BE1020018A3 - Werkwijze voor het ruw maken van betonnen vloerelementen en inrichting daarvoor. - Google Patents

Abstract

Werkwijze voor het ruw maken van betonnen vloerelement (3) met het kenmerk dat een voor bepleisteren voorzien oppervlak van het betonnen vloerelement (3) gebouchardeerd wordt.

Description

Werkwijze voor het ruw maken van betonnen vloerelementen en inrichting daarvoor

Deze uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het ruw maken van betonnen vloerelementen volgens de aanhef van de éérste conclusie. Tevens heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding.

Betonnen vloerelementen worden reeds lange tijd gebruikt in de bouwsector en hebben vele voordelen. Vaak wordt een oppervlak van de uitgeharde betonnen vloerelementen na plaatsen nog voorzien van een afwerkende laag zoals bijvoorbeeld een pleisterlaag. Het is echter noodzakelijk dat de pleisterlaag voldoende hecht aan het betonnen uitgeharde vloerelement. Het is reeds bekend bij de vakman dat de structuur van het oppervlak waarop de pleister zal worden aangebracht een belangrijke rol speelt in de hechting van de pleisterlaag aan het betonoppervlak.

Hiertoe zijn bijvoorbeeld reeds uitgeharde betonnen vloerelementen bekend waarbij het oppervlak waarop de pleisterlaag zal worden aangebracht een ruwe macroscopische structuur heeft. BE1008835 beschrijft bijvoorbeeld reeds twee werkwijzen voor het produceren van uitgeharde betonnen vloerelementen met een ruw oppervlak dat voorzien is om bepleisterd te worden. In een eerste werkwijze wordt het beton gestort in een trilvorm waarbij de zijde van het betonnen vloerelement dat in contact kwam met de bodem van de trilvorm aanzienlijk gladder is dan de tegenoverliggende zijde van het betonnen vloerelement. Volgens een andere werkwijze wordt in de bodem van de trilvorm een reliëf aangebracht dat een structuur veroorzaakt in het oppervlak van het betonnen vloerelement dat tegen de bodem van de trilvorm aanlag. Deze structuur kan worden aangepast aan het vasthechten van een pleisterlaag.

Hoewel bovenvermelde hechtwijzen wel voor een groter hechtoppervlak zorgen, is de hechting van de pleisterlaag aan het uitgeharde betonnen vloerelement vaak nog steeds onvoldoende.

Het is dan ook een doel van de onderhavige uitvinding te voorzien in een werkwijze waarin het mogelijk wordt een betere hechting te vormen tussen het uitgeharde betonnen vloerelement en een pleisterlaag.

Dit doel wordt bereikt overeenkomstig het kenmerk van de eerste conclusie.

Hiertoe wordt een voor bepleisteren voorzien oppervlak van het betonnen vloerelement gebouchardeerd.

Zonder gebonden te willen zijn aan enige theorie ondervond de uitvinder dat uitgeharde beton een dichte oppervlaktestructuur heeft; hetzij door mechanische verdichting, hetzij door middel van zelfverdichtende eigenschappen. Een dergelijke verdichting van het beton verkleint echter het contactoppervlak tussen het betonnen vloerelement en de pleisterlaag op microscopische schaal met een mindere hechting als gevolg.

Door echter een uitgehard betonnen vloerelement door boucharderen te bewerken, ondervond de uitvinder dat het oppervlak van het betonnen vloerelement voorzien om te worden bepleisterd zowel op macroscopische als op microscopische schaal opnieuw ruw wordt gemaakt zodat de totale hechtcapaciteit van het betonnen vloerelement aanzienlijk vergroot.

