BE1018757A3 - Een oogstmachine met een bevestigingsinrichting voor een steunwiel en een methode voor het opbergen van een steunwiel van een oogstmachine. - Google Patents

Abstract

Een oogstmachine met een bevestigingsrichting voor een steunwiel en een methode voor het opbergen van een steunwiel van een oogstmachine. Een oogstmachine (10) die een bevestiginsinrichting (100) voor het lageren van de graagarm (42) van het steunwiel (40) aan het frame (30) van het voorzetstuk (20) bevat, die een eerste langerinrichting (102) bevat met een nagenoeg horizontale aslijn (62) voor het lageren van een draagarm (42) van het steunwiel (40) aan de bevestigsinrichting (10), zodat de draagarm kantelbaar is tussen een bedrijfpositie en een opgeborgen positie. Volgens de uitvinding bevat de bevestigingsinrichting (100) verder een tweede lagerichting (104) met een nagenoeg verticale aslijn (52) voor het lageren van de bevestigingsinrichting (100) aan het frame (30), zodat de bevestigingsinrichting (100) kantelbaar is tussen een eerste positie waarbij de aslijn (62) van de eerste lagerichting (102) nagenoeg dwars staat op de rijrichting (F) en een tweede positie waarbij de aslijn (62) van de eerste lagerinrichting (102) nagenoeg evenwijdig is met de rijrichting (F).

Description

Een oogstmachine met een bevestigingsinrichting voor een steunwiel en een methode voor het opbergen van een steunwiel van een oogstmachine.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een oogstmachine met een bevestigingsinrichting voor het lageren van de draagarm van een steunwiel aan een frame van een voorzetstuk, zoals bijvoorbeeld een opraper van een balenpers of een hakselaar, maar ook andere aanbouwbare apparaten zoals bijvoorbeeld maaiborden voor maaidorsers.

Het voorzetstuk van een dergelijke oogstmachine bevat een frame waaraan een steunwiel door middel van een draagarm is aangebracht. Deze steunwielen kunnen dienen om het gewicht van het voorzetstuk minstens gedeeltelijk op de bodem te laten rusten of om de contouren van de bodem te volgen of om een zekere minimale afstand tussen de bodem en de onderkant van het voorzetstuk te garanderen. Het is gekend uit bijvoorbeeld DE29713081U en EP1048195 om de draagarm van het steunwiel aan een frame van het voorzetstuk te lageren om een hoogte-instelling van het steunwiel mogelijk te maken.

Om een zo groot mogelijke werkbreedte voor het voorzetstuk in het veld mogelijk te maken wordt er naar gestreefd om de breedte van het voorzetstuk de toegelaten breedte voor wegtransport zo dicht mogelijk te laten benaderen. Er zijn een aantal mogelijkheden gekend om hiervoor tijdens het wegtransport de breedte van het voorzetstuk te reduceren door het wegwerken van de breedte van het steunwielen en/of zijn draagarm. Een eerste gekende oplossing is het verwijderen van de steunwielen en hun draagarm om ze op een andere plaats aan de oogstmachine te bevestigen tijdens het wegtransport. Dit heeft echter als nadeel dat op de oogstmachine hiervoor een extra bevestigingsplaats moet worden voorzien, dat de operator de steunwielen en hun draagarm naar deze extra bevestigingsplaats moet dragen en dat de steunwielen omdat ze makkelijk kunnen worden verwijderd snel verloren gaan.

Het is ook gekend uit bijvoorbeeld DE29713081U om een bevestigingsinrichting, voor het lageren van de draagarm van het steunwiel aan het frame van het voorzetstuk, te voorzien die een lagerinrichting bevat voor het lageren van een draagarm van het steunwiel aan de bevestigingsinrichting, zodat de draagarm kantelbaar is tussen een bedrijfspositie en een opgeborgen positie. Een dergelijk systeem heeft als nadeel dat relatief veel ruimte beschikbaar moet zijn tussen de achterwand van het frame van het voorzetstuk en de voorste transportwielen van de oogstmachine, alsook dat de draagarm en zijn lagerinrichting ook in de opgeborgen positie een stuk van de beschikbare breedte voor het voorzetstuk innemen.

Het is gekend uit EP1048195 om het steunwiel door middel van een stangensysteem kantelbaar tussen een bedrijfspositie en een opgeborgen positie op de draagarm van het steunwiel aan te brengen. Ook een dergelijk systeem heeft als nadeel dat de draagarm en zijn lagerinrichting ook in de opgeborgen positie van het steunwiel een stuk van de beschikbare breedte voor het voorzetstuk innemen.

De huidige uitvinding heeft tot doel een antwoord te bieden op de voorgaande nadelen door te voorzien in eenvoudige constructie met een bevestigingsinrichting voor de draagarm van het steunwiel die een maximale breedte voor het voorzetstuk beschikbaar stelt en die in de opgeborgen positie een minimale ruimte vereist tussen de achterwand van het frame van het voorzetstuk en de voorste transportwielen.

Volgens een eerste aspect van de huidige uitvinding wordt er voorzien in een oogstmachine bevattende: -Een voorzetstuk met een frame; -Een steunwiel voor het voorzetstuk; -Een draagarm waaraan het steunwiel is aangebracht; en -Een bevestigingsinrichting, voor het lageren van de draagarm van het steunwiel aan het frame van het voorzetstuk, die een eerste lagerinrichting bevat met een nagenoeg horizontale aslijn voor het lageren van een draagarm van het steunwiel aan de bevestigingsinrichting, zodat de draagarm kantelbaar is tussen een bedrijfspositie en een opgeborgen positie, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsinrichting verder een tweede lagerinrichting bevat met een nagenoeg verticale aslijn, voor het lageren van de bevestigingsinrichting aan het frame, zodat de bevestigingsinrichting kantelbaar is tussen een eerste positie waarbij de aslijn van de eerste lagerinrichting nagenoeg dwars staat op de rijrichting en een tweede positie waarbij de aslijn van de eerste lagerinrichting nagenoeg evenwijdig is met de rijrichting.

Hierdoor wordt de volledige toegelaten breedte voor wegtransport beschikbaar gesteld voor het voorzetstuk, aangezien de draagarm van het steunwiel in de opgeborgen positie zich niet langer naast het voorzetstuk bevindt. Verder vereist de draagarm van het steunwiel en het steunwiel in de opgeborgen positie een minimale ruimte tussen de achterwand van het frame van het voorzetstuk en de voorste transportwielen, aangezien de draagarm en het steunwiel dan dwars ten opzichte van de rijrichting zijn gepositioneerd. Bovendien laat dit toe om op eenvoudige wijze een bestaande oogstmachine aan te passen tot een oogstmachine volgens de uitvinding, zelfs zonder grote wijzigingen aan het frame van het voorzetstuk alsook aan de draagarm van het steunwiel.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de eerste lagerinrichting een lagerbus en een lageras. Dit laat toe om deze lagerinrichting op een eenvoudige manier uit te voeren en bij een bestaande oogstmachine deze bestaande lagerinrichting te hergebruiken.

Volgens een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de tweede lagerinrichting een bevestigingsplaatje dat aangebracht is aan het frame, een bevestigingsplaatje dat aangebracht is aan de eerste lagerinrichting en een lageras. Dit laat toe om ook de tweede lagerinrichting op een eenvoudige manier te realiseren.

Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat het frame een buitenste zijwand en een achterwand en een onderwand en/of een binnenste zijwand.

Volgens een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding is de tweede lagerinrichting aangebracht aan het frame ter hoogte van de binnenste zijwand, de onderwand of de achterwand van het frame.

Volgens nog een volgende uitvoeringsvorm van de uitvinding bevat de oogstmachine verder een instellat, - die in de eerste positie van de bevestigingsinrichting aan beide zijden door middel van bevestigingsmiddelen aanbrengbaar is aan respectievelijk de draagarm en de buitenste zijwand van het frame voor de hoogte-instelling van de draagarm in de bedrijfspositie en - die in de tweede positie van de bevestigingsinrichting aan beide zijden door middel van bevestigingsmiddelen aanbrengbaar is aan respectievelijk de draagarm en de achterwand van het frame voor het vasthouden van de draagarm in de opgeborgen positie.

Dit biedt het voordeel dat dezelfde instellat en gelijkaardige bevestigingsmiddelen kunnen gebruikt worden voor het vasthouden van de draagarm in de bedrijfspositie en in de opgeborgen positie.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt voorzien in een methode voor het opbergen van steunwiel van een oogstmachine volgens het eerste aspect van de uitvinding, daardoor gekenmerkt dat de methode de volgende stappen bevat: - Kantel de bevestigingsinrichting en de draagarm van de eerste positie naar de tweede positie rond de tweede lagerinrichting; en - Kantel de draagarm omhoog rond de eerste lagerinrichting van de bedrijfspositie naar de opgeborgen positie.

