BE1020258A3 - - Google Patents

Abstract

Bouwpanelen (1) met positioneerstift die aan ten minste twee tegenover elkaar liggende zijden (3) en (4), voorzien zijn van een verbindingsprofiel waarbij, de eerste lange zijde (3) van het bouwpaneel (1) een groef (7) en de tweede lange zijde een tand (8) bevat, die zo vervaardigd zijn dat de tand (8) in de groef (7) past en waarbij er zich een positioneerstift (11) bevind op het uiteinde (12) of (13) van één van deze zijden (3) of (4) en waarbij er zich een bevestigingsgleuf (54) aan één van de lange zijden (3) of (4) bevind.

Description

Bouwpanelen met positioneerstift.

Beschrijving

Deze uitvinding heeft betrekking op bouwpanelen en de montage van deze. Deze bouwpanelen zijn voorzien van een verbindingsprofiel, waarbij de ene zijde van het bouwpaneel een tand heeft en de andere zijde een groef. Tevens bezitten deze bouwpanelen een positioneerstift die ervoor zorgt dat, bij montage, de bouwpanelen uitgelijnd zijn ten opzichte van elkaar en een bevestigingsgleuf voor het bevestigen van deze bouwpanelen.

Stand der techniek

De meest gebruikelijke manier om wand- en plafond panelen te bevestigen is de bevestiging op een vooraf gemonteerd frame. Deze frames bestaan meestal uit hout of ijzer.

De meeste bouwpanelen zijn vervaardigd uit een houtvezel plaat of MDF plaat. Deze worden bekleed met een folie die dan weer voorzien is van een decor (tekening). Dit kan ondermeer een imitatie van hout zijn of gewoon een mono kleur hebben. Andere gebruikte materialen zijn voornamelijk PVC.

De bouwpanelen zelf hebben meestal een tand en groef verbinding waarbij, meestal aan de groefkant een langere lip voorzien is. Door deze langere lip wordt er een hulpstuk zoals, nietje, nagel of vijs aangebracht om de panelen te bevestigen aan het raster. Afhankelijk van het materiaal van zowel paneel als raster word er gekozen voor één van de genaamde bevestigingshulpstukken. Een andere optie is het gebruik maken van klemmen die passen op het verbindingsprofiel. Deze klemmen moeten dan ook terug vastgemaakt worden aan het frame. Meestal met de zelfde bevestigingshulpstukken als zonder klemmen.

Bij een " gewone" tand en groefverbinding, zijn de panelen enkel vergrendeld met elkaar in verticale richting. De hulpstukken dienen, niet alleen om de panelen te bevestigen aan het frame in verticale maar ook in horizontale richting, zodat er geen openingen ontstaan tussen de panelen onderling.

De laatste jaren word er meestal geopteerd voor verbindingsprofielen met tand en groef, waarbij er bij montage zowel een verticale als een horizontale verbinding ontstaat.

Deze techniek komt uit de vloer industrie. Hij wordt vooral toegepast bij laminaat vloeren. Er bestaan ondertussen reeds verschillende van deze profielen. Een van de meest voorkomende is beschreven in document BE19960000527.

Zowel PVC bouwpanelen als bouwpanelen met een drager uit houtvezel of MDF kunnen uitzetten of krimpen al naar gelang temperatuur als vochtigheid verandering. Bij bouwpanelen als deze laatste kan dit oplopen tot lmm per meter. Daarom word er ook soms gebruik gemaakt van verbindingsprofielen zoals beschreven in document GB2256023.

Samenvatting van de uitvinding

De huidige uitvinding heeft betrekking op zowel vloer, wand als plafond bouwpanelen waarbij wij ons vooral gaan focussen op plafond panelen omdat de problematiek, waaruit deze uitvinding is ontstaan, zich vooral daar, voordoet.

Een van de grootste problemen voor het monteren van plafond panelen is het uitlijnen van deze ten opzichte van elkaar. Ten eerste zijn alle muren niet altijd even recht en door het probleem van uitzetten en krimpen, bij de bouwpanelen, is het aangewezen om een aantal mm van de muur weg te blijven bij de montage. Dit zorgt er natuurlijk voor dat men geen referentievlak meer heeft bij de start van de montage. Indien er reeds een kleine afwijking, van een rechte uitlijning, gebeurd tijdens het bevestigen van de eerste rij bouwpanelen, dan vermenigvuldigd zich dit naargelang de montage vordert waardoor het monteren steeds moeilijker word en er tevens openingen gecreëerd worden die er visueel slecht uitzien.

De meeste van dit type plafondpanelen worden verkocht in bouwmarkten en DIY ketens. Het is dan ook normaal dat het voor de meeste mensen, die deze panelen kopen en monteren, dit geen dagelijkse bezigheid is. Vandaar dat de huidige uitvinding ontstaan is.

We gaan namelijk een staafje, hier genoemd positioneerstift, voormonteren in de plafond panelen. Deze positioneerstift zorgt ervoor dat we vanaf de eerste rij plafond panelen reeds een perfecte rechte uitlijning bekomen. Deze techniek kan zowel gebruikt worden bij panelen met een simpele tand en groefverbinding als ook bij panelen voorzien met verbindingsprofielen van het type zoals beschreven in de documenten van gekende techniek, BE19960000527 als ook GB2256023.

Het is belangrijk dat tijdens de montage van de panelen, deze gemakkelijk kunnen verschoven worden ten opzichte van elkaar. Ook wanneer ze reeds verbonden zijn door de verbindingsprofielen. Profielen van het type, zoals beschreven in document BE19960000527, hebben het nadeel dat ze niet gemakkelijk kunnen verschuiven ten opzichte van elkaar. Beter is om gebruik te maken van profielen van het type beschreven in gekende techniek in document GB2256023.

Zoals eerder beschreven worden plafond panelen meestal bevestigd met hulpmiddelen zoals nietjes, nagels, schroeven of klemmen. Deze gaan meestal door de lip aan de zijde van de groef. Het nadeel is dat deze hulpmiddelen niet altijd diep genoeg bevestigd worden die dan de montage belemmerd. Ook is er meestal weinig plaats om deze hulpmiddelen te bevestigen of men kan er slecht bij. Dit geld zowel voor panelen met een simpele tand en groefverbinding als voor panelen met het type verbindingsprofiel zoals beschreven in voorgenoemde gekende technieken.

De verbetering bestaat zich hierin, dat er een extra gleuf voorzien word in de lip van één zijde van de verbindingsprofielen, bij voorkeur in de zijde van de groef, waarbij deze lip wat meer uitsteekt ten opzichte van de zichtbare kant van het paneel en waarbij de hulpmiddelen altijd dieper zitten dan bij andere verbindingsprofielen.

Korte beschrijving van de tekeningen Figuur 1 toont een bouwpaneel met positioneerstift.

Figuur 2 toont een profielverbinding met gekende techniek uit document BE 19960000527

Figuur 3 toont een profielverbinding met gekende techniek uit document GB 2256023

Figuur 4 toont een tweede voorbeeld van dezelfde profielverbinding met gekende techniek uit document GB 2256023

Figuur 5 toont bouwpanelen op rasterwerk.

Figuur 6 toont twee panelen volgens de huidige uitvinding.

Figuur 7 toont een bouwpaneel volgens de huidige uitvinding met twee positioneerstiften.

Figuur 8 toont de doorsnede van twee gemonteerde bouwpanelen uit de huidige uitvinding waarbij de verbindingsprofielen van de lange zijden zichtbaar zijn.

Figuur 9 toont een doorsnede van de montage van twee bouwpanelen met de huidige uitvinding

Figuur 10 toont de doorsnede van twee gemonteerde bouwpanelen uit de huidige uitvinding waarbij de verbindingsprofielen van de korte zijden zichtbaar zijn.

Figuur 11 toont de doorsnede van twee bouwpanelen met tand en groef verbinding.

Figuur 12 toont hulpmiddelen om bouwpanelen te bevestigen.

Figuur 13 toont de doorsnede van twee bouwpanelen waarvan één bevestigd door middel van een nagel.

Figuur 14 toont de doorsnede van een bouwpaneel en een methode om een hulpstuk te verbergen.

Figuur 15 toont een doorsnede van een bouwpaneel uit de huidige uitvinding met een nagel als hulpstuk ter bevestiging.

Figuur 16 toont de doorsnede van twee bouwpanelen uit de huidige uitvinding met een nagel als hulpstuk ter bevestiging.

Figuur 17 toont de doorsnede van twee bouwpanelen uit de huidige uitvinding waarbij de tweede korte zijde past in de eerste lange zijde.

Figuur 18 toont de doorsnede van twee bouwpanelen uit de huidige uitvinding waarbij de tweede lange zijde past in de eerste korte zijde.

Beschrijving van voorkeur uitvoeringsvormen

Figuur 1 toont een bouwpaneel (1). Het bouwpaneel (1) heeft een visueel oppervlakte (2) en is rondom voorzien van verbindingsprofielen waarbij de eerste lange zijde (3) voorzien is van een groef (7) in het verbindingsprofiel en aan de tweede lange zijde (4) er een tand (8) voorzien is in het verbindingsprofiel. Aan de eerste korte zijde (5) is er ook een groef (9) in het verbindingsprofiel en aan de tweede korte zijde (6) is er een tand aan het verbindingsprofiel. Tevens is er in het verbindingsprofiel aan de eerste lange zijde (3) een positioneerstift (11) voorzien. Deze eerste lange zijde (3) wordt geprefereerd, in de huidige uitvinding, om te voorzien van een positioneerstift (11).

Dit komt door de geometrie van het verbindingsprofiel aan deze zijde. Echter het is niet uitgesloten dat de positioneerstift (11) zich bevinden kan in de tweede lange zijde (4) die voorzien is van een tand (8).De positioneerstift heeft hier een ronde vorm, dit hoeft echter geen beperking te zijn andere vormen zoals vierkant, rechthoek, enz. kunnen natuurlijk ook gebruikt worden.

Figuur 2 toont een gedeelte van een doorsnede van een bouwpaneel (14) en een bouwpaneel (15) die met elkaar verbonden zijn. Dit is gekende techniek uit document BE 19960000527.

De bouwpanelen (14) en (15) hebben aan tenminste twee tegenoverliggende zijden een verbindingsprofiel waarbij het bouwpaneel (14) een groef (16) heeft en een lip (20) voorzien van een V-vormige gleuf (18). Het tweede bouwpaneel (15) is voorzien van een tand (17) en een V-vormig uitsteeksel (19). De tand (17) past in de groef (16) zodat er na montage een vergrendeling is in verticale richting. Het V-vormig uitsteeksel (19) past in de V-vormige gleuf (18) waardoor er een vergrendeling in horizontale richting ontstaat. Het V-vormig uitsteeksel (19) is voorzien van een eerste flank (21). De V-vormige gleuf (18) is voorzien van een tweede flank (22).De eerste flank (21) ligt na montage iets lager dan de tweede flank (22) waarbij er een voorspanning ontstaat tussen de bouwpanelen (14) en (15). Dit is duidelijk gemaakt doordat de lip (20) zich naar onder buigt en er een afstand (X) ontstaat. Deze manier van profileren heeft een nadeel. Indien de panelen door vochtigheid of temperatuur verschillen gaan zwellen kunnen ze moeilijk bewegen ten opzichte van elkaar waardoor beide bouwpanelen (14) en (15) gaan opsteken aan de zichtbare oppervlaktes (23) en (24) en dit op het contactpunt (25) waar de derde flank (26) en de vierde flank (27) elkaar raken. Het is ook zo dat gekende techniek niet voorzien is van een positioneerstift.

Figuur 3 toont een tweede gekende techniek uit document GB 2256023. Dit is de gedeeltelijke doorsnede van een bouwpaneel (28) die verbonden is met een bouwpaneel (29).

De bouwpanelen (28) en (29) hebben aan tenminste twee tegenoverliggende zijden een verbindingsprofiel waarbij het bouwpaneel (28) een groef (30) heeft en een lip (32), die voorzien is van een gleuf (33). Het tweede bouwpaneel (29) is voorzien van een tand (31) en een uitsteeksel (34). De tand (31) past in de groef (30) waardoor na montage beide panelen vergrendelt zijn in verticale richting. Het uitsteeksel (34) past in de gleuf (33) zodat er een verbinding is in horizontale richting. De gleuf (33) heeft een rechthoekige vorm en het uitsteeksel (34) een gebogen vorm. Deze vormen kunnen er ook anders uitzien. Er is wel een afstand (Y) aanwezig. Los van de voorgenoemde vormen is die altijd aanwezig en heeft als voordeel, ten opzichte van in figuur 2 omschreven profiel, dat er hier ruimte is voor expansie. De ruimte zorgt ervoor dat beide bouwpanelen (28) en (29) kunnen verschuiven ten opzichte van elkaar.

Figuur 4 toont dezelfde techniek als beschreven in figuur 3 waarbij de panelen door zwelling verschoven zijn ten opzichte van elkaar. Dit komt doordat er ruimte (Y) voorzien is in de gleuf (39).

Op deze manier ontstaat er wel een afstand (Z) tussen de twee bouwpanelen (28) en (29). Gezien de tand (31), aan de bovenste kant (35), meestal mee ommantelt word in de zelfde kleur als de visuele oppervlakte, zal men deze opening (Z) niet zien. Het spreekt vanzelf dat deze afstand (Y) beperkt gehouden word en bij voorkeur een afstand heeft van maximaal 0.1 mm.

Figuur 5 toont bouwpanelen op een rasterwerk. In de meeste gevallen word er voor de montage van een plafond of wandpanelen gebruik gemaakt van een rasterwerk om de bouwpanelen er aan te bevestigen. Deze kan uit verschillende materialen gebouwd worden maar in de meeste gevallen gaat men gebruik maken van houten of metalen rasterlatten (39). De rasterlatten (39) worden eerst aan het bestaande plafond vast gemaakt. Daarop word een eerste bouwpaneel (36) vastgemaakt. Gezien er uitzetting mogelijkheden zijn bij de bouwpanelen, gaat er steeds wat plaats gelaten worden tussen de muur (43) en de eerste rij bouwpanelen (36), (37) en (38). Later word de ruimte tussen de bouwpanelen en de muren afgewerkt met een omlijsting zodat deze ruimte niet meer zichtbaar is. Vervolgens word een tweede bouwpaneel (37) bevestigd. De korte zijden (44) en (45) zijn meestal voorzien van een profielverbinding. Dit kunnen een simpele tand en groefverbinding zijn die in elkaar passen of eventueel meer complexe verbindingen zoals bv. beschreven in figuren 2 en 3. De lange zijden (40) en (41) van respectievelijk bouwpaneel (36) en (37) worden in één lijn gebracht ten opzichte van elkaar. Dit is, vooral bij plafond panelen, een probleem. Gezien men boven het hoofd zit te werken is dit moeilijker als bv. bij vloerpanelen. Het is ook zo dat het eerste bouwpaneel (36) reeds vastgemaakt is aan een rasterlat (39) en bijgevolg niet meer kan verschuiven. Bij vloerpanelen is dit niet het geval. Daar kunnen ze steeds verschuiven omdat ze zogezegd zwevend worden geplaatst. Dit betekent niet vast aan de ondervloer. In vele gevallen loopt het reeds verkeerd bij de montage van de eerste rij bouwpanelen. Dit is hier duidelijk gemaakt in de twee cirkels. De grote cirkel is een uitvergroting van de kleine cirkel. Het is duidelijk dat de eerste lange zijde (40) van het bouwpaneel (36) niet op dezelfde hoogte ligt van de eerste lange zijde (41) van het tweede bouwpaneel (37). Vervolgens word er een derde bouwpaneel (38) gemonteerd. Men kan hier natuurlijk terug dezelfde fout begaan. Bij het monteren van de tweede rij gaat men meestal zodanig starten dat de eerste korte zijde (46) in het midden komt te liggen van het eerste bouwpaneel (36) en de tweede korte zijde (47) van bouwpaneel (42) komt in het midden te liggen van het tweede bouwpaneel (37). Alle lange zijden zijn ook voorzien van een verbindingsprofiel zoals beschreven voor de korte zijden. De eerste lange zijde (49) van het vierde bouwpaneel (42) past respectievelijk in de tweede lange zijde (48) en de tweede lange zijde (51) van de bouwpanelen (36) en (37). Gezien er een fout gebeurd is bij de montage van de eerste twee bouwpanelen (36) en (37) gaat de fout hier verder gezet worden. Ofwel gaat de eerste lange zijde (49) van het bouwpaneel (42) niet evenwijdig lopen aan de lange zijden (48) en (51) van de respectievelijke bouwpanelen (36) en (37), met als gevolg dat er openingen gaan ontstaan tussen de bouwpanelen ofwel gaat het bouwpaneel (42) zo verbogen worden zodat de lange zijden gebogen gaan komen te staan. In beide gevallen gaat de fout zich verder zetten en zelfs vermenigvuldigen met als gevolg dat het steeds moeilijker wordt om verder te monteren en het visueel aspect er steeds slechter gaat uitzien.

Figuur 6 toont twee bouwpanelen (1) en (52) volgens de huidige uitvinding, leder bouwpaneel is voorzien van een positioneerstift (11) die zich bevinden in een positioneer groef (53). Beide panelen zijn ook voorzien van een bevestigingsgleuf (54). Deze bevestigingsgleuf (54) dient om de bouwpanelen te bevestigen aan een rasterlat (39). Als het bouwpaneel (52) bevestigd is op het raster, dan kan men het volgende bouwpaneel (1) zo in positie brengen zodat de eerste korte zijde (5) van het bouwpaneel (1) tegenover de tweede korte zijde van het bouwpaneel (52) komt te staan. Vervolgens word het bouwpaneel (1) in de richting (Rl) verschoven en wel zodanig dat de positioneerstift (11) van het bouwpaneel (1) zich bevestigd in de positioneergroef van het bouwpaneel (52). Terzelfder tijd gaat de tand (10) van de tweede korte zijde van het bouwpaneel (52) zich bevestigen in de groef (9) van de eerste korte zijde van het bouwpaneel (1). Op deze manier zijn beide bouwpanelen (1) en (52) perfect uitgelijnd ten opzichte van elkaar. Nu kan ook het bouwpaneel (1) op de rasterlat (39) bevestigd worden. De volgende bouwpanelen worden op dezelfde manier bevestigd.

Figuur 7 toont een bouwpaneel (1) volgens de huidige uitvinding waarbij er zich twee positioneerstiften (11) en (55) in de positioneergroef bevinden. De positioneerstiften hebben hier twee functies. De eerste positioneerstift (11) dient natuurlijk om de uitlijning van het volgende paneel te bepalen maar dient ook, tezamen met de positioneerstift (55) als horizontale vergrendeling van de eerste lange zijde (3) van een eerste bouwpaneel met een tweede lange zijde (4) van een volgend bouwpaneel uit de volgende rij.

Figuur 8 toont de doorsnede van twee bouwpanelen (1) en (52) die met elkaar verbonden zijn waarbij de verbindingsprofielen van de lange zijden zichtbaar zijn. We zien dat de tand (8) zich in de groef (7) bevind. Daardoor zijn beide bouwpanelen in verticale richting vergrendelt. Het uiteinde van de tand (8) langs de binnenzijde, heeft een soort haak (57). Deze haakt zich achter de positioneerstift (11) waardoor beide panelen in horizontale richting vergrendelt zijn. Deze vorm van de verbindingsprofielen is een voorkeursvorm maar is geen beperking.

Figuur 9 toont de montage van een eerste bouwpaneel (1) en een tweede bouwpaneel (52) uit de huidige uitvinding. Het bouwpaneel (52) word in richting (R2) verschoven ten opzichte van het bouwpaneel (1) tot de top van de tand (8) de groef (7) bereikt. De onderkant (59) van de tand (8) bevind zich bovenaan de positioneerstift (11). De top (58) van de tand (8) is afgeschuind alsook de bovenkant (60) van de groef (7). Indien de druk in richting (R2) wat opgevoerd wordt, gaat door de afschuiningen aan de tand (8) en de groef (7), de tand (8) de neiging hebben om in de groef (7) te bewegen. Dit in combinatie dat er een druk ontstaat ter hoogte van de onderkant (59) van de tand (8) en de bovenkant van de stift (11) gaat de lip (56) beginnen buigen in richting (R3) waardoor de tand (8) helemaal verdwijnt in de groef (7) tot de haak (57) achter de positioneerstift zich vast haakt.

Beide bouwpanelen (1) en (52) zijn nu zowel horizontaal als verticaal vergrendelt. Door te werken met twee positioneerstiften (11) en (55) gaan de bouwpanelen over de volledige lange zijden (3) en (4) vergrendelt zijn.

Figuur 10 toont de doorsnede van twee gemonteerde bouwpanelen (1) en (52) waarbij de verbindingsprofielen aan de korte zijde zichtbaar zijn. De tand (10) bevind zich in the groef (9) waardoor beide bouwpanelen in verticale richting vergrendelt zijn. De tand (10) bij bouwpaneel (52) heeft een uitsteeksel (61). Dit uitsteeksel (61) heeft op zijn beurt een haak (62). Bouwpaneel (52) heeft een lip (63) die voorzien is van een gleuf (64). Na montage past het uitsteeksel (61) in de gleuf (64) en er ontstaat een horizontale verbinding doordat de haak (62) zich vast haakt voorbij de flank (65) van de gleuf (64). Er is een speling (S) voorzien die dient om de expansie van de bouwpanelen op te vangen. Voor de montage van de korte zijden gaat men op dezelfde manier tewerk als bij de lange zijden. Men beweegt Bouwpaneel (52) in de richting (R2) naar het bouwpaneel (1). De tand (10) dringt binnen in de groef (9). Op het zelfde moment duwt het uitsteeksel (61) de lip (63) iets naar beneden, zodat de tand (10) helemaal in de groef (9) komt te zitten.

Figuur 11 toont de doorsnede van twee bouwpanelen (66) en (68). Het bouwpaneel (66) bevat een groef (67) en het bouwpaneel (68) heeft een tand (69). Na montage past de tand (69) precies in de groef (67). Dit is een andere mogelijkheid dan de huidige uitvinding om bouwpanelen te verbinden met elkaar. Tot op heden is dit waarschijnlijk nog steeds de meest voorkomende.

Figuur 12 toont drie hulpmiddelen om bouwpanelen te bevestigen aan een rasterwerk. Afhankelijk van het soort rasterwerk gaat men kiezen voor één van deze hulpmiddelen. We zien een nagel (70) met een nagelkop (71), een vijs (72) met een vijskop (73) en een nietje (74). Bij een houten rasterwerk gaat men meestal gebruik maken van een nagel of een nietje. Bij een metalen rasterwerk gaat men meestal gebruik maken van een vijs.

Figuur 13 toont de doorsnede van een tand en groef verbinding zoals in figuur 11 beschreven. Het eerste bouwpaneel (66) heeft een groef (67) waarbij de onderkant van de groef (67) langer is dan de bovenkant van de groef (67) en waardoor er een lip (77) ontstaat. Het eerste bouwpaneel (66) word aan een rasterlat (39) bevestigd door middel van een nagel (70). Deze nagel kan natuurlijk ook vervangen worden door bv. een nietje (74) of een schroef (72). Een nadeel bij dergelijke montages is dat het hulpmiddel niet altijd helemaal in de lip zit. In dit voorbeeld is het duidelijk dat de nagelkop (71) uitsteekt ten opzichte van de bovenkant (75) van de groef (67). Dit heeft als gevolg dat er bij de montage van het volgende bouwpaneel (68) moeilijkheden gaan ontstaan. Gezien de tand (69) precies de vorm heeft van de groef 67) gaat, doordat de nagelkop (71) wat uitsteekt, de onderkant (76) van de tand (69) stoten tegen de nagelkop (71) en gaat de tand (69) moeilijk in de groef (67) gaan. Dit gaat enkel lukken door veel kracht uit te oefenen waarbij er schade kan ontstaan aan zowel bouwpaneel (66) als aan bouwpaneel (68). Dit is hetzelfde als men kiest voor een ander hulpmiddel voor het bevestigen van bouwpanelen. Dit probleem beperkt zich niet enkel tot het bevestigen van bouwpanelen met een eenvoudige tand en groefverbinding maar is ook zo voor bv. bouwpanelen met gekende techniek zoals beschreven in figuur 2 en figuur 3.

Figuur 14 toont de doorsnede van een bouwpaneel (66) met als hulpstuk om het bouwpaneel te bevestigen een nagel (70). Een methode om de nagelkop dieper in de lip te krijgen is gebruik maken van een zogenaamde punter (78) en een hamer (79). Door de punter (78) precies op de nagelkop (71) te houden terwijl men met de hamer (79) slaat, gaat de nagel in het zachtere materiaal zoals bv. MDF verdwijnen in de lip (77). Dit is echter tijdrovend en word wel eens vergeten met als gevolg zoals beschreven bij figuur 13. Het zelfde geld bij het bevestigen met nietjes (74). Bij bevestiging met vijzen (72) wordt dit iets moeilijker.

Figuur 15 toont de doorsnede van een bouwpaneel (1) uit de huidige uitvinding. Het bouwpaneel is voorzien van een bevestigingsgleuf (54) in de lip (56). Deze gleuf (54) dient om het probleem beschreven bij figuur 13 en figuur 14, op te lossen. De nagelkop (71) zit mooi verzonken in de bevestigingsgleuf (54) en zit lager dan het bovenvlak (80) van de lip (56).

Figuur 16 toont dezelfde doorsnede, maar met twee bouwpanelen (1) en (52) uit de huidige uitvinding, die in elkaar gemonteerd zijn. Het is duidelijk dat de nagelkop (71) geen belemmering vormt om te monteren van dergelijke bouwpanelen. Dit geld natuurlijk ook bij bevestiging door middel van een vijs of een nietje. Men kan deze uitvinding topassen om op het even welke verbindingsprofiel. leder verbindingsprofiel heeft een lip. Door deze eventueel wat langer te maken kan ze voorzien worden van een bevestigingsgleuf zoals (54).

Figuur 17 toont twee bouwpanelen (1) en (52) uit de huidige uitvinding waarbij het verbindingsprofiel van de tweede korte zijde (6) past in het verbindingsprofiel van de eerste lange zijde (3). De tand (10) van de tweede korte zijde (6) past in de groef (7) van de eerste lange zijde (3) en zorgt voor een verticale verbinding. Het uitsteeksel (61) van de tand (10) past in de positioneer groef (53) en zorgt voor een horizontale verbinding.

Figuur 18 toont twee bouwpanelen (1) en (52) uit de huidige uitvinding waarbij het verbindingsprofiel van de tweede lange zijde (4) past in het verbindingsprofiel van de eerste korte zijde (5). De tand (8) van de tweede lange zijde (4) past in de groef ( 9 ) van de eerste korte zijde (5).

