BE1018904A3 - Kunststof plantenpot. - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een kunststof plantenpot (10) met een potbodem (14), waarin tenminste twee radiale en naar beneden open kanalen (16) ingelaten zijn. Tussen de kanalen worden sectoren (21, 22, 23) gevormd, die ook een in een onderste vlak liggende sectorbodem (25, 26, 27) bezitten. In de sectorbodem (25. 26? 27) bezitten.In de sectorbodem (25, 26, 27) zijn openingen voorzien, waardoor het inwendige van de pot bewaterd, ontwaterd en belucht wordt. Elke sectorbodem is over het gehele oppervlak zeefachtig uitgevoerd met een veelvoud gelijkvormige openingen. Hierdoor wordt een over een groot oppervlak plaatsvindende toediening en afvoer van het inwendige van de pot met lucht en water verzekerd, waarbij tegelijkertijd de plantenaarde door de nauwe mazen van de zeefachtige sectorbodem tegengehouden wordt in de plantenpot en niet door de openingen heen uitgespoeld kan worden.

Description

Kunststof plantenpot

De uitvinding heeft betrekking op een kunststof plantenpot voor opname van bloemen en andere planten.

Als gevolg van hun goede beluchtings- en bewate-ringseigenschappen hebben plantenpotten met een zogenaamde kanaalbodem ondertussen wijde verspreiding gevonden. Een dergelijke plantenpot is bekend van DE 40.00.950 Al. De potbodem is voorzien van drie radiale ten opzichte van de onderzijde van de pot open zijnde kanalen, die tussen zich sectoren vormen met een in het onderste vlak liggende sectorbodem. In de sectorbodems is in het bijzonder voor ontwatering van de plantenpot telkens een opening voorzien. Om een zoveel mogelijk ongehinderde uitwisseling van water en lucht te verzekeren, is de opening relatief groot uitgevoerd. De mogelijke grootte van de openingen in de sectorbodem is echter begrensd, doordat vanaf een bepaalde ope-ningsgrootte plantenaarde door de opening uit de plantenpot kan vallen of kan uitspoelen.

Doel van de uitvinding is dientengevolge een plantenpot met verbeterde ontwatering en verbeterd tegenhouden van de aarde te verschaffen, alsook met een geschikte spuitgietvorm voor vervaardiging daarvan.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met de kenmerken van respectievelijk conclusies 1 en 8.

De sectorbodems van de kunststof plantenpot volgens de uitvinding zijn over hun gehele vlak zeefvormig, met een veelvoud gelijkvormige relatief kleine openingen uitgevoerd. Onder 'zeefachtige' moet een structuur worden begrepen, die gevormd wordt door tenminste vier openingen, waarbij de opstelling van de openingen een bepaald patroon kan volgen, echter niet hoeft. De zeefachtige structuur is verder daardoor gekenmerkt, dat tussen de openingen een roostervormige structuur is gevormd, die de plantenaarde in de plantenpot houdt. Eerst door de zeefachtige structuur van de sectorbodems kan een verhoudingsgewijs groot totaal oppervlak van alle openingen gerealiseerd worden, waarbij tegelijkertijd de grootte van elke afzonderlijke opening relatief klein kan worden gekozen. Op deze manier wordt enerzijds zeker gesteld, dat het totale oppervlak, ook de hoekgebieden, van de sectorbodems goed wordt verzorgd, dat wil zeggen goed bewaterd en ontwaterd en belucht wordt, en anderzijds zeker gesteld is dat plantenaarde niet door de sectorbodem uit de plantenpot gespoeld kan worden.

Volgens een voorkeursuitvoering bedraagt het oppervlakaandeel van alle openingen van een sectorbodem op het totaal oppervlak van de sectorbodems tenminste 20%, en in een bijzondere voorkeursuitvoering tenminste 25%.

Het oppervlakaandeel van de openingen van de plantenpot volgens de uitvinding bedraagt een veelvoud van het oppervlakaandeel bij gebruikelijke plantenpotten.

Bij voorkeur is het oppervlak van een opening kleiner dan 100 mm2, in het bijzonder kleiner dan 50 mm2. Het oppervlak van een opening is daardoor zo klein, dat plantenaarde zonder bijzondere omstandigheden niet door de opening uit de plantenpot kan worden gespoeld.

