BE1021279B1

BE1021279B1 - Rekbeschermer

Info

Publication number: BE1021279B1
Application number: BE2013/0620A
Authority: BE
Inventors: Xavier Ramon
Original assignee: Boplan Bvba
Priority date: 2013-09-18
Filing date: 2013-09-18
Publication date: 2015-10-13
Also published as: EP3046853C0; WO2015040563A1; US9737143B2; HRP20230629T1; ES2950244T3; US20160235202A1; CL2016000585A1; BE1022625B1; EP3046853B1; CA2924093C; PL3046853T3; EP3046853A1; CA2924093A1; WO2015040563A9

Abstract

Deze uitvinding betreft een beschermingsinrichting (1) voor het beschermen van een reksysteem tegen impact, omvattende een buitenschelp (2) die voorzien is om tegen een opstaande kolom van een reksysteem gemonteerd te worden, en een in de buitenschelp (2) voorzien binnenelement (3) dat vervaardigd is uit een buigzaam materiaal dat in gebruik voorzien is tegen of aanliggend aan een deel van de kolom, waarbij de binnenomtrek van de buitenschelp (2) geleidingsmiddelen (5) omvat waarin het binnenelement (3) verschuifbaar is in opgesteld en waarbij het genoemd binnenelement (3) zo is opgesteld dat bij impact het binnenelement (3) buigt in de richting van de buitenschelp (2), waardoor deze buitenschelp (2) beter wordt vastgeklemd tegen de kolom waartegen deze buitenschelp (2) bevestigd is.

Description

REKBESCHERMER

Deze uitvinding betreft een beschermingsinrichting voor het beschermen van een reksysteem tegen impact, omvattende een buitenschelp die voorzien is om tegen een opstaande kolom van een reksysteem gemonteerd te worden, en een in de buitenschelp voorzien binnenelement dat vervaardigd is uit een buigzaam materiaal en dat in gebruik voorzien is tegen of aanliggend aan een deel van de kolom. De beschermingsinrichting overeenkomstig deze uitvinding is in het bijzonder geschikt om stapelrekken een optimale bescherming te bieden.

Aanrijdingen, door bijvoorbeeld vorkheftrucks, van stapelrekken in magazijnen e.d. kunnen verstrekkende gevolgen hebben. Bijna steeds leiden ze tot torenhoge materiële kosten bij het instorten van de rekken, vaak nog versterkt door een oncontroleerbaar domino-effect. Daarnaast leidt dit vrijwel steeds tot levensbedreigende situaties voor de heftruckchauffeur of voor andere aanwezigen in het gebouw. Een dergelijk scenario is echter eenvoudig te vermijden door het plaatsen van een beschermingsinrichting.

Er zijn reeds verschillende van dergelijke bescherminrichtingen bekend. Standaard omvatten deze inrichtingen enerzijds een buitenschelp die voorzien is om tegen een kolom van een rek gemonteerd te worden en anderzijds een binnenelement dat in gebruik tegen een deel van de kolom aanligt. Het Europees octrooi EP 1 689 659 beschrijft een dergelijk opgebouwde bescherminrichting. Overeenkomstig dit octrooi worden het binnenelement en de buitenschelp via een aantal elastisch steunspaken vast met elkaar verbonden, waardoor bij impact de krachten zullen afgevoerd worden door verbuiging van de elastische steunspaken.

Een andere beschermingsinrichting wordt beschreven in de Europese octrooipublicatie EP 1 738 030. Om de krachten t.g.v. een impact op te vangen is de daarin beschreven inrichting voorzien van een massieve binnenvoering die vast verbonden kan zijn met de buitenschelp of verschuifbaar is opgesteld in deze buitenschelp.

Bij een impact, zullen de door de impact gegenereerde krachten bij de bovenbeschreven bescherminrichtingen hoofdzakelijk opgevangen en afgevoerd worden door het binnenelement. Meer dan dat zal er niet gebeuren. Bij dergelijke bescherminrichtingen bestaat tevens het risico dat, bij een grote impact, ze loskomen van de kolom waartegen ze gemonteerd zitten.

