekend in de stand der techniek, zoals behangpapier, decoratieve wandpanelen, etc. Bij voorkeur is de wanddecoratie behangpapier.
De termen "eerste coating", "tweede coating" en "derde coating" worden louter gebruikt om een onderscheid te maken tussen drie coatings en duiden niet noodzakelijk op de volgorde waarin de coatings aangebracht worden op een drager. Zo kan de derde coating of de tweede coating bijvoorbeeld eerder aangebracht worden op de drager dan de eerste coating. Gelijkaardig worden de termen "eerste samenstelling", "tweede samenstelling" en "derde samenstelling" gebruikt om 3 samenstellingen aan te duiden en betekent dit niet noodzakelijk dat de derde samenstelling bijvoorbeeld niet dezelfde componenten of dezelfde concentraties van componenten kan omvatten als de eerste of de tweede samenstelling.
In een eerste aspect omvat onderhavige uitvinding een werkwijze voor het maken van wanddecoratie met reliëf, zoals behangpapier. De werkwijze omvat hierbij volgende stappen: a) het voorzien van een drager; b) het voorzien van een eerste continue of discontinue coating op voornoemde drager, door de drager met tussen 20 en 300 g van een eerste samenstelling per m2 drager te voorzien; c) het voorzien van een tweede discontinue coating op voornoemde drager, door de drager met tussen 20 en 300 g van een tweede samenstelling per m2 drager te voorzien; d) optioneel het voorzien van voornoemde eerste en/of tweede coating met minstens één inktlaag; e) het verwarmen van de gecoate drager.
Bij voorkeur wordt de eerste continue of discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 30 en 280 g, meer bij voorkeur tussen 40 en 275 g, nog meer bij voorkeur tussen 50 en 250 g van een eerste samenstelling per m2 drager te voorzien. Volgens een voorkeursuitvoering wordt de eerste continue of discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 100 en 300 g, meer bij voorkeur tussen 125 en 275 g, meest bij voorkeur tussen 150 en 250 g van een eerste samenstelling per m2 drager te voorzien. Deze voorkeursuitvoering wordt bij voorkeur gebruikt wanneer de eerste coating een continue coating vormt op de drager. Volgens een andere voorkeursuitvoering wordt de eerste continue of discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 30 en 150 g, meer bij voorkeur tussen 40 en 100 g, meest bij voorkeur tussen 50 en 90 g van een eerste samenstelling per m2 drager te voorzien. Deze voorkeursuitvoering wordt bij voorkeur gebruikt wanneer de eerste coating een discontinue coating vormt op de drager. Volgens een voorkeursuitvoering is de eerste coating een discontinue coating.
Met de term "continu" wordt in onderhavige uitvinding bedoeld dat de coating op een substantieel ononderbroken manier voorzien wordt op een drager en bij voorkeur het volledige oppervlak van de drager bedekt, terwijl bij een "discontinue" coating, bepaalde delen van het oppervlak van de drager niet voorzien zijn van een coating. Een drager volgens onderhavige uitvinding heeft typisch twee kanten waarop een coating op aangebracht kan worden. De coatings die in onderhavige uitvinding aangebracht worden op de drager worden bij voorkeur op slechts één van de twee kanten van de drager aangebracht. De andere kant, i.e. de kant van de drager waar de coatings niet op aangebracht worden, wordt typisch gebruikt om, eens de drager verwerkt is tot wanddecoratie, om deze wanddecoratie te voorzien aan bijvoorbeeld een wand of een plafond, typisch met gebruik van bijvoorbeeld een kleefmiddel. Wanneer in onderhavige uitvinding verwezen wordt naar "het oppervlak van de drager", duidt dit bij voorkeur naar het oppervlak van de drager aan de kant van de drager waarop de coatings worden aangebracht. Gelijkaardig duidt de term "m2 van de drager" of "m2 drager" bij voorkeur op de grootte van het oppervlak van de drager in vierkante meter (m2) aan de kant van de drager waarop de coatings worden aangebracht.
Bij voorkeur wordt de tweede discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 30 en 280 g, meer bij voorkeur tussen 40 en 275 g, nog meer bij voorkeur tussen 50 en 250 g van een tweede samenstelling per m2 drager te voorzien. Volgens een voorkeursuitvoering wordt de tweede discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 30 en 150 g, meer bij voorkeur tussen 40 en 100 g, meest bij voorkeur tussen 50 en 90 g van een tweede samenstelling per m2 drager te voorzien.
Voornoemde eerste en tweede samenstelling omvatten minstens één overeenkomstig blaasmiddel. Met de term "blaasmiddel", ook wel schuimmiddel genoemd, wordt in onderhavige uitvinding een stof bedoeld die in staat is om een cellulaire structuur te vormen in diverse materialen, zoals bijvoorbeeld een samenstelling of coating, via een schuimproces. Dergelijke cellulaire structuur gaat hierbij typisch de dichtheid van het materiaal gaan verminderen, en het materiaal typisch in volume laten toenemen, i.e. laten uitzetten. Het blaasmiddel kan een fysisch of een chemisch blaasmiddel zijn. Fysische blaasmiddelen worden typisch in hun vloeibare toestand toegevoegd, waarna de temperatuur verhoogd wordt zodanig dat het blaasmiddel gasvormig wordt, gaat uitzetten en de cellulaire structuur in het materiaal of de samenstelling gaat vormen. Chemische blaasmiddelen gaan onder invloed van warmte een chemische reactie ondergaan, waarbij gasvormige producten gevormd worden die de cellulaire structuur gaan vormen.
