BE1020500A3 - Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting. - Google Patents

Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting. Download PDF

Info

Publication number
BE1020500A3
BE1020500A3 BE2012/0132A BE201200132A BE1020500A3 BE 1020500 A3 BE1020500 A3 BE 1020500A3 BE 2012/0132 A BE2012/0132 A BE 2012/0132A BE 201200132 A BE201200132 A BE 201200132A BE 1020500 A3 BE1020500 A3 BE 1020500A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
temperature
coolant
compressor
compressor device
inlet
Prior art date
Application number
BE2012/0132A
Other languages
English (en)
Inventor
Kristof Adrien Laura Martens
Original Assignee
Atlas Copco Airpower Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority to BE2012/0132A priority Critical patent/BE1020500A3/nl
Application filed by Atlas Copco Airpower Nv filed Critical Atlas Copco Airpower Nv
Priority to US14/380,876 priority patent/US10145485B2/en
Priority to JP2014559038A priority patent/JP6033892B2/ja
Priority to ES13719362T priority patent/ES2908098T3/es
Priority to MX2014009946A priority patent/MX346400B/es
Priority to PL13719362T priority patent/PL2820300T3/pl
Priority to RU2014138927/06A priority patent/RU2580574C1/ru
Priority to EP13719362.9A priority patent/EP2820300B1/en
Priority to BR112014020195-1A priority patent/BR112014020195B1/pt
Priority to PCT/BE2013/000009 priority patent/WO2013126971A2/en
Priority to AU2013225625A priority patent/AU2013225625B2/en
Priority to CN201380008057.XA priority patent/CN104246224B/zh
Priority to KR1020147023451A priority patent/KR101723719B1/ko
Application granted granted Critical
Publication of BE1020500A3 publication Critical patent/BE1020500A3/nl
Priority to IN1307/KOLNP/2014A priority patent/IN2014KN01307A/en

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F16ENGINEERING ELEMENTS AND UNITS; GENERAL MEASURES FOR PRODUCING AND MAINTAINING EFFECTIVE FUNCTIONING OF MACHINES OR INSTALLATIONS; THERMAL INSULATION IN GENERAL
    • F16KVALVES; TAPS; COCKS; ACTUATING-FLOATS; DEVICES FOR VENTING OR AERATING
    • F16K31/00Actuating devices; Operating means; Releasing devices
    • F16K31/002Actuating devices; Operating means; Releasing devices actuated by temperature variation
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B39/00Component parts, details, or accessories, of pumps or pumping systems specially adapted for elastic fluids, not otherwise provided for in, or of interest apart from, groups F04B25/00 - F04B37/00
    • F04B39/02Lubrication
    • F04B39/0207Lubrication with lubrication control systems
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B39/00Component parts, details, or accessories, of pumps or pumping systems specially adapted for elastic fluids, not otherwise provided for in, or of interest apart from, groups F04B25/00 - F04B37/00
    • F04B39/06Cooling; Heating; Prevention of freezing
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B39/00Component parts, details, or accessories, of pumps or pumping systems specially adapted for elastic fluids, not otherwise provided for in, or of interest apart from, groups F04B25/00 - F04B37/00
    • F04B39/06Cooling; Heating; Prevention of freezing
    • F04B39/062Cooling by injecting a liquid in the gas to be compressed
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B49/00Control, e.g. of pump delivery, or pump pressure of, or safety measures for, machines, pumps, or pumping installations, not otherwise provided for, or of interest apart from, groups F04B1/00 - F04B47/00
    • F04B49/06Control using electricity
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C29/00Component parts, details or accessories of pumps or pumping installations, not provided for in groups F04C18/00 - F04C28/00
    • F04C29/04Heating; Cooling; Heat insulation
    • F04C29/042Heating; Cooling; Heat insulation by injecting a fluid
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04BPOSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS
    • F04B2207/00External parameters
    • F04B2207/03External temperature
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C2270/00Control; Monitoring or safety arrangements
    • F04C2270/19Temperature
    • F04C2270/195Controlled or regulated
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C29/00Component parts, details or accessories of pumps or pumping installations, not provided for in groups F04C18/00 - F04C28/00
    • F04C29/02Lubrication; Lubricant separation
    • F04C29/021Control systems for the circulation of the lubricant
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F04POSITIVE - DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; PUMPS FOR LIQUIDS OR ELASTIC FLUIDS
    • F04CROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT MACHINES FOR LIQUIDS; ROTARY-PISTON, OR OSCILLATING-PISTON, POSITIVE-DISPLACEMENT PUMPS
    • F04C29/00Component parts, details or accessories of pumps or pumping installations, not provided for in groups F04C18/00 - F04C28/00
    • F04C29/02Lubrication; Lubricant separation
    • F04C29/026Lubricant separation
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/6416With heating or cooling of the system
    • Y10T137/6579Circulating fluid in heat exchange relationship
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y10TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC
    • Y10TTECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER US CLASSIFICATION
    • Y10T137/00Fluid handling
    • Y10T137/7722Line condition change responsive valves
    • Y10T137/7737Thermal responsive

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Control Of Positive-Displacement Pumps (AREA)
  • Compressor (AREA)
  • Control Of Temperature (AREA)