Deze uitvinding heeft nu echter tot doel een beschermingsinrichting te verschaffen die gebruik zal maken van de krachten die gegenereerd worden tijdens een impact om op die manier de klemming van de bescherminrichting op het reksysteem te verhogen.

Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een beschermingsinrichting voor het beschermen van een reksysteem tegen impact, omvattende een buitenschelp die voorzien is om tegen een opstaande kolom van een reksysteem gemonteerd te worden, en een in de buitenschelp voorzien binnenelement dat vervaardigd is uit een buigzaam materiaal dat in gebruik voorzien is tegen of aanliggend aan een deel van de kolom, waarbij de binnenomtrek van de buitenschelp geleidingsmiddelen omvat waarin het binnenelement verschuifbaar en schamierbaar is opgesteld en waarbij het genoemd binnenelement zo is opgesteld dat bij impact het binnenelement buigt in de richting van de buitenschelp. Het binnenelement is zodanig voorzien dat het bij impact ervoor zal zorgen dat de opstaande randen van de buitenschelp naar elkaar toe zullen bewegen waardoor een betere klemming wordt bekomen.

Een dergelijke beschermingsinrichting is voorzien om tegen een opstaande kolom van een reksysteem gemonteerd te worden. Dit zal ook de meest voorkomende toepassing voor een dergelijke beschermingsinrichting zijn. Uiteraard kan deze beschermingsinrichting ook zijn nut hebben om balken of kolommen die in een andere richting dan de verticale richting opgesteld staan te beschermen tegen impact. Hierna zullen we het bij de toepassing van een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding echter steeds hebben over opstaande kolommen.

De buitenschelp van een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding is bij voorkeur zo gevormd dat deze omheen de opstaande kolom geklemd kan worden zodat deze buitenschelp zich in gebruik aan deze kolom vasthoudt op een zelfbevestigende manier, zodat geen bijkomende bevestigingsmiddelen vereist zijn om deze buitenschelp aan de kolom te bevestigen en zodat in gebruik het binnenelement tussen de buitenschelp en de kolom gehouden wordt. De buitenschelp van een dergelijke beschermingsinrichting is hiertoe in dwarsdoorsnede gezien bij voorkeur C-vormig uitgevoerd.

Deze C-vorm strekt zich in niet-gemonteerde toestand van de buitenschelp bij voorkeur uit over een hoek tussen 300° en 340°, zodat in gebruik de langsuiteinden (opstaande randen) van de buitenschelp tegen de kolom vastgeklemd worden. De hoogte van een dergelijke buitenschelp wordt bij voorkeur ergens tussen 30 en 120 cm gekozen. De buitendiameter bedraagt bij voorkeur tussen 10 en 15 cm. De wanddikte is bij voorkeur gekozen tussen 3 en 12 mm.

Het binnenelement en de buitenschelp zijn hierbij dan bij voorkeur verschuifbaar ten opzichte van elkaar in een richting volgens de centrale as van de buitenschelp (bij een buitenschelp met C-vormige doorsnede de as doorheen het centrum van de C-vormige doorsnedes).

Doordat het binnenelement scharnierend voorzien is in de geleidingsmiddelen zal het binnenelement bij een impact een tegenkracht ontwikkelen die ervoor zal zorgen dat de opstaande randen van de buitenschelp naar elkaar toe zullen bewegen waardoor de buitenschelp beter wordt vastgeklemd tegen de kolom waartegen deze buitenschelp bevestigd is.

De buitenschelp wordt bij voorkeur uit veerkrachtig materiaal vervaardigd met een elastomeer polymeer materiaal als basis. Deze kan bijvoorbeeld vervaardigd worden uit polyethyleen, hoge densiteit polyethyleen, polypropyleen, polycarbonaat, Polyvinylchloride, polystyreen, plastic, een mengeling van verschillende plastics, enz. Het binnenelement is bij voorkeur vervaardigd uit een gelijkaardig buigbaar materiaal als dat van de buitenschelp.

De buitenschelp en het binnenelement worden bij voorkeur via spuitgieten of via extrusie vervaardigd.

Tussen de buitenschep en het binnenelement bevindt er zich in gebruik en in rusttoestand bij voorkeur een luchtspleet.