Lijst van referentienummers 1. Bouwpaneel 2. Visueel oppervlakte 3. Eerste lange zijde 4. Tweede lange zijde 5. Eerste korte zijde 6. Tweede korte zijde 7. Groef in eerste lange zijde 8. Tand aan tweede lange zijde 9. Groef in eerste korte zijde 10. Tand aan tweede korte zijde 11. Positioneerstift 12. Eerste uiteinde van de lange zijden 13. Tweede uiteinde van de lange zijden 14. Eerste bouwpaneel van gekende techniek uit document BE 19960000527 15. Tweede bouwpaneel van gekende techniek uit document BE 19960000527 16. Groef van gekende techniek uit document BE 19960000527 17. Tand van gekende techniek uit document BE 19960000527 18. V-vormige gleuf van gekende techniek uit document BE 19960000527 19. V-vormig uitsteeksel van gekende techniek uit document BE 19960000527 20. Lip van gekende techniek uit document BE 19960000527 21. Eerste flank van gekende techniek uit document BE 19960000527 22. Tweede flank van gekende techniek uit document BE 19960000527 23. Eerste zichtbare oppervlakte bij gekende techniek uit document BE 19960000527 24. Tweede zichtbare oppervlakte bij gekende techniek uit document BE 19960000527 25. Contactpunt bij gekende techniek uit document BE 19960000527 26. Derde flank bij gekende techniek uit document BE 19960000527 27. Vierde flank bij gekende techniek uit document BE 19960000527 28. Eerste bouwpaneel bij gekende techniek uit document GB 2256023 29. Tweede bouwpaneel bij gekende techniek uit document GB 2256023 30. Groef bij gekende techniek uit document GB 2256023 31. Tand bij gekende techniek uit document GB 2256023 32. Lip bij gekende techniek uit document GB 2256023 33. Gleuf bij gekende techniek uit document GB 2256023 34. Uitsteeksel bij gekende techniek uit document GB 2256023 35. Bovenste kant van de tand bij gekende techniek uit document GB 2256023 36. Eerste bouwpaneel bij montage 37. Tweede bouwpaneel bij montage 38. Derde bouwpaneel bij montage 39. Rasterlat 40. Eerste lange zijde van het eerste bouwpaneel (36) 41. Eerste lange zijde van het tweede bouwpaneel (37) 42. Vierde bouwpaneel bij montage 43. Muur 44. Eerste korte zij van het eerste bouwpaneel (36) 45. Eerste korte zijde van het tweede bouwpaneel (37) 46. Eerste korte zijde van het vierde bouwpaneel (42) 47. Tweede korte zijde van het vierde bouwpaneel (42) 48. Tweede lange zijde van het eerste bouwpaneel (36) 49. Eerste lange zijde van het vierde bouwpaneel (42) 50. Tweede lange zijde van het vierde bouwpaneel (42) 51. Tweede lange zijde van het tweede bouwpaneel (37) 52. Bouwpaneel volgens huidige uitvinding 53. Positioneer groef 54. Bevestigingsgleuf 55. Tweede positioneerstift 56. Lip bij de huidige uitvinding 57. Haak aan de tand (8) bij de huidige uitvinding 58. Top van de tand (8) 59. Onderkant van de tand (8) 60. Bovenkant van de groef (7) 61. Uitsteeksel bij tand (10) aan de tweede korte zijde 62. Haak aan het uitsteeksel (61) 63. Lip aan de eerste korte zijde 64. Gleuf in de lip (63) 65. Flank van de gleuf (65) 66. Bouwpaneel met groefverbinding 67. Groef bij bouwpaneel (66) 68. Bouwpaneel met tandverbinding 69. Tand bij bouwpaneel (68) 70. Nagel 71. Nagelkop 72. Vijs 73. Vijskop 74. Nietje 75. Bovenkant groef 76. Onderkant tand 77. Lip 78. Punter 79. Hamer 80. Bovenvlak lip (56)

Claims (6)

1. Bouwpanelen met positioneerstift : daardoor gekenmerkt dat de bouwpanelen (1), aan ten minste twee tegenover elkaar liggende zijden (3) en (4), voorzien zijn van een verbindingsprofiel waarbij, de eerste lange zijde (3) van het bouwpaneel (1) een groef (7) en de tweede lange zijde een tand (8) bevat, die zo vervaardigd zijn dat de tand (8) in de groef (7) past en waarbij er zich een positioneerstift (11) bevind op het uiteinde (12) of (13) van één van deze zijden (3) of (4).

2. Bouwpanelen met positioneerstift volgens conclusie 1 : daardoor gekenmerkt dat de positioneerstift (11) minimum 1 mm uitsteekt ten opzichte van een uiteinde (12) of (13) van één van de zijden (3) of (4).

3. Bouwpanelen met positioneerstift volgens voorgaande conclusies : daardoor gekenmerkt dat op ten minste, twee tegenover elkaar liggende zijden (3) en (4), de tand (8) en groef (7) verbinding zo gemaakt zijn dat ze na montage zowel in horizontale als verticale richting vergrendelt zijn

4. Bouwpanelen met positioneerstift volgens conclusies voorgaande conclusies : daardoor gekenmerkt dat de verbindingsprofielen aan de twee lange zijden (3) en (4) respectievelijk passen in twee korte zijden (5) en (6).

5. Bouwpanelen met positioneerstift volgens voorgaande conclusies : daardoor gekenmerkt dat er aan tenminste één zijde een bevestigingsgleuf (54) in het verbindingsprofiel voorzien is voor het bevestigen van de bouwpanelen

6. Bouwpanelen met positioneerstift volgens voorgaande conclusies : daardoor gekenmerkt dat er zich een tweede positioneerstift (55) bevind in dezelfde zijde als de eerste positioneerstift (11).