BE1018605A3 - Graanreinigingssysteem voor maaidorser. - Google Patents

Abstract

Graanreinigingssysteem voor maaidorser, dat een frame 25 bevat dat een voorbereidingsbodem 12 en een zeef 16 ondersteunt. De voorbereidingsbodem 12 ontvangt graan en kaf die uit het gevaar zijn afgescheiden door een dorsmechanisme en kan heen en weer bewegen ten opzichte van het frame 25 om het graan van het kaf de scheiden en om het graan en het kaf naar de zeef 16 voort te bewegen. De zeef 16 kan heen en weer bewogen worden ten opzichte van het frame 25 en is verbonden met het frame door voorste en achterste steunarmen 24 en 26 die scharnierend vastgemaakt zijn aan het frame en aan de zeef. In de uitvinding heben de voorste steunarmen 24 verschillende geometrieën van de achterste steunarmen zodat wanneer zeef 16 heen en weer bewogen wordt ten opzichte van het frame 25, de verticale component van de oscillatie groter is aan de voorkant dan aan de achterkant van de zeef.

Description

GRAANREINIGINGSSYSTEEM VOOR MAAIDORSER

Toepassingsgebied van de uitvinding

Deze uitvinding heeft betrekking op een graanreinigingssysteem voor een maaidorser, bestaande uit een frame die een voorbereidingsbodem en ten minste een zeef ondersteunt, waarbij de voorbereidingsbodem geschikt is om graan en kaf, gescheiden van de andere oogstrestanten, op te vangen via een dorsmechanisme en heen en weer kan bewegen ten opzichte van het frame om het graan en het kaf naar de zeef te stuwen, waarbij de zeef heen en weer kan bewegen ten opzichte van het frame en verbonden is met het frame via voorste en achterste steunarmen die scharnierend bevestigd zijn aan het frame en de zeef.

Achtergrond van de uitvinding

Een maaidorser die een graanreinigingssysteem bevat zoals hierboven samengevat, is bekend van octrooi US 4 344 443 waar voor het gemak in deze beschrijving naar verwezen wordt om geen volledige maaidorser te moeten beschrijven. Deze uitvinding verschaft een verbetering van het graanreinigingssysteem zoals getoond in Figuur 2 van het laatstgenoemde octrooi.

Zoals meer in detail beschreven in octrooi US 4 344 443 wordt in een maaidorser het gewas afgesneden en naar voren verplaatst door een toevoersysteem tot in een graanelevatorgeheel dat het gewas in een dorsmechanisme invoert. Dit laatste slaat op het gewas om het grootste deel van het graan van het stro te scheiden, waarbij het graan in een voorbereidingsbodem valt en het stro door een schudzeef naar de achterkant van de maaidorser getransporteerd wordt. Terwijl het stro . door de schudzeef loopt, kan nog wat meer graan eraf vallen en door een hellende bak naar de voorbereidingsbodem geleid worden. Het stro kan in een zwad achter de oogstmachine gegooid worden of het kan gelijkmatig over de grond verspreid worden, soms nadat het werd fijngehakt.

Naast het graan valt kaf in de voorbereidingsbodem en moet ervan gescheiden worden. Het doel van het graanreinigingssysteem is het graan te scheiden van het kaf zodat alleen het graan kan verzameld worden en getransporteerd door een vijzel naar de graanopslagtank van de maaidorser terwijl het kaf wordt afgevoerd.

De voorbereidingsbodem is een niet-geperforeerde schaal gemaakt van plaatmetaal met zich dwars uitstrekkende golven. De voorbereidingsbodem wordt heen en weer bewogen om het graan naar de achterkant van de oogstmachine te laten wippen, zodat het uiteindelijk in een heen-en-weergaande zeef valt, gewoonlijk de bovenste van een stapel van twee of meer zeven. Traditioneel bevat de zeef een reeks scharnierbare jaloezieën, die zo kunnen ingesteld worden dat ze een reeks zeefopeningen vormen. Tijdens het transport ervan langs de voorbereidingsbodem, probeert het graan naar de bodem van de voorbereidingsbodem te migreren zodat het bovenste deel van de gewaslaag aan het einde van de voorbereidingsbodem hoofdzakelijk lichtere kafdeeltjes bevat.