Het blaasmiddel volgens onderhavige uitvinding kan eender welk chemisch of fysisch blaasmiddel zijn. Voorbeelden van fysische blaasmiddelen omvatten koolstofdioxide, stikstof, argon, water, lucht, helium, etc. en/of organische blaasmiddelen zoals alifatische koolwaterstoffen met 1 tot 9 koolstofatomen, zoals methaan, ethaan, propaan, n-butaan, isobuteen, n-pentaan, isopentaan, neopentaan, etc.; alifatische alcoholen met 1 tot 3 koolstofatomen, zoals methanol, ethanol, n-propanol, isopropanol, etc.; en gehalogeneerde alifatische koolwaterstoffen met 1 tot 4 koolstofatomen, zoals methyl fluoride, perfluoromethaan, ethyl fluoride, 1,1-difluoroethaan, pentafluoroethaan, difluoromethaan, perfluoroethaan, 2,2-difluoropropaan, 1,1,1-trifluoropropaan, perfluoropropaan, dichloropropaan, difluoropropaan, perfluorobutaan, perfluorocyclobutaan, methyl chloride, methyleen chloride, ethyl chloride, etc., en/of combinaties en/of afgeleiden hiervan.
Bij voorkeur is het blaasmiddel een chemisch blaasmiddel. Niet-beperkende voorbeelden van geschikte chemische blaasmiddelen omvatten azodicarbonamide, azodi-isobutyro-nitril, benzeensulfonhydrazide, 4,4-oxybenzeen sulfonyl-semicarbazide, p-tolueen sulfonyl semicarbazide, barium azodicarboxylaat, N,N'-dimethyl-N,N'-dinitrosoterephthalamide, trihydrazino triazine, natrium bicarbonaat, kalium bicarbonaat, ammonium bicarbonaat, natrium carbonaat, ammonium carbonaat en/of combinaties en/of afgeleiden hiervan.
In het bijzonder is de concentratie van het blaasmiddel in de eerste samenstelling, gemeten in gewichtspercent, minstens 0,5 % hoger of lager dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in de tweede samenstelling, gemeten in gewichtspercent. Bij voorkeur is de concentratie van het blaasmiddel in de eerste samenstelling, gemeten in gewichtspercent, minstens 1 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 2 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 5 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 20 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 40 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 50 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 80 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 100 % hoger of lager, bij voorkeur minstens 200 % hoger of lager dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in de tweede samenstelling, gemeten in gewichtspercent. De term "overeenkomstig" duidt aan dat het om hetzelfde blaasmiddel in de tweede samenstelling gaat als het blaasmiddel in de eerste samenstelling, i.e. wanneer het blaasmiddel in de eerste samenstelling bijvoorbeeld azodicarbonamide is, dan duidt het overeenkomstige blaasmiddel in de tweede samenstelling op het blaasmiddel azodicarbonamide in de tweede samenstelling. De eerste en/of de tweede samenstelling volgens onderhavige uitvinding kunnen ook meerdere blaasmiddelen omvatten die al dan niet overeenkomstig zijn aan elkaar. Volgens een voorkeursuitvoering omvat de eerste samenstelling en de tweede samenstelling tussen 0,1 en 5 gewichtspercent van een blaasmiddel, i.e. van één of meer dan één blaasmiddel.
Afhankelijk van de hoeveelheid van het blaasmiddel in de samenstelling zal de dichtheid van de resulterende coating groter of kleiner zijn, i.e. gaat de coating meer of minder gaan uitzetten. Het blaasmiddel volgens onderhavige uitvinding gaat "actief" worden, i.e. gaat een cellulaire structuur vormen in de coating, tijdens het verwarmen van de coating in stap e). Door het concentratieverschil in het overeenkomstige blaasmiddel tussen de eerste coating en de tweede coating, zal, bij het verwarmen van de coating in stap e) van de werkwijze, de eerste coating meer of minder "opschuimen", i.e. meer of minder een cellulaire structuur gaan vormen in vergelijking met de tweede samenstelling en zo diepteverschillen gaan creëren tussen de eerste coating en de tweede coating. Zo kan op een heel eenvoudige manier een bepaald type reliëf gecreëerd worden in één verwarmingsstap, zonder processen zoals bijvoorbeeld een extra chemische of mechanische embossing te moeten uitvoeren op de drager, die de coating en/of de drager kunnen beschadigen.
Naast een eerste en een tweede coating kan de drager ook voorzien worden van minstens één derde continue of discontinue coating, door de drager met tussen 20 en 300 g van minstens één derde samenstelling per m2 drager te voorzien. Bij voorkeur wordt de minstens één derde continue of discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 30 en 280 g, meer bij voorkeur tussen 40 en 275 g, nog meer bij voorkeur tussen 50 en 250 g van minstens één derde samenstelling per m2 drager te voorzien. Volgens een voorkeursuitvoering wordt de minstens één derde continue of discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 100 en 300 g, meer bij voorkeur tussen 125 en 275 g, meest bij voorkeur tussen 150 en 250 g van minstens één derde samenstelling per m2 drager te voorzien. Deze voorkeursuitvoering wordt bij voorkeur gebruikt wanneer de minstens één derde coating een continue coating vormt op de drager. Volgens een andere voorkeursuitvoering wordt de minstens één derde continue of discontinue coating op de drager voorzien, door de drager met tussen 30 en 150 g, meer bij voorkeur tussen 40 en 100 g, meest bij voorkeur tussen 50 en 90 g van minstens één derde samenstelling per m2 drager te voorzien. Deze voorkeursuitvoering wordt bij voorkeur gebruikt wanneer de minstens één derde coating een discontinue coating vormt op de drager. Optioneel kan de minstens één derde coating van minstens één inktlaag voorzien worden.
De minstens één derde samenstelling kan maar moet geen blaasmiddel omvatten. Bij voorkeur omvat de minstens één derde coating minstens één blaasmiddel, meer bij voorkeur omvat de minstens één derde coating tussen 0,1 en 5 gewichtspercent van een blaasmiddel, i.e. van één of meer dan één blaasmiddel. Zo kan ook de minstens één derde coating bijdragen tot het creëren van een reliëf op de drager. Het blaasmiddel in de minstens één derde samenstelling kan gelijk zijn aan het blaasmiddel in de eerste en de tweede samenstelling of kan een ander blaasmiddel zijn. De minstens één derde samenstelling kan één of meerdere blaasmiddelen omvatten die gelijk zijn aan en/of anders zijn dan het blaasmiddel of blaasmiddelen in de eerste en de tweede samenstelling. Indien het minstens één blaasmiddel in de minstens één derde samenstelling hetzelfde is als het blaasmiddel in de eerste en de tweede samenstelling, kan de concentratie van het blaasmiddel in de minstens één derde samenstelling gelijk zijn aan de concentratie van het blaasmiddel in de eerste samenstelling, gelijk zijn aan de concentratie van het blaasmiddel in de tweede samenstelling, of anders zijn dan de concentratie van het blaasmiddel in de eerste en de tweede samenstelling, gemeten in gewichtspercent. Het spelen met het type blaasmiddel en de concentratie van het blaasmiddel in de minstens één derde samenstelling laat verder toe om verscheidene diepteverschillen te kunnen creëren op in reliëf op de drager.
Er moet worden opgemerkt dat wanneer meer dan één derde coating voorzien wordt op de drager, de samenstelling van de meerdere derde coatings niet noodzakelijk gelijk moeten zijn aan elkaar en deze dus onderling andere componenten en/of concentraties kunnen omvatten. Zo kan bijvoorbeeld één derde coating een blaasmiddel omvatten, en een andere derde coating bijvoorbeeld geen blaasmiddel omvatten, of kunnen beide derde coatings een blaasmiddel omvatten, maar kan het gaan om een ander type blaasmiddel of kunnen de blaasmiddelen een andere concentratie hebben, etc. Ook dit laat toe om een brede variëteit aan wanddecoratie te kunnen creëren met verschillende types van reliëf, afhankelijk van de samenstelling van de verscheidene coatings. Hoe meer coatings zo aangebracht worden op de drager, hoe meer reliëfdimensies kunnen gecreëerd worden op de drager. Verder, wanneer meer dan één derde coating voorzien wordt op de drager, moeten deze meerdere derde coatings niet noodzakelijk achtereenvolgens voorzien worden op de drager. Zo kan bijvoorbeeld één derde coating op de drager voorzien worden vóór het voorzien van de eerste coating en een andere derde coating pas voorzien worden na het voorzien van de eerste coating. Tot slot kan bij het aanbrengen van meerdere derde coatings, de ene derde coating een continue coating zijn en een andere derde coating een discontinue coating zijn en zijn de derde coatings dus niet beperkt tot louter alleen continue of louter alleen discontinue coatings en zijn verscheidene onderlinge combinaties mogelijk.
Volgens een voorkeursuitvoering worden voorgenoemde eerste coating, tweede coating en/of optioneel voorgenoemde minstens één derde coating voorzien met behulp van zeefdruk. De term "zeefdruk" is een term gekend in de stand der techniek en verwijst typisch naar een printtechniek die gebruik maakt van een scherm of een "zeef" gemaakt van een geweven mesh, waarop een vloeistof blokkerend sjabloon geplaatst wordt. Het sjabloon heeft hierbij typisch openingen waardoor vloeistof kan penetreren doorheen de zeef en overgedragen kan worden op bijvoorbeeld een drager. Een roller of een rubberen rakel wordt hierbij typisch bewogen over het scherm met het sjabloon, waarbij de vloeistof geduwd of gepompt wordt doorheen de draden van de geweven mesh, enkel daar waar het sjabloon openingen heeft, om zo overgedragen te worden op de drager. Het moet opgemerkt worden dat het aanbrengen van een coating met behulp van zeefdruk niet beperkt is tot het gebruik van boven beschreven zeef en dat eender welke drukinrichting gekend in de stand der techniek kan gebruikt worden volgens onderhavige uitvinding voor het geautomatiseerd voorzien van een coating op een drager met behulp van zeefdruk. Bij wijze van voorbeeld wordt hierbij verwezen naar EP 2 448 758, dat een niet beperkend voorbeeld geeft van een drukinrichting die kan gebruikt worden volgens onderhavige uitvinding, en hierbij geïncorporeerd wordt als referentie. Het gebruik van zeefdruk laat toe om op een nauwkeurige manier een coating aan te brengen op een continue of een discontinue manier, vb. in een gewenst patroon, en laat toe zo om het aanbrengen van het reliëf op de drager beter te controleren.
Volgens een voorkeursuitvoering omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling, minstens één pigment. Met de term "pigment", zoals gebruikt in onderhavige uitvinding, wordt een component bedoeld die de kleur van gereflecteerd of getransmitteerd licht kan veranderen als het gevolg van een golflengte-selectieve absorptie. Op deze manier kan de coating de drager met een bepaalde kleur voorzien en zo het reliëf op de drager gaan accentueren, afhankelijk van de gewenste wanddecoratie. Het pigment kan eender welk pigment omvatten zoals gekend in de stand der techniek en omvat zowel anorganische pigmenten, metaal-gebaseerde pigmenten en/of organische pigmenten. Bij voorkeur omvat de eerste, tweede en/of de optioneel minstens één derde samenstelling titanium dioxide als pigment, meer bij voorkeur omvat de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde samenstelling tussen 1-10 gewichtspercent titanium dioxide als pigment, meer bij voorkeur tussen 2-8 gewichtspercent titanium dioxide, meest bij voorkeur tussen 3-7 gewichtspercent titanium dioxide. Deze component voorziet de coating typisch van een substantieel witte kleur en draagt zo bij tot een verhoging van de opaciteit van de coating. De onderlinge kleur van de verschillende coatings kan verschillen of kan dezelfde zijn. Volgens een voorkeursuitvoering verschillen de eerste en de tweede, en optioneel de minstens één derde coating onderling van kleur om de reliëfverschillen tussen de verschillende coatings te kunnen accentueren.