In een voorkeursuitvoering zijn de openingen telkens ten hoogste over de grootste openingsdiameter op afstand van elkaar gelegen. De openingsdiameter is bij een cirkelvormige opening de cirkeldiameter, en is bij een rechthoekige opening de diagonaal tussen twee tegenover elkaar gelegen hoeken van de opening. Door de beperking van de openingsafstand wordt een grote openingsdichtheid gerealiseerd en daarmee het oppervlakaandeel van de openingen op het totaaloppervlak van de sectorbodem zo groot mogelijk gehouden. De openingen hoeven echter ook niet te dicht bij elkaar te liggen om een voldoende stabiliteit van de sectorbodem te verzekeren.

Bij voorkeur zijn de openingen rechthoekig, in het bijzonder vierkant gevormd. Met rechthoekige openingen wordt bij een vergelijkbare openingsoppervlakaandeel een stabiele structuur van de roostervormige sectorbodem verkregen .

In een voorkeursuitvoering kunnen ook in de kanaalbodem openingen voorzien zijn, in een met de sectorbodems vergelijkbaar patroon. Hierdoor wordt in het bijzonder de beluchting van het inwendige van de plantenpot verbeterd.

Bij voorkeur zijn ook aan de buitenste rand van elke sectorbodem tenminste twee in axiale richting naar beneden uitstekende lijf- of ribgedeelten. Door deze ribgedeelten zweeft de sectorbodem bij het op een vlakke ondergrond opstellen van de plantenpot met de ribhoogte boven de ondergrond. Op deze manier wordt verzekerd dat de sectorbodemopeningen niet door de ondergrond worden gesloten wanneer de plantenpot op een vlakke ondergrond staat. De ont- en bewatering alsook de beluchting blijven daardoor ook bij het op een vlakke ondergrond staan van de plantenpot gewaarborgd.

Volgens de nevengeschikte octrooiconclusie 8 bezit het vormlichaam van een spuitgietvorm voor vervaardiging van de kunststof plantenpot volgens één der conclusies 1-7 als één geheel met het vormlichaam gevormde nokken voor het realiseren van de sectorbodem openingen. Er wordt volledig afgezien van afzonderlijke inzetstukken respectievelijk inzetpennen in de spuitgietvorm respectievelijk het vormlichaam voor het realiseren van de openingen. Door het afzien van afzonderlijke inzetpennen en de eendelige uitvoering van overeenkomstige openingsnokken kan het vormlichaam over het gehele oppervlak en overal, in het bijzonder daar waar nodig en gewenst, naar wens gekoeld worden door overeenkomstige koelkanalen. Hierdoor wordt het spuitgietdeel van de kunststof plantenpot sneller en gelijkmatiger afgekoeld, waardoor wederom de vervaardiging-cyclus voor het spuitgieten van een kunststof plantenpot met 10-20% wordt verkort.

In het navolgende wordt een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding aan de hand van de figuren nader verdui-delij kt.

Getoond wordt in:

Figuur 1 een potbodem van een kunststof plantenpot, in onderaanzicht, en

Figuur 2 de plantenpot van figuur 1, in langs- doorsnede.

In de figuren 1 en 2 is een kunststof plantenpot 10 weergegeven, die voorzien is van een cilindervormige omtrekswand 12 en een in bovenaanzicht cirkelvormige potbodem 14. De potbodem 14 is in figuur 1 in bovenaanzicht van de buitenzijde af weergegeven.

De potbodem 14 bezit drie radiale en naar beneden toe open kanalen 16, die in het potbodemmidden samenlopen in een centraalgebied 18. Tussen de drie radiale kanalen 16, die onder een hoek van 120° ten opzichte van elkaar staan, zijn drie sectoren 21, 22, 23 gevormd, die door de kanalen 16 van elkaar gescheiden zijn en in een onderste vlak liggende vlakke sectorbodems 25, 26, 27 bezitten.

De drie radiale en naar beneden open kanalen 16 bezitten elk een kanaalbodem 30, 31, 32, die in een boven ste vlak ligt. De aanduidingen 'bovenste vlak' en 'onderste vlak' betrekken zich op de plantenpot 10 van figuur 2, waarin de plantenpot 10 met de potbodem 14 staat op een vlakke ondergrond 15.

Elke sectorbodem 25, 26, 27 is over het gehele vlak zeefvormig gevormd en bezit een veelvoud gelijkvormige vierkante openingen 40.

Op de buitenste rand van elke sectorbodem 25, 26, 27 zijn telkens vier ribgedeelten 44 voorzien, die in axiale richting neerwaarts uitsteken van de betreffende sectorbodems 25, 26, 27. De vier ribgedeelten 44 van een sectorbodem 25, 26, 27 vormen tussen zich telkens drie doorlaten 45 voor water en lucht, wanneer de plantenpot 10 op een vlakke ondergrond 15 staat, zoals weergegeven in figuur 2.