Een aanjager blaast lucht in het graan en in het kaf wanneer ze uit de voorbereidingsbodem op de bovenste zeef vallen en blaast ook lucht door de zeven. Dit houdt het minder dichte kaf zwevend terwijl de individuele graankorrels tussen de zeefjaloezieën in een opvangbak kunnen vallen. Het heen-en-weer bewegen van de zeven zorgt ervoor dat het materiaal omhoog wipt en naar de achterkant van de maaidorsermigreert. Het schudden van het graan door de zeven heeft tot doel de afzonderlijke graankorrels van de vliezen die eirond zitten te scheiden, maar sommige graankorrels kunnen nog gevangen zitten in onvolledig gedorste aren, niet-gedorste aren genoemd die uit de achterkant van de bovenste zeef vallen. Deze niet-gedorste aren worden afzonderlijk opgevangen op de bodem van het reinigingsmechanlsme en via een tweede vijzel getransporteerd om ze opnieuw te verwerken.

De algemene capaciteit van maaidorsers wordt constant verhoogd om te voldoen aan de vraag van de klant en dit stelt steeds grotere eisen aan het graanreinigingssysteem. Om de reinigingscapaciteit te verhogen, moeten grotere versnellingen toegepast worden op de zeven, die zelf robuuster moeten gebouwd worden om het extra gewicht van het graan te weerstaan. Toch kunnen sterke trillingen van grote niet- gebalanceerde massa's oncomfortabel zijn voor de operator en leiden tot breuken door vermoeiing van de mechanische onderdelen van het reinigingssysteem.

Voor een efficiënte graanreiniging is het erg belangrijk om een stabiel transport en een doorlopende laag kaf- en graanmengsels langs de zeven te garanderen. Anders zullen stapels oogstmateriaal ontstaan waar de luchtstroom niet langer door kan stromen om de kafdeeltjes weg te blazen, terwijl de lucht probeert te ontsnappen door de licht beladen zeefsecties. Deze situaties zijn moeilijker te vermijden wanneer de totale massa van het gewas toeneemt.

Samenvatting van de uitvinding

In overeenstemming met deze uitvinding wordt een graanreinigingssysteem verschaft voor een maaidorser, bestaande uit een frame dat een voorbereidingsbodem en een zeef ondersteunt, waarbij de voorbereidingsbodem dient voor het opvangen van graan en kaf gescheiden van de andere oogstrestanten door een dorsmechanisme en heen en weer kan bewegen ten opzichte van het frame om het graan en het kaf naar de zeef voort te bewegen, en waarbij de zeef heen en weer kan bewegen ten opzichte van het frame en verbonden is met het frame door voorste en achterste steunarmen die scharnierend vastgemaakt zijn aan het frame en aan de zeef gekenmerkt doordat de voorste steunarmen verschillende geometrieën hebben van de achterste steunarmen zodat wanneer de zeef heen en weer bewogen wordt ten opzichte van het frame, de verticale component van de oscillatie groter is aan de voorkant dan aan de achterkant van de zeef

De uitvinding verwezenlijkt een versterkte werpbeweging aan de voorkant van de zeef, waar een grote hoeveelheid oogstmateriaal toegevoerd wordt vanaf de achterkant van de voorbereidingsbodem. Ze verwezenlijkt ook een verhoogde zeefwerking aan de achterkant van de zeef, waar er minder oogstmateriaal aanwezig is, waarbij een deel van het materiaal in de lucht zweeft door de stroming die opgewekt wordt door de aanjager en de graankorrels gezeefd worden door de zeef tijdens hun verplaatsing langs het zeefoppervlak.

Bij gebruik van een manuele zeef, zoals bij het zeven van teelaarde of bloem, voert één hand vaak een gelijkaardige beweging uit als voor het in de lucht gooien van pannenkoeken, waarbij de zeef abrupt wordt gekanteld en tegelijk omhoog en omlaag wordt bewogen, in plaats van hem in een horizontale stand te houden. Bij een bepaalde kracht probeert deze handeling het materiaal aan een eind van de zeef hoger te gooien en beweegt het ook efficiënter achterwaarts. De uitvinding is gebaseerd op de idee dat het in een maaidorser eveneens te verkiezen is om dezelfde verticale versnelling niet op de volledige zeef aan te brengen, maar dat het reinigen verbeterd wordt door de zeef te kantelen terwijl hij oscilleert zodat de voorkant van de zeef waarop het graan neervalt vanuit de voorbereidingsbodem, met een grotere verticale amplitude oscilleert dan zijn achterkant.