Volgens een voorkeursuitvoering omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling, polyvinylchloride. Met de term "polyvinylchloride" zoals gebruikt in onderhavige uitvinding wordt niet alleen het polymeer polyvinylchloride bedoeld, maar ook varianten van polyvinylchloride, zoals polyvinylideen chloride, polyvinyl acetaat, polyacrylaat, polymethacrylaat en/of combinaties hiervan. Bij voorkeur duidt de term "polyvinylchloride" op het polymeer polyvinylchloride. In een voorkeursuitvoering omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling tussen 20-80 gewichtspercent polyvinylchloride, meer bij voorkeur tussen 20 en 75 gewichtspercent polyvinylchloride, nog meer bij voorkeur tussen 20 en 70 gewichtspercent polyvinylchloride, meest bij voorkeur tussen 25 en 65 gewichtspercent polyvinylchloride. Polyvinylchloride wordt bij voorkeur gebruikt in de coatings omdat het verscheidene voordelen biedt zoals o.a. doordat het eenvoudig bewerkbaar en hanteerbaar is om aan te brengen op een drager. Verder is polyvinylchloride ook gekenmerkt doordat het typisch isolerend werkt, zowel geluidsisolerend als warmte isolerend, en het de resulterende wanddecoratie typisch eenvoudiger afwasbaar maakt.
Volgens een uitvoeringsvorm omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling, een weekmaker, een dispergeermiddel, een verdunner en/of een vulstof.
Bij voorkeur omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling een weekmaker. Met de term "weekmaker", ook wel plasticizer genoemd, wordt in onderhavige uitvinding een component bedoeld die de plasticiteit of fluïditeit van een materiaal, typisch een polymeer, gaat verhogen. Dit gaat ervoor zorgen dat de samenstelling beter hanteerbaar, i.e. vloeibaarder, wordt om aan te brengen op de drager, bij voorbeeld met behulp van zeefdruk. De weekmaker kan eender welke weekmaker zijn en omvat, maar is niet beperkt tot, ftalaat-gebaseerde weekmakers, trimellitaat-gebaseerde weekmakers, adipaat-gebaseerde weekmakers, sebacaat-gebaseerde weekmakers, maleaat-gebaseerde weekmakers, benzoaat-gebaseerde weekmakers, tereftalaat-gebaseerde weekmakers, gehydrogeneerde derivaten van voorgenoemde weekmakers en/of eender welke combinatie van voorgenoemde weekmakers. Volgens een voorkeursuitvoering omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling tussen 5-40 gewichtspercent van een weekmaker, meer bij voorkeur tussen 8 en 38 gewichtspercent van een weekmaker, nog meer bij voorkeur tussen 15 en 35 gewichtspercent van een weekmaker, meest bij voorkeur tussen 20 en 30 gewichtspercent van een weekmaker.
Bij voorkeur omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling een dispergeermiddel. Met de term "dispergeermiddel" wordt een component bedoeld die zorgt voor een betere dispersie of verdeling van een vaste stof in een samenstelling. Bij voorkeur zal het dispergeermiddel zorgen voor een betere dispersie en stabilisatie van polyvinylchloride en/of van de vulstof, wanneer deze aanwezig zijn in de samenstelling. Dispergeermiddelen zijn typisch oppervlakte-actieve componenten (i.e. surfactanten) en omvatten, maar zijn niet beperkt tot, alcohol ethoxylaten, oxo-alcohol ethoxylaten, alcohol ethoxysulfaten, alkylfenol-ethoxylaten, amine- en -amide-ethoxylaten, alkyl polyglucosides en/of combinaties hiervan. Volgens een voorkeursuitvoering omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling tussen 0,01-5 gewichtspercent van een dispergeermiddel, meer bij voorkeur tussen 0,05 en 4 gewichtspercent van een dispergeermiddel, nog meer bij voorkeur tussen 0,1 en 3 gewichtspercent van een dispergeermiddel, meest bij voorkeur tussen 0,2 en 2 gewichtspercent van een dispergeermiddel.
Bij voorkeur omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling een verdunner. Met de term "verdunner" wordt in onderhavige uitvinding een component bedoeld die de viscositeit van een samenstelling kan verlagen. Dit draagt verder bij tot de betere hanteerbaarheid van de samenstelling voor het voorzien van een coating op de drager, bijvoorbeeld met behulp van zeefdruk. Niet-beperkende voorbeelden van geschikte verdunners omvatten water, alkanen, tolueen, xyleen, methylisobutylketon, isopropylalcohol, aceton, isobutylalcohol, butanon, terpentine, wasbenzine en/of combinaties hiervan. Volgens een voorkeursuitvoering omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling tussen 0-5 gewichtspercent van een verdunner, meer bij voorkeur tussen 0 en 4 gewichtspercent van een verdunner, nog meer bij voorkeur tussen 0 en 3 gewichtspercent van een verdunner, meest bij voorkeur tussen 0 en 2 gewichtspercent van een verdunner.
Bij voorkeur omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling een vulstof. Met de term "vulstof" wordt een component bedoeld die de eigenschappen van een samenstelling verbetert, o.a. door het verbeteren van de structuur of textuur van de samenstelling, en/of die de totale kostprijs van de samenstelling gaat verlagen. Vulstoffen kunnen op deze manier de totale kostprijs van de coating gaan drukken en/of de afdekkende eigenschappen van de coating op de drager gaan verbeteren. Voorbeelden van geschikte vulstoffen omvatten calcium/magnesium carbonaat, talk, kaolien, silica, alumina, magnesium hydroxide, klei en/of combinaties hiervan. Volgens een voorkeursuitvoering omvat de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling tussen 0,01-40 gewichtspercent van een vulstof, meer bij voorkeur tussen 0,02 en 38 gewichtspercent van een vulstof, nog meer bij voorkeur tussen 0,05 en 35 gewichtspercent van een vulstof, meest bij voorkeur tussen 0,1 en 30 gewichtspercent van een vulstof.