Het opbergen van het steunwiel kan dus snel en door middel van eenvoudige handelingen worden uitgevoerd.

De uitvinding zal nu verder worden beschreven, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de bijhorende figuren, waarin: Figuur 1 een fragment is van een schematisch bovenaanzicht van een oogstmachine volgens de uitvinding met de draagarm van het steunwiel in de bedrijfspositie;

Figuur 2 een zijaanzicht is van Figuur 1;

Figuur 3 een fragment is gelijkaardig aan Figuur 1 met de draagarm van het steunwiel in een volgende positie;

Figuur 4 een fragment is gelijkaardig aan Figuur 1 met de draagarm van het steunwiel in de opgeborgen positie;

Figuur 5 een zijaanzicht is van Figuur 4.

In Figuur 1 is schematisch een fragment weergegeven van een bovenaanzicht van een oogstmachine 10 volgens de uitvinding. Het betreft bijvoorbeeld een balenpers of een hakselaar waarvan een hoofdframe 12 en een daaraan bevestigd voorste transportwiel 14 wordt weergegeven. De rijrichting van de oogstmachine 10 wordt weergegeven met de pijl F. Vooraan is een voorzetstuk 20 aangebracht aan het hoofdframe 12. Het weergegeven voorzetstuk 20 is uitgevoerd als een opraper waarvan een oprapertrommel 22, een oprapervijzel 24 en een frame 30 is weergegeven. Verder wordt ook een steunwiel 40 voor het voorzetstuk 30 weergegeven. Dit steunwiel is aangebracht aan een draagarm 42 die op zijn beurt door middel van een bevestigingsinrichting 100 aan het frame 30 van het voorzetstuk 20 is gelagerd.

Zoals verder ook zichtbaar in het overeenstemmende zijaanzicht weergegeven in Figuur 2 bevat de bevestigingsinrichting 100 een eerste lagerinrichting 102 die is uitgevoerd als een lagerbus 80 waarin een lageras 60 wordt gelagerd die vast verbonden is met de draagarm 42 van het steunwiel 40. Deze eerste lagerinrichting heeft een nagenoeg horizontale aslijn nagenoeg dwars op de rijrichting F zoals aangeduid met de streep-stippel-lijn 62. De bevestigingsinrichting 100 bevat verder een tweede lagerinrichting 104 die is uitgevoerd als bevestigingsplaatje 54 dat bijvoorbeeld door een lasverbinding is aangebracht aan een onderwand 26 van het frame 30, een bevestigingsplaatje 70 dat bijvoorbeeld door middel van een lasverbinding is aangebracht aan de lagerbus 82 van de eerste lagerinrichting 102 en een lageras 50 die bijvoorbeeld door middel van een lasverbinding is aangebracht op het bevestigingsplaatje 54 en samenwerkt met een overeenstemmende opening in het bevestigingsplaatje 70. Op deze wijze lagert deze tweede lagerinrichting 104 de bevestigingsinrichting 100 en dus de daarin gelagerde draagarm 42 van het steunwiel 40 aan het frame 30. Deze tweede lagerinrichting 104 heeft een nagenoeg verticale aslijn zoals aangeduid met het assenkruis in streep-stippel-lijn 52.

De bevestigingsinrichting 100 weergegeven in Figuren 1 en 2 bevat verder nog een verticaal plaatje 82 dat bijvoorbeeld door middel van een lasverbinding aangebracht is aan de lagerbus 80 en door middel van verwijderbare bevestigingsmiddelen 84 aan een achterwand 34 van het frame 30 aangebracht. De bevestigingsmiddelen 84 kunnen bijvoorbeeld uitgevoerd worden als een bout die in een overeenstemmende bevestigingsplaats in de achterwand 34 kan worden geschroefd of bijvoorbeeld als een as die is aangebracht op de achterwand 34 waarin een dwarse pen kan worden aangebracht of een andere gekende snelkoppeling.

Verder is in Figuren 1 en 2 nog een gekende insteilat 44 weergegeven voor het instellen van de hoogte van de draagarm 42 van het steunwiel 40. Deze wordt op gekende wijze aan één einde door middel van bevestigingsmiddelen 46 aan de draagarm bevestigd en aan een tegenoverliggend einde door middel van bevestigingsmiddelen 48 aan het frame 30 bevestigd. Deze bevestigingsmiddelen 46, 48 kunnen bijvoorbeeld uitgevoerd worden als een bout die in een overeenstemmende bevestigingsplaats kan geschroefd worden. Zoals zichtbaar in figuur 5 bevat het frame 30 een aantal dergelijke bevestigingsplaatsen 38 om op gekende wijze de instelling van de hoogte van de draagarm 42 mogelijk te maken. Het is duidelijk dat ook andere bevestigingsmiddelen in aanmerking komen zoals bijvoorbeeld een astap met een dwarse pen of andere snelkoppelingen, alsook bijvoorbeeld de uitvoeringen vermeld in DE29713081U of EP1048195.

Volgens een niet weergegeven variante uitvoeringsvorm kan het plaatje 82 en de bijhorende bevestigingsmiddelen 84 achterwege gelaten worden.

De in Figuren 1 en 2 weergegeven positie van de draagarm 42 van het steunwiel 40 wordt aangeduid als de bedrijfspositie, dit wil zeggen de positie tijdens het bedrijf van de oogstmachine in het veld, bijvoorbeeld tijdens het vormen van balen in een balenpers op een veld. De limiet voor de maximaal toegelaten breedte voor wegtransport wordt weergegeven met de streep-dubbele-stippellijn 16. Het is duidelijk dat in de bedrijfspositie de maximale toegelaten breedte voor het wegtransport wordt overschreden.

Als de oogstmachine vervolgens over de weg moet worden getransporteerd moeten het steunwiel 40 en zijn draagarm 42 naar een opgeborgen positie worden gekanteld zoals weergegeven in Figuren 4 en 5 zodat de limiet voor de maximaal toegelaten breedte voor wegtransport 16 niet langer wordt overschreden. Hiervoor wordt eerst de instellat 44 losgemaakt van het frame 30 van het voorzetstuk 20 door het verwijderen of losmaken van de bevestigingsmiddelen 48. Vervolgens wordt de bevestigingsinrichting 100 en de draagarm 42 vanuit de positie weergegeven in Figuren 1 en 2, waarbij de aslijn 62 van de eerste lagerinrichting 102 nagenoeg dwars op de rijrichting F van de oogstmachine staat, rond de nagenoeg verticale aslijn 52 van de tweede lagerinrichting 104 naar de positie in Figuur 3 gekanteld, waarbij de aslijn 62 van de eerste lagerinrichting 102 nagenoeg dwars op de rijrichting F van de oogstmachine staat. Vervolgens wordt de draagarm 42 rond de nagenoeg horizontale aslijn 62 van de eerste lagerinrichting 102 omhoog gekanteld naar de opgeborgen positie. Daarna wordt de draagarm 42 opnieuw vastgemaakt aan het frame 30 van het voorzetstuk 20 ter hoogte van de achterwand 34 door het aanbrengen van de instellat 44 aan deze achterwand, bijvoorbeeld met behulp van de bevestigingsmiddelen 84. Het is duidelijk dat de draagarm 42 niet noodzakelijk door middel van instellat 44 aan deze achterwand 34 moet worden aangebracht, maar bijvoorbeeld dat eender welk ander middel om de draagarm 42 eenvoudig en snel aan de achterwand 34 te bevestigen kan volstaan, zoals bijvoorbeeld een ketting of een elastiek of een andere gekende snelkoppeling.

Het is duidelijk dat omdat de draagarm 42 en het steunwiel 40 in de opgeborgen positie dwars ten opzichte van de rijrichting F gepositioneerd worden tussen het frame 30 van het voorzetstuk 20 en het voorste transportwiel 14 ze een minimale ruimte in beslag nemen. Bovendien komt de volledige toegelaten breedte voor wegtransport beschikbaar voor het voorzetstuk 20 aangezien ook de draagarm in de opgeborgen positie naar binnen wordt gekanteld.

Volgens een niet weergegeven variante uitvoeringsvorm kan de tweede lagerinrichting 104 zo aan de onderwand 26 worden bevestigd dat de eerste lagerinrichting volledig onder de onderwand gelocaliseerd wordt. Dit is vooral voordelig bij voorzetstukken die een frame hebben dat enkel een buitenste zijwand 32 een achterwand 34 en een onderwand 26 bevat en geen binnenste zijwand 36, zoals bijvoorbeeld een graanmaaibord of een ander voorzetstuk van het type weergegeven in de figuren van DE29713081U.

Volgens een volgende niet weergegeven variante uitvoeringsvorm bevat de tweede lagerinrichting 104 slechts een zeer kort bevestigingsplaatje 70 of wordt hij rechtstreeks ingewerkt in of bevestigd op de eerste lagerinrichting 102 bijvoorbeeld in de lagerbus 80.