Elk radiaal kanaal 16 wordt begrensd door verticale zijwanden 17. Het middengebied 18, waarin de kanalen 16 uitmonden, bezit telkens drie sectorhellingen 48, die zich telkens van het vlak van de sectorbodems 25, 26, 27 naar het vlak van de kanaalbodems 30, 31, 32 uitstrekken. Het middengebied 18 omvat niet slechts één centrale opening 50, maar ook de door de sectorhellingen 48 begrensde ruimte.

De centrale opening 50 is relatief groot en bezit driestrengs stervormig spuitgietstangenstel 52.

In de kanaalbodems 30, 31, 32 zijn telkens vier openingen 57 voorzien, die in de eerste plaats voor beluchting van het inwendige van de pot dienen, derhalve beluch-tingopeningen vormen. In de sectorhellingen 48 is eveneens een rechthoekige opening 58 voorzien.

De potbodem 14 van de voorliggende plantenpot 10 bezit een diameter van 85 mm. Het hoogteverschil tussen het onderste vlak en het bovenste vlak bedraagt ongeveer 4 mm. De breedte van de kanalen 16 bedraagt ongeveer 14 mm. De openingen 40 in de sectorbodems 25, 26, 27 bezitten afmetingen van ongeveer 4x4 mm. De centrale opening 50 bezit een diameter van ongeveer 10 mm.

De sectorbodem openingen 40 zijn in doorsnede ongeveer 4-5 mm in zijwaartse richting op afstand van elkaar gelegen. De sectorbodem openingen 40 nemen meer dan 20% van het sectorbodem-oppervlak in, waarbij de buitenste rand, waarin zich de ribgedeelten 44 bevinden, niet meegerekend is.

De vervaardiging van de plantenpot vindt plaats in het spuitgietproces. De spuitgietvorm is voor wat betreft de potbodem 14 eenvoudig te vervaardigen en uitge voerd: in het spuitgietvormlichaam zijn voor de sectorbodem opening 40 uitsluitend nokken voorzien, die als één geheel in het betreffende vormlichaam zijn uitgevoerd. Omdat afgezien wordt van overeenkomstige inzetpennen in de spuit-gietvorm voor realisatie van de openingen, kan de spuit-gietvorm over het totaal oppervlak van de sectorbodem voorzien worden van overeenkomstige koelkanalen, in het bijzonder ook in het gebied van de nokken respectievelijk de sectorbodem openingen 40. Door de verbeterde koelbaarheid van de van openingsnokken voorziene spuitgietvorm wordt het spuitgieten en in het bijzonder het koelen hierbij aanzienlijk bevorderd en betrouwbaar gemaakt.

Claims (8)

1. Kunststof plantenpot (10) met een potbodem (14), waarin tenminste twee radiale, naar beneden open kanalen (16) ingelaten zijn, waarbij tussen de kanalen (16) sectoren (21, 22, 23) met in een onderste vlak liggende sectorbodems (25, 26, 27) gevormd zijn,, waarin openingen (40) voorzien zijn, met het kenmerk, dat elke sectorbodem (25, 26, 27) over het gehele oppervlak zeefachtig uitgevoerd is met een veelvoud gelijkvormige openingen (40).

2. Kunststof plantenpot (10) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het oppervlakdeel van de openingen (40) op het gehele sectorbodem oppervlak tenminste 20%, in het bijzonder tenminste 25% bedraagt.

3. Kunststof plantenpot (10) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het oppervlak van een sectorbodemopening (40) kleiner is dan 100 mm2, in het bijzonder kleiner dan 50 mm2.

4. Kunststof plantenpot (10) volgens één der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de sectorbodemope-ningen (40) op ten hoogste de grootste openingsdiameter van de openingen (40) op afstand van elkaar liggen.

5. Kunststof plantenpot (10) volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat in de kanaalbodems (30, 31, 32) van de kanalen (16) openingen (57) aangebracht zijn.

6. Kunststof plantenpot (10) volgens één der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de potbodem (14) in het midden van de potbodem (14) een centrale opening (50) bezit.

7. Kunststof plantenpot (10) volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat aan de buitenste rand van elke sectorbodem (25, 26, 27) tenminste twee ribge- deelten (44) voorzien zijn.

8. Spuitgietvorm voor vervaardiging van de kunststof plantenpot (10) volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het vormlichaam voor het realiseren van de sectorbodem openingen (40) voorzien is van als één geheel met het vormlichaam gevormde nokken.