Tijdens het verwarmen van de gecoate drager in stap e) wordt het blaasmiddel, aanwezig in de eerste en de tweede samenstelling, en optioneel in de minstens één derde samenstelling, actief en gaat een bepaald type reliëf gevormd worden op de drager door het verschil in concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in de eerste en de tweede coating. Het verwarmen van de drager kan gebeuren telkens na het aanbrengen van de eerste, tweede of optioneel de minstens één derde coating op de drager, of kan gebeuren na dat alle coatings zijn aangebracht op de coating. Bij voorkeur gebeurt het verwarmen van de gecoate drager in stap e) na dat alle coatings zijn aangebracht op de coating. Volgens een voorkeursuitvoering van onderhavige uitvinding gebeurt het verwarmen van de gecoate drager in stap e) bij een temperatuur tussen 150 en 250 °C, meer bij voorkeur bij een temperatuur tussen 160 en 240 °C, nog meer bij voorkeur tussen 170 en 220 °C, meest bij voorkeur tussen 180 en 200 °C. Deze temperatuur zorgt voor een optimaal opschuim-effect van het blaasmiddel en leidt tot een optimale reliëfvorming op de drager. Bij voorkeur duurt het verwarmen van de gecoate drager in stap e) tussen 1 en 200 seconden, meer bij voorkeur tussen 5 en 150 seconden, nog meer bij voorkeur tussen 10 en 100, nog meer bij voorkeur tussen 20 en 95 seconden, meest bij voorkeur tussen 30 en 90 seconden. Ook deze tijd werd geoptimaliseerd om tot een efficiënte werking van het blaasmiddel te komen en leidt tot een optimale reliëfvorming op de drager.
De drager volgens onderhavige uitvinding kan eender welke drager zijn gekend in de techniek geschikt voor de productie van wanddecoratie. Bij voorkeur omvat de drager papier, kunststof, cellulose, karton en/of een non-woven. Volgens een voorkeursuitvoering omvat de drager papier. Volgens een andere voorkeursuitvoering omvat de drager een non-woven.
Volgens een uitvoeringsvorm heeft de drager een gewicht tussen 40 en 200 g per m2 drager, meer bij voorkeur tussen 50 en 150 g per m2 drager, meest bij voorkeur tussen 60 en 130 g per m2 drager. Dergelijke gewichten per m2 drager laten toe om een stevige en robuuste wanddecoratie te vervaardigen, zonder dat het te zwaar of te moeilijk wordt om door een gebruiker of vakman aan de muur, wand, plafond, etc. gehangen te worden.
Het is mogelijk dat voor het aanbrengen van de eerste, tweede en optioneel de minstens één derde coating op de drager, de drager reeds met één of meerdere lagen voorzien werd, zodanig dat de één of meerdere lagen gepositioneerd zijn tussen de drager en de eerste, tweede en optioneel de minstens één derde coating. Dergelijke lagen kunnen bijvoorbeeld lagen zijn die zorgen voor een betere afwasbaarheid van de wanddecoratie; die een invloed hebben op de witheid en de opaciteit van de vervolgens aangebrachte coatings; die de wanddecoratie warmtebestendiger maakt, vb. door gebruik van een schuimvinyl in de lagen; of kunnen lagen zijn die zorgen voor een betere vasthechting tussen de coating(s) en de drager, zodanig dat de coating(s) minder eenvoudig kan (kunnen) verwijderd worden van de drager en kunnen dus bijdragen tot een betere kwaliteit van de wanddecoratie.
Optioneel kan minstens één inktlaag aangebracht worden op de eerste, tweede en/of optioneel de derde coating. Op deze manier kunnen extra kleurpatronen op de coatings aangebracht worden om bijvoorbeeld het reliëf verder te kunnen accentueren of extra kleurdetails te creëren op de wanddecoratie. Bij voorkeur gebeurt het aanbrengen van de inktlaag op de coating telkens na dat een coating, e.g. eerste coating, tweede coating of optioneel minstens één derde coating, aangebracht wordt op de drager. Indien bijvoorbeeld minstens één inktlaag aangebracht wordt op de eerste en de tweede coating, zal indien bijvoorbeeld eerst de eerste coating aangebracht wordt op de drager, na het aanbrengen van de eerste coating, deze eerste coating eerst voorzien worden van minstens één inktlaag en daarna pas de tweede coating voorzien worden op de drager, die op diens beurt vervolgens van minstens één inktlaag voorzien zal worden. Bij voorkeur wordt er tussen 5 en 30 g inkt per m2 drager voorzien, meer bij voorkeur tussen 6 en 25 g inkt per m2 drager, nog meer bij voorkeur tussen 7 en 20 g inkt per m2 drager, meest bij voorkeur tussen 9 en 15 g inkt per m2 drager.
Het optioneel voorzien van de minstens één inktlaag op de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde coating kan op eender welke manier gebeuren zoals gekend in de stand der techniek. Bij voorkeur wordt de minstens één inktlaag die optioneel voorzien wordt op de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde coating aangebracht met behulp van diepdruk. Met de term "diepdruk" wordt een druktechniek bedoeld die gekenmerkt is door het gebruik van een drukinrichting (i.e. inktoverbrenger) waarin kleine uitsparingen aangebracht zijn die inkt kunnen vasthouden, zodanig dat bij het plaatsen van de drukinrichting op bijvoorbeeld een coating, de inkt uit de uitsparingen overgebracht wordt op de coating, hierbij typisch een inktpatroon op de coating creërend dat het spiegelbeeld vormt van het patroon gemaakt met de uitsparingen. Bij voorkeur wordt voor de diepdruk volgens onderhavige uitvinding een metalen cilinder als drukinrichting gebruikt, zoals een koperen of aluminium cilinder. Hierbij wordt typisch op het gebogen buitenoppervlak van de cilinder 3-dimensionele putjes in een gewenst patroon geëtst, waarna dit buitenoppervlak ingeïnkt wordt met een inkt. De overtollige inkt wordt hierbij typisch weggeschraapt met een rakel, zodanig dat de inkt alleen in de putjes achterblijft en vervolgens overgebracht kan worden naar een gewenste coating, bij voorkeur door de cilinder te laten rollen over deze coating. Bij voorkeur verschillen de inktlagen, wanneer meer dan één inktlaag aangebracht wordt op een coating, onderling in kleur.