In octrooi US 4 344 443 wordt de zeef ondersteund door wat vaak parallellogramarmen genoemd wordt. Dit omdat de armen een gelijke lengte en helling hebben zodat elk punt op de zeef als hij oscilleert een boog beschrijft met identiek dezelfde vorm en afmeting als de plaats van elk ander punt op de zeef. In de uitvinding wordt daarentegen voorgesteld om de geometrie van de voorste en achterste armen opzettelijk verschillend van elkaar te maken om het gewenste verbeterde schudeffect van het graan te verkrijgen.

Het dient vermeld dat zeven gemonteerd op asymmetrische armen vroeger al voorgesteld werden, bijvoorbeeld in octrooien EP 0 760 593, GB 939 075 en GB 1 397 939, maar geen van deze geometrieën verwezenlijkt een beweging van de zeef waarbij de verticale component van de oscillatie groter is aan de voorkant dan aan de achterkant.

De geometrieën van de voorste en de achterste steunarmen zijn bij voorkeur zodanig dat de horizontale component van de oscillatie aan de achterkant groter is dan of gelijk is aan die van de voorkant van de zeef.

Het gewenste schudeffect van de zeef kan op een bijzonder eenvoudige manier verwezenlijkt worden door de voorkant en de achterkant van de steunarmen onder verschillende hoeken ten opzichte van de verticale te laten hellen. In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding staan in hun gemiddelde posities de arm aan de voorkant van de zeef onder een hoek van 36° ten opzichte van de verticale en de arm aan de achterkant van de zeef onder een hoek van 30° ten opzichte van de verticale.

De bovenste zeef in octrooi US 4 344 443 beweegt in fase heen en weer met de voorbereidingsbodem en de onderste zeef beweegt heen en weer met een 180° verschoven fase. Bijgevolg worden tijdens de oscillatie de zwaardere zeef en de voorbereidingsbodem, samen met het zware gewicht van het graan dat ze ondersteunen, alleen gecompenseerd door de lichte, lagere zeef die in tegenfase heen en weer beweegt.

In overeenstemming met een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, wanneer er twee verticaal boven elkaar geplaatste zeven zijn, wordt de voorbereidingsbodem heen en weer bewogen in tegenfase met de bovenste zeef, maar in fase met de onderste zeef.

Traditioneel kan de bovenste zeef een deel zijn van een bovenste zeefgeheel, met een bovenste zeefframe, heen en weer bewogen door een scharnierbare verbindingsstang die aan een eind vastgemaakt is aan het bovenste zeefgeheel en gelagerd aan zijn andere uiteinde om te roteren rond een excentrische aandrijving, zoals een excentrisch aangedreven krukpen, en worden het onderste zeefgeheel en het voorbereidingsbodemgeheel aangedreven door de bovenste zeven via tweearmige hefbomen die scharnierend op het frame zijn gemonteerd.

Door het bovenste zeefframe in tegengestelde richting van de voorbereidingsbodem en het onderste zeefframe te bewegen, wordt de niet-gebalanceerde trillende massa aanzienlijk verminderd. Dit resulteert in een verbeterd comfort voorde operator en vermindert de mechanische spanning op de structurele elementen van het reinigingssysteem.

De oscillatie van de bovenste zeef ten opzichte van de voorbereidingsbodem, in plaats van aan elkaar gekoppeld te zijn voor een beweging in unisono, resulteert in een betere scheiding van het graan en de restanten bij de overgang tussen de achterkant van de voorbereidingsbodem en de voorkant van de bovenste zeef.

Dit effect volgt uit het feit dat de onderlinge afstand van de voorbereidingsbodem en de zeef constant varieert. Het ontwerp is zo dat op het moment zelf dat het graan- en kafmengsel op de voorbereidingsbodem opgegooid wordt, de verticale afstand tussen voorbereidingsbodem en zeef maximaal is. De ventilator richt een constante luchtstroom door deze tussenruimte. Wegens de grotere onderlinge afstand kan de passerende gewaslaag gemakkelijker door de lucht opgeheven worden. Een verder voordeel is een beter gebruik van de plaats in de maaidorser, waar een grotere onderlinge valafstand verwezenlijkt kan worden voor de gegeven gemiddelde afstand tussen de dors- en reinigingsmechanismen.

Korte beschrijving van de tekeningen

De uitvinding zal nu verder beschreven worden, bij wijze van voorbeeld, met verwijzing naar de bijbehