BE1019661A3 - Voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, en een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen ervan. - Google Patents

Voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, en een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen ervan. Download PDF

Info

Publication number
BE1019661A3
BE1019661A3 BE2010/0718A BE201000718A BE1019661A3 BE 1019661 A3 BE1019661 A3 BE 1019661A3 BE 2010/0718 A BE2010/0718 A BE 2010/0718A BE 201000718 A BE201000718 A BE 201000718A BE 1019661 A3 BE1019661 A3 BE 1019661A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
packaging
packaging material
mold cavity
packaging unit
sheet
Prior art date
Application number
BE2010/0718A
Other languages
English (en)
Inventor
Bart Vanhee
Original Assignee
Vanhee Engineering B V B A
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Vanhee Engineering B V B A filed Critical Vanhee Engineering B V B A
Priority to BE2010/0718A priority Critical patent/BE1019661A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1019661A3 publication Critical patent/BE1019661A3/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B47/00Apparatus or devices for forming pockets or receptacles in or from sheets, blanks, or webs, comprising essentially a die into which the material is pressed or a folding die through which the material is moved
    • B65B47/04Apparatus or devices for forming pockets or receptacles in or from sheets, blanks, or webs, comprising essentially a die into which the material is pressed or a folding die through which the material is moved by application of mechanical pressure
    • B65B47/06Apparatus or devices for forming pockets or receptacles in or from sheets, blanks, or webs, comprising essentially a die into which the material is pressed or a folding die through which the material is moved by application of mechanical pressure using folding dies
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B25/00Packaging other articles presenting special problems
    • B65B25/005Packaging other articles presenting special problems packaging of confectionery
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65BMACHINES, APPARATUS OR DEVICES FOR, OR METHODS OF, PACKAGING ARTICLES OR MATERIALS; UNPACKING
    • B65B3/00Packaging plastic material, semiliquids, liquids or mixed solids and liquids, in individual containers or receptacles, e.g. bags, sacks, boxes, cartons, cans, or jars
    • B65B3/02Machines characterised by the incorporation of means for making the containers or receptacles
    • B65B3/022Making containers by moulding of a thermoplastic material

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Containers And Plastic Fillers For Packaging (AREA)

Abstract

Een inrichting en een werkwijze voor het vervaarigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) voor voedingsproducten, waarbij een velverpakkingsmateriaal op zodanig wijze in een vormholte (12) wordt gebracht dat in dit vel zodanig plooien worden gevormd dat een komvormig geheel met overlappende of tegen elkaar aanliggende zones wordt gevormd, waarbij volgens deze uitvinding minstens een gedeelte van het komvormig geheel wordt onderworpen aan een lastemperatuur waardoor overlappende of tegen elkaar aanliggende zones van het vel verpakkingsmateriaal (20) minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden. Ook een aldus vervaardigde verpakkingseenheid (21) en een voedingsproduct voorzien in zo'n verpakkingseenheid (21) zijn voorwerp van deze uitvinding.

Description

VOORGEVORMDE VERPAKKINGSEENHEID VOOR EEN VOEDINGSPRODUCT, EN EEN WERKWIJZE EN EEN INRICHTING VOOR HET VERVAARDIGEN ERVAN
Deze uitvinding betreft een inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden voor voedingsproducten, omvattende minstens één vormelement waarin minstens één vormholte voorzien is, en een inbrengmiddel dat voorzien is om een vel verpakkingsmateriaal in een vormholte te brengen zodat in dit vel zodanige plooien worden gevormd dat een komvormig geheel met overlappende of tegen elkaar aanliggende zones wordt gevormd.
Voorts betreft deze uitvinding ook een werkwijze voor het vervaardigen van een voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, waarbij een vel verpakkingsmateriaal in een vormholte wordt gebracht, waardoor in het vel zodanige plooien worden gevormd dat het verpakkingsmateriaal overlappende of tegen elkaar aanliggende zones vertoont, zodat een komvormig geheel wordt gevormd.
Tenslotte betreft deze uitvinding ook een volgens een dergelijke werkwijze vervaardigde voorgevormde verpakkingseenheid, alsook een voedingsproduct dat in een dergelijke verpakkingseenheid is voorzien.
Een dergelijke verpakkingseenheid wordt dikwijls vervaardigd uit een eenvoudig en vrij goedkoop plooibaar vel verpakkingsmateriaal, zoals bijvoorbeeld uit een vel papier of kunststof of een foliemateriaal. Wanneer een voedingsproduct in een dergelijke komvormige verpakkingseenheid wordt geplaatst vormt de verpakkingseenheid enerzijds een beschermende verpakking. Dikwijls fungeert zo’n verpakkingseenheid echter ook als een houder, drager of recipiënt voor het voedingsproduct, bijvoorbeeld om het voedingsproduct in zijn recipiënt gemakkelijk te kunnen aanbieden of vastnemen of te bereiden.
Dergelijke verpakkingseenheden zijn gekend, onder meer uit WO 2004/065216. In deze octrooipublicatie wordt een methode beschreven voor het vervaardigen van een recipiënt voor voedingsmiddelen waarbij op gecontroleerde wijze plooien worden gevormd in een vel verpakkingsmateriaal.
Het nadeel van deze gekende werkwijzen en verpakkingseenheden is dat de flexibiliteit van de verpakkingseenheid overeenkomt met de flexibiliteit van het verpakkingsmateriaal. Als een zeer dun en flexibel verpakkingsmateriaal wordt gebruikt, dan biedt de verpakkingseenheid maar een zeer beperkte stevigheid. Hierdoor zal de verpakkingseenheid moeilijk bruikbaar zijn voor voedingsproducten die gemakkelijk vervormbaar zijn, zoals bijvoorbeeld mousse, pastei, pasta, pudding, of andere viskeuze of zelfs min of meer vloeibare voedingsproducten. Immers de lichte druk die bij het vastnemen van de verpakkingseenheid door de vingers wordt uitgeoefend op de buitenzijde ervan kan dan reeds voldoende zijn om de verpakkingseenheid en dus ook de inhoud ervan te vervormen. Hierdoor kan een deel van het voedingsproduct uit de verpakking geduwd worden of wordt het vervormde voedingsproduct minder aantrekkelijk. Dit betekent dat men voedingsproducten die in dergelijke verpakkingseenheden zijn opgenomen zeer voorzichtig moet vastnemen. Wil men dit nadeel vermijden, dan moet men gebruik maken van verpakkingseenheden uit een minder flexibel en dus meestal ook duurder verpakkingsmateriaal.
Volgens een andere gekende methode worden dergelijke voorgevormde verpakkingseenheden uit kunststof vervaardigd door een procédé waarbij een vel verpakkingsmateriaal uit kunststof onder toevoeging van warmte met een stempel in een vormholte wordt gedrukt en daarbij plastisch vervormd wordt. Een dergelijk procédé is onder meer gekend uit US 5 775 060. Volgens een ander gekend procédé wordt een voorverwarmde kunststof plastisch vervormd door in de vormholte een onderdruk te creëren om het boven de vormholte geplaatste kunststofmateriaal in de vormholte te trekken tot het aansluit tegen de wanden ervan. Volgens deze werkwijzen kunnen relatief stevige verpakkingseenheden vervaardigd worden, maar deze werkwijze heeft het nadeel dat het verpakkingsmateriaal een plastisch vervormbare kunststof moet zijn. Bepaalde verpakkingsmaterialen komen hierdoor niet in aanmerking of zijn te duur. Een ander nadeel is dat het overtollige verpakkingsmateriaal aan de rand nog moet afgesneden worden nadat de verpakkingseenheid gevormd is. Hierdoor hebben deze verpakkingseenheden meestal een omgebogen bovenrand. Dit is niet altijd gewenst.
Een doel van deze uitvinding is te verhelpen aan de hoger aangeduide nadelen door te voorzien in een werkwijze en een inrichting om een verpakkingseenheid te vervaardigen zonder plastische vervorming van het verpakkingsmateriaal, terwijl de wanden van de verpakkingseenheid, zelfs als het vervaardigd is uit relatief goedkope en zeer flexibele verpakkingsmaterialen, een grotere stevigheid bieden dan de bestaande verpakkingseenheden uit dergelijk materiaal.
Het gestelde doel wordt bereikt door te voorzien in een inrichting met de in de eerste paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij, volgens deze uitvinding de inrichting een verwarmingsmiddel omvat om minstens een gedeelte van het komvormig geheel te onderwerpen aan een lastemperatuur waardoor overlappende of tegen elkaar aanliggende zones van het vel verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden.
Dit doel wordt eveneens bereikt door te voorzien in een werkwijze met de in de tweede paragraaf van deze beschrijving aangeduide kenmerken, waarbij, volgens deze uitvinding, het verpakkingsmateriaal lasbaar is en minstens een gedeelte van het komvormig geheel wordt onderworpen aan een warmtebehandeling waardoor overlappende of tegen elkaar aanliggende zones van het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden.
Doordat het verpakkingsmateriaal plaatselijk uit twee of meer aan elkaar gelaste lagen verpakkingsmateriaal bestaat wordt de vorm ervan goed gefixeerd. Men bekomt een verpakkingseenheid met wanden die, zelfs als een dun en flexibel verpakkingsmateriaal werd gebruikt, vrij goed bestand zijn tegen vervorming bij het vastnemen ervan. Door het toepassen van deze werkwijze kunnen dus vrij goedkope en dunne flexibele verpakkingsmaterialen gebruikt worden om een vrij stevige verpakkingseenheid te vormen. Bovendien hebben de volgens deze werkwijze vervaardigde verpakkingseenheden een geheel andere look dan de bestaande verpakkingseenheden en recipiënten voor voedingsproducten
Het verpakkingsmateriaal is bijvoorbeeld een kunststofmateriaal zoals bijvoorbeeld polypropyleen, of een meerlagig kunststofmateriaal. Het volstaat dat één oppervlak van het verpakkingsmateriaal lasbaar is om de werkwijze volgens deze uitvinding te kunnen toepassen. Bij voorkeur zijn echter beide oppervlakken lasbaar. Bij een verpakkingsmateriaal uit meerdere lagen volstaat het dat één van de buitenlagen lasbaar is om de werkwijze volgens deze uitvinding te kunnen toepassen. Bij voorkeur bestaan beide buitenlagen uit een lasbaar matriaal. Zo kan bijvoorbeeld ook bakpapier gebruikt worden waarvan één of beide oppervlakken of buitenlagen lasbaar is.
De lastemperatuur is bijvoorbeeld 135 °C, bij voorkeur niet hoger dan 200 °C. Het lassen kan uitgevoerd worden door een zeer kortstondige opwarming van het verpakkingsmateriaal.
De inrichting volgens deze uitvinding omvat bij voorkeur een verwarmingsmiddel dat voorzien is om minstens een gedeelte van het komvormig geheel aan de genoemde lastemperatuur te onderwerpen terwijl dit geheel zich in de vormholte bevindt. Bij de werkwijze volgens deze uitvinding is het ook zeer voorkeurdragend om minstens een gedeelte van het komvormig geheel aan de genoemde lastemperatuur te onderwerpen terwijl dit geheel zich in de vormholte bevindt.
In een zeer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van deze inrichting is het inbrengmiddel voorzien om het vel verpakkingsmateriaal tegen de wanden van de vormholte te houden, terwijl het verwarmingsmiddel voorzien is om het vormelement en/of het inbrengmiddel te verwarmen zodat de genoemde zones van het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden terwijl het verpakkingsmateriaal door het inbrengmiddel tegen de wanden van de vormholte wordt gehouden.
Bij een zeer voorkeurdragende werkwijze wordt het vel verpakkingsmateriaal door middel van een inbrengmiddel in een vormholte van een vormelement geduwd zodat de genoemde plooien worden gevormd, en wordt het vormelement en/of het inbrengmiddel verwarmd zodat de genoemde zones van het vel verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden terwijl het verpakkingsmateriaal tegen de wanden van de vormholte wordt gehouden.
Bij voorkeur zijn er ook middelen voorzien om de druk waarmee het vepakkingsmateriaal tegen de wanden van de vormholte wordt gedrukt, te regelen.
Daarbij omvat elk inbrengmiddel bij voorkeur ook een houdmiddel om het vel verpakkingsmateriaal vast te houden. Dit kan bijvoorbeeld eender welk klemmiddel zijn. Bij voorkeur omvat elk houdmiddel een zuigmond die in verbinding staat met een zuiginrichting. Elk inbrengmiddel is dan voorzien om een vel verpakkingsmateriaal aan te zuigen en om dit vel tegen de zuigmond aangezogen te houden. Een dergelijk inbrengmiddel kan gebruikt worden om een verpakkingsmateriaal automatisch op te nemen vanaf een voorraadplaats en naar de vormholte te brengen. Dit laat dus een volledige automatisatie van het productieproces toe. De gebruikte vellen verpakkingmateriaal kunnen bijvoorbeeld automatisch uit een of meerdere grotere vellen verpakkingsmateriaal gesneden worden en vanaf deze snijplaats automatisch naar een vormholte gebracht worden door een of meerdere inbrengmiddelen.
In een bijzondere uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien om enkel de wanden van een onderste gedeelte van de vormholte op een zodanige temperatuur te brengen dat het ermee in contact zijnde verpakkingsmateriaal op de lastemperatuur wordt gebracht, zodat een verpakkingseenheid met een onderste gedeelte met gelaste zijwanden en een bovenste gedeelte met niet-gelaste zijwanden wordt bekomen. Dit niet-gelaste bovendeel kan bijvoorbeeld gebruikt worden om de verpakkingseenheid te sluiten.
Het onderste gedeelte van de vormholte is dan bijvoorbeeld voorzien in een eerste deel van de vormplaat terwijl het bovenste gedeelte van de vormholte voorzien is in een tweede deel van de vormplaat, waarbij het eerste deel van de vormplaat uit een materiaal bestaat met een betere thermische geleidbaarheid dan het materiaal van het tweede deel van de vormplaat.
Als inbrengmiddel wordt bij voorkeur een stempel gebruikt met een einddeel waarvan de vorm complementair is aan de vorm van minstens een deel van de vormholte. Een stempel met een einddeel dat elastisch vervormbaar is en waarvan de afmetingen zo bepaald zijn dat het einddeel in vervormde toestand in de vormholte kan gebracht worden is in bepaalde gevallen beter geschikt om het verpakkingsmateriaal met een voldoende grote drukkracht tegen de wanden van de vormholte te drukken. Dit is onder meer het geval als de vormholte zijwanden heeft die nagenoeg loodrecht op het bodemvlak staan. Bij een onvervormbaar einddeel van de stempel is de naar de zijwanden gerichte krachtencomponent dikwijls onvoldoende groot om een voldoende lasdruk te creëren.
In een voordelige uitvoeringsvorm is het inbrengmiddel een stempel die volgens een bewegingsrichting verplaatsbaar is om deze in een vormholte te brengen, terwijl de stempel een drukelement omvat dat tegen een veerkracht in verplaatsbaar is in de richting die tegengesteld is aan de genoemde bewegingsrichting, en terwijl het drukelement zo voorzien is dat het in contact komt met een vast onderdeel van de inrichting gedurende het inbrengen van de stempel in de vormholte. Met een dergelijk inbrengmiddel voorzien van een verend drukelement kan men ervoor zorgen dat bij elke productie van een verpakkingseenheid een min of meer gelijke drukkracht op het verpakkingsmateriaal in de vormholte wordt uitgeoefend.
De uitvinding betreft voorts ook een voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct omvattende een vel verpakkingsmateriaal waarin zodanige plooien gevormd zijn dat een komvormig geheel met overlappende of tegen elkaar aanliggende zones is gevormd. Volgens deze uitvinding wordt een dergelijke verpakkingseenheid zo uitgevoerd dat een aantal overlappende of tegen elkaar aanliggende zones van het vel verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast zijn.
Een bijzonder voordelige verpakkingseenheid omvat een aantal zones waar het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast is terwijl een bovenste gedeelte van de verpakkingseenheid geen dergelijke gelaste zones omvat.
Deze verpakkingseenheid wordt best vervaardigd volgens de werkwijze volgens deze uitvinding.
Tenslotte betreft deze uitvinding ook een voedingsproduct dat in een voorgevormde verpakkingseenheid volgens deze uitvinding is opgenomen.
In een bijzondere uitvoeringsvorm omvat deze verpakkingseenheid een onderste gedeelte dat een aantal zones omvat waar het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast is terwijl een bovenste gedeelte van de verpakkingseenheid geen dergelijke gelaste zones omvat, waarbij het verpakkingsmateriaal van het bovenste gedeelte zodanig samengehouden is en/of door een houdmiddel omwikkeld is dat de verpakkingseenheid hoofdzakelijk gesloten is.
Voor bepaalde verpakkingseenheden is het wenselijk dat de lasverbindingen vrij gemakkelijk kunnen losgetrokken worden, bijvoorbeeld om de inhoud ervan gemakkelijk uit de verpakkingseenheid te kunnen verwijderen. Dit is bijvoorbeeld het geval voor verpakkingseenheden die een chocoladeproduct bevatten dat er in vloeibare toestand werd ingebracht. Na het stollen van het chocoladeproduct kleeft het verpakkingsmateriaal min of meer aan het chocoladeproduct. Als men de lasverbindingen van de verpakkingseenheid kan lostrekken zonder het verpakkingsmateriaal te scheuren of te beschadigen kan het verpakkingsmateriaal opengevouwen worden en gemakkelijk van het chocoladeproduct losgemaakt worden.
Hiervoor moet de kracht waarbij de lasverbindingen kunnen losgetrokken worden kleiner zijn dan de kracht waarbij het verpakkingsmateriaal zou scheuren of op enige andere wijze zou beschadigd worden als gevolg van deze kracht. Het is immers de bedoeling dat enkel de lasverbindingen loskomen en dat het vel verpakkingsmateriaal in een nagenoeg onbeschadigde toestand kan gebracht worden die zijn oorspronkelijke niet-geplooide en niet-gelaste toestand benadert.
Dit vereist bijvoorbeeld een doelgerichte keuze van een aantal parameters die de hoger genoemde krachten (lostrekkracht en scheurkracht) beïnvloeden, namelijk het verpakkingsmateriaal zelf en de dikte ervan, de lastemperatuur, de lasdruk en de lastijd. De lasdruk is de druk waarmee het verpakkingsmateriaal door de stempel tegen de verwarmde wanden van de vormholte wordt gedrukt; de lastijd is de tijd gedurende dewelke het verpakkingsmateriaal aan de lastemperatuur en de lasdruk wordt onderworpen.
Om het openen van de verpakkingseenheid te vergemakkelijken kunnen er in het verpakkingsmateriaal ook verzwakte zones voorzien worden waar het materiaal gemakkelijk kan gescheurd worden. Zo kan men bijvoorbeeld een scheurlijn bepalen door het materiaal volgens een bepaalde lijn te perforeren of te voorzien van insnijdingen of indrukkingen.
In de hierna volgende beschrijving worden een reeks voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een werkwijze volgens de uitvinding meer in detail beschreven. De enige bedoeling van deze gedetailleerde beschrijving is aan te duiden hoe de uitvinding kan gerealiseerd worden en de werking en de bijzondere kenmerken ervan te illustreren en zo nodig te verduidelijken. Deze beschrijving kan dus niet aanzien worden als een beperking van de draagwijdte van deze octrooibescherming. Ook het toepassingsgebied van de uitvinding kan op basis van deze beschrijving niet beperkt worden.
In deze beschrijving wordt verwezen naar de hierbij gevoegde figuren, waarvan figuur 1 een verticale dwarsdoorsnede toont van een stempel in samenwerking met een vormelement gedurende vier opeenvolgende fases (a), (b), (c) en (d) van de productie van een verpakkingseenheid volgens deze uitvinding; figuur 2 illustreert hoe een voorgevormde verpakkingseenheid in een opnameruimtewordt geplaatst door middel een stempel (voorgesteld in een verticale dwarsdoorsnede); figuur 3 een verticale dwarsdoorsnede toont van een draagelement met vier rijen opnameruimtes, voorzien van verpakkingseenheden, waarbij het draagelement zich in een vulinrichting bevindt terwijl de verpakkingseenheden gevuld worden met een vloeibaar voedingsproduct uit automatisch aangestuurde spuitmonden; figuur 4 een verticale dwarsdoorsnede is van een vormelement met een bijhorende stempel, met een elastisch vervormbaar einddeel; figuur 5 een verticale dwarsdoorsnede is van een vormelement met bijhorende stempel, waarbij het vormelement boven de stempel is opgesteld en in verticale richting verplaatsbaar is; figuur 6 een zijaanzicht en een gedeeltelijk bovenaanzicht toont van een verpakkingseenheid volgens deze uitvinding; figuren 7 en 8 elk een verticale dwarsdoorsnede tonen van een vormelement met bijhorende stempel, waarbij de vormopening nabij de bovenste rand een trapvormige verbreding vertoont; figuur 9 een zijaanzicht is van een verpakkingseenheid die vervaardigd is door middel van de op figuur 8 voorgestelde vormmiddelen; figuur 10 een zijaanzicht is van een verpakkingseenheid die vervaardigd is door middel van de op figuur 1 voorgestelde vormmiddelen; figuur 11 een verticale dwarsdoorsnede is van een stempel voorzien van een verend drukstuk; figuur 12 een verticale dwarsdoorsnede is van een vormelement met bijhorende stempel, die geschikt zijn voor het vormen van gesloten verpakkingseenheden; figuur 13 een zijaanzicht is van een gesloten verpakkingseenheid; figuur 14 een zijaanzicht is van een sluitbare verpakkingseenheid die gevormd is met de op figuur 12 voorgestelde vormmiddelen; figuur 15 een zijaanzicht is van de verpakkingseenheid van figuur 14 in gesloten toestand, waarbij een veelvoud aan kleinere al dan niet verpakte voedingsproducten in de grotere verpakkingseenheid zijn opgenomen.
Een voorkeurdragende inrichting voor het vervaardigen van verpakkingseenheden volgens deze uitvinding omvat een stempel (1) en een vormmatrijs (10) waarin een vormholte (12) is voorzien.
De stempel (1) heeft een cilindrisch bovendeel (2) met een onderste einddeel (3) dat een hoofdzakelijk conische vorm heeft die overeenkomt met de vorm van de vormholte (12). In het conisch einddeel (3) van de stempel (1) is een in de onderzijde uitmondende uitsparing (4) voorzien waarin een balg-zuigelement (5) is voorzien. Dit balg-zuigelement (5) omvat een vast lichaam (6) dat in de uitsparing (4) van de stempel (1) aansluit op de bovenste wand van de uitsparing, en een met het lichaam (6) verbonden balg (7). De balg (7) heeft aan het vrije uiteinde een zuigmond (8). Via een leiding (9) die het bovendeel (2) volgens de lengteas dwarst staat de balg (7) in verbinding met een zuiginrichting (niet op de figuren voorgesteld).
De balg (7) kan zich in een vrije stand bevinden waarbij deze niet samengetrokken is en zich gedeeltelijk tot buiten de uitsparing (4) van de stempel (1) uitstrekt (zie figuur la), en kan ook in een samengetrokken stand staan waarbij de balg (8) is samengetrokken en zich nagenoeg volledig in de uitsparing (4) bevindt (zie figuren lb tot ld).
Als de zuiginrichting werkt wordt er via de zuigmond (8) en de leiding (9) lucht aangezogen zodat een zich onder de zuigmond (8) bevindend vel verpakkingsmateriaal (20) kan aangezogen worden. Als het vel verpakkingsmateriaal (20) tot tegen de zuigmond (8) is aangezogen wordt de zuigmond (8) afgesloten zodat er in de balg (7) een onderdruk wordt gecreëerd. Hierdoor wordt de balg (7) samengetrokken Dit wordt verder in deze beschrijving nog verduidelijkt.
De stempel (1) is verbonden met een aandrijfinrichting (niet voorgesteld op de figuren) zodat deze in verticale richting (V) op en neer beweegbaar is tussen een bovenste stand waarbij deze zich op een bepaalde hoogte boven de vormmatrijs (10) bevindt (zoals voorgesteld op figuur 1 a) en een onderste stand waarbij deze zich in de vormholte (12) bevindt (zoals voorgesteld op figuur lc).
De stempel (1) bestaat hoofdzakelijk uit een materiaal dat thermisch slecht geleidend is. Teflon is hiervoor een zeer geschikt materiaal.
De vormmatrijs (10) bestaat uit een vormplaat (11) uit een thermisch goed geleidend materiaal, zoals bijvoorbeeld, aluminium, waarin een conische vormholte (12) is voorzien waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van het conisch einddeel (3) van de stempel (2). Deze vormholte (12) is onderaan afgesloten door een tegen de vormplaat (11) aansluitende bodemplaat (13) uit een thermisch slecht geleidend materiaal zoals bijvoorbeeld teflon. In de bodemplaat (13) is een opening (14) voorzien. De functie van deze opening (14) is in de eerste plaats om ervoor te zorgen dat de verpakkingseenheid (21) gemakkelijk uit de vormholte (12) kan genomen worden. Doordat de verpakkingseenheid (21) aansluit tegen de wanden van de vormholte zou er anders bij het uitnemen een tegenwerkende onderdruk ontstaan tussen het verpakkingsmateriaal en de wanden van de vormholte. Bij het uitnemen van een verpakkingseenheid (21) zal nu via de openingen (14) lucht aangezogen worden naar de ruimte onder het verpakkingsmateriaal zodat er geen tegenwerkende onderdruk ontstaat. In de vormplaat (11) is een elektrisch verwarmingselement (15) voorzien. Dit is bij voorkeur een elektrische weerstand die regelbaar is en bij voorkeur ook voorzien is van een automatische temperatuurregeling.
In de situatie van figuur la zuigt de zuiginrichting lucht aan zodat een vel verpakkingsmateriaal (20) dat zich onder de stempel (1) bevindt wordt aangezogen tot tegen de zuigmond (8). De balg (7) wordt door het verder aanzuigen van lucht in een samengetrokken toestand gebracht waarbij deze zich volledig binnen de uitsparing (4) in de stempel (1) bevindt. Het vel verpakkingsmateriaal (20) is hierdoor tot tegen de onderzijde van het conisch einddeel (3) van de stempel (1) gebracht (zie figuur lb).
Vervolgens wordt de stempel (1) neerwaarts bewogen tot het conisch einddeel (3) zich nagenoeg volledig in de vormholte (12) bevindt (zie figuur lc). Bij deze beweging wordt het vel verpakkingsmateriaal (20) in de vormholte (12) gebracht en door het conisch einddeel (3) tot tegen de wanden van de vormholte (12) gedrukt. Men kan middelen voorzien om deze druk te regelen. Waar het verpakkingsmateriaal tussen het conische einddeel (3) en de wanden van de vormholte (12) wordt samengedrukt worden er willekeurige plooien en kreuken gevormd zodat het verpakkingsmateriaal de vorm van de vormholte (12) aanneemt. Hierbij ontstaan er verschillende zones van het verpakkingsmateriaal die boven of tegen één of meerdere andere zones van het verpakkingsmateriaal worden gedrukt. Doordat de vormplaat (11) ondertussen wordt verwarmd door het verwarmingselement (15) wordt het verpakkingsmateriaal (12) op een temperatuur gebracht (de lastemperatuur genoemd) waarbij het materiaal van die overlappende of tegen elkaar aanliggende zones minstens gedeeltelijk aan elkaar wordt gelast. Hierdoor bekomt men een verpakkingseenheid die de conische vorm van de vormholte heeft en door het aaneenlassen van verpakkingsmateriaal in die vorm gefixeerd is. Gedurende deze korte fase van het procédé blijft de aanzuiginrichting in werking.
Vervolgens (zie figuur ld) wordt de stempel (1) terug naar boven toe verplaatst. Doordat de aanzuiginrichting verder werkt wordt de afgewerkte verpakkingseenheid (21) tegen de stempel (1) aangezogen en door deze stempel (1) meegenomen. Ondertussen koelt het verpakkingsmateriaal af.
De hier beschreven inrichting volgens deze uitvinding is voorzien van een vormmatrijs (10) die meerdere rijen vormholtes (12) omvat. Verder zijn er ook meerdere stempels (1) voorzien zodat gelijktijdig meerdere verpakkingseenheden (21) kunnen vervaardigd worden.
De inrichting is verder ook voorzien van een vulinrichting voor het vullen van de conische verpakkingseenheden. Deze vulinrichting omvat een draagelement (22), bij voorkeur een blister, met meerdere rijen van meerdere opnameruimtes (23) voor de verpakkingseenheden (21). Het draagelement (22) kan in horizontale richting (H) verplaatst worden door een niet op de figuren voorgestelde transportinrichting, tot het zich onder vier rijen spuitmonden (24) bevindt (zie figuur 3), waar de verpakkingseenheden (21) automatisch gevuld worden met een vooraf bepaalde hoeveelheid van een bepaald voedingsproduct (16), zoals chocolademousse. Elke spuitmond (24) is via een leiding verbonden met een pompinrichting (25) die voorzien is om het voedingsproduct aan te zuigen uit een voorraad.
De inrichting omvat één of meerdere rijen stempels (1) die elk een rij opnameruimtes (23) kunnen bevoorraden. De stempels (1) kunnen tot boven een respectieve opnameruimte (23) van het draagelement (22) gebracht worden en kunnen vervolgens neerwaarts verplaatst worden om een meegenomen verpakkingseenheid (21) in een opnameruimte te deponeren (zie figuur 2). Wanneer de verpakkingseenheid (21) op de bodem van de opnameruimte (23) is geplaatst door de stempel (1), wordt de zuiginrichting omgeschakeld zodat er nu via de leiding (9) lucht wordt geblazen. Hierdoor zal de balg (7) in de vrije niet-samengetrokken stand worden gebracht. De stempel (1) wordt ondertussen naar boven toe verplaatst en de verpakkingseenheid (21) blijft achter in de opnameruimte (23).
De één of meerdere rijen stempels (1) werken samen volgens een zich cyclisch herhalende beweging. Aan de hand van de figuren 2(b), 2(c) en 2(d) wordt getoond hoe een voorgevormde verpakkingseenheid (21) in een opnameruimte (23) wordt geplaatst door middel van een stempel (1). Op tijdstip (b) wordt de stempel (1) met een meegenomen verpakkingseenheid (21) in de opnameruimte (23) geplaatst. Op een volgend tijdstip (c) is de stempel (1) al een weinig naar boven toe verplaatst terwijl de balg (7) door de blaaswerking in de vrije stand gebracht is. Op een volgend tijdstip (d) is de stempel (1) nog verder naar boven toe verplaatst terwijl de erdoor gedeponeerde verpakkingseenheid (21) in de opnameruimte (23) achterblijft. Het resultaat hiervan is een opnameruimte (23) van een draagelement (22) waarin een verpakkingseenheid is geplaatst zoals voorgesteld op de meest linkse figuur 2(a).
Het draagelement (22) wordt verplaatst tot vier rijen verpakkingseenheden (21) zich onder een respectieve rij spuitmonden (24) bevindt. Zoals voorgesteld op figuur 3 worden deze vier rijen verpakkingseenheden (21) gelijktijdig gevuld, waarna het draagelement (22) wordt verplaatst om de volgende vier rijen verpakkingseenheden te vullen. Het spreekt vanzelf dat de inrichting ook zo kan uitgevoerd zijn dat de spuitmonden (24) zich ten opzichte van het draagelement (22) verplaatsen.
Bij een vormholte (12) waarvan de zijwanden een hoek vormen ten opzichte van het bodemvlak die een rechte hoek benadert, zoals bijvoorbeeld een nagenoeg cilindrische vorm, zal de kracht die door een stempel (1) met een einddeel (3) uit een hard materiaal wordt uitgeoefend op het verpakkingsmateriaal een relatief kleine naar de zijwanden gerichte (horizontale) component hebben. Door een stempel te voorzien waarvan het einddeel (3) uit een elastisch vervormbaar materiaal bestaat, zoals bijvoorbeeld een product op basis van silicone (zie figuur 4), kan ook bij deze vormen het verpakkingsmateriaal met een voldoende kracht (F) tegen de wanden van de vormholte gedrukt worden. Dit is nodig om de nodige plooien en goed tegen elkaar aanliggende zones verpakkingsmateriaal te bekomen zodat een goede lasbewerking kan gerealiseerd worden.
De vormmatrijs (10) kan ook volgens een nagenoeg verticale richting (V) verplaatsbaar zijn ten opzichte van een vast opgestelde stempel (1) om de stempel samen met het vel verpakkingsmateriaal (20) in de vormopening (12) te brengen, zoals schematisch voorgesteld op figuur 5.
Op figuur 6 wordt op een gedeeltelijke bovenaanzijde van een verpakkingseenheid (21) getoond dat de genoemde plooien ook golvingen (26) kunnen zijn in het verpakkingsmateriaal, waarbij het verpakkingsmateriaal van twee naburige golvingen (26) telkens tegen elkaar aanligt met een contactzone (27), en waarbij het verpakkingsmateriaal in die contactzones (27) aan elkaar gelast is. Deze golvingen worden op een gecontroleerde wijze aangebracht.
Op figuur 7 wordt een vormmatrijs (10) met een hoofdzakelijk conische vormholte (12) en een overeenkomstige stempel (1) getoond. Aan de bovenste rand van de vormholte (12) is er een trapvormige verbreding (28) voorzien. Met een dergelijke vormmatrijs (10) en stempel (1) kan een verpakkingseenheid (21) met een bovenste trapvormige rand gevormd worden. De rand bevat hierbij eveneens gelaste zones.
Een gedeelte van het verpakkingsmateriaal zal niet gelast worden doordat het over een hoogte (x) uitsteekt uit de vormholte (12).
Op figuur 8 wordt eveneens een vormmatrijs (10) en een bijhorende stempel (1) getoond. De vormmatrijs (10) heeft een bovenste vormplaat (11) die uit twee delen (1 la), (1 lb) bestaat die zich boven elkaar bevinden en uit een verschillend materiaal zijn vervaardigd. Het onderste gedeelte (11a) bestaat uit een materiaal met een goede thermische geleidbaarheid, zoals bijvoorbeeld een metaal, bij voorkeur aluminium, terwijl het bovenste gedeelte uit een materiaal is vervaardigd dat minder warmtegeleidend is, zoals bijvoorbeeld teflon. Bij voorkeur is dit een materiaal dat gekend is als warmte-isolerend.
De vormopening (12) die in deze tweedelige vormplaat is voorzien heeft een conisch gedeelte dat in de nabijheid van de bovenste rand trapvormig overgaat in een gedeelte met een grotere diameter. Het conisch gedeelte van de vormholte (12) bevindt zich in het onderste gedeelte (11a) van de vormplaat (11), terwijl de trapvormige overgang en het bredere gedeelte van de vormholte (12) in het bovenste gedeelte (1 lb) van de vormplaat (11) is voorzien.
De bijhorende stempel (1) heeft een vorm die complementair aan de vorm van de vormholte (12) in de vormmatrijs (10). Het cilindrisch gedeelte (2) van de stempel (I) gaat via een kraag (3 a) trapvormig over naar een kleinere diameter die verder conisch versmalt naar het uiteinde toe zodat een conisch einddeel (3) wordt gevormd. De stempel (1) heeft ter hoogte van de kraag (3 a) een zone (3b) uit een materiaal dat een slechte thermische geleider is, zoals bijvoorbeeld teflon.
Wanneer een lasbaar verpakkingsmateriaal (20) in de vormholte (12) wordt gedrukt zal het gedeelte van dit materiaal dat door de stempel (1) tegen de verwarmde conische wanden van de vormholte (12) wordt gedrukt gelast worden. Met ‘gelast worden’ wordt hier uiteraard ook bedoeld dat er tegen elkaar aanliggende of overlappende zones van het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden.
Het verpakkingsmateriaal dat zich ter hoogte van de trapvormige verbreding van de vormholte bevindt komt terecht tussen enerzijds het thermisch slechter geleidende materiaal van de kraagzone (3b) van de stempel (1) en anderzijds het eveneens thermisch slechter geleidende materiaal van het bovendeel (11b) van de vormplaat (II) . Hierdoor zal het verpakkingsmateriaal (20) niet blootgesteld worden aan de lastemperatuur zodat dit gedeelte van het verpakkingsmateriaal wel voorzien wordt van plooien maar niet gelast wordt. Dit in tegenstelling tot de werkwijze volgens figuur 7 waar de trapvormige verbreding en het bredere deel van de vormholte (12) wèl wordt gelast.
Op figuur 9 wordt een verpakkingseenheid (21) voorgesteld die met behulp van de vormmatrijs (10) en de stempel (1) van figuur 8 wordt vervaardigd. Deze verpakkingseenheid (21) heeft een gelast gedeelte (21a) waarvan de hoogte (h) overeenkomt met de hoogte (h) van het onderste gedeelte (11a) van de vormplaat (11), dewelke tevens de diepte is van het conisch gedeelte van de vormholte (12).
Op figuur 10 wordt een verpakkingseenheid (21) voorgesteld die gevormd is met de op figuur 1 voorgestelde vormmatrijs (10) en stempel (1). Het vel lasbaar verpakkingsmateriaal (20) dat in de vormholte (12) tegen de verwarmde wanden van de conische vormholte (12) werd gedrukt werd op de lastemperatuur gebracht en is dus gelast. De boven de vormplaat (11) uitstekende delen van het verpakkingsmateriaal zijn niet gelast en kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden om de verpakkingseenheid (21) te sluiten.
De diepte (d) van de conische vormholte (12) - zie figuur 1 - bepaalt de hoogte van het gelaste deel (21a) van de verpakkingseenheid (21).
In een alternatieve uitvoeringsvorm van een stempel (1) strekt het cilindrisch gedeelte (2) ervan zich uit door de centrale openingen van een spiraal veer (30) en een ringvormig drukelement (29). Aan de bovenzijde van het cilindrisch gedeelte (2) is een cilindrisch randgedeelte (31) met grotere diameter voorzien. De spiraalveer (30) is tussen de onderzijde van het randgedeelte (31) en de bovenzijde van het drukelement (29) voorzien, zodat een onderlinge verplaatsing van het drukelement (29) en de stempel (1) waarbij het drukelement (29) en het randgedeelte (31) elkaar naderen, wordt tegenwerkt.
Met een dergelijke stempel (1) kan de drukkracht waarmee een vel verpakkingsmateriaal (20) door de stempel (1) in een vormholte (12) wordt gedrukt, zeer gelijkmatig gehouden worden bij opeenvolgende producties van verpakkingseenheden (21). Deze drukkracht kan hierdoor ook beperkt gehouden worden. Terwijl de stempel (1) neerwaarts wordt verplaatst tot in de vormholte (12) zal de onderzijde van het drukelement (29) in contact komen met de bovenzijde van de vast opgestelde vormmatrijs (10). Gedurende de verdere neerwaartse verplaatsing van de stempel (1) wordt het bovenste randgedeelte (31) tegen de veerkracht in in de richting van het drukelement (29) verplaatst, waardoor de spiraalveer (30) wordt samengedrukt en er op de stempel (1) een naar boven gerichte veerkracht wordt uitgeoefend. De neerwaarts gerichte kracht op de stempel (1) om deze verder in de vormholte (12) te drukken wordt dus tegengewerkt door de naar boven gerichte veerkracht.
Om ditzelfde effect te bekomen kan men ook de vormmatrijs (10) verend opstellen, zodat deze tegen een veerkracht in naar beneden toe kan verplaatst worden. De kracht waarmee de stempel (1) neerwaarts wordt geduwd brengt dan ook een neerwaartse verplaatsing van de vormmatrijs (10) teweeg. Deze verplaatsing zal de drukkracht die de stempel (1) op het verpakkingsmateriaal in de vormholte (12) uitoefent doen afnemen.
Op figuur 12 wordt een vormmatrijs (10) voorgesteld met een conische vormholte (12) in een vormplaat (11) die samengesteld is uit twee delen, een onderste gedeelte (1 la) uit een materiaal dat goed de warmte geleid en een bovenste gedeelte (1 lb) uit een materiaal dat minder goed de warmte geleid of zelfs gekend is als een thermisch isolerend materiaal. Enkel het onderste gedeelte (11a) van de vormplaat (11) zal voldoende verwarmd worden door het verwarmingselement (15) om het verpakkingsmateriaal te lassen. Hierdoor wordt enkel het gedeelte dat zich in dit onderste gedeelte van de vormholte (12) bevindt gelast worden, en bekomt men een verpakkingseenheid (21) met een gelast onderste gedeelte (21a) en een niet-gelast bovenste gedeelte (21b). Het verpakkingsmateriaal van het bovenste gedeelte kan dan bijvoorbeeld samengenomen worden (zie figuur 13) tot een streng om de verpakkingseenheid dicht te maken. De aldus gevormde streng verpakkingsmateriaal kan samengehouden worden door aan de streng een bepaalde torsie te geven en/of door de streng samen te kleven of te lassen of te omwikkelen met eender welk houdelement (33), zoals bijvoorbeeld een kleefband, een draad, een lint, een koordje of een elastiek, zoals voorgesteld op figuur 13.
Dergelijke afsluitbare verpakkingseenheden kunnen ook, eventueel in een groter formaat, dienen als een verpakkingseenheid (21) waarin een hoeveelheid kleinere voedingsproducten (32) kunnen opgenomen worden, zoals op figuur 15 is voorgesteld. Deze kleinere voedingsproducten (32) kunnen eventueel zelf ook opgenomen zijn in een verpakkingseenheid volgens deze uitvinding. Een dergelijke grotere afsluitbare verpakkingseenheid is in geopende toestand voorgesteld op figuur 14.
Voor het toepassingsgebied wordt onder meer gedacht aan verpakkingseenheden voor aperitiefhapjes, voorgerechten, nagerechten, snoep, chocoladeproducten zoals bijvoorbeeld chocolademousse of pralines, snoep, ijsbereidingen. Ook voedingsproducten die moeten verwarmd of gebakken worden komen in aanmerking. Het spreekt vanzelf dat het verpakkingsmateriaal dan zo moet gekozen worden dat zowel het materiaal zelf als de uitgevoerde lasverbindingen bestand zijn tegen de temperatuur bij het bakken of opwarmen van het voedingsproduct.

Claims (20)

1. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) voor voedingsproducten, omvattende minstens één vormelement (10) waarin minstens één vormholte (12) voorzien is, en een inbrengmiddel (1) dat voorzien is om een vel verpakkingsmateriaal (20) in een vormholte (12) te brengen zodat in dit vel zodanige plooien worden gevormd dat een komvormig geheel met overlappende of tegen elkaar aanliggende zones wordt gevormd met het kenmerk dat de inrichting een verwarmingsmiddel (15) omvat om minstens een gedeelte van het komvormig geheel te onderwerpen aan een lastemperatuur waardoor overlappende of tegen elkaar aanliggende zones van het vel verpakkingsmateriaal (20) minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden.
2. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens conclusie 1 met het kenmerk dat het verwarmingsmiddel (15) voorzien is om minstens een gedeelte van het komvormig geheel aan de genoemde lastemperatuur te onderwerpen terwijl dit geheel zich in de vormholte (12) bevindt.
3. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens conclusie 1 of 2 met het kenmerk dat het inbrengmiddel (1) voorzien is om het vel verpakkingsmateriaal (20) tegen de wanden van de vormholte (12) te houden, en dat het verwarmingsmiddel (15) voorzien is om het vormelement (10) en/of het inbrengmiddel (1) te verwarmen zodat de genoemde zones van het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden terwijl het verpakkingsmateriaal (20) door het inbrengmiddel (1) tegen de wanden van de vormholte (12) wordt gehouden.
4. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat elk inbrengmiddel (1) een houdmiddel (5) omvat om het vel verpakkingsmateriaal (20) vast te houden.
5. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens conclusie 4 met het kenmerk dat elk houdmiddel (5) een zuigmond (8) omvat die in verbinding staat met een zuiginrichting, en dat elk inbrengmiddel (1) voorzien is om een vel verpakkingsmateriaal (20) aan te zuigen en om dit vel tegen de zuigmond (8) aangezogen te houden.
6. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat de inrichting voorzien is om enkel de wanden van een onderste gedeelte van de vormholte (12) op een zodanige temperatuur te brengen dat het ermee in contact zijnde verpakkingsmateriaal (20) op de lastemperatuur wordt gebracht, zodat een verpakkingseenheid (21) met een onderste gedeelte (21a) met gelaste zijwanden en een bovenste gedeelte (21b) met niet-gelaste zijwanden wordt bekomen.
7. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens conclusie 6 met het kenmerk dat het onderste gedeelte van de vormholte (12) voorzien is in een eerste deel (11a) van de vormplaat (11), dat het bovenste gedeelte van de vormholte (12) voorzien is in een tweede deel (11b) van de vormplaat (11), en dat het eerste deel (11a) van de vormplaat (11) uit een materiaal bestaat met een betere thermische geleidbaarheid dan het materiaal van het tweede deel (1 lb) van de vormplaat (11).
8. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het inbrengmiddel (1) een stempel is met een einddeel (3) waarvan de vorm complementair is aan de vorm van minstens een deel van de vormholte (12).
9. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens een van de conclusies 1 tot 7 met het kenmerk dat het inbrengmiddel (1) een stempel is met een einddeel (3) dat elastisch vervormbaar is, en waarvan de afmetingen zo bepaald zijn dat het einddeel (3) in vervormde toestand in de vormholte (12) kan gebracht worden.
10. Inrichting voor het vervaardigen van voorgevormde verpakkingseenheden (21) volgens een van de voorgaande conclusies met het kenmerk dat het inbrengmiddel (1) een stempel (1) is die volgens een bewegingsrichting verplaatsbaar is om deze in een vormholte (12) te brengen, dat de stempel (1) een drukelement (29) omvat dat tegen een veerkracht in verplaatsbaar is in de richting die tegengesteld is aan de genoemde bewegingsrichting, en dat het drukelement (29) zo voorzien is dat het in contact komt met een vast onderdeel (10) van de inrichting gedurende het inbrengen van de stempel (1) in de vormholte (12).
11. Werkwijze voor het vervaardigen van een voorgevormde verpakkingseenheid (21) voor een voedingsproduct, waarbij een vel verpakkingsmateriaal (20) in een vormholte (12) wordt gebracht, waardoor in het vel zodanige plooien worden gevormd dat het verpakkingsmateriaal overlappende of tegen elkaar aanliggende zones vertoont, zodat een komvormig geheel wordt gevormd met het kenmerk dat het verpakkingsmateriaal lasbaar is en dat minstens een gedeelte van het komvormig geheel wordt onderworpen aan een warmtebehandeling waardoor overlappende of tegen elkaar aanliggende zones van het verpakkingsmateriaal (20) minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden.
12. Werkwijze voor het vervaardigen van een voorgevormde verpakkingseenheid volgens conclusie 1 met het kenmerk dat minstens een gedeelte van het komvormig geheel onderworpen wordt aan de genoemde warmtebehandeling terwijl dit geheel zich in de vormholte (12) bevindt.
13. Werkwijze voor het vervaardigen van een voorgevormde verpakkingseenheid volgens conclusie 11 of 12 met het kenmerk dat het vel verpakkingsmateriaal (20) door middel van een inbrengmiddel (1) in een vormholte (12) van een vormelement (10) wordt geduwd zodat de genoemde plooien worden gevormd, en dat het vormelement (10) en/of het inbrengmiddel (1) wordt verwarmd zodat de genoemde zones van het vel verpakkingsmateriaal (20) minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast worden terwijl het verpakkingsmateriaal tegen de wanden van de vormholte (12) wordt gehouden.
14. Voorgevormde verpakkingseenheid (21) voor een voedingsproduct omvattende een vel verpakkingsmateriaal (20) waarin zodanige plooien gevormd zijn dat een komvormig geheel met overlappende of tegen elkaar aanliggende zones is gevormd met het kenmerk dat een aantal overlappende of tegen elkaar aanliggende zones van het vel verpakkingsmateriaal (20) minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast zijn.
15. Voorgevormde verpakkingseenheid (21) voor een voedingsproduct, volgens conclusie 14, met het kenmerk dat een onderste gedeelte (21a) van de verpakkingseenheid (21) een aantal zones omvat waar het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast is terwijl een bovenste gedeelte (21b) van de verpakkingseenheid (21) geen dergelijke gelaste zones omvat.
16. Voorgevormde verpakkingseenheid (21) voor een voedingsproduct, volgens conclusie 14 of 15 met het kenmerk dat deze vervaardigd is volgens een werkwijze volgens een van de conclusies 11 tot 13.
17. Een in een voorgevormde verpakkingseenheid (21) opgenomen voedingsproduct, waarbij de verpakkingseenheid een vel verpakkingsmateriaal (20) omvat waarin zodanige plooien gevormd zijn dat een komvormig geheel met overlappende of tegen elkaar aanliggende zones is gevormd met het kenmerk dat het een voorgevormde verpakkingseenheid (21) is volgens een van de conclusies 14 tot 16.
18. Een in een voorgevormde verpakkingseenheid (21) opgenomen voedingsproduct volgens conclusie 17 met het kenmerk dat een onderste gedeelte (21a) van de verpakkingseenheid (21) een aantal zones omvat waar het verpakkingsmateriaal minstens gedeeltelijk aan elkaar gelast is terwijl een bovenste gedeelte (21b) van de verpakkingseenheid (21) geen dergelijke gelaste zones omvat, en dat het verpakkingsmateriaal (20) van het bovenste gedeelte (21b) zodanig samengehouden is en/of door een houdmiddel (33) omwikkeld is dat de verpakkingseenheid (21) hoofdzakelijk gesloten is.
19. Een in een voorgevormde verpakkingseenheid (21) opgenomen voedingsproduct volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk dat de lasverbindingen van de verpakkingseenheid (21) lostrekbaar zijn zonder het verpakkingsmateriaal te scheuren.
20. Een in een voorgevormde verpakkingseenheid (21) opgenomen voedingsproduct volgens een van de conclusies 17 tot 19, met het kenmerk dat de verpakkingseenheid (21) voorzien is van een verzwakte zone of een insnijding of een scheurlijn om het openscheuren van het verpakkingsmateriaal te vergemakkelijken.
BE2010/0718A 2010-12-01 2010-12-01 Voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, en een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen ervan. BE1019661A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0718A BE1019661A3 (nl) 2010-12-01 2010-12-01 Voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, en een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen ervan.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2010/0718A BE1019661A3 (nl) 2010-12-01 2010-12-01 Voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, en een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen ervan.
BE201000718 2010-12-01