Description

Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een compressorinrichting en op een werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting.
Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een compressorinrichting met een vloeistofkoeling waarbij koelvloeistof in de compressiekamer wordt geïnjecteerd.
Compressorinrichtingen worden gebruikt voor het samenpersen van een gas of een mengsel van gassen zoals lucht. Samengeperste lucht, ook perslucht genoemd, kan bijvoorbeeld worden aangewend in een stroomafwaarts, ten opzichte van de compressorinrichting gelegen verbruikersnet, zoals voor het aandrijven van pneumatische gereedschappen, als drijfmiddel in pneumatische transporten of dergelijke.
Voor veel toepassingen is het niet wenselijk dat er nog koelvloeistof in het samengeperst gas aanwezig is wanneer dit gas in het verbruikersnet wordt geïnjecteerd. Daarom wordt doorgaans een gas/koelvloeistof afscheider voorzien voor het verwijderen van koelvloeistof uit dit samengeperst gas. Deze afscheider neemt doorgaans de vorm aan van een ketel waarin de koelvloeistof op centrifugale wijze van het gecomprimeerde gas-wordt afgescheiden.
De uit het samengeperst gas afgescheiden koelvloeistof wordt doorgaans opnieuw gebruikt voor injectie in het compressorelement, bij voorkeur na te zijn gekoeld. In het geval van bijvoorbeeld een schroefcompressor dient de koelvloeistof tevens voor het smeren en/of afdichten van de rotoren van het compressorelement.
De koeling van het compressorelement wordt doorgaans verwezenlijkt aan de hand van een koelcircuit dat normaal gesproken een vloeistofleiding omvat die zich uitstrekt tussen de afscheidingsketel en het compressorelement, welke vloeistofleiding is voorzien van een koeler. Verder omvat zulk koelcircuit dikwijls een bypass over de koeler en ; regelmiddelen, bijvoorbeeld een klep, waarmee de verhouding tussen de respectievelijke koelvloeistofdebieten door de koeler en de bypass gevarieerd kan worden. Hierdoor kan . effectieve mate van koeling van de koelvloeistof gevarieerd worden en dus de koelvloeistoftemperatuur naar een gewenste waarde worden geregeld.
Het regelen van de koeling van het compressorelementkan alternatief gebeuren door in te grijpen op een secundair koelcircuit, bijvoorbeeld door een ventilator sneller of trager te laten draaien (het medium in het seundaire .
koelcircuit is hierbij dan lucht) of door het debiet óf de temperatuur van het medium in het secundaire koelcircuit te regelen.
Het debiet van koelvloeistof in het koelcircuit wordt, normaal gesproken bepaald de druk optredend in de koelvoiestofleiding ter hoogte van de aansluiting ervan op het injectiepunt of de injectiepunten van deze koelvloeistof in het compressorelement, welke injectiepunten doorgaans aan de inlaat of net na de inlaat in het compressieproces van het compressorelement zijn voorzien. Het is echter tevens mogelijk dat er een pomp wordt voorzien die de koelvloeistof (bijvoorbeeld, doch niet beperkend, olie) voortstuwt die samen met de geometrie van de koelvloeistof-inspuitopening(en) in het compressorelement, het koelvloeistofdebiet bepaalt.
In het geval het compressorelement wordt aangewend voor het samenpersen van lucht als samen te persen gas, bevat dit gas doorgaans waterdamp. Afhankelijk van de temperatuur en druk op een bepaalde plaats in de compressorinrichting zou deze waterdamp op die plaats kunnen condenseren tot vloeibaar water.
Een belangrijke randvoorwaarde in een optimaal gebruik van een compressorinrichting is dat de temperatuur in de ketel altijd zodanig moet zijn dat deze boven het dauwpunt van het daar aanwezige samengeperst gas ligt, en dit om te voorkomen dat daar gevormd condensaat zich met de koelvloeistof zou vermengen, vermits dit de koelcapaciteit......
van dé koelvloeistof negatief beïnvloedt, tot beschadiging van onderdelen van de compressorinrichting kan leiden en daarenboven nefast is voor de smeereigenschappen.
Deze randvoorwaarde wordt in de praktijk verwezenlijkt door regeling van de bypass over de koeler en/of het debiet van de koelvloeistof die aan het compressorelement geleverd wordt, dus ingrijpen op het primaire koelcircuit Het verwezenlijken van de randvoorwaarde door ingrijpen op het secundaire koelcircuit wordt in de praktijk minder toegepast, gezien de hoge kostprijs (regeling snelheid ventilator, regeling debiet secundaire koelvloeistof) en negatieve impact op de bedrijfszekerheid van de compressorinstallatie in het algemeen (temperatuurgevoelige componenten, groot aantal schakelcycli) en de koeler in het bijzonder (vermindering van het debiet in het secundaire koelcircuit kan leiden tot te hoge temperaturen in dit koelcircuit die op hun beurt tot aantasting of beschadiging van de koeler kunnen leiden).
In de praktijk wordt daarom vaak de temperatuur in de gas/koelvloeistofketel geregeld naar een vaste temperatuur die - eventueel met een zekere marge - boven de maximaal mogelijke condensâtietemperatuur ligt, die op haar beurt een functie is van de maximum toegelaten temperatuur van het samen te persen gas, van de vochtigheid van het samen te persen gas en van de maximum toegelaten werkdruk in de gas/koelvloeistofketel.
Deze maximaal mogelijke condensatietempera.tuur treedt echter maar op. als de voorgaande drie parameters tegelijk hun maximum toegelaten waarde hebben, wat gedurende de werkingsduur van een gemiddelde installatie slechts sporadisch voorkomt. Dit betekent dus dat in het gros van de werkingsduur van de compressorinstallatie, de temperatuur van de gas/koelvloeistofketel naar een te hoge waarde wordt geregeld om in de optredende werkingsconditie condensatie te vermijden.
Een optimalisatie van de werkingsomstandigheden kan dus worden verkregen door de. temperatuur van het samengeperst gas dat het compressorelement verlaat, en van de daaraan vrijwel gelijke temperatuur in de gas/koelvloeistof afscheidings-ketel lager te houden. Immers, bijvoorbeeld in het geval waarbij olie als koelvloeistof wordt gebruikt, verliest deze olie door thermische degradatie zijn smeereigenschappen en leiden diezelfde hogere temperaturen tot een algemene verkorting van de levensduur van de olie waardoor dus de olie sneller ververst zal moeten worden om werking met te zeer gedegradeerde olie en dus aantasting van de compressorinrichting te voorkomen.
Daarenboven bestaat er voor elke compressorinstallatie een gekende injectietemperatuur van de koelvloeistof in het compressorelement, waarbij de efficiëntie van de compressorinstallatie optimaal is..
Zowel injectietemperaturen boven als onder deze gekende injectietemperatuur leiden tot een hoger energieverbruik van de compressorinstallatie.
Deze gekende injectietemperatuur komt - na vermeerdering met de opwarming in het compressorelement, dewelke een functie is van het koelvloeistofdebiet en het vermogen van' het compressorelement, dit laatste op zijn beurt functie van het geleverde gecomprimeerde gasdebiet, de druk van het gecomprimeerde gasdebiet en de efficiëntie van het compressieproces - overeen met een bepaalde temperatuur in de gas/koelvloeistof afscheidingsketel, die doorgaans een stuk lager is dan de temperatuur waarnaar geregeld moet worden in het geval rekening wordt gehouden met de maximaal mogelijke condensatietemperatuur.
De temperatuur van het uitgaande gas dient dus boven de condensatietemperatuur te liggen, doch, is bij voorkeur tevens niet te hoog, gezien het logische streven naar lange koelvloeistoflevensduur en laag energieverbruik.
Er zijn reeds een aantal werkwijzen bekend voor het regelen van de temperatuur van het door een compressorelement geleverde gas. Enerzijds, zijn er op elektronische regeling gebaseerde systemen, die . parameters meten en op basis daarvan via gestuurde kleppen, of door middel van een aansturing van een pomp- of ventilatorsnelheid, de temperatuur en/of het debiet van de aan het compressorelement geleverde koelvloeistof of de temperatuur . en/of het debiet van het medium in het secundaire circuit van de koeler proberen te regelen. Zulke systemen zijn bijvoorbeeld beschreven in WO 94/21921, BE 1.016.814 en. EP 1.156.213.
Zulke systemen kunnen relatief duur zijn doordat zij een veelheid aan kleppen, elektronische sturingen en meetsensoren omvatten. Tevens omvatten zulke bekende systemen temperatuursgevoelige elektronische componenten. Ook vereisen deze bekende systemen doorgaans een groot aantal schakelcycli waardoor de complexiteit en dus de kostprijs toeneemt en de bedrijfszekerheid afneemt.
Tevens zijn er koelsystemen op de markt die zijn voorzien van een thermostatisch element voor het regelen van de verhouding tussen de koelvloeistofdebieten door de koeler en door de bypass. Deze koelsystemen zijn weliswaar goedkoop en robuust, maar vertonen de beperking dat de temperatuur waarop geregeld wordt, vastligt.
In koelsystemen met thermostatische elementen wordt traditioneel slechts één van twee doelparameters naar een richtwaarde toe geregeld, zoals hierna uiteengezet.
Enerzijds, wordt op basis van de ontwerpwaarden van de compressorinrichting via een 'worst-case' berekening bepaald wat de maximale condensâtietemperatuur is (i.e. de maximale temperatuur waarbij er nog condensatie kan optreden in de ketel). Deze maximale condensatietemperatuur wordt bereikt wanneer de maximale ontwerpwerkdruk geleverd wordt bij een maximale ontwerptemperatuur. en vochtigheid van het aangezogen gas.
De thermostatische regeling werkt dan met als doelparameter de temperatuur van de uitlaat van het compressorelement, of de daaraan vrijwel gelijke temperaturen van de koelvloeistof in de afscheidingsketel of aan de inlaat van de koeler én zorgt er voor dat, als deze temperatuur hoger is dan deze maximale condensatietemperatuur, meer koelvloeistof door de koeler stroomt, terwijl in andere omstandigheden meer koelvloeistof door de bypass stroomt totdat de gewenste temperatuur wordt bereikt.
Wanneer de temperatuur van de koelvloeistof ongeveer gelijk is aan de richtwaarde, namelijk de berekende maximale condensatietemperatuur, is het regelevenwicht bereikt en zal de koelvloeistof deels door de bypass en deels door de koeler, of volledig over de koeler of volledig over de bypass stromen
Het spreekt voor zich dat bij het bepalen van de maximale condensatietemperatuur een veiligheidsmarge in acht genomen kan worden, onder andere om te compenseren voor eventuele traagheid van de regeling.
Deze werkwijze heeft als voordeel dat condensatie in principe altijd vermeden wordt, maar als nadeel dat in een groot deel van de werkingscondities, namelijk bij een lager dan maximaal toegelaten vochtigheid en/of temperatuur van het aangezogen gas en/of lager dan maximaal toegelaten werkdruk van het compressorelement, de uitlaattemperatuur van het compressorelement naar een veel hoger dan benodigde waarde geregeld wordt, met bovengenoemde nadelen.
Anderzijds kan de op bovenstaande wijze bepaalde maximale condensatietemperatuur teruggerekend worden naar een . * richttemperatuur van de koelvloeistof aan de inlaat van het compressorelement, doordat de warmte die het compressorelement aan de koelvloeistof afgeeft, bij maximale werkdruk en - voor een compressor met variabel toerental - maximum toerental, bekend is.
Zolang de temperatuur van de koelvloeistof aan de inlaat hoger is dan deze richttemperatuur, is in principe de compressorinrichting ook beschermd tegen condensatie.
Dit opent de mogelijkheid om de verhouding van de koelvloeistofdebieten door de bypass en door de koeler aan te passen op basis van de mengtemperatuur van deze beide stromen, die immers vrijwel gelijk is aan de temperatuur aan de inlaat van het compressorelement.
Dit gebeurt op zodanige wijze dat de thermostatische regeling als doelparameter de mengtemperatuur . van de koelvloeistof uit de koeler en uit de bypass neemt en zorgt dat, als deze temperatuur hoger is dan de richttemperatuur, meer koelvloeistof doorheen de koeler stroomt, terwijl in andere omstandigheden meer koelvloeistof doorheen de bypass stroomt totdat opnieuw de gewenste temperatuur wordt bereikt.
Wanneer de temperatuur van de koelvloeistof ongeveer gelijk is aan de richtwaarde is het regelevenwicht bereikt en zal de koelvloeistof deels door de bypass en deels door de koeler, of volledig over de koeler of volledig over de bypass stromen.
Het spreekt voor zich dat ook bij het bepalen van de richttemperatuur voor de inlaattemperatuur van de koelvloeistof opnieuw een veiligheidsmarge in acht kan worden genomen.
Omdat een compressorinrichting vaak op een lager dan maximaal toegelaten druk of - voor toerental geregelde compressoren - toerental werkt, zal de eindtemperatuur in het compressorelement in dat geval lager zijn dan bij maximum druk en toerental, waardoor een gemiddeld lagere temperatuur in het compressorelement wordt bereikt, wat de bovengenoemde voordelen heeft.
Het nadeel is echter dat hierdoor condensatie niet met zekerheid vermeden wordt. Er kunnen immers nog bedrijfsomstandigheden voorkomen waarbij condensatie kan optreden.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en/of andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een compressorinrichting die een vloeistofgeïnjecteerd compressorelement omvat dat is ' voorzien van een compressiekamer met minimaal één koelvloeistofinlaat, en die verder een gasuitlaat, een op de gasuitlaat aangesloten gas/koelvloeistof afscheidingsketel en een van een koeler voorzien koelcircuit dat zich uitstrekt tussen de afscheidingsketel en de koelvloeistofinlaat omvat, en die voorzien is van regelmiddelen om de temperatuur van de aan het compressorelement geleverde koelvloeistofstroom aan te passen, waarbij de voornoèmde regelmiddelen een eerste en een tweede deelregelaar omvatten, elk met een andere doelparameter, waarbij de voornoemde regelmiddelen schakelmiddelen omvatten om één van beide deelregelaars in geactiveerde toestand te plaatsen en de andere van beide deelregelaars in gedesactiveerde toestand te plaatsen.
Voordelen van zulke compressorinrichting zijn dat zij meer regelflexibiliteit heeft en op een energiezuinigere wijze kan werken.
Nog een voordeel is dat de koelvloeistof langer zijn smerende eigenschappen behoudt doordat deze minder aan hoge temperaturen is blootgesteld.
Een ander voordeel is dat dit kan gecombineerd worden met het vermijden van de aanwezigheid van condensaat in de . koelvloeistof.
De compressorinrichting omvat bij voorkeur een koelcircuit dat aansluit op de koelvloeistofinlaat en dat een koeler omvat. r
De voornoemde eerste deelregelaar is bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een regeling van de temperatuur : ; van de koelvloeistof aan de inlaat van de koeler of een daaraan vrijwel gelijke temperatuur.
De voornoemde tweede deelregelaar is bij voorkeur uitgevoerd in de vorm van een regeling van de temperatuur van de koelvloeistof aan de koelvloeistofinlaat van het compressorelement of een daaraan vrijwel gelijke temperatuur.
Dit heeft als voordeel dat een directe en eenvoudige regeling mogelijk wordt.
Volgens een praktische uitvoeringsvorm omvatten de eerste en tweede deelregelaar elk een thermostatische afsluiter, waarbij deze respectievelijke thermostatische afsluiters bij voorkeur een gemeenschappelijke behuizing bevatten.
De voornoemde behuizing van de thermostatische afsluiters omvat bij voorkeur een inlaatkanaal en een uitlaatkanaal die onderling zijn verbonden door middel van drie verbindingskanalen, het eerste en tweede daarvan afsluitbaar, waarbij een eerste thermostatische afsluiter met een eerste voelelement dat in thermische verbinding met het inlaatkanaal staat het eerste verbindingskanaal reversibel kan afsluiten bij het overschrijden van een richtwaarde van de temperatuur in het inlaatkanaal, waarbij, een tweede thermostatische afsluiter met een tweede voelelement dat in thermische verbinding staat met het uitlaatkanaal het tweede verbindingskanaal rèversibel 'kan. afsluiten bij het overschrijden van een richtwaarde van de temperatuur in het uitlaatkanaal, en waarbij de verbinding gevormd door het derde verbindingskanaal via de koeler loopt.
De geometrie van het inlaatkanaal en het uitlaatkanaal is zodanig dat de koelvloeistof altijd geheel of gedeeltelijk over de voelelementen van de beide thermostatische afsluiters stroomt, onafhankelijk van de positie van déze thermostatische afsluiters.
Dit heeft als voordeel dat de compressorinrichting goedkoop, eenvoudig, compact, robuust en bedrijfszeker kan. worden uitgevoerd.
In een verdere voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het voelelement van elke afsluiter aangebracht in een kamer met een opening waarbij de dimensies van de kamer van beide afsluiters dezelfde zijn en waarbij de schakelmiddelen een desactiverende afsluitdop omvatten die een lengte heeft die overeenkomt met de positie van de zuiger waarbij het verbindingskanaal wordt afgesloten en voorzien is van een uitsparing die een vrije uitzetting van het voelelement in functie van de temperatuur toelaat, en een activerende . afslüitdop omvatten die een lengte heeft die zodanig is dat deze activerende afsluitdop een vaste aanslag vormt voor het andere voelelement waarbij dit voelelement in functie van de temperatuur het verbindingskanaal geheel of gedeeltelijk kan afsluiten.
Dit heeft als voordeel dat door het eenvoudig verwisselen van de twee afsluitdoppen, die gemerkt kunnen zijn met een opschrift, symbool of kleur, de eerste dan wel de tweede deelregelaar snel en gemakkelijk geactiveerd kunnen worden, ook door niet speciaal opgeleid personeel, zonder dat daarvoor aan de compressorinrichting zelf wijzigingen aangebracht hoeven te worden en dit zelfs zonder de compressorinstallatie tijdelijk buiten gebruik te moeten stellen.
Om te bepalen welke van de twee deelregelaars actief dient te worden gezet, kan gebruik gemaakt worden van een beslissingstabel of -grafiek die in functie van de op dat moment optredende temperatuur van het aangezogen gas en werkdruk of in functie van de verwachte maximaal optredende temperatuur van het aangezogen gas en werkdruk tot de volgende omschakeling, de, optimale keuze aangeeft. De beslissingstabel of -grafiek kan eventueel ook aangevuld worden met de vochtigheid van het aangezogen gas als derde beslissingsparameter. Deze beslissingstabel of -grafiek geeft dus in functie van de temperatuur van het aangezogen gas en werkdruk - eventueel aangevuld met de vochtigheid van het aangezogen gas - aan wanneer de thermostaat die de temperatuur in de gas/vloeistofafscheider boven het condensatiepunt houdt moet worden ingeschakeld dan wel wanneer de thermostaat die de temperatuur van de koelvloeistofinlaat van het compressorelement regelt kan worden ingeschakeld.
Dit heeft als voordeel dat met een minimum aantal eenvoudige manuele omschakelingen, de compressor enkel wanneer echt nodig kan beveiligd worden tegen het optreden van condensaat in de gas/koelvloeistof afscheidingsketel, en in de andere gevallen zonder in te boeten aan levensduur van de koelvloeistof of energieverbruik van de compressorinstallatie kan werken.
De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting, omvattende een vloeistofgeïnjecteerd compressorelement voorzien van een compressiekamer met één of meerdere koelvloeistofinlaten om · een koelcapaciteit aan het compressorelement te leveren, een gas/koelvloeistof af scheidingsketel verbonden met de .....
uitlaat van het compressorelement, en een leiding voorzien van een koeler, voor het leveren van een koelvloeistofdebiet tussen de ketel en de koelvloeistofinlaat, waarbij deze werkwijze een selectiestap omvat waarin op basis van de te verwachten, of . ...
echte bedrijfsomstandigheden één van twee of meer deelregelaars die elkaar uitsluiten en die op een vaste maar verschillende doelparameter werken voor het aanpassen van de temperatuur van de koelvloeistof aan de koelvloeistofinlaat van het compressorelement geactiveerd wordt.
Dit heeft als voordeel dat een compressorinrichting voorbereid kan worden op te verwachten bedrijfsomstandigheden.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen vah een compressorinrichting volgens de uitvinding beschreven, evenals een werkwijze voor aansturen van een compressorinrichting, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuur 1 schematisch een compressorinrichting volgens de uitvinding weergeeft; figuur 2 op grotere schaal, het gedeelte weergeeft , dat in figuur 1 is aangeduid met F2; de figuren 3 tot 5 een zicht weergeven analoog als in figuur 2, doch, weergeven in andere situaties die tijdens het gebruik van de compressorinrichting kunnen voorkomen; en figuur 6 een zicht volgens figuur 2 weergeeft voor een variant van compressorinrichting volgens de uitvinding; figuren 7 en 8 voorbeelden van beslissingsdiagrammen weergeven, die samen met de compressorinrichting gebruikt worden.
De in figuur 1 getoonde compressorinrichting 1 omvat een compressorelement 2 met een gasinlaat 3 en een gasuitlaat 4 die gekoppeld is aan een gas/koelvloeistof af scheidingsketel 5, die voorzien is van een persgasaftàppunt 6 voor een stroomafwaarts gelegen gebruikersnet.
De compressorinrichting is verder voorzien van een vloeistofleiding 7 tussen de voornoemde afscheidingsketel 5 en één of meerdere koelvloeistof inlaten 8 in het compressorelement 2, die bijvoorbeeld uitgevoerd zijn als een olie-injector. . ,
De vloeistofleiding 7 is in dit voorbeeld onderbroken door een thermostatenblok 9, dat door twee leidingen verbonden is met een koeler 10, namelijk door een koelleiding 11 en een koelretourleiding 12. Het geheel gevormd door de koelleiding 11, koelretourleiding 12, het gedeelte van koeler 10 waardoor de koelvloeistof stroomt en thermostatenblok 9 wordt het primaire koelcircuit genoemd.
De koeler 10 is in dit voorbeeld voorzien van een ventilator 13 die de koeling bewerkstelligt. De ventilator, de aan de koeler geleverde koellucht en het gedeelte van de koeler waardoor deze koellucht stroomt vormen het secundaire koelcircuit
De vloeistofleiding 7, de koeler 10 en de koel- en koelretourleidingen 11 en 12 zijn gevuld met koelvloeistof en de ketel 5 is deels gevuld met koelvloeistof. Deze koelvloeistof kan tevens als smeermiddel voor het compressorelement 2 dienstdoen.
Het thermostatenblok 9, zoals meer in detail getoond in figuur 2, omvat een behuizing 14, met daarin een inlaatkanaal 15 en een uitlaatkanaal 16 die ieder in verbinding staan met de vloeistofleiding 7. Het thermostatenblok 9 omvat verder een op de koelleiding 11 aangesloten koeluitlaat 17 en een op de koelretourleiding 12 aangesloten koelinlaat 18. · ·
De behuizing 14 is zo gevormd dat zij minstens twee kamers 19 en 20 omvat, alsmede kanaaldelen 21, 22, 23 en 24. Kamer 19 en kanaaldelen 21 en 22 maken deel uit van een eerste thermostatische afsluiter 25. Kamer 20 en kanaaldelen 23 en 24 maken deel uit van een tweede thermostatische afsluiter 26. De thermostatische afsluiters 25 en 26 bezitten bij voorkeur een gezamenlijke behuizing 14.
De thermostatische afsluiters 25 en 26 omvatten verder een zuiger 27, respectievelijk 28 met een doorgang 29, respectievelijk 30, welke zuigers 27 en 28 axiaal in ëen voornoemde kamer 19, respectievelijk 20 beweegbaar zijn en twee uiterste posities hebben, een veer 31, respectievelijk 32 die tegen een respectievelijke zuiger 27 en 28 duwt, en een voelelement 33, respectievelijk 34 dat in een holte 35, respectievelijk 36 in de zuiger 27, respectievelijk 28 past. De voelelementen 33 en 34 bestaan hoofdzakelijk uit was of een andere substantie die uitzet bij een temperatuursverhoging.
De kamers 19 en 20 zijn elk afgesloten door een afsluitdop ’ 37, respectievelijk 38. Eén van de af sluitdoppen is een V' activerende afsluitdop 37 die een lengte L heeft waardoor de dop een aanslag 39 vormt voor het eerste voelelement 33.
De andere afsluitdop is een desactiverende afsluitdop 38 en heeft een lengte L' die groter is dan L, en die zodanig is dat de zuiger 28 onafhankelijk van de optredende temperatuur, en dus positie van het voelelement in de zuiger 28, blijft staan in zijn uiterste positie met de veer 32 ingedrukt. Om een vrije expansie van het voelelement toe te laten zonder de positie van de zuiger te beïnvloeden is deze desactiverende afsluitdop 38 voorzien van een expansieholte 40. ?’
De werking van de compressorinrichting 1 is eenvoudig en als volgt.
Wanneer het compressorelement 2 in werking is, wordt een gas of een mengsel van gassen, zoals lucht, aangezogen via de gasinlaat 3 en onder hogere druk uitgeblazen langs de gasuitlaat 4. In het gecomprimeerde gas is een significante hoeveelheid koelvloeistof, bijvoorbeeld olie, aanwezig vermits koelvloeistof ter koeling en smering via de koelvloeistofinlaat 8 geïnjecteerd wordt in het compressorelement 2.
Het gas/koelvloeistof mengsel komt onder druk in de gas/koelvloeistof afscheidingsketel 5 terecht waar het gas en de koelvloeistof van elkaar worden gescheiden.
Vanuit deze af scheidingsketel 5 kan via een persgasaftappunt 6 samengeperst gas door de gebruiker worden afgenomen. De afgescheiden koelvloeistof komt onderin de ketel 5 terecht en stroomt onder invloed van het drukverschil tussen de ketel 5 en de koelvloeistofinlaat 8 via vloeistof leiding 7 en het thermostatenblok 9 naar de koelvloeistofinlaat 8 vanwaar de koelvloeistof in het compressorelement 2 geïnjecteerd wordt.
Hierbij volgt de koelvloeistof de weg met de minste weerstand die varieert in functie van de werkingsomstandigheden, hetzij enkel via het verbindingskanaal 41 over de thermostatenblok 9 of dus rechtstreeks naar de koelvloeistofinlaat 8, hetzij enkel · over de koeler 10 of dus onrechtstreeks, hetzij deels via; '· beide.
Hierdoor is een gesloten koelcircuit tot stand gebracht, waarvan in figuur 1 door middel van pijlen de stromingszin van de koelvloeistof is weergegeven.
Door het berekenen van de te verwachten condensatietemperatuur, waarbij vooral de temperatuur en vochtigheid van het samen te persen gas en de werkdruk van belang zijn, wordt een selectie gemaakt van de doelparameter waarop de regeling van de temperatuur van de koelvloeistof moet plaatsvinden, en daardoor van de manier waarop de regeling van de temperatuur van de koelvloeistof plaatsvindt. Normaal gesproken vindt deze beslissing plaats door in een vooraf aangemaakte beslissingstabel of grafiek af te lezen welke doelparameter geselecteerd moet worden.
Voorbeelden van zulke grafieken zijn gegeven in figuren 7 en 8.
In deze grafieken is op de horizontale as, gemarkeerd met X de temperatuur van de ingaande lucht, van de onderste tot ...
de bovenste ontwerplimiet van de compressorinrichting uitgezet. Op de verticale as, gemarkeerd met Y, is in figuur 7 de relatieve vochtigheid van de' ingaande lucht uitgezet, lopende van 0 tot 100%, en in figuur 8 de werkdruk van de compressorinrichting, lopende van de laagste tot de hoogste ontwerpdruk.
Lijnen 52, 53, 54, 55, 56 vormen grenzen tussen gebieden 57 en 58, waarbij gebied 57 aangeeft dat de te activeren doelparameter de temperatuur van de koelvloeistof aan de inlaat 8 is, en gebied 58 aangeeft dat de te activeren doelparameter de temperatuur van de koelvloeistof die de koeler 10 ingaat is.
Lijnen 52, 53, 54 en 55 geven de grenslijnen aan voor verschillende werkdrukken van de compressorinrichting, waarbij de werkdrukken aflopen in de volgorde 52,53,54,55.
Deze selectie kan af en toe, bijvoorbeeld 2 maal per jaar, gemaakt worden, om te onderscheiden tussen een zomer- en winterinstelling, of zeer vaak, waarbij actueel gemeten parameters meerdere malen per minuut de selectie bepalen, of met alle frequenties daartussen, waarbij afhankelijk van de specifieke uitvoeringsvorm de moeite om de selectie te wisselen, dient te worden afgewogen tegen het voordeel van een wisseling.
Indien de keuze voor de koelerinlaattemperatuur als doelparameter gemaakt wordt, bijvoorbeeld ter voorbereiding op de zomerperiode waarin met hoge gasinlaattemperaturen en -vochtigheden rekening moet worden gehouden, en er dus een hoge condensatietemperatuur verwacht kan worden en/of ter voorbereiding van een periode waarin een hoge werkdruk zal worden ingesteld, wordt deze selectie geïmplementeerd door kamer 19 van de eerste thermostatische afsluiter 25, af te sluiten met de activerende afsluitdop 37 en daardoor deze eerste thermostatische afsluiter 25 te activeren. De desactiverende afsluitdop 38 wordt gebruikt om kamer 20 van de tweede thermostatische afsluiter 26 af te sluiten en daardoor deze tweede thermostatische afsluiter 26 te desactiveren.
De kritische temperatuur van de thermostaat van de geactiveerde thermostatische afsluiter 25, dit is de temperatuur waarop het w.aselement zijn maximum expansie heeft bereikt, wordt bepaald op basis van bovengenoemde hoge condensatietemperatuur die op haar beurt functie, is van de maximaal toegelaten temperatuur en vochtigheid van het aangezogen gas en de maximaal mogelijk werkdruk, en is bijvoorbeeld 95°C. Indien de compressor evenwel gebruikt zal worden in een toepassing waar de voor de compressor maximum toegelaten temperatuur en/of vochtigheid van het aangezogen gas nooit zal bereikt worden en/of waar de werkdruk steeds lager zal zijn dan de maximaal toegelaten werkdruk, kan de maximaal mogelijke condensatietemperatuur voor deze specifieke toepassing worden berekend, en de kritische temperatuur van de eerste thermostatische afsluiter 25 hiernaar worden aangepast. Indien de compressor gedurende bepaalde periodes binnen sterk afwijkende maximaal optredende temperaturen en vochtigheden van het aangezogen gas en/of werkdrukken zal werken en wanneer telkens één van deze parameters beneden de voor de compressor maximaal toegelaten waarden liggen, kan deze aanpassing ook periodiek gebeuren. Op die manier kan men een aantal thermostatische afsluiters 25 met verschillende kritische temperaturen ter beschikking hebben (bijvoorbeeld 80°C; 85°C, 90°C, 95°C) en periodiek de thermostatische afsluiter 25 met de juiste kritische temperatuur installeren.
De plaatsing van de desactiverende afsluitdop 38 in kamer 20 heeft tot gevolg dat de zuiger 28 in zijn gesloten uiterste positie geduwd wordt, zodat doorgang 30 geen verbinding vormt tussen de kanaaldelen 23 en 24. De veer 32 is hierbij gespannen. Bij expansie van het thermostatische voelelement als gevolg van een hoge temperatuur heeft dit tweede voelelement 34 de expansieholte 40 beschikbaar om vrij in te kunnen uitzetten, zonder de positie van de zuiger 28 te beïnvloeden.
Gedurende het gebruik van de compressorinrichting 1 zal de koelvloeistof, zoals olie, opwarmen. Voordat deze de voor de eerste thermostatische afsluiter 25 kritische temperatuur heeft bereikt, bijvoorbeeld 95°C, is het eerste voelelement 33 in niet of slechts weinig uitgezette toestand, waardoor de zuiger 27 zich in zijn open, uiterste positie bevindt, waarin de doorgang 29 de kanaaldelen 21 en 22 met elkaar verbindt, en samen met deze kanaaldelen 21 en 22 een verbindingskanaal 41 vormt.
Doordat de koelvloeistof zowel in de koeler 10, als in het verbindingskanaal 41 een stromingsweerstand ondervindt, zal deze koelvloeistof gedeeltelijk via de koeler 10 en gedeeltelijk doorheen het verbindingskanaal 41 van het inlaatkanaal 15 naar het uitlaatkanaal 16 stromen en van daar, via vloeistofleiding 7 naar de koelvloeistofinlaat 8, waarbij voor de duidelijkheid dient te worden vermeld dat de koelvloeistof in het uitlaatkanaal 16 rond de zuiger 26 kan stromen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij een goed ontworpen systeem de stromingsweerstand door de koel^ en koelretourleidingen 11 en 12, en de koeler 10, hoger is, dan via verbindingskanaal 41, zodat de koelvloeistof hoofdzakelijk, via verbindingskanaal 41 stroomt. Deze laatste weg is met pijl A aangegeven in figuur 2.
Wanneer de kritische temperatuur overschreden wordt, is het eerste voelelement 33 zodanig uitgezet dat het de zuiger 27 in een gesloten uiterste positie duwt met aanslag 39 als vlak waar de kracht aan de andere kant tegen wordt uitgeoefend, waardoor de zuiger 27 een afsluiting tussen de kanaaldelen 21 en 22 vormt. Het verbindingskanaal 41 is hierdoor gesloten.
Als gevolg hiervan zal de koelvloeistof integraal via de koelleiding 11, de koeler 10 en de koelretourleiding 12 van het inlaatkanaal 15 naar het uitlaatkanaal 16 stromen, en van daar via de vloeistof leiding 7 naar de koelvloeistofinlaat 8, zoals aangeduid met pijl B in figuur 3. De koelvloeistof in het inlaatkanaal 15 kan rond de zuiger 25.
De verbinding tussen het inlaatkanaal 15 en het uitlaatkanaal 16 via de koelleiding 11, de koeler 10 en de .. koelretourleiding 12 kan eveneens worden beschouwd als een extern verbindingskanaal 42. ·:-—
Doordat de koelvloeistof langs de koeler 10 gestroomd is, is deze afgekoeld. In de praktijk stelt zich een evenwichtssituatie in waarin de zuiger 27 zich tussen zijn twee uiterste standen bevindt en de doorgang .29 de kanaaldeleri 21 en 22 met elkaar verbindt maar tevens een variabele restrictie vormt, zodat de koelvloeistof deels via het verbindingskanaal 41 en deels via het extern verbindingskanaal 42 van het inlaatkanaal 15 naar het uitlaatkanaal 16 stroomt, waarbij de verdeling bepaald wordt door de stand van de zuiger 27, zodat de olietemperatuur aan de inlaat van de koeler 10, die vrijwel gelijk is aan de temperatuur van de ketel 5, zich op de kritische temperatuur zal instellen.
Indien de reële of te verwachten bedrijfsomstandigheden zodanig zijn dat de te verwachten condensatietemperatuur beperkt is, bijvoorbeeld door een lage werkdruk, een lage inlaattemperatuur of een lage luchtvochtigheid, kan als doelparameter van de temperatuursregeling de olietemperatuur aan de koelvloeistofinlaat 8, of de daaraan vrijwel identieke mengtemperatuur van 'de oliestromen doorheen de koeler 10 en één van de interne verbindingskanalen 41, 43 geselecteerd worden.
Deze selectie wordt, geïmplementeerd door kamer 19 van de eerste thermostatische afsluiter 25 af te sluiten met de desactiverende afsluitdop 38 en daardoor deze eerste thermostatische afsluiter 25 te desactiveren. De activerende afsluitdop 37 wordt gebruikt om kamer 20 van de tweede thermostatische afsluiter 26 af te sluiten en daardoor deze tweede thermostatische afsluiter 26 te activeren, zoals weergegeven in figuur 4.
De kritische temperatuur van deze tweede thermostatische 1 afsluiter, dit is de temperatuur waarop het waselement zijn maximale expensie heeft bereikt, wordt gekozen zodanig dat de compressbrinstallatie op de meest energiezuinige manier werkt, en is bijvoorbeeld 50°C.
De plaatsing van de desactiverende afsluitdop 38 in kamer 19 heeft een analoog gevolg voor de eerste thermostatische afsluiter 25 als hiervoor beschreven voor de tweede thermostatische afsluiter 26 en diens onderdelen wanneer deze desactiverende afsluitdop 38 in kamer 20 geplaatst wordt.
Gedurende het gebruik van de compressorinrichting 1 zal de koelvloeistof opwarmen. Wanneer de koelvloeistof in het inlaatkanaal 15 stroomt, zal deze voorbij de eerste thermostatische afsluiter 25 stromen, waarbij het verbindingskanaal 41 in gesloten toestand is omdat deze. thermostatische afsluiter 25 gedesactiveerd is.
Voordat de voor de tweede thermostatische afsluiter 26 kritische mengtemperatuur in het uitlaatkanaal, bijvoorbeeld 50°C, bereikt is, is het tweede voelelement 34 in niet of slechts weinig uitgezette toestand, waardoor de zuiger 28 zich in een open positie bevindt waarin de doorgang 30 de kanaaldelen 23 en 24 met elkaar verbindt en samen met deze kanaaldelen 23 en 24 een verbindingskanaal 4 3 vormt.
Doordat de koelvloeistof zowel in de koeler 10, dus in het externe verbindingskanaal 42, als in het verbindingskanaal 43 een stromingsweerstand ondervindt, zal deze koelvloeistof gedeeltelijk door de koeler 10 en gedeeltelijk door het .verbindingskanaal 43 van het inlaatkanaal 15 naar het uitlaatkanaal 16 stromen en van daar via de vloeistofleiding 7 naar de koelvloeistofinlaat 8. Hierbij dient opgemerkt te worden dat bij een goed ontworpen systeem de stromingsweerstand door de koel- en koelretourleidingen 11 en 12, en de koeler 10, hoger is dan via verbindingskanaal 43, zodat de koelvloeistof hoofdzakelijk via verbindingskanaal 43 stroomt. Deze laatste weg is met pijl C aangegeven in figuur 4.
Kanaaldeel 24, dat de uitlaat van verbindingskanaal 43 omvat, bevindt zich stroomopwaarts van het tweede voelelement 34. Ook de koelretourleiding 12 bevindt zich stroomopwaarts van het tweede voelelement 34.
Wanneer de kritische temperatuur overschreden wordt, is het tweede voelelement 34 zodanig uitgezet dat het de zuiger 28 in een tweede, uiterste positie duwt met de aanslag 39 als vlak waar de kracht aan de andere kant tegen wordt uitgeoéfend, waardoor de zuiger 28 een afsluiting tussen de T: kanaaldelen 23 en 24 vormt. Hët verbindingskanaal 43 is hierdoor gesloten.
Als gevolg hiervan zal de koelvloeistof via het voornoemde, externe verbindingskanaal 42 van het inlaatkanaal 15 naar het uitlaatkanaal 16 stromen. Vanuit het uitlaatkanaal 16 stroomt de koelvloeistof via de vloeistofleiding 7 naar de koelvloeistofinlaat 8. Deze weg is met pijl D aangegeven in figuur 5.
Doordat deze koelvloeistof langs de koeler 10 gestroomd is, is deze afgekoeld. In de praktijk stelt zich een evenwichtssituatie in waarin de zuiger 28 zich tussen zijn twee uitersten bevindt en de doorgang 30 de kanaaldelen 23 en 24 met elkaar verbindt maar tevens een variabele restrictie vormt, zodat de koelvloeistof deels via het verbindingskanaal 43 en deels via het extern verbindingskanaal 42 . van het inlaatkanaal 15 naar het uitlaatkanaal 16 stroomt waarbij de verdeling bepaald wordt door de stand van de zuiger 28, zodat de temperatuur van het koelvloeistofmengsel, dat deels door de koeler 10 en deels door het verbindingskanaal 43 gestroomd is, zich op de kritische temperatuur zal instellen.
De verbindingskanalen 41 en 43 vormen in deze uitvoeringsvorm twee mogelijkheden voor een bypass van de koeler 10.
In het thermostatenblok 9 kunnen optioneel één of meerdere oliefilters geïntegreerd zijn.
Door het gebruik van twee verschillende afsluitdoppen 37 en 38 worden fouten vermeden.
In het getoonde voorbeeld wordt de selectie van een regelmiddel doorgevoerd door het plaatsen van de af sluitdoppen 37 en 38. Deze selectie kan ook op een geautomatiseerde wijze uitgevoerd worden, zoals getoond in figuur 6.
Hierbij is een dataverwerkingseenheid 44 voorzien die via twee stuurleidingen 45 is verbonden met twee magnetische kleppen 4 6, namelijk één magnetische . klep op elke thermostatische afsluiter 25 en 26. In plaats van de afsluitdoppen 37 en 38 zijn activatie-elementen 47 voorzien die kunnen bewegen in de lengterichting . van een respectievelijke kamer 19 of 20. De kleppen 46 kunnen elk schakelen tussen een eerste positie waarin een persluchtleiding 48 verbonden is met de betreffende kamer 19 of 20 en een positie waarin deze kamer 19 of 20 verbonden is met de atmosfeer.
De dataverwerkingseenheid is voorzien van verbindingen 49, 50 en bijkomend doch niet noodzakelijk 51 met meetinstrumenten voor het respectievelijk bepalen van de werkdruk van de compressorinrichting 1, zijnde de druk van het samengeperste gas in de gas/koelvloeistof afscheidingsketel 5, van de temperatuur van het door het compressorelement 2 aangezogen gas en bijkomend doch niet noodzakelijk van de vochtigheid van dit aangezogen gas.
De werking hiervan is eenvoudig en. als volgt. De dataverwerkingseenheid 44 verwerkt de meetgegevens die zij ontvangt via een beslissingsalgoritme waaruit een beslissing volgt omtrent de te activeren thermostatische afsluiter 25 of 26.
Afhankelijk hiervan wordt één van de kleppen 46 in een positie geplaatst waardoor perslucht het bijbehorende activatie-element 47 tegen de zuiger 27 of 28 duwt en de bijbehorende afsluiter 25 of 26 daardoor desactiveert. De andere klep 46 wordt in een positie geplaatst waardoor de kamer 19 of 20 een open verbinding met de atmosfeer heeft, waardoor het activatie-element 47 in die kamer 19 of 20 vrij kan bewegen en de bijbehorende thermostatische afsluiter 25 of 26 geactiveerd is.
In het thermostatenblok 9 kan tevens een olieinjectiepunt geïntegreerd zijn zoals bekend uit BE 1.018.075 en/of een voorziening zoals bekend uit BE 1.016.814 om bij lastwissëlingen kortstondig een bypass te openen. In het laatste geval kan er daardoor een aanvullend verbindingskanaal tussen het inlaatkanaal 15 en het uitlaatkanaal 16 geïntegreerd zijn in het thermostatenblok 9.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en ' in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch, een compressorinrichting volgens de uitvinding kan volgens velerlei varianten worden verwezenlijkt, zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (27)

1. Compressorinrichting die een vloeistofgeïnjecteerd compressorelement (2) omvat dat is voorzien van een compressiekamer met minimaal één koelvloeistofinlaat (8), en die verder een gasuitlaat (4),een op de gasuitlaat (4) aangesloten gas/koelvloeistof afscheidingsketel (5) en een van een koeler (10) voorzien koelcircuit dat zich uitstrekt tussen de afscheidingsketel (5) en de koelvloeistofinlaat (8) omvat, en die voorzien is van regelmiddelen om de temperatuur van de aan het compressorelement (2) geleverde koelvloeistofstroom aan te passen, daardoor gekenmerkt dat ....... de voornoemde regelmiddelen een eerste en een tweede deelregelaar (25 en 26) omvatten, elk met een andere, doelparameter, waarbij de voornoemde regelmiddelen (25 en 26. tevens schakelmiddelen (37 en 38) omvatten om één van beide deelregelaars (25 of 26) in geactiveerde toestand te plaatsen en de andere van beide deelregelaars (25 of 26) in gedesactiveerde toestand te plaatsen.
2. Compressorinrichting volgens conclusie .1, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde eerste deelregelaar (25) is uitgevoerd in de vorm van een regeling van de temperatuur, van de koelvloeistof aan de inlaat van de koeler (10) of een daaraan vrijwel gelijke temperatuur.
3. Compressorinrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde tweede deelregelaar (26) is uitgevoerd in de vorm van een regeling van de temperatuur van de koelvloeistof aan de koelvloeistofinlaat (8) van het compressorelement (2) of een daaraan vrijwel gelijke temperatuur.
4. Compressorinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat deze een bypass over de koeler (10) omvat en dat de eerste en/of tweede deelregelaar (25 en/of 26) zodanig is uitgevoerd dat deze de temperatuur van de koelvloeistof aan de inlaat van de koeler (10) of aan de koelvloeistof inlaat (8) of daaraan vrijwel gelijke temperaturen kan aanpassen door de verhouding van de respectievelijke koelvloeistofdebieten door de koeler (10) en door de bypass aan te passen.
5. Compressorinrichting volgens één van de conclusies 2 tot 6, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde eerste en/of tweede deelregelaar (25 en/of 26) zodanig is uitgevoerd dat deze de temperatuur van de koelvloeistof aan de inlaat van de koeler (10) of aan de koelvloeistofinlaat (8) of daaraan vrijwel gelijke temperaturen kan aanpassen door het debiet of de temperatuur in een secundair circuit van de koeler ( 10) aan te passen.
6. Compressorinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde eerste deelregelaar (25) een eerste thermostatische afsluiter omvat.
7. Compressorinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde tweede deelregelaar (26) een tweede thermostatische afsluiter omvat.
8. Compressorinrichting volgens de conclusies 6 en 7, daardoor gekenmerkt dat de voorhoemde eerste en tweede thermostatische afsluiter zijn voorzden van een gemeenschappelijke behuizing (14).
9. Compressorinrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde behuizing (14)' een inlaatkanaal (15) en een uitlaatkanaal (16) omvat, verbonden door drie verbindingskanalen (41, 42, 43), het eerste (41) en tweede (43) daarvan afsluitbaar, , waarbij een eerste thermostatische afsluiter met' een eerste voelelement (33) dat in thermische verbinding staat met het inlaatkanaal (15) het eerste verbindingskanaal (41) reversibel kan afsluiten bij het overschrijden van een richtwaarde van de temperatuur in het inlaatkanaal (15), waarbij een tweede thermostatische afsluiter met een tweede voelelement (34) dat in thermische verbinding staat met het uitlaatkanaal (16) het tweede verbindingskanaal (43) reversibel kan afsluiten bij het overschrijden van een richtwaarde van de temperatuur in het uitlaatkanaal (16), en waarbij de verbinding gevormd door het derde verbindingskanaal (42) via de koeler (10) loopt.
10. Compressorinrichting volgens conclusie 9 dat het eerste en tweede verbindingskanaal (41, 43) intern in de behuizing (14) lopen en het derde verbindingskanaal (42) extern aan de behuizing (14) loopt.
11. Compressorinrichting volgens conclusie 9 of 10, daardoor gékenmerkt dat de thermostatische afsluiters elk een zuiger (27 of 28) omvatten met een doorgang (29 of 30), welke zuiger (27 of 28) verplaatsbaar is tussen minstens twee posities, namelijk een eerste positie waarbij de doorgang (29 of 30) geen verbinding vormt tussen het inlaatkanaal (15) en het uitlaatkanaal (16) en een tweede positie waarin de doorgang (29 of 30) deel vormt van het eerste of het tweede verbindingskanaal (41 of 43).
12. Compressorinrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de thermostatische afsluiters elk een voelelement (33, respectievelijk 34) omvatten dat uitzet bij een temperatuursverhoging, welk voelelement in contact - is met de zuiger (27 of 28) en de zuiger (27 of 28) kan verplaatsen tussen de voornoemde posities, en elk êen veer (31 of 32) omvatten die een kracht uitgeoefend door het voelelement (33 of 34) tegenwerkt, waarbij het schakelmiddel bestaat uit een blokkeermiddel (38) dat een zuiger (27 of 28) in zijn eerste positie kan blokkeren, en een middel dat een aanslag (39) vormt voor het voelelement ; (33 of 34) van de andere zuiger (27 of 28).
13. Compressorinrichting volgens één van de conclusies 9 tot 12, daardoor gekenmerkt dat het voelelement (33 en 34) van elke thermostatische afsluiter is aangebracht in een kamer (19 of 20) met een opening waarbij de dimensies van de kamer (19 en 20) van beide thermostatische afsluiters dezelfde zijn en waarbij de voornoemde schakelmiddelen een desactiverende afsluitdop (38) omvatten die een lengte heeft die overeenkomt met een geblokkeerde positie van de zuiger .(27, 28) en voorzien is van een uitsparing (40) die een vrije uitzetting van het voelelement (33 of 34) toelaat, en een activerende afsluitdop (37) omvatten die een lengte heeft die zodanig is dat de activerende afsluitdop (37) een aanslag (39) vormt voor het voêlelement (33 of 34).
14. Compressorinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemdë schakelmiddelen een dataverwerkingseenheid (44) omvatten die is verbonden met meetinstrumenten voor het ontvangen van meetsignale.n daarvan; en dat in de voornoemde dataverwerkingseenheid een selectiealgoritme is geprogrammeerd dat op basis van de voornoemde meetsignalen een uitkomst bepaalt die wordt omgezet in een stuursignaal voor de automatische activatie van één van de deelregelaars (25 of 26) .
15. Compressorinrichting volgens conclusie 14, daardoor gekenmerkt dat de eerste en tweede deelregelaars (25 en 26) magnetisch gestuurde ventielen (46) omvatten die kunnen . reageren op het stuursignaal.
16. Werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting (1) die is voorzien van een vloeistofgeïnjecteerd compressorelement (2) voorzien van een compressiekamer met één of meerdere koelvloeistofinlaten (8), een gas/koelvloeistof afscheidingsketel (5) verbonden met de uitlaat (4) van het compressorelement (2), en een leiding (7) voorzien van een koeler (10), voor het leveren van een koelvloeistofdebiet tussen de ketel (5) en de koelvloeistofinlaat. (8), daardoor gekenmerkt dat deze werkwijze eèn seléctiestap omvat waarin, op basis van te verwachten of effectieve bedrijfsomstandigheden, één van twee of meer deelregelaars (25 en 26) die elkaar uitsluiten en die op een vaste maar verschillende doelparameter werken voor het aanpassen van de temperatuur van de koelvloeistof aan de koelvloeistof inlaat (8) . van het compressorelement (2) . geactiveerd wordt.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde regelmiddelen een eerste deelregelaar (25) omvatten die de temperatuur van de koelvloeistof aan -v de inlaat van de koeler (10) of een daaraan vrijwel gelijke temperatuur, naar een richtwaarde kan regelen.
18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde regelmiddelen een tweede deelregelaar (26) . omvatten die de temperatuur van de koelvloeistof aan de koelvloeistofinlaat (8) van het compressorelement (2), of een daaraan vrijwel gelijke ; .......... temperatuur, naar èen richtwaarde kan regelen.
19. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 18, daardoor gekenmerkt dat de selectiestap gebeurt op basis van de temperatuur eventueel aangevuld met de vochtigheid van het door het compressorelement (2) aangezogen gas en de werkingsdruk van de' compressorinrichting (1) .
20. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 19, daardoor gekenmerkt dat de richttemperatuur vart de eerste deelregelaar (25) wordt vastgelegd op basis van de maximaal mogelijke temperatuur en eventueel vochtigheid van het aangezogen gas en de maximaal mogelijke werkdruk.
21. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 20, daardoor gekenmerkt dat de richttemperatuur van de eerste deelregelaar (25) wordt vastgelegd op basis van binnen een periode maximaal optredende temperaturen en vochtigheden van het aangezogen gas en/of werkdrukken, wanneer telkens één van deze parameters beneden de voor de compressorinrichting (1) maximaal toegelaten waarden liggen, zodat voor elke deelperiode met afwijkend regime de eerste deelregelaar (25) met juiste richttemperatuur kan worden ingesteld.
22. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 21, daardoor gekenmerkt dat de activatie van de deelregelaar..... (25, 26) manueel gebeurt.
23. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 22, daardoor gekenmerkt dat de activatie van de deelregelaar (25, 26) gebeurt d.m.v. een activerende afsluitdop en dat de andere deelregelaars voorzien worden van een desactiverende afsluitdop.
24. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 23, daardoor gekenmerkt dat een beslissingstabel -of diagram gebruikt wordt om te bepalen welke deelregelaar (25, 26) dient geactiveerd te worden en bijgevolg welke dient gedesactiveerd te worden.
25. Werkwijze volgens één van de conclusies 16tot 24, daardoor gekenmerkt dat de automatische selectie en activatie van de deelregelaar (25,26) gebeurt d.m.v. magneetventielen (46), die worden aangestuurd vanuit een stuureenheid (44).
26. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 25, daardoor gekenmerkt dat de stuureenheid (44) die zorgt voor de automatische selectie van de deelregelaars (25, 26) dit doet op basis van de gemeten temperatuur, eventueel, aangevuld met de vochtigheid van het aangezogen gas en de i werkdruk van de compressorinrichting (1).
27. Werkwijze volgens één van de conclusies 16 tot 21 en 29, daardoor gekenmerkt dat de selectiestap en de aptivatie van de deelregelaar (25, 26) geautomatiseerd gebeurt.
BE2012/0132A 2012-02-29 2012-02-29 Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting. BE1020500A3 (nl)