In het bijzonder is de hoogte van het binnenelement kleiner dan de hoogte van de buitenschelp. Dit biedt het voordeel dat men in functie van de positionering van het binnenelement t.a.v. de buitenschelp, aan de onder- en/of de bovenzijde een ruimte kunnen voorzien waar het binnenelement niet aanwezig is, en op die manier dan ook geen belemmering vormt voor andere onderdelen, zoals bijvoorbeeld bevestigingsbouten.

Bij voorkeur raakt het binnenelement van een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding in ruststand enkel en alleen ter hoogte van zijn langsuiteinden de buitenschelp.

Bij een impact zal in eerste instantie het binnenelement in de richting van de buitenschelp bewegen, door deze beweging zullen zoals eerder beschreven ook de opstaande randen van de buitenschelp naar elkaar toe bewegen. In principe zal bij een kleine impact het binnenelement nooit zover bewegen dat het tegen het buitenschelp komt te liggen. Dit zal echter wel gebeuren bij een grote impact, waardoor, in voorkomend geval, het binnenelement tegen de buitenschelp komt te liggen waardoor als het ware een dubbel wand gevormd wordt, die voor een extra bescherming van het reksysteem zal zorgen, zodat de kolom waaraan de beschermingsinrichting is bevestigd, zo weinig mogelijk beweegt en zo weinig mogelijk beschadigd raakt.

Het binnenelement van een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding volgt verder bij voorkeur tussen zijn langsuiteinden in dwarsdoorsnede gezien een gebogen curve, waarbij deze gebogen curve één of meerdere bochten omvat. Met één of meerdere bochten zal, wanneer de buitenschelp tegen het binnenelement aan komt bij (grote) impact, de afstand tussen de buitenschelp en de kolom verder nog overbrugd worden met behulp van gebogen stukken van het binnenelement. De belasting die op deze manier tot bij de kolom kan komen wordt met behulp van deze gebogen stukken nog verder geminimaliseerd.

Deze één of meerdere bochten omvatten daarbij bij voorkeur naar de buitenschelp toe een champignonkopvormige verbreding. De binnenschelp kan hierbij alveolair of meandervormig uitgevoerd zijn. Met een dergelijke champignonkopvormige verbreding, zal wanneer de buitenschelp bij (grote) impact tegen het binnenelement komt, er een relatief groot contactoppervlak tussen beide zijn. Zo worden grote zones gecreëerd voor het opvangen en doorgeven van de optredende krachten.

Bij voorkeur omvat het binnenelement verder meerdere genoemde bochten, zodat het binnenelement ook eenvoudig aanpasbaar is aan verschillende breedtes van kolommen. Dit laat toe om de beschermingsinrichting volgens de uitvinding te bevestigen op kolomen van verschillende breedtes, wat met de eerder beschreven systemen niet mogelijk was. Dit maakt de beschermingsinrichting volgens de uitvinding universeel toepasbaar.

Bij een bijzondere uitvoeringsvorm van een bescherminrichting volgens deze uitvinding omvat het binnenelement zones met verschillende diktes. De diktes van deze zones worden bij voorkeur in functie van de gewenste vervorming van het binnenelement gekozen om zo efficiënt mogelijk hierop inwerkende krachten op te kunnen vangen. Deze (flexibele) zones in het binnenelement dragen bovendien bij tot de schamierwerking van het binnenelement. Bij een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zullen de dikkere delen met een dikte tussen 3 à 6 mm gekozen worden en de dunnere delen met een dikte tussen 2 à 5 mm gekozen worden.

Wanneer een dergelijk binnenelement met zones met verschillende diktes één of meerdere genoemde bochten met een champignonkopvormige verbreding omvat, dan is elke champignonkopvormige verbreding bij voorkeur dunner uitgevoerd dan zones van het binnenelement die hieraan grenzen. Deze zones zullen bij impact, wanneer de buitenschelp tegen het binnenelement komt, eerst vervormen om zo het contactoppervlak tussen de buitenschelp en het binnenelement verder te vergroten voor het optimaal doorgeven van de optredende krachten.

Bij binnenelementen met zones met verschillende diktes zijn verder bij voorkeur zones die in gebruik aan de kolom grenzen, dunner uitgevoerd dan hieraan grenzende zones van het binnenelement. Deze dunnere zones zullen dan ook bij impact eerder vervormen dan de aangrenzende zones van het binnenelement, zodat het contactoppervlak tussen het binnenelement en de kolom zo groot mogelijk wordt voor het optimaal doorgeven van de optredende krachten.