Bij voorkeur omvat de minstens één inktlaag die optioneel voorzien wordt op de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde coating, water-gebaseerde inkt, i.e. een inkt op basis van water als solvent, in tegenstelling tot solvent-gebaseerde inktsoorten, die op organische solventen gebaseerd zijn. Dergelijke water-gebaseerde inkten zijn milieuvriendelijker om mee te werken en minder schadelijk voor personen die met de inkten in aanraking kunnen komen, zoals bijvoorbeeld operatoren die werkzaam zijn bij het uitvoeren van de geautomatiseerde werkwijze. De inkt gebruikt voor het aanbrengen van de inktlaag omvat bij voorkeur een basisvloeistof en één of meerdere pigmenten. Voorgenoemde basisvloeistof kan verscheidene componenten omvatten zoals bijvoorbeeld water, acrylaatharsen, verdikkers, pH regelaars, ontschuimers, dispergeermiddelen, stabilisatoren, etc. Verder omvat de inkt bij voorkeur polyvinylchloride. Dit kan zorgen voor een betere vasthechting tussen de inklaag en de coating(s), indien deze laatste polyvinylchloride omvat(ten), doordat er een binding kan gevormd worden tussen de coating(s) en de inkt door een polymerisatiereactie tussen de polymeren onderling en zorgt dus voor een betere fixatie van de inktlaag of de coating(s).
Bij voorkeur omvat de minstens één inktlaag die optioneel voorzien wordt op de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde coating, glitterdeeltjes, metallische deeltjes, parelmoerdeeltjes en/of keramische deeltjes. Dergelijke deeltjes kunnen voor extra reliëf in de wanddecoratie zorgen, wanneer ze aangebracht worden op de coating. Bij voorkeur hebben de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 1 en 150 μm. Volgens een voorkeursuitvoering hebben de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 1 en 30 μm. Volgens een andere voorkeursuitvoering hebben de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 10 en 100 μm. Deeltjes met dergelijke grootte zijn beter hanteerbaar, i.e. eenvoudiger aan te brengen op de coating, bijvoorbeeld met behulp van diepdruk. Wanneer er meer dan één inktlaag aangebracht wordt op de coating moeten niet noodzakelijk alle inktlagen bovenvermelde deeltjes omvatten. Bij voorkeur omvat de inktlaag die als laatste aangebracht wordt op de coating bovenvermelde deeltjes, aangezien ze zo visueel het beste zichtbaar zijn.
Volgens een uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding omvat de eerste coating, de tweede coating en/of optioneel de minstens één derde coating, glitterdeeltjes, metallische deeltjes, parelmoerdeeltjes en/of keramische deeltjes, om zo extra reliëf te creëren in de wanddecoratie. Bij voorkeur hebben de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 1 en 150 μm. Volgens een voorkeursuitvoering hebben de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 1 en 30 μm. Volgens een andere voorkeursuitvoering hebben de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 10 en 100 μm. Deeltjes met dergelijke grootte zijn beter hanteerbaar, i.e. eenvoudiger aan te brengen op de coating, bijvoorbeeld met behulp van zeefdruk.
Hoewel dit niet de voorkeur draagt, kan (kunnen) optioneel, na het verwarmen van de gecoate drager in stap e), de coating(s) nog mechanisch embossed worden om extra reliëf te creëren, en/of kunnen optioneel, vóór het verwarmen van de gecoate drager in stap e), chemische componenten voorzien worden op de coating(s) die het uitzetten van het blaasmiddel in de coating(s) lokaal kan beïnvloeden om extra reliëf te creëren na het verwarmen van de gecoate drager, i.e. chemisch embossen van de coating(s), een techniek gekend in de stand der techniek.
In een tweede aspect betreft onderhavige uitvinding wanddecoratie gemaakt middels een werkwijze zoals hierboven beschreven. De wanddecoratie volgens onderhavige uitvinding heeft bij voorkeur een lengte volgens een x-as, een breedte volgens een y-as, welke y-as substantieel loodrecht staat op de x-as, en een dikte volgens een z-as, welke z-as substantieel loodrecht staat op de x-as en de y-as. De lengte van de wanddecoratie is hierbij bij voorkeur groter dan de breedte van de wanddecoratie, welke breedte op diens beurt bij voorkeur groter is dan de dikte van de wanddecoratie. De lengte van de wanddecoratie volgens onderhavige uitvinding heeft bij voorkeur een waarde tussen 3 en 20 m, meer bij voorkeur tussen 5 en 15 m, nog meer bij voorkeur tussen 9 en 11 m, meest bij voorkeur tussen rond 9,90 en rond 10,20 m. De breedte van de wanddecoratie volgens onderhavige uitvinding heeft bij voorkeur een waarde tussen 40 en 150 cm, meer bij voorkeur tussen 50 en 120 cm, meest bij voorkeur tussen 53 en 106 cm. De dikte van de wanddecoratie volgens onderhavige uitvinding heeft bij voorkeur een waarde tussen 0,10 en 1,50 mm, nog meer bij voorkeur tussen 0,20 en 1,00 mm, nog meer bij voorkeur tussen 0,30 en 0,90 mm, het meest bij voorkeur tussen 0,35 en 0,80 mm.
In een laatste aspect betreft onderhavige uitvinding een inrichting voor de automatische productie van wanddecoratie, zoals behangpapier. Dergelijke inrichting omvat een aanvoerinrichting voor het voorzien van een drager, een eerste coatinginrichting voor het voorzien van een continue of discontinue eerste coating op de drager, een tweede coatinginrichting voor het voorzien van een discontinue tweede coating op de drager, optioneel minstens één inktdrukinrichting voor het voorzien van minstens één inktlaag op de eerste en/of tweede coating, en een oven voor het verwarmen van de gecoate drager. In het bijzonder zijn de coatinginrichtingen geschikt om tussen 20 en 300 g van een samenstelling te voorzien per m2 drager. Volgens een voorkeursuitvoering omdat de inrichting minstens één derde coatinginrichting voor het voorzien van minstens één derde continue of discontinue coating op de drager.
In wat volgt, wordt de uitvinding beschreven a.d.h.v. niet-limiterende voorbeelden die de uitvinding illustreren, en die niet bedoeld zijn of geïnterpreteerd mogen worden om de omvang van de uitvinding te limiteren.
VOORBEELDEN VOORBEELD 1: geautomatiseerde werkwijze voor het vervaardigen van behangpapier met reliëf volgens een uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding.