Priority Applications (14)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0132A BE1020500A3 (nl) 2012-02-29 2012-02-29 Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting.
BR112014020195-1A BR112014020195B1 (pt) 2012-02-29 2013-02-22 Dispositivo compressor e método para controlar tal dispositivo compressor
ES13719362T ES2908098T3 (es) 2012-02-29 2013-02-22 Dispositivo compresor y método para controlar este dispositivo compresor
MX2014009946A MX346400B (es) 2012-02-29 2013-02-22 Dispositivo compresor y método para controlar tal dispositivo compresor.
PL13719362T PL2820300T3 (pl) 2012-02-29 2013-02-22 Urządzenie sprężarkowe i sposób sterowania takim urządzeniem sprężarkowym
RU2014138927/06A RU2580574C1 (ru) 2012-02-29 2013-02-22 Компрессорное устройство и способ его регулирования
US14/380,876 US10145485B2 (en) 2012-02-29 2013-02-22 Compressor device and method for controlling such a compressor device
JP2014559038A JP6033892B2 (ja) 2012-02-29 2013-02-22 圧縮機デバイス及びそのような圧縮機デバイスを制御する方法
PCT/BE2013/000009 WO2013126971A2 (en) 2012-02-29 2013-02-22 Compressor device and method for controlling such a compressor device
AU2013225625A AU2013225625B2 (en) 2012-02-29 2013-02-22 Compressor device and method for controlling such a compressor device
CN201380008057.XA CN104246224B (zh) 2012-02-29 2013-02-22 压缩机装置和控制该压缩机装置的方法
KR1020147023451A KR101723719B1 (ko) 2012-02-29 2013-02-22 압축 장치 및 이러한 압축 장치를 제어하기 위한 방법
EP13719362.9A EP2820300B1 (en) 2012-02-29 2013-02-22 Compressor device and method for controlling such a compressor device
IN1307/KOLNP/2014A IN2014KN01307A (en) 2012-02-29 2014-06-19 Compressor device and method for controlling such a compressor device