Dankzij de scharnierende werking van het binnenelement zal bij een impact, het binnenelement vervormen en plooien ter hoogte van de zones die dunner zijn uitgevoerd, hierdoor zullen de langsuiteinden van het binnenelement een kracht naar elkaar toe ondervinden. Wanneer het binnenelement aan deze langsuiteinden (verschuifbaar) vastgemaakt is aan de buitenschelp, zullen hierbij de langsuiteinden van het buitenelement eveneens naar elkaar toe getrokken worden, waardoor de buitenschelp bij impact niet loskomt van een kolom waartegen deze is aangebracht, maar juist met zijn langsuiteinden nog krachtiger tegen deze kolom zal aangetrokken worden.

Bij een specifieke uitvoeringsvorm van een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding is het binnenelement en de buitenschelp transparant uitgevoerd. Hierdoor kan, in gebruik, de toestand van het binnenelement en de kolom eenvoudig geïnspecteerd worden, zodat bij schade, deze schade vlug gedetecteerd wordt en het binnenelement indien nodig vervangen kan worden, bovendien dient men bij de jaarlijkse (verplichte) inspectie van de reksystemen, niet meer alle beschermingsinrichtingen weg te nemen en terug te plaatsen.

De geleidingsmiddelen van de buitenschelp van een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding kan meer specifiek bijvoorbeeld een eerste en een tweede geleidingskanaal omvatten, waarin het binnenelement met zijn respectievelijke langsuiteinden verschuifbaar is opgesteld.

Een dergelijk eerste en tweede geleidingskanaal zijn daarbij bij voorkeur op een afstand van de respectievelijke langsuiteinden van de buitenschelp opgesteld.

De langsuiteinden van het binnenelement van een dergelijke beschermingsinrichting met een eerste en een tweede geleidingskanaal als geleidingsmiddelen van de buitenschelp, zijn bij voorkeur verdikt uitgevoerd. Bij voorkeur zijn de geleidingskanalen dan elk uitgevoerd als een groef die een met de respectievelijke verdikking corresponderende vorm heeft, zodat de langsuiteinden van het binnenelement in het respectievelijke geleidingskanaal kunnen aangrijpen om een stevige (verschuifbare en schamierbare) verbinding tussen de buitenschelp en het binnenelement te realiseren. In het bijzonder zijn de geleidingskanalen aan één zijde voorzien van een blokkeringelement, waardoor het binnenelement niet langs de betreffende zijde uit de buitenschelp kan schuiven.

Meer specifiek kan een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding verder een samendrukbaar (schokabsorberend) element omvatten dat in gebruik voorzien is tussen de buitenschelp en het binnenelement.

Dit samendrukbaar element is bij voorkeur als een schuimelement uitgevoerd. Dit samendrukbaar element is bij voorkeur vervaardigd uit een materiaal dat een nog minder grote densiteit heeft dan het materiaal van het binnenelement. Dit kan bijvoorbeeld vervaardigd worden uit polyethyleen, polypropyleen, polycarbonaat, Polyvinylchloride, polystyreen, een natuurlijk schuimrubber of een synthetisch schuimrubber, samendrukbaar composiet, gesloten cel styreen butadieen schuimrubber, enz.

Bij voorkeur strekt dit samendrukbaar element zich niet over de volledige ruimte tussen de buitenschelp en het binnenelement uit, maar strekt dit zich in gebruik tot op een afstand van de langsuiteinden van het binnenelement uit.

Wanneer het binnenelement een gebogen curve volgt, omvat het samendrukbaar element bij voorkeur een oppervlak dat een minstens gedeeltelijk corresponderende gebogen curve volgt, zodat het samendrukbaar element zo goed mogelijk tegen het binnenelement aansluit.

De beschermingsinrichting volgens de uitvinding is bij voorkeur conisch uitgevoerd. Hierbij zal de diameter, in gebruik, van boven naar onder toe geleidelijk toenemen.