Een nonwoven drager (120 g/m2) werd achtereenvolgens voorzien van 3 coatings met behulp van zeefdruk: - Coating 1: een discontinue coating werd voorzien door 100 g per m2 drager van samenstelling 1 te voorzien. Na het voorzien van coating 1 werd een inktlaag aangebracht op coating 1 met behulp van diepdruk. - Coating 2: een discontinue coating werd voorzien door 80 g per m2 drager van samenstelling 2 te voorzien. - Coating 3: een discontinue coating werd voorzien door 30 g per m2 drager van samenstelling 3 te voorzien. Na het voorzien van coating 3 werd een inktlaag aangebracht op coating 3 met behulp van diepdruk.
Tabel 1 geeft de concentratie van het blaasmiddel in samenstellingen 1-3 weer.
Tabel 1.
Na het voorzien van de coatings werd de gecoate drager verwarmd bij een temperatuur van 180 °C gedurende 60 seconden, om zo het behangpapier met reliëf te verkrijgen. Zoals duidelijk is in tabel 1, verschilden de concentraties van het blaasmiddel in de verschillende coatings: samenstelling 1 had een concentratie van het blaasmiddel die 25 % hoger was dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in samenstelling 2, terwijl samenstelling 3 een ander blaasmiddel omvatte dan in samenstelling 1 en 2. Door het onderlinge verschil in concentratie van het blaasmiddel en het type blaasmiddel in de verschillende coatings kon een reliëf bekomen worden met verschillende diepteverschillen tussen de onderlinge coatings. De drager werd vervolgens in de juiste afmetingen gesneden zodanig dat een stuk behangpapier bekomen werd met een lengte van 10,05 m, een breedte van 53 cm en een dikte van 0,6 mm. Het behangpapier werd vervolgens opgerold in de lengte van het behangpapier, waarbij een rol behangpapier bekomen werd met een breedte van 53 cm. VOORBEELD 2: geautomatiseerde werkwijze voor het vervaardigen van behangpapier met reliëf volgens een andere uitvoeringsvorm van onderhavige uitvinding.
Een papieren drager (100 g/m2) werd achtereenvolgens voorzien van 4 coatings met behulp van zeefdruk: - Coating 1: een continue coating werd voorzien door 180 g per m2 drager van samenstelling 1 te voorzien. - Coating 2: een discontinue coating werd voorzien door 70 g per m2 drager van samenstelling 2 te voorzien. - Coating 3: een discontinue coating werd voorzien door 50 g per m2 drager van samenstelling 3 te voorzien. - Coating 4: een discontinue coating werd voorzien door 40 g per m2 drager van samenstelling 4 te voorzien.
Tabel 2 geeft de concentratie van het blaasmiddel in samenstellingen 1-4 weer.
Tabel 2.
Na het voorzien van de coatings werd de gecoate drager verwarmd bij een temperatuur van 155 °C gedurende 75 seconden, om zo het behangpapier met reliëf te verkrijgen. Zoals duidelijk is in tabel 2, verschilden de concentraties van het blaasmiddel in de verschillende coatings: samenstelling 1 had een concentratie van het blaasmiddel die 500 % lager was dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in samenstelling 2 en 4, gemeten in gewichtspercent, en die 600 % lager was dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in samenstelling 3, gemeten in gewichtspercent, terwijl de concentratie van het blaasmiddel in samenstelling 3 20 % hoger was dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in samenstelling 2 en 4. Door het onderlinge verschil in concentratie van het blaasmiddel in de verschillende coatings kon een reliëf bekomen worden met verschillende diepteverschillen tussen de onderlinge coatings. De drager werd vervolgens in de juiste afmetingen gesneden zodanig dat een stuk behangpapier bekomen werd met een lengte van 10,05 m, een breedte van 53 cm en een dikte van 0,75 mm. Het behangpapier werd vervolgens opgerold in de lengte van het behangpapier, waarbij een rol behangpapier bekomen werd met een breedte van 53 cm.
Het is verondersteld dat de huidige uitvinding niet beperkt is tot de uitvoeringsvormen die hierboven beschreven zijn en dat enkele aanpassingen of veranderingen aan de beschreven voorbeelden kunnen toegevoegd worden zonder de toegevoegde conclusies te herwaarderen.

Claims (18)

  1. CONCLUSIES
    1. Geautomatiseerde werkwijze voor het maken van wanddecoratie met reliëf, zoals behangpapier, omvattende volgende stappen: a. het voorzien van een drager; b. het voorzien van een eerste continue of discontinue coating op voornoemde drager, door de drager met tussen 20 en 300 g van een eerste samenstelling per m2 drager te voorzien; c. het voorzien van een tweede discontinue coating op voornoemde drager, door de drager met tussen 20 en 300 g van een tweede samenstelling per m2 drager te voorzien; d. optioneel het voorzien van voornoemde eerste en/of tweede coating met minstens één inktlaag; e. het verwarmen van de gecoate drager; met het kenmerk, dat voornoemde eerste en tweede samenstelling minstens één overeenkomstig blaasmiddel omvatten, waarbij de concentratie van het blaasmiddel in de eerste samenstelling, gemeten in gewichtspercent, minstens 0,5 % hoger of lager is dan de concentratie van het overeenkomstige blaasmiddel in de tweede samenstelling, gemeten in gewichtspercent.
  2. 2. Geautomatiseerde werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de drager voorzien wordt van minstens één derde continue of discontinue coating, door de drager met tussen 20 en 300 g van minstens één derde samenstelling per m2 drager te voorzien.
  3. 3. Geautomatiseerde werkwijze volgens conclusie 2, waarbij voorgenoemde minstens één derde coating minstens één blaasmiddel omvat.
  4. 4. Geautomatiseerde werkwijze volgens conclusie 3, waarbij voorgenoemde minstens één derde coating van minstens één inktlaag voorzien wordt.
  5. 5. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij voorgenoemde eerste coating, tweede coating en/of optioneel voorgenoemde minstens één derde coating voorzien wordt met behulp van zeefdruk.
  6. 6. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling, minstens één pigment omvat.
  7. 7. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling, polyvinylchloride omvat.