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2012/0132A BE1020500A3 (nl) 2012-02-29 2012-02-29 Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting.
BE201200132 2012-02-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1020500A3 true BE1020500A3 (nl) 2013-11-05

Family

ID=48226900

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2012/0132A BE1020500A3 (nl) 2012-02-29 2012-02-29 Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting.

Country Status (14)

Country Link
US (1) US10145485B2 (nl)
EP (1) EP2820300B1 (nl)
JP (1) JP6033892B2 (nl)
KR (1) KR101723719B1 (nl)
CN (1) CN104246224B (nl)
AU (1) AU2013225625B2 (nl)
BE (1) BE1020500A3 (nl)
BR (1) BR112014020195B1 (nl)
ES (1) ES2908098T3 (nl)
IN (1) IN2014KN01307A (nl)
MX (1) MX346400B (nl)
PL (1) PL2820300T3 (nl)
RU (1) RU2580574C1 (nl)
WO (1) WO2013126971A2 (nl)

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US9951763B2 (en) * 2014-05-09 2018-04-24 Westinghouse Air Brake Technologies Corporation Compressor cooled by a temperature controlled fan
JP6276154B2 (ja) * 2014-09-26 2018-02-07 株式会社神戸製鋼所 往復動型圧縮装置
US9938967B2 (en) * 2014-10-29 2018-04-10 Emerson Climate Technologies, Inc. Reciprocating compressor system
BE1022707B1 (nl) * 2015-02-11 2016-08-19 Atlas Copco Airpower Naamloze Vennootschap Werkwijze en inrichting voor het regelen van de olietemperatuur van een oliegeïnjecteerde compressorinstallatie of vacuümpomp en klep toegepast in dergelijke inrichting
EP3315780B2 (en) * 2016-10-28 2021-11-24 ALMiG Kompressoren GmbH Oil-injected screw air compressor
US11002176B2 (en) * 2018-06-01 2021-05-11 Caterpillar Inc. Temperature regulator with a unitary housing, thermostatic valves and valve holders

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20030086793A1 (en) * 2001-11-05 2003-05-08 Gunter Matt Air compressor having thermal valve
WO2011090482A2 (en) * 2010-01-22 2011-07-28 Ingersoll-Rand Company Compressor system including a flow and temperature control device

Family Cites Families (23)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US783601A (en) * 1904-11-08 1905-02-28 William B Waters Heater for fire-engines.
JPS5770984A (en) * 1980-10-22 1982-05-01 Hitachi Ltd Closed type scroll compressor
US4616484A (en) * 1984-11-30 1986-10-14 Kysor Industrial Corporation Vehicle refrigerant heating and cooling system
US4974427A (en) * 1989-10-17 1990-12-04 Copeland Corporation Compressor system with demand cooling
RU2011004C1 (ru) * 1991-01-09 1994-04-15 Пермский государственный технический университет Способ управления процессом охлаждения компрессорного агрегата
JPH07117052B2 (ja) * 1991-04-12 1995-12-18 株式会社神戸製鋼所 無給油式注液形スクリュ圧縮機
JPH06213188A (ja) * 1993-01-18 1994-08-02 Kobe Steel Ltd 油冷式圧縮機
US5318151A (en) 1993-03-17 1994-06-07 Ingersoll-Rand Company Method and apparatus for regulating a compressor lubrication system
JPH084679A (ja) * 1994-06-17 1996-01-09 Hitachi Ltd 油冷式圧縮機
JP3040071B2 (ja) * 1996-04-17 2000-05-08 本田技研工業株式会社 圧縮機用冷却装置
BE1013534A5 (nl) * 2000-05-17 2002-03-05 Atlas Copco Airpower Nv Werkwijze voor het regelen van een ventilator in een compressorinstallatie en compressorinstallatie met aldus geregelde ventilator.
JP3694464B2 (ja) * 2001-03-22 2005-09-14 株式会社神戸製鋼所 油冷式圧縮機
US8960269B2 (en) * 2001-07-30 2015-02-24 Dana Canada Corporation Plug bypass valve and heat exchanger
DE10153459B9 (de) * 2001-10-30 2004-09-09 Kaeser Kompressoren Gmbh Anordnung zur Steuerung des Kühlfluidstroms in Kompressoren
DE10301314A1 (de) * 2003-01-15 2004-07-29 Behr Gmbh & Co. Kg Kühlkreislauf, insbesondere für ein Kraftfahrzeuggetriebe
US7347060B2 (en) * 2003-11-14 2008-03-25 Aqueduct Medical, Inc. Systems for regulating the temperature of a heating or cooling device using non-electric controllers and non-electric controllers therefor
JP2006207980A (ja) * 2005-01-31 2006-08-10 Sanyo Electric Co Ltd 冷凍装置及び冷蔵庫
BE1016814A3 (nl) 2005-10-21 2007-07-03 Atlas Copco Airpower Nv Inrichting ter voorkoming van de vorming van condensaat in samengeperst gas en compressorinstallatie voorzien van zulke inrichting.
US20090027162A1 (en) * 2007-07-23 2009-01-29 Forster Ian J Controllable rfid device, and method
BE1018075A3 (nl) 2008-03-31 2010-04-06 Atlas Copco Airpower Nv Werkwijze voor het koelen van een vloeistofgeinjecteerd compressorelement en vloeistofgeinjecteerd compressorelement voor het toepassen van zulke werkwijze.
US20100206543A1 (en) * 2009-02-13 2010-08-19 Tylisz Brian M Two-stage heat exchanger with interstage bypass
US8978992B2 (en) * 2009-09-14 2015-03-17 Jiffy-Tite Company, Inc. Cooler bypass apparatus and installation kit
US9896979B2 (en) * 2011-02-23 2018-02-20 GM Global Technology Operations LLC System and method for controlling a temperature of oil in a power-plant of a vehicle

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US20030086793A1 (en) * 2001-11-05 2003-05-08 Gunter Matt Air compressor having thermal valve
WO2011090482A2 (en) * 2010-01-22 2011-07-28 Ingersoll-Rand Company Compressor system including a flow and temperature control device

Also Published As

Publication number Publication date
EP2820300A2 (en) 2015-01-07
WO2013126971A3 (en) 2013-11-14
BR112014020195B1 (pt) 2022-01-25
MX2014009946A (es) 2014-11-13
BR112014020195A8 (pt) 2017-07-11
JP6033892B2 (ja) 2016-11-30
CN104246224A (zh) 2014-12-24
MX346400B (es) 2017-03-16
US20150030468A1 (en) 2015-01-29
KR20140126719A (ko) 2014-10-31
IN2014KN01307A (en) 2015-10-16
KR101723719B1 (ko) 2017-04-05
AU2013225625A1 (en) 2014-07-17
PL2820300T3 (pl) 2022-04-04
AU2013225625B2 (en) 2016-06-09
RU2580574C1 (ru) 2016-04-10
ES2908098T3 (es) 2022-04-27
JP2015511739A (ja) 2015-04-20
US10145485B2 (en) 2018-12-04
BR112014020195A2 (pt) 2021-09-08
CN104246224B (zh) 2017-10-24
EP2820300B1 (en) 2021-12-15
WO2013126971A2 (en) 2013-09-06

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1020500A3 (nl) Compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting.
BE1016814A3 (nl) Inrichting ter voorkoming van de vorming van condensaat in samengeperst gas en compressorinstallatie voorzien van zulke inrichting.
KR102069957B1 (ko) 오일 분사식 압축기 디바이스의 제어 방법
CA2436217C (en) Method and apparatus for controlling the removal of heat from the condenser in a refrigeration system
US7707844B2 (en) Thermostatic expansion valve with bypass passage
US4934155A (en) Refrigeration system
US11073148B2 (en) Method for controlling the outlet temperature of an oil injected compressor or vacuum pump and oil injected compressor or vacuum pump implementing such method
WO2018033827A1 (en) A method for controlling the outlet temperature of an oil injected compressor or vacuum pump and oil injected compressor or vacuum pump implementing such method
EP2058522B1 (en) Compressor with flow control sensor
JP6108701B2 (ja) 油冷式空気圧縮装置
BE1022707B1 (nl) Werkwijze en inrichting voor het regelen van de olietemperatuur van een oliegeïnjecteerde compressorinstallatie of vacuümpomp en klep toegepast in dergelijke inrichting
BE1026654B1 (nl) Oliegeïnjecteerde meertraps compressorinrichting en werkwijze voor het aansturen van een compressorinrichting
US20210285704A1 (en) Refrigeration apparatus
JPWO2022003933A5 (nl)
JPH09170580A (ja) 空気圧縮ユニット
KR20180024129A (ko) 안전 기능이 부가된 가스압축기 시스템
KR20080020291A (ko) 차량의 에어컨 압력조절장치