De beschermingsinrichtingen volgens deze uitvinding zijn bovendien perfect stapelbaar. Hiertoe is de binnenzijde van buitenschelp, ter hoogte van de onderzijde, voorzien van een aantal verstevigingribben, welke verstevigingribben bij het stapelen zullen rusten op de bovenrand van een er onder voorziene beschermingsinrichting.

Om deze en andere eigenschappen en bijzonderheden van deze uitvinding verder te verduidelijken en aan te duiden volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van de inrichting volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor deze uitvinding.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij: - figuur 1: een perspectiefvoorstelling is van een beschermingsinrichting volgens deze uitvinding; - figuur 2: een perspectiefvoorstelling is van de buitenschelp van de in figuur 1 afgebeelde beschermingsinrichting; - figuur 3: een perspectiefvoorstelling is van het binnenelement van de in figuur 1 afgebeelde beschermingsinrichting; - figuur 4: een bovenaanzicht is van de beschermingsinrichting uit figuur 1; - figuur 5: een bovenaanzicht is van enkel de buitenschelp van de beschermingsinrichting uit figuur 1; - figuur 6: een bovenaanzicht is van het binnenelement van de beschermingsinrichting uit figuur 1; - figuur 7: een voorstelling is van beschermingsinrichting volgens deze uitvinding voorzien van een schuimelement tussen de buitenschelp en het binnenelement; - figuur 8: schematisch toont wat er zal gebeuren bij een impact op de beschermingsinrichting volgens de uitvinding; - figuur 9: een voorstelling is van een beschermingsinrichting volgens de uitvinding in gemonteerde toestand op een kolom die bijvoorbeeld deel uitmaakt van een reksysteem.

De bescherminrichting (1) voor het beschermen van een reksysteem of een gelijkaardige structuur overeenkomstig deze uitvinding en zoals voorgesteld op de bijgevoegde figuren, omvat een buitenschelp (2) voorzien om tegen een opstaande kolom (12) van een reksysteem gemonteerd (geklemd) te worden en een in deze buitenschelp (2) verschuifbaar en schamierbaar opgesteld binnenelement (3).

De buitenschelp (2) (zie o.a. figuur 2) is vervaardigd uit kunststof zoals bijvoorbeeld PE of PP en heeft een C-vormige dwarsdoorsnede. Deze buitenschelp (2) omvat aan zijn binnenomtrek, op een afstand van zijn opstaande langsranden (langsuiteinden (9)) een eerste en een tweede geleidingskanaal (5) die voorzien zijn voor het verschuifbaar en schamierbaar opnemen van het binnenelement (3). Om te vermijden dat het binnenelement (3) makkelijk uit de buitenschelp (2) schuift, kan elk geleidingskanaal voorzien worden van minstens één blokkeringelement.

Tussen zijn langsuiteinden (9) en het eerste en het tweede geleidingskanaal (5) is de buitenschelp (2) telkens voorzien van een lip (14) om bij omklemmen van een kolom (12) met deze buitenschelp (2) maximaal grip te hebben op deze kolom. Om het monteren van de buitenschelp (2) omheen een kolom (12) te vereenvoudigen zijn de bovenhoeken (10) van de buitenschelp (2) afgerond uitgevoerd.

De buitenschelp (2) kan, zoals blijkt uit figuren 1 en 2, aan zijn onderzijde naar buiten toe uitwijkend zijn uitgevoerd, waardoor als het ware een stapelrand (13) gevormd wordt. Zo kunnen verschillende beschermingsinrichtingen (1) bovenop elkaar gestapeld worden, waarbij telkens de onderrand van de bovenste buitenschelp (2) de bovenrand van de onderliggende buitenschelp (2) overlapt. Wanneer een dergelijke beschermingsinrichting (1) overheen een kolom wordt aangebracht die onderaan is vastgemaakt aan een vloer met behulp van bouten, dan kan deze onderrand (13) zich ook overheen deze bouten uitstrekken. De onderzijde van de inrichting kan echter ook (zie figuur 9) vlak zijn uitgevoerd. Om dergelijk uitgevoerde inrichtingen te kunnen stapelen, is de buitenschelp (2) aan zijn binnenomtrek, ter hoogte van de onderzijde, voorzien van een aantal verstevigingribben, welke verstevigingribben bij het stapelen zullen rusten op de bovenrand van een er onder voorziene beschermingsinrichting

Het binnenelement (3) dat met zijn langsuiteinden (6) verschuifbaar aanbrengbaar is in het eerste en het tweede geleidingskanaal (5) van de buitenschelp (2) en daarbij verschuifbaar is in een richting volgens de as doorheen het centrum van de C-vormige dwarsdoorsneden, is bij voorkeur vervaardigd uit het zelfde materiaal als de buitenschelp (2), echter is dit niet noodzakelijk.

