BE1020493A3 - Werkwijze en inrichting voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en inrichting voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand.

Een ringbalk is een constructieonderdeel van een gebouw, meer bepaald een aaneengesloten en doorlopende balk, meestal uit gewapend beton vervaardigd.

Een ringbalk wordt gebruikelijk verankerd aan een muurdeel om weerstand te bieden aan de spatkrachten welke zich onder meer voordoen bij een dakconstructie.

Een spatkracht is de zijdelingse of horizontale kracht die door onder meer bogen of gewelven op een steunpunt wordt uitgeoefend.

Een ringbalk kan ook geplaatst worden om de muurdelen van ' een gebouw te verbinden en alzo te verstevigen.

Het is duidelijk dat de huidige uitvinding met uitbreiding tevens betrekking heeft op een werkwijze voor het verwezenlijken van een betonwand op een muurdeel, in het bijzonder een betonwand met beperkte hoogte. In tegenstelling tot een ringbalk omsluit een betonwand mét beperkte hoogte niet noodzakelijk een door muren omgeven ruimte. Waar verder verwezen wordt naar een ringbalk, heeft de beschrijving ook betrekking op een betonwand met beperkte hoogte.

Een bekende werkwijze voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand bestaat erin, uitgaande van een tot op bepaalde hoogte gemetste muur, bekistingsplaten te voorzien tegen de binnenzijde en de buitenzijde van de muur, daartussen de nodige wapening te voorzien en vervolgens het beton te gieten.

De bekistingsplaten worden gefixeerd door, enerzijds, de platen aan de bovenzijde te voorzien van afstandshouders zodat deze niet naar elkaar toe kunnen verplaatst worden en, anderzijds, door balkklemmen of grote spanvijzels te voorzien welke over de bekistingsplaten reiken en deze samendrukken tegen het onderliggende muurdeel.

Deze werkwijze kan worden toegepast bij het verwezenlijken van relatief kleine ringbalken.

Voor grotere ringbalken worden de bekistingsplaten ter plaatse gehouden door stellingconstructies te voorzien met . steunen welke tot op de begane grond reiken.

Het is duidelijk dat zulke constructies complex en kostelijk zijn, vooral wanneer de ringbalk dient te worden gerealiseerd op grote hoogte boven de begane grond.

De huidige uitvinding beoogt een oplossing te bieden aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen.

Hiertoe betreft de huidige uitvinding een werkwijze voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand, welke werkwijze, uitgaande van een tot op bepaalde hoogte gemetste muur, de stappen omvat van het voorzien van één of meer bekistingsplaten tegen de binnenzijde en/of de buitenzijde van de muur, waarbij minstens één van de bekistingsplaten tegen de muur wordt gefixeerd door middel van een steun met S-vormige rug of getrapte rug welke meer bepaald een eerste vlakke wand en een tweede vlakke wand omvat welke laatste hoofdzakelijk parallel aan en op een afstand van de eerste vlakke wand is gelegen, welke steun met S-vormige rug met de eerste vlakke wand tegen de muur wordt bevestigd door middel van minstens één draadstang of dergelijke en een bijhorende moer of dergelijke.

Een belangrijk voordeel betreft de zeer eenvoudige plaatsingswijze van de steun met S-vormige rug.

De huidige uitvinding betreft tevens een inrichting voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand, welke inrichting een steun met S-vormige rug betreft welke meer bepaald een eerste vlakke wand en een tweede vlakke wand omvat welke laatste hoofdzakelijk parallel aan en op een afstand van de eerste vlakke wand is gelegen.

Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm omvat de inrichting volgens de uitvinding welke een steun met S-vormige rug betreft, een eerste steundeel en een tweede steundeel, welke steundelen onderling vast verbonden zijn, waarbij het eerste steundeel de eerste vlakke wand (15) omvat, en waarbij het tweede steundeel de tweede vlakke wand omvat.

Met het inzicht de kenmerken van de huidige uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding voor het verwezenlijken van een ringbalk of betonwand beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin: figuren 1 en 2 bekende werkwijzen voor het verwezenlijken van een ringbalk of betonwand illustreren; figuur 3 de werkwijze en de inrichting volgens de uitvinding voor het verwezenlijken van een ringbalk of betonwand illustreren; figuren 4 tot 6 drie praktische uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de uitvinding voor het verwezenlijken van een ringbalk of betonwand weergeven.

In figuur 1 wordt een bekende werkwijze geïllustreerd voor het verwezenlijken van een ringbalk 1.

Schematisch en in doorsnede geeft de figuur 1 een tot op bepaalde hoogte gemetste muur 2 weer waartegen bekistingsplaten 3 en 4 zijn aangebracht, een eerste bekistingsplaat 3 aan de binnenzijde van de muur 2, en een tweede bekistingsplaat 4 aan de buitenzijde van de muur 2.

De bekistingsplaten' 3 en 4 worden . gefixeerd door, enerzijds, de platen 3 en 4 aan de bovenzijde te voorzien van af standshouders 5 zodat deze niet naar elkaar toe kunnen verplaatst worden en, anderzijds, door balkklemmen of grote spanvijzels 6 te voorzien welke over de bekistingsplaten 3 en 4 reiken en deze samendrukken tegen het onderliggende muurdeel 2.

Het is duidelijk dat de klemdelen van de spanvijzels 6 daartoe minstens langer dienen te zijn dan de hoogte van de vervaardigen ringbalk 1.

Tussen de bekistingsplaten 3 en 4 wordt gebruikelijk de nodige wapening voorzien welke voor het overzicht niet is ^ weergegeven. Na verwezenlijking van de bekisting en fixatie ervan wordt het beton gegoten.

Deze werkwijze kan worden toegepast bij het verwezenlijken van relatief kleine ringbalken 1.

In figuur 2 wordt verduidelijkt hoe op bekende wijze grotere ringbalken of betonwanden 1 worden gerealiseerd.

De bekistingsplaat 4 aan de buitenzijde van de muur 2 wordt ter plaatse gehouden door een stellingconstructie 7 te voorzien met steunen 8 welke tot op de begane grond 9 of een ondergelegen stelling reiken.

De stellingconstructie 7 biedt steun voor bijvoorbeeld schuin gerichte balken 10 of dergelijke welke de bekistingsplaat 4 dienen te fixeren.

De bekistingsplaat 3 aan de binnenzijde van de muur 2 wordt hier gefixeerd door balken of dergelijke te voorzien op de vloerplaat 11 welke hier aanwezig is.

Het is duidelijk dat zulke constructies complex en kostelijk zijn, vooral wanneer de ringbalk of betonwand 1 dient te worden gerealiseerd op grote hoogte boven de begane grond.

In figuur 3 wordt de werkwijze en de inrichting voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand 1 volgens de uitvinding geïllustreerd.

Bij wijze van voorbeeld is de muur 2 hier tevens voorzien van een vloerplaat 11 welke steun biedt voor de fixatie van de bekistingsplaat 3 welke aan de binnenzijde van de muur 2 dient te worden voorzien.

Aan de buitenzijde van de muur 2 wordt een inrichting 12 volgens de uitvinding voorzien, waarvan in de figuren 4 tot 6 drie praktische uitvoeringsvormen worden weergegeven.

De inrichting betreft een steun met S-vormige rug 12, hier opgebouwd uit een eerste steundeel 13 en een tweede steundeel 14, welke beide steundelen onderling vast verbonden zijn.

Het eerste steundeel 13 is hier hoofdzakelijk balkvormig uitgevoerd en omvat een eerste hoofdzakelijk vlakke wand 15 welke bedoeld is om in gebruik tegen de muur 2 te worden geplaatst.

Nabij één van de uiteinden, meer bepaald het in gebruik en in de figuren bovenaan gelegen uiteinde 16, vertoont het eerste steundeel 13 een schouder of verbreding 17, meer bepaald gericht in de richting welke zich verwijderd van de eerste vlakke wand 15.

Op een afstand van de eerste vlakke wand 15 is de schouder 17 verbonden met het tweede steundeel 14 dat hier eveneens hoofdzakelijk balkvormig is uitgevoerd en een tweede hoofdzakelijk vlakke wand 18 omvat dat hier parallel is gelegen aan de eerste wand 15 doch op een afstand D ervan is verwijderd, doch gelegen is aan dezelfde zijde van de steun met S-vormige rug 12, i.e. in gebruik gericht is naar de ruimte boven de muur 2 waarop een ringbalk of betonwand 1 dient te worden voorzien.

De overgang ter plaatse van de vlakke wanden 15 en 18 is hier trapsgewijs uitgevoerd, een en ander zodanig dat het uiteinde van de eerste vlakke wand 15 aansluit met een hoofdzakelijk dwars daarop gerichte draagwand 19 met lengte D, welke op haar beurt aansluit met de dwars daarop gerichte tweede vlakke wand 18.

Zoals weergegeven in figuur 4 kan nabij deze laatste overgang van draagwand 19 en tweede vlakke wand 18 éen uitholling 20 voorzien worden.

Zoals uit de figuren 4 tot 6 blijkt kan de inrichting . volgens de uitvinding 12 volgens verschillende uitvoeringsvormen gerealiseerd worden, i.e. samengesteld zijn uit profieldelen en/of plaatdelen uit staal of aluminium of een ander geschikt materiaal.

De inrichting volgens de uitvinding 12 omvat steeds minstens één doorgang 21, doch bij voorkeur twee of meer doorgangen 21.

Zoals blijkt uit de uitvoeringsvormen zoals weergegeven in de figuren 4 tot 6 is het eerste steundeel 13, en bij voorkeur ook het tweede steundeel 14, voorkeurdragend opgebouwd uit twee wangen of profielen welke op een afstand van elkaar worden samengehouden door tussenliggende profieldelen welke bij voorkeur ook hol zijn uitgevoerd en met hun doorgang dwars op de vlakke wand 15 zijn gericht.

Aldus worden doorgangen 21 voorzien welke sleufvormig of lang gerekt zijn.

De werkwijze voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand 1 bestaat erin op gepaste onderlinge afstand zulke inrichtingen 12 volgens de uitvinding tegen de muur 2 te bevestigen.

Dit kan worden voltrokken door boringen in de muur 2 te voorzien, bij voorkeur in de voegen tussen de stenen, bij voorkeur doorheen de muur 2 indien de situatie dit toelaat.

Vervolgens wordt in lijn met elke boring een inrichting 12 volgens de uitvinding gehouden, welke gefixeerd wordt door een draadstang of dergelijke 22 doorheen de doorgangen 21 en de doorgaande boringen te voeren.

Aan weerszijden van de muur 2 worden deze draadstangen of dergelijke 22 voorzien van een gepaste moer of dergelijke ter fixatie van de inrichting 12 volgens de uitvinding.

Per inrichting 12 volgens de uitvinding volstaat in theorie één draadstang of dergelijke 22, doch het is duidelijk dat de technische vereisten meerderde draadstangen of dergelijke 22 kunnen voorschrijven.

Het is duidelijk dat indien de boring niet doorheen de muur 2 kan worden gevoerd, de fixatie van de draagstang in de muur dient te worden voltrokken volgens de daartoe bekende technieken.

Wanneer meerdere inrichtingen 12 volgens de uitvinding zijn voorzien tegen de muur 2, kunnen bekistingsplaten 4 worden aangebracht.

Deze bekistingsplaten 4 vertonen bij voorkeur een dikte D in overeenstemming met de afstand D tussen de eerste vlakke wand 15 en de tweede vlakke wand 18.

Het is duidelijk dat de dikte D van de 'bekistingsplaten 3 of 4, bij voorkeur overeenstemmend met de afstand D tussen de eerste vlakke wand 15 en de tweede vlakke wand 18, kan variëren in functie van de vereisten.

Om de bekistingsplaten 4 tegen de inrichtingen 12 volgens de uitvinding aan te drukken en aldaar te houden kunnen spanvijzels 23 worden aangewend zoals schematisch weergegeven in figuur 3.

Tussen de bekistingsplaten 3 en 4 wordt de nodige wapening voorzien en vervolgens wordt het beton gegoten en getrild.

Merk op dat de sleufvormige doorgangen 21 de nodige flexibiliteit voorzien en toelaten de boringen op een gepaste plaats te voorzien, zoals gezegd bij voorkeur ter plaatse van een voeg.