  8. 8. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste, tweede en/of optioneel minstens één derde samenstelling, een weekmaker, een dispergeermiddel, een verdunner, een vulstof en/of een stabilisator omvat.
  9. 9. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het verwarmen van de gecoate drager in stap e) gebeurt bij een temperatuur tussen 150 en 250 °C.
  10. 10. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het verwarmen van de gecoate drager in stap e) tussen 1 en 200 seconden duurt.
  11. 11. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de drager papier, kunststof, cellulose, karton en/of een non-woven omvat.
  12. 12. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de drager een gewicht tussen 40 en 200 g per m2 drager heeft.
  13. 13. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de drager reeds met één of meerdere lagen voorzien werd voor het aanbrengen van de eerste, tweede en optioneel de minstens één derde coating op de drager, zodanig dat de één of meerdere lagen gepositioneerd zijn tussen de drager en de eerste, tweede en optioneel de minstens één derde coating.
  14. 14. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de minstens één inktlaag die optioneel voorzien wordt op de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde coating, aangebracht wordt met behulp van diepdruk.
  15. 15. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de minstens één inktlaag die optioneel voorzien wordt op de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde coating, water-gebaseerde inkt omvat.
  16. 16. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de minstens één inktlaag die optioneel voorzien wordt op de eerste, tweede en/of optioneel de minstens één derde coating, glitterdeeltjes, metallische deeltjes, parelmoerdeeltjes en/of keramische deeltjes omvat, bij voorkeur waarbij de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 1 en 150 pm hebben.
  17. 17. Geautomatiseerde werkwijze volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de eerste coating, de tweede coating en/of optioneel de minstens één derde coating, glitterdeeltjes, metallische deeltjes, parelmoerdeeltjes en/of keramische deeltjes omvat, bij voorkeur waarbij de deeltjes een deeltjesgrootte tussen 1 en 150 pm hebben.
  18. 18. Wanddecoratie gemaakt middels een werkwijze volgens één der voorgaande conclusies 1-17.
BE2015/5006A 2015-01-09 2015-01-09 Werkwijze voor het maken van wanddecoratie met relief BE1022309B1 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5006A BE1022309B1 (nl) 2015-01-09 2015-01-09 Werkwijze voor het maken van wanddecoratie met relief

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2015/5006A BE1022309B1 (nl) 2015-01-09 2015-01-09 Werkwijze voor het maken van wanddecoratie met relief

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1022309B1 true BE1022309B1 (nl) 2016-03-15

Family

ID=53199758

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2015/5006A BE1022309B1 (nl) 2015-01-09 2015-01-09 Werkwijze voor het maken van wanddecoratie met relief

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1022309B1 (nl)

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4244899A (en) * 1975-10-07 1981-01-13 Congoleum Corporation Method for chemical embossing a foamable thermoplastic resin sheet using an ink composition containing a chemical blowing agent
EP0038884A1 (en) * 1980-04-29 1981-11-04 Reed International P.L.C. Method of making flexible wallcoverings and wallcoverings so made
US4844849A (en) * 1985-02-21 1989-07-04 Congoleum Corporation Method of making embossed decorative sheets
US20150010746A1 (en) * 2012-03-30 2015-01-08 Toppan Printing Co., Ltd. Resin foam composition and foam, and wallpaper

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4244899A (en) * 1975-10-07 1981-01-13 Congoleum Corporation Method for chemical embossing a foamable thermoplastic resin sheet using an ink composition containing a chemical blowing agent
EP0038884A1 (en) * 1980-04-29 1981-11-04 Reed International P.L.C. Method of making flexible wallcoverings and wallcoverings so made
US4844849A (en) * 1985-02-21 1989-07-04 Congoleum Corporation Method of making embossed decorative sheets
US20150010746A1 (en) * 2012-03-30 2015-01-08 Toppan Printing Co., Ltd. Resin foam composition and foam, and wallpaper

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1018680A5 (nl) Werkwijzen voor het vervaardigen van panelen en paneel hierbij bekomen.
TWI382934B (zh) 水壓轉印方法、水壓轉印用薄片及水壓轉印用基底薄膜
CN110177691B (zh) 用于产生表面结构的方法和设备
EP1112331B1 (en) Cling films having a microreplicated topography and methods of making and using same
US4353949A (en) Embossable coating and method of producing embossed coated substrate
CN103410058B (zh) 一种合成皮革用离型纸
HRP20231688T1 (hr) Pvc plastična ploča
MXPA04012026A (es) Composiciones de impresion y revestimiento que comprenden poliestireno expansible.
RU2708270C2 (ru) Обои с цифровой печатью и предварительно нанесенным тиснением
WO2006029860A1 (de) Verfahren zur herstellung von ein- und/oder mehrfach gestrichenen substraten
BE1022309B1 (nl) Werkwijze voor het maken van wanddecoratie met relief
CN110039936A (zh) 一种水转印纸及其制作工艺
KR20140116580A (ko) 입체감이 우수한 엠보무늬 벽지의 제조방법 및 그 제조방법에 의해 제조된 벽지
ITMI20080688A1 (it) Rivestimento decorativo per oggetti e relativo metodo per decorare
US6911484B1 (en) Expanding medium, system and method for decorating surfaces
KR101133696B1 (ko) 음각 및 양각 문양 조각 효과를 갖는 열전사필름 및 그 제조방법
BE1022307B1 (nl) Werkwijze voor het maken van wanddecoratie
PL236570B1 (pl) Sposób wytwarzania trójwymiarowych powierzchni strukturalnych zwłaszcza na płytach drewnopochodnych
BE1028994B1 (nl) Foutloze gravuredruk op vinylgecoate, vezelige nonwovens
EP3328658B1 (en) Method to produce embossed digitally printed wallpaper
JP4107483B2 (ja) 窯業系化粧板の製造方法
CA2446485A1 (en) The use of collapsible microspheres to create texture in surface coverings
JP2018202661A (ja) 木目意匠壁紙
RU2335589C2 (ru) Способ изготовления обоев и обои, изготовленные этим способом
JP7087562B2 (ja) 水圧転写フィルム及びその製造方法