Het binnenelement (3) strekt zich na bevestiging van de buitenschelp (2) aan de kolom en na inschuiven van het binnenelement (3) in de geleidingskanalen (5) van de buitenschelp (2) uit in de ruimte tussen de kolom en de buitenschelp (2), waarbij deze de buitenschelp (2) enkel ter hoogte van zijn langsuiteinden (6) raakt.

De langsuiteinden (6) van het binnenelement (3) zijn verdikt uitgevoerd, met een corresponderende vorm als de holte van de geleidingskanalen (5) om deze verdikte langsuiteinden (6) vormvast in de geleidingskanalen (5) te kunnen schuiven. Er is echter nog een zekere speling mogelijk.

Tussen de langsuiteinden (6) van het binnenelement (3) volgt het binnenelement (3) in dwarsdoorsnede gezien een gebogen pad met verschillende bochten. Op deze manier is het binnenelement (3) meandervormig uitgevoerd. Naar de buitenschelp (2) toe omvatten deze bochten drie champignonkopvormige verbredingen (7), die dunner zijn uitgevoerd dan de aangrenzende delen (8) van het binnenelement (3). Naar de kolom toe zijn de gebogen delen (15) van het binnenelement (3) eveneens dunner uitgevoerd dan de aangrenzende delen (8) van het binnenelement (3).

Wanneer een (schokabsorberend) schuimelement (4) verschuifbaar tussen het binnenelement (3) en de buitenschelp (2) wordt aangebracht, zoals afgebeeld in figuur 7, dan past dit bij voorkeur vormsluitend op dit binnenelement (3) en de buitenschelp (2) aan, waarbij aan weerszijden nog een luchtspleet tussen het binnenelement (3) en de buitenschelp (2) behouden blijft. Dit schuimelement (4) is bij voorkeur zowel ten opzichte van het binnenelement (3) als ten opzichte van de buitenschelp (3) verschuifbaar in een richting volgens de as doorheen het centrum van de C-vormige dwarsdoorsneden van de buitenschelp (2).

De beschermingsinrichting (1) overeenkomstig deze uitvinding kan door zijn opbouw, en zoals blijkt uit figuur 8 en de hierna volgende beschrijving, gebruik maken van de krachten die gegenereerd worden tijdens een impact om zo de klemming van de bescherminrichting op het reksysteem te verhogen.

Bij een impact op de beschermingsinrichting (1) met een zekere kracht, bijvoorbeeld volgens de richting aangegeven met pijl A, zal het binnenelement een tegenkracht ontwikkelen (volgens pijl B) die dankzij de scharnierende werking van het binnenelement (3) ervoor zal zorgen dat dit binnenelement zal vervormen en plooien ter hoogte van de zones die dunner zijn uitgevoerd, hierdoor zullen de buitenste benen van het binnenelement (3) een kracht (aangegeven met C) naar elkaar toe ondervinden, zodat ook de langsuiteinden (6) van het binnenelement (3) naar elkaar toe zullen bewegen. Doordat het binnenelement (3) via deze langsuiteinden (6) (verschuifbaar en schamierbaar) verbonden is aan de buitenschelp (2), zullen hierbij de langsuiteinden van het buitenschelp (2) eveneens naar elkaar toe getrokken (aangegeven met D) worden, waardoor deze buitenschelp (2) beter wordt vastgeklemd tegen de kolom waartegen deze buitenschelp (2) bevestigd is.

Bij een geringe impact zal het binnenelement (3) in principe slecht beperkt bewegen in de richting van de buitenschelp (2) (volgens pijl B). Echter, bij een grote impact kan het binnenelement (2) zich zodanig plooien dat het met zijn champignonkopvormige verbredingen (7) tegen de wand van de buitenschelp (2) komt te liggen waardoor als het ware een dubbel wand gevormd wordt die maximaal belastingen kan opvangen.