Merk ook op dat de inrichtingen 12 volgens de uitvinding op rigide wijze zijn opgebouwd, ook en vooral wanneer ze zijn samengebouwd uit profieldelen. De inrichtingen 12 volgens de uitvinding omvatten daarom bij voorkeur geen onderling verplaatsbare of verdraaibare onderdelen.

De stijfheid of rigide opbouw is een absolute vereiste om voldoende weerstand te kunnen bieden aan de druk wanneer het beton gestort en getrild wordt, vooral wanneer de ringbalk of betonwand 1 welke men vervaardigt een grote hoogte heeft.

Alternatief op de in figuur 3 geïllustreerde werkwijze, is het duidelijk dat ook aan de binnenzijde van de muur 2 inrichtingen 12 volgens de uitvinding kunnen . worden voorzien, bijvoorbeeld wanneer aldaar geen eenvoudige steun geboden wordt door een vloerplaat 11 of dergelijke.

De draagstangen of dergelijke 22 reiken dan mogelijks doorheen de beide inrichtingen 12 wanneer deze in lijn worden opgesteld.

Enkele mogelijke uitvoeringskenmerken van een inrichting 12 volgens de uitvinding zijn weergegeven in de figuren 4 tot 6.

De uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 4 is opgebouwd uit twee stalen plaatdelen of wangen 24 welke op eenvoudige wijze uit een stalen plaat kunnen gesneden worden, bijvoorbeeld door middel van een laser.

Bovenaan in de figuur 4, de voorkeurdragende gebruikspositie, zijn de plaatsdelen of wangen 24 voorzien van een U-vormige uitsparing 25, terwijl de vrije uiteinden onderling verbonden zijn door middel van pennen 26.

Deze U-vormige uitsparing 25 biedt ruimte voor het aanbrengen van een plank of dergelijke welke dienst kan doen als noodleuning.

Elk plaatdeel of elke wang 24 strekt zich hier uit over de volledige hoogte van de steun met S-vormige rug 12, i.e. reikt van de onderzijde of het vrije uiteinde van het eerste steundeel 13 tot de bovenzijde of het vrije uiteinde van het tweede steundeel 14.

Beide plaatdelen of wangen 24 zijn onderling verbonden door middel van tussenliggende profieldelen of kokerdelen 27 of dergelijke.

Deze specifieke opbouw is van belang en voorziet in meerdere doorgangen 21 welke sleufvormig of lang gerekt zijn, wat het gebruik van de steun met S-vormige rug 12 flexibel maakt.

Indien zoals weergegeven de tussenliggende profieldelen of kokerdelen 27 of dergelijke dusdanig aangebracht zijn dat hun doorgang dwars op de vlakke wand 15 gericht is, laten deze doorgangen eveneens indien gewenst de doorvoer van een draadstang of dergelijke 22 toe.

Zoals reeds aangehaald is nabij de overgang van de draagwand 19 en de tweede vlakke wand 18 een uitholling 20 voorzien, een en ander met het oog op de gegarandeerde aansluiting van een bekistingsplaat 4 met de laatst genoemde vlakke wanden 18 en 19.

De uitvoeringsvormen zoals weergegeven in figuren 5 en 6 verschillen van de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 4 doordat de plaatsdelen of wangen 24 vervangen zijn door profieldelen.

Merk echter op dat elk profieldeel zich hier slechts uitstrekt over de hoogte van ofwel het eerste steundeel 13, ofwel zich uitstrekt over de hoogte van het tweede steundeel 14, en de profieldelen ter plaatse van de schouder 17 onderling vast verbonden zijn voor middel van gepast, i.e. langer uitgevoerde tussenliggende profieldelen of kokerdelen 27.

Het is duidelijk dat de specifieke kenmerken, zoals de uitholling 20 of de U-vormige uitsparing 25, welke zijn voorzien in de uitvoeringsvorm zoals weergegeven in figuur 4.ook kunnen worden toegepast in de uitvoeringsvormen zoals weergegeven in figuren 5 en 6.