Volgens een volgende niet weergegeven variante uitvoeringsvorm kan het steunwiel 40 in plaats van rechtstreeks aan de draagarm 42 te worden bevestigd, zoals weergegeven in Figuren 1 tot 5, door middel van een beugel aan de draagarm 42 worden bevestigd, zoals weergegeven in de figuren van DE29713081U en EP1048195 zodat het steunwiel bij het maken van een bocht kan meedraaien en niet moet worden opgetild.

Het is duidelijk dat nog veel variante uitvoeringsvormen van de eerste en tweede lagerinrichtingen 102, 104 mogelijk zijn en het zelfde geldt voor hun onderlinge positionering. Het is echter belangrijk dat de eerste lagerinrichting 102 een nagenoeg horizontale aslijn bevat voor het lageren van de draagarm 42 en dat de tweede lagerinrichting 104 een nagenoeg verticale aslijn bevat voor het lageren van de bevestigingsinrichting 100, die de eerste en de tweede lagerinrichting 102, 104 bevat aan het frame 30 van het voorzetstuk 20.

De in de conclusies weergegeven uitvinding beperkt zich uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kan eveneens combinaties en varianten bevatten die onder de beschermingsomvang van de conclusies vallen.

Claims (7)

1. Een oogstmachine (10) bevattende: -Een voorzetstuk (20) met een frame (30); -Een steunwiel (40) voor het voorzetstuk (30); -Een draagarm (42) waaraan het steunwiel (40) is aangebracht; en -Een bevestigingsinrichting (100), voor het lageren van de draagarm (42) van het steunwiel (40) aan het frame (30) van het voorzetstuk (20), die een eerste lagerinrichting (102) bevat met een nagenoeg horizontale aslijn (62) voor het lageren van een draagarm (42) van het steunwiel (40) aan de bevestigingsinrichting (100), zodat de draagarm kantelbaar is tussen een bedrijfspositie en een opgeborgen positie, daardoor gekenmerkt dat de bevestigingsinrichting (100) verder een tweede lagerinrichting (104) bevat met een nagenoeg verticale aslijn (52), voor het lageren van de bevestigingsinrichting (100) aan het frame (30), zodat de bevestigingsinrichting (100) kantelbaar is tussen een eerste positie waarbij de aslijn (62) van de eerste lagerinrichting (102) nagenoeg dwars staat op de rijrichting (F) en een tweede positie waarbij de aslijn (62) van de eerste lagerinrichting (102) nagenoeg evenwijdig is met de rijrichting (F).

2. Een oogstmachine volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de eerste lagerinrichting een lagerbus (80) en een lageras (60) bevat.

3. Een oogstmachine volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de tweede lagerinrichting (104) een bevestigingsplaatje (54) bevat dat aangebracht is aan het frame (30), een bevestigingsplaatje (70) bevat dat aangebracht is aan de eerste lagerinrichting (102) en een lageras (50) bevat.

4. Een oogstmachine volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het frame (30) een buitenste zijwand (32) en een achterwand (34) en een onderwand (26) en/of een binnenste zijwand (36) bevat.

5. Een oogstmachine volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de tweede lagerinrichting (104) is aangebracht aan het frame (30) ter hoogte van de binnenste zijwand (36), de onderwand (26) of de achterwand (34) van het frame (30).

6. Een oogstmachine volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de oogstmachine verder een instellat (44) bevat, - die in de eerste positie van de bevestigingsinrichting (100) aan beide zijden door middel van bevestigingsmiddelen (46, 48, 84. aanbrengbaar is aan respectievelijk de draagarm (42) en de buitenste zijwand (32) van het frame (30) voor de hoogte-instelling van de draagarm (42) in de bedrijfspositie en - die in de tweede positie van de bevestigingsinrichting (100) aan beide zijden door middel van bevestigingsmiddelen (46, 48, 84. aanbrengbaar is aan respectievelijk de draagarm (42) en de achterwand (34) van het frame (30) voor het vasthouden van de draagarm (42) in de opgeborgen positie.

7. Een methode voor het opbergen van steunwiel (40) van een oogstmachine volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de methode de volgende stappen bevat: - Kantel de bevestigingsinrichting (100) en de draagarm (42) van de eerste positie naar de tweede positie rond de tweede lagerinrichting (104); en - Kantel de draagarm (42) omhoog rond de eerste lagerinrichting (102) van de bedrijfspositie naar de opgeborgen positie.