Een ander voordeel van de beschermingsinrichting volgens de uitvinding is dat het toepasbaar is op verschillende reksystemen. Bij de meest toegepaste reksystemen heeft de (opstaande) kolom een breedte, die afhankelijk van het model, kan variëren tussen ongeveer 55 en 130 mm. De eerder beschreven bekende systemen hebben het nadeel dat ze het binnenelement moeten aanpassen aan de breedte van de kolom waardoor ze per reksysteem een verschillend binnenelement dienen te voorzien. De beschermingsinrichting volgens de uitvinding kan echter beschouwd worden als een universele beschermingsinrichting doordat het binnenelement (2) zich aanpast aan de breedte van de (opstaande) kolom.

De beschermingsinrichting (1) volgens deze uitvinding is verder bij voorkeur conisch uitgevoerd. Het is echter evident dat andere uitvoeringsvormen, bijv. recht, eveneens binnen de beschermingsomvang vallen.

Claims

CONCLUSIES

1. Bescheraiingsinrichting (1) voor het beschermen van een reksysteem tegen impact, omvattende een buitenschelp (2) die voorzien is om tegen een opstaande kolom van een reksysteem gemonteerd te worden, en een in de buitenschelp (2) voorzien binnenelement (3) dat vervaardigd is uit een buigzaam materiaal dat in gebruik voorzien is tegen of aanliggend aan een deel van de kolom, met het kenmerk dat de binnenomtrek van de buitenschelp (2) geleidingsmiddelen (5) omvat waarin het binnenelement (3) verschuifbaar en schamierbaar is in opgesteld en dat het genoemd binnenelement (3) zo is opgesteld dat bij impact het binnenelement (3) buigt in de richting van de buitenschelp (2).
2. Beschermingsinrichting (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het binnenelement (3) in gebruik in ruststand enkel en alleen ter hoogte van zijn langsuiteinden (6) de buitenschelp (2) raakt.
3. Beschermingsinrichting (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het binnenelement (3) tussen zijn langsuiteinden (6) in dwarsdoorsnede gezien een gebogen curve volgt, waarbij deze gebogen curve één of meerdere bochten omvat.
4. Beschermingsinrichting ( 1 ) volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de één of meerdere bochten naar de buitenschelp (2) toe een champignonkopvormige verbreding (7) omvatten.
5. Beschermingsinrichting (1) volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk dat het binnenelement (3) meerdere genoemde bochten omvat.
6. Beschermingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het binnenelement (3) zones (7, 8, 15) met verschillende diktes omvat.
7. Beschermingsinrichting (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat zones (15) van het binnenelement (3) die in gebruik aan de kolom grenzen, dunner zijn uitgevoerd dan hieraan grenzende zones (8) van het binnenelement (3).
8. Beschermingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het binnenelement (3) en de buitenschelp (2) transparant is uitgevoerd.
9. Beschermingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de geleidingsmiddelen (5) van de buitenschelp (2) een eerste en een tweede geleidingskanaal (5) omvatten waarin het binnenelement (3) met zijn respectievelijke langsuiteinden (6) verschuifbaar is opgesteld.
10. Beschermingsinrichting (1) volgens conclusie 9, met het kenmerk dat het eerste en het tweede geleidingskanaal (5) op een afstand van de respectievelijke langsuiteinden (9) van de buitenschelp (2) zijn opgesteld.
11. Beschermingsinrichting (1) volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk dat de langsuiteinden (9) van het binnenelement (3) verdikt zijn uitgevoerd.
12. Beschermingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze beschermingsinrichting (1) een samendrukbaar element (4) omvat dat in gebruik voorzien is tussen de buitenschelp (2) en het binnenelement (3).
13. Beschermingsinrichting (1) volgens conclusie 12, met het kenmerk dat het samendrukbaar element (4) in gebruik zich op een afstand van de langsuiteinden (6) van het binnenelement (3) uitstrekt.
14. Beschermingsinrichting (1) volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat deze conisch is uitgevoerd.