Onderling verschillen de uitvoeringsvormen zoals weergegeven in figuren 5 en 6 door de maten en samenbouw van de aangewende profieldelen.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch een inrichting volgens de uitvinding voor het verwezenlijken van een ringbalk kan in velerlei vormen en afmetingen worden uitgevoerd zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (10)

1. Werkwijze voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand (1), welke werkwijze, uitgaande van een tot op bepaalde hoogte gemetste muur (2), de stappen omvat van het voorzien van één of meer bekistingsplaten (3,4) tegen de binnenzijde en/of de buitenzijde van de muur (2), daardoor gekenmerkt dat minstens één van de bekistingsplaten (3,4) tegen de muur (2) wordt gefixeerd door middel van een steun met S-vormige of getrapte rug (12) welke meer bepaald een eerste vlakke wand (15) en een tweede vlakke wand (18) omvat welke laatste hoofdzakelijk parallel aan en op een afstand van de eerste vlakke wand (15) is gelegen, welke steun met S-vormige rug (12) met de eerste vlakke wand (15) tegen de muur (2) wordt bevestigd door middel van minstens één. draadstang of dergelijke (22) en een bijhorende moer of dergelij ke.

• 2. Inrichting voor het verwezenlijken van een ringbalk of een betonwand (1) daardoor gekenmerkt dat de inrichting een steun met S-vormige rug (12) betreft welke meer bepaald een eerste vlakke wand (15) en een tweede vlakke wand (18) omvat welke laatste hoofdzakelijk parallel aan en op een afstand van de eerste vlakke wand (15) is gelegen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de steun met S-vormige rug (12) een eerste steundeel (13) en een tweede steundeel (14) omvat, welke steundelen (13,14) onderling vast verbonden zijn, waarbij het eerste steundeel (13) de eerste vlakke wand (15) omvat, en waarbij het tweede steundeel (14) de tweede vlakke wand (18) omvat.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, daardoor gekenmerkt dat de overgang ter plaatse van de vlakke wanden (15) en (18) trapsgewijs is uitgevoerd, een en ander zodanig dat het uiteinde van de eerste vlakke wand (15) aansluit met een hoofdzakelijk dwars daarop gerichte draagwand (19), welke op haar beurt aansluit met de dwars daarop gerichte tweede vlakke wand (18).

5. Inrichting volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat nabij de aansluiting van draagwand (19) en de dwars daarop gerichte tweede vlakke wand (18) een uitholling (20) is voorzien.

6. Inrichting volgens conclusie 3, 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat het eerste steundeel (13), nabij één van de uiteinden, meer bepaald het in gebruik bovenaan gelegen uiteinde (16), een schouder (17) omvat welke meer bepaald gericht is in de richting welke zich verwijderd van de eerste vlakke wand (15) en welke tevens de aansluiting biedt voor het tweede steundeel (14) .

7. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 2 tot ..... 6, daardoor gekenmerkt dat ze is opgebouwd uit onder meer onderling vast verbonden profieldelen en/of plaatdelen (24) uit staal of aluminium of een ander geschikt materiaal, waarbij het eventuele eerste steundeel (13) voorzien is van minstens één doorgang (21) .

8. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 3 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het eerste steundeel (13) twee plaatdelen (24) of twee profieldelen omvat welke op een afstand van elkaar worden samengehouden, waarbij tussen de voornoemde plaatdelen (24) of profieldelen doorgangen (21) zijn voorzien welke sleufvormig of lang gerekt zijn uitgevoerd.

9. Inrichting volgens conclusie 7 of 8, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (12) of steun met S-vormige rüg (12) hoofdzakelijk is opgebouwd uit twee plaatdelen of wangen (24) welke zich beide uitstrekken over de volledige hoogte van de steun met S-vormige rug (12) en welke op een afstand van elkaar zijn samengebouwd door middel van tussenliggende profieldelen of kokerdelen (27).

10. Inrichting volgens één of meer van de conclusies 2 tot 9, daardoor gekenmerkt dat ze, aan het in gebruik aan de bovenzijde gelegen vrije uiteinde, voorzien is van een uitsparing (25) welke ruimte biedt voor het aanbrengen van een plank of dergelijke welke dienst kan doen als noodleuning.