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1019661A3 true BE1019661A3 (nl) 2012-09-04

Family

ID=44512454

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2010/0718A BE1019661A3 (nl) 2010-12-01 2010-12-01 Voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, en een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen ervan.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1019661A3 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2014060838A1 (en) * 2012-10-19 2014-04-24 Kraft Foods R&D, Inc. Improvement in or relating to capsules
WO2019115766A3 (de) * 2017-12-14 2019-08-08 Stampac Gmbh Werkzeugsystem für eine verpackungsvorrichtung sowie verfahren und formeinheit zum formen von folienformteilen

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH146141A (fr) * 1930-01-10 1931-03-31 Froidevaux Marcel Procédé d'emballage, outil pour sa mise en oeuvre et emballage obtenu par ledit procédé.
US5976647A (en) * 1984-05-22 1999-11-02 Southpac Trust International, Inc. Article forming system

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH146141A (fr) * 1930-01-10 1931-03-31 Froidevaux Marcel Procédé d'emballage, outil pour sa mise en oeuvre et emballage obtenu par ledit procédé.
US5976647A (en) * 1984-05-22 1999-11-02 Southpac Trust International, Inc. Article forming system

Cited By (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2014060838A1 (en) * 2012-10-19 2014-04-24 Kraft Foods R&D, Inc. Improvement in or relating to capsules
US9963256B2 (en) 2012-10-19 2018-05-08 Kraft Foods R&D, Inc. Capsules
AU2016238913B2 (en) * 2012-10-19 2019-01-03 Koninklijke Douwe Egberts B.V. Improvement in or relating to capsules
US11155377B2 (en) 2012-10-19 2021-10-26 Intercontinental Great Brands Llc Capsules
WO2019115766A3 (de) * 2017-12-14 2019-08-08 Stampac Gmbh Werkzeugsystem für eine verpackungsvorrichtung sowie verfahren und formeinheit zum formen von folienformteilen

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP6103598B2 (ja) 再封止可能な開封装置およびそのような開封装置を含む包装材料
JP5363651B2 (ja) サイドディスペンサーを有するソフトブリスタートレイ
CN101784455B (zh) 具有产品保持装置的改良包装
CN106170442B (zh) 用于形成部分成型的容器的端盖的设备和方法的改进
NL2011432C2 (nl) Verpakking, werkwijze voor het vervaardigen van een verpakking, en mal voor toepassing ten behoeve van een dergelijke werkwijze.
US20150308050A1 (en) Process and machinery for integration of discrete parts into composite containers
US8911807B2 (en) Container for sliced and fluffed food products
BE1019661A3 (nl) Voorgevormde verpakkingseenheid voor een voedingsproduct, en een werkwijze en een inrichting voor het vervaardigen ervan.
JP2017502887A (ja) 包装材料ブランク、このようなデバイスを備えるパッケージ、および開口デバイスを製造するための方法
PL202342B1 (pl) Pakiet zawierający wyrób i zawinięcie oraz sposób i urządzenie do zawijania wyrobu w zawinięcie z materiału arkuszowego
JP6211592B2 (ja) シガレットパッケージおよびその製造方法
MX2014011656A (es) Empaque.
JP2017518938A (ja) 食品トレイおよび食品トレイを製造するための方法
GB2350597A (en) Method of packaging goods
CN107428451B (zh) 包装改进以及包装相关改进
RU2582364C2 (ru) Способ упаковки продукта в запечатанную обертку из листового материала
JP2023522549A (ja) 封止包装材のための開封装置及び開封装置が設けられた封止包装材
CN103958362A (zh) 闭合盖
US20020033393A1 (en) Food packaging with stabiliser
EP2190746B1 (en) Containers, apparatuses and the methods for making containers
LU500600B1 (en) Foldabe food package
CN110436011A (zh) 包装
EP0451069A1 (fr) Sachet en matière thermoscellable pour produits en vrac et dispositif pour assurer sa fermeture répétée
NL2004713C2 (nl) Verpakking voor consumeerbare smeerbare vetproducten en werkwijze voor het vervaardigen van een dergelijke verpakking.
JP3153729U (ja) スティック付冷菓支持容器