Zonder gebonden te willen zijn aan enige theorie ondervond de uitvinder dat door het boucharderen van het te bepleisteren oppervlak van het betonnen vloerelement de dichte cementhuid aanwezig aan het buitenoppervlak van het betonnen vloerelement wordt weggeslagen waardoor een ruwe structuur wordt gevormd op macroscopische schaal maar tevens een permeabel oppervlak ontstaat op microscopische schaal. De op, deze wijze verkregen macroscopische en microscopische structuur van het te bepleisteren oppervlak zorgen verrassenderwijs voor een verbeterde hechting van de pleisterlaag aan het te bepleisteren betonnen oppervlak.

In voorkeursuitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt het vloerelement gebouchardeerd door een bouchardeerelement. De uitvinder ondervond dat een dergelijke bouchardeerelement een eenvoudige bewerking van het vloerelement toelaat.

Volgens verdere uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige werkwijze wordt het vloerelement voorbij het bouchardeerlement bewogen en daarbij gebouchardeerd. Een dergelijke uitvoering laat toe het vloerelement te boucharderen in een continue opstelling zodat grote aantallen vloerelementen kunnen worden bewerkt.

Volgens verdere uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt het vloerelement over het bouchardeerelement bewogen. Er werd ondervonden dat een dergelijke opstelling toelaat een vloerelement te bewerken onder invloed van zijn gewicht op het bouchardeerelement en dat het daarbij vaak onnodig wordt het vloerelement tegen het bouchardeerelement aan te drukken.

Volgens verdere uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding wordt het vloerelement gebouchardeerd in een ronddraaiende beweging. Een dergelijke beweging kan immers makkelijk worden veroorzaakt, bijvoorbeeld door een heen —en weer gaande beweging van, bijvoorbeeld, het bouchardeerelement. Ook een volledige ronddraaiende beweging van het bouchardeerelement is natuurlijk mogelijk om het vloerelement te boucharderen. In verdere uitvoeringsvormen voert het bouchardeerelement de ronddraaiende beweging uit aangedreven door een as.

Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, zijn protrusies voorzien op het bouchardeerelement om het te bepleisteren oppervlak te boucharderen. Er werd ondervonden dat dergelijke protrusies een eenvoudige bewerking van het oppervlak van het betonnen vloerelement mogelijk maakt.

Volgens verdere uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige werkwijze zijn de protrusies voorzien op de buitenwand van ten minste één roteerbaar opgestelde cilinder waarbij de rotatieas van de cilinder hoofdzakelijk evenwijdig met het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement is.

Volgens verdere uitvoeringsvormen van de werkwijze volgens de onderhavige werkwijze ligt de rotatieas van de cilinder hoofdzakelijk loodrecht op de rotatiebeweging van bouchardeerelement. Er werd ondervonden dat dergelijke cilinders een makkelijke bewerking van het vloerelement mogelijk maakt, in het bijzonder wanneer het bouchardeerelement een ronddraaiende beweging uitvoert op het vloerelement. Vooral wanneer de rotatieas van de cilinder hoofdzakelijk loodrecht op de rotatiebeweging van bouchardeerelement ligt, wordt een eenvoudigere bewerking van het vloerelement bereikt.

In verdere voorkeursuitvoeringsvormen wordt de cilinder aangedreven in de ronddraaiende beweging van het bouchardeerelement door de as doordat de cilinder met de protrusies over het oppervlak van het vloerelement rolt. Een dergelijke beweging van de cilinders kan immers makkelijk bereikt worden.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het ruw maken van een betonnen vloerelement dat een bouchardeerelement omvat voor het boucharderen van een voor bepleisteren voorzien oppervlak van het betonnen vloerelement.

Volgens voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding bevat de inrichting een aanvoereenheid om het vloerelement over het bouchardeerelement te transporteren. Dergelijke aanvoerinrichtingen maken het mogelijk een meer continue bewerking van de vloerlementen te bewerkstelligen.

In verdere uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het bouchardeerelement door een as in een ronddraaiende beweging aandrijfbaar opgesteld.

In verdere uitvoeringsvormen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding is het bouchardeerelement voorzien van protrusies om het te bepleisteren oppervlak te boucharderen.

In voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding zijn de protrusies voorzien op de buitenwand van ten minste één roteerbaar opgestelde cilinder waarbij de rotatieas van de cilinder bij voorkeur hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak van het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement is.

In voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding ligt de rotatieas van de cilinder hoofdzakelijk loodrecht op de ronddraaiende beweging van bouchardeerelement.

In voorkeursuitvoeringsvormen is de cilinder voorzien om aangedreven te worden in de ronddraaiende beweging van het bouchardeerelement door de as doordat de cilinder met de protrusies over het oppervlak van het vloerelement rolt.

De uitvinding heeft verder betrekking op een betonnen vloerelement bewerkt met de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding, waarbij het voor bepleisteren voorzien oppervlak van het betonnen vloerelement voorzien is van bepleistering.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het bepleisteren van een vloerelement waarbij het vloerelement wordt onderworpen aan de werkwijze volgens de onderhavige uitvinding waarna op het vloerelement bepleistering wordt aangebracht op het gebouchardeerde oppervlak van het betonnen vloerelement.

De uitvinding zal verder verduidelijkt worden aan de hand van de onderstaande beschrijving en de bijgevoegde figuren van voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting en werkwijze volgens deze uitvinding.

Figuur 1 toont een overzicht van de werking van de werkwijze en inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Figuur 2 toont een overzicht van een deel van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

De werking van een dergelijke inrichting en werkwijze worden bijvoorbeeld getoond in figuur 1.

De inrichting 1 getoond in figuur 1 omvat een bouchardeerelement 2 dat voorzien is om ten minste een deel van een betonnen vloerelement 3 te dragen. Het te bepleisteren oppervlak van het betonnen vloerelement 3 wordt ten minste gedeeltelijk, bij voorkeur volledig, over het bouchardeelelement 2 geschoven zoals getoond in figuur 1. Tijdens het schuiven van het betonnen vloerelement 3 over het bouchardeerelement 2, beweegt het oppervlak dat voorzien is om te worden bepleisterd over het bouchardeerelement 2 en bouchardeert het bouchardeerelement 2 hierbij het oppervlak van het betonnen vloerelement 3.

Bij voorkeur wordt het vloerelement 3 over het bouchardeerelement 2 geschoven aangedreven door een aanvoereenheid. Een dergelijke aanvoereenheid is bijvoorbeeld een transportband die voorzien is om het vloerelement 3 over het bouchardeerelement te transporteren. Bij voorkeur is tevens een afvoereenheid voorzien die het bewerkte vloerelement 3 nadat het ten minste gedeeltelijk is bewerkt weer verder transporteerd naar, bijvoorbeeld, een opslagplaats.

Het is echter niet noodzakelijk dat het vloerelement 3 over het bouchardeerelement 2 wordt bewogen. Het bouchardeerelement 2 en het vloerelement 3 hoeven daarentegen enkel zodanig met elkaar in contact te zijn teneinde het boucharderen mogelijk te maken, bijvoorbeeld door tegen elkaar te worden aangedrukt, waarbij het bouchardeerelement 2 en het vloerelement 3 ten opzichte van elkaar worden bewogen. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk het bouchardeerelement 2 te duwen tegen het vloerelement 3, bijvoorbeeld langs boven, zijdelings, etc. Tevens is het mogelijk om het bouchardeerelement 2 te bewegen ten opzichte van het vloerelement 3 waarbij het vloerelement 3 in hoofdzaak stil blijft liggen. De uitvinder ondervond echter dat door het vloerelement 3 te bewegen en het bouchardeerelement 2 in hoofdzaak stil te houden de aandrijving van het bouchardeerelement 2 eenvoudig blijft. Tevens blijkt de drukkracht uitgeoefend door het vloerelement 3 op het bouchardeerelement 2 door het gewicht van het vloerelement 3 vaak voldoende waardoor het drukken van het bouchardeerelement 2 tegen het vloerelement 3 overbodig wordt.

Het bouchardeerelement 2 is bij voorkeur voorzien van protrusies 6 die voorzien zijn om het te bepleisteren oppervlak te boucharderen. De protrusies 6 zijn voorzien om bij het bewegen van het bouchardeerelement 2 over het te bepleisteren oppervlak, stukjes weg te slaan van het oppervlak van het betonnen vloerelement 3.

Bij voorkeur zijn de protrusies 6 gemaakt uit staal, bij verdere voorkeur gehard staal teneinde beschadiging van de protrusies 6 door het contact met het vloerelement 3 te vermijden.

Bij voorkeur zijn de protrusies voorzien op de buitenwand van ten minste één en bij voorkeur een veelheid van roteerbaar opgestelde cilinders 7 waarbij de rotatieassen van de cilinders 7 bij voorkeur hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak van het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement 3 zijn.

Bij voorkeur is het bouchardeerelement 2 voorzien om over het te bepleisteren oppervlak een roterende beweging te maken. De roterende beweging kan ontstaan door het bouchardeerelement 2 volledig rond of heen -en weer te draaien. Hoewel het ronddraaien van het bouchardeerelement 2 ten opzichte van het vloerelement 3 een voldoende resultaat geeft, ondervond de uitvinder dat door het bouchardeerelement 2 een heen -en weer beweging te laten maken patronen kunnen worden aangebracht in het betonnen vloerelement.

Indien het bouchardeerelement 2 voorzien is om een draaiende beweging, heen -en weer dan wel volledig rond, te maken over het te bepleisteren oppervlak van het betonnen vloerelement 3, omvat het bouchardeerelement 2 bij voorkeur een rond steunoppervlak 4 aangedreven door een as 5, zoals getoond in figuur 1. Het steunoppervlak 4 is bij voorkeur zodanig voorzien dat het evenwijdig is met het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement 3 waarbij het steunoppervlak openingen bevat waaruit de protrusies 6 van de cilinders 7 kunnen treden voor het boucharderen van het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement 3 bij het roteren van de cilinders 7 rond hun respectievelijke rotatieassen. Het steunoppervlak 4 is hierbij bij voorkeur toch zodanig opgesteld dat het tenminste gedeeltelijk het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement 3 ondersteunt wanneer het vloerelement 3 over het bouchardeerelement 2 beweegt. Hierbij werd ondervonden dat het steunoppervlak 4 de cilinders 7 afschermt zonder hun functionaliteit te verhinderen en daarenboven het vloerelement 3 ondersteunt bij het over het bouchardeerelement 2 bewegen van het vloerelement 3.

Indien de roteerbaar opgestelde cilinders 7 zijn voorzien, zijn de rotatieassen van de cilinders 7 bij voorkeur zodanig opgesteld dat de rotatieassen van de cilinders 7 evenwijdig zijn met het vlak van het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement 3 en loodrecht op de rotatiebeweging van bouchardeerelement 2.

De roteerbaar opgesteld cilinders 7 hoeven niet rechtstreeks aangedreven te worden, hoewel dit wel mogelijk is, maar kunnen aangedreven worden in hun rotatiebeweging door de draaiende beweging van het bouchardeerelement 2 in zin geheel door middel van de as 5. Hierbij rollen de cilinders 7 met hun protrusies 6 over het oppervlak van het vloerelement 3.

Figuur 2 toont het bouchardeerlement 2 van figuur 1 waarbij het steunoppervlak 4 werd weggenomen. Figuur 2 toont dat de protrusies 6 voorzien zijn op de buitenwand van een veelheid van roteerbaar opgestelde cilinders 7 waarbij de rotatieassen van de cilinders 7 bij voorkeur hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak van het, niet in figuur 2 getoonde, steunoppervlak 4 liggen. Bij verdere voorkeur zijn de cilinders 7 op verschillende afstanden gelegen van de as 5, zoals verder kan worden gezien op figuur 2. Bij verdere voorkeur is de afstand van de cilinders 7 ten opzichte van de as 5 instelbaar en zijn de cilinders 7 bijvoorbeeld schuivend opgesteld langs een richting loodrecht op de as 5.

Claims (20)

1. Werkwijze voor het ruw maken van betonnen vloerelementen (3) met het kenmerk dat een voor bepleisteren voorzien oppervlak van het betonnen vloerelement (3) gebouchardeerd wordt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het vloerelement (3) gebouchardeerd wordt door een bouchardeerelement (2).

3. Werkwijze volgens conclusie 2, met het kenmerk dat het vloerelement (3) voorbij het bouchardeerlement (2) wordt bewogen en daarbij wordt gebouchardeerd.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het vloerelement (3) over het bouchardeerelement (2) wordt bewogen.

5. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 - 4, met het kenmerk dat het vloerelement (3) wordt gebouchardeerd in een ronddraaiende beweging.

6. Werkwijze volgens conclusie 5, met het kenmerk dat de ronddraaiende beweging een heen -en weer gaande beweging is.

7. Werkwijze volgens conclusie 6 in combinatie met één van de conclusies 2-4, met het kenmerk dat het bouchardeerelement (2) de ronddraaiende beweging uitvoert aangedreven door een as (5).

8. Werkwijze volgens één van de conclusies 2-7, met het kenmerk dat protrusies (6) voorzien op het bouchardeerelement (2) het te bepleisteren oppervlak boucharderen.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, met het kenmerk dat de protrusies (6) voorzien zijn op de buitenwand van ten minste één roteerbaar opgestelde cilinder (7) waarbij de rotatieas van de cilinder (7) hoofdzakelijk evenwijdig met het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement (3) is.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk dat de rotatieas van de cilinder (7) bij voorkeur hoofdzakelijk loodrecht op de rotatiebeweging van bouchardeerelement (2) ligt.

11. Werkwijze volgens conclusie 10 in combinatie met één van de conclusies 5-7, met het kenmerk dat de cilinder (7) aangedreven wordt in de ronddraaiende beweging van het bouchardeerelement (2) door de as (5) doordat de cilinder (7) met de protrusies (6) over het oppervlak van het vloerelement (3) rolt.

12. Werkwijze voor het bepleisteren van een vloerelement (3) waarbij het vloerelement (3) wordt onderworpen aan de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies waarna op het vloerelement (3) bepleistering wordt aangebracht op het gebouchardeerde oppervlak van het betonnen vloerelement.

13. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies omvattende een bouchardeerelement (2) voorzien om het vloerelement (3) te boucharderen.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de inrichting een aanvoereenheid bevat om het vloerelement (3) over het bouchardeerelement (2) te transporteren.

15. Inrichting volgens conclusie 13 of 14, met het kenmerk dat het bouchardeerelement (2) door een as (5) in een ronddraaiende beweging aandrijfbaar is opgesteld.

16. Inrichting volgens één van de conclusies 13-15, met het kenmerk dat het bouchardeerelement (2) voorzien is van protrusies (6) om het te bepleisteren oppervlak te boucharderen.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk dat de protrusies (6) voorzien zijn op de buitenwand van ten minste één roteerbaar opgestelde cilinder (7) waarbij de rotatieas van de cilinder (7) hoofdzakelijk evenwijdig met het vlak van het te bepleisteren oppervlak van het vloerelement (3) is.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk dat de rotatieas van de cilinder bij voorkeur hoofdzakelijk loodrecht op de ronddraaiende beweging van bouchardeerelement (2) ligt.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk dat de cilinder (7) voorzien is om aangedreven te worden in de ronddraaiende beweging van het bouchardeerelement (2) door de as (5) doordat de cilinder (7) met de protrusies (6) over het oppervlak van het vloerelement (3) rolt.

20. Betonnen vloerelement (3) bewerkt met de werkwijze volgens één van de conclusies 1 —11, waarbij het voor bepleisteren voorzien oppervlak van het betonnen vloerelement voorzien is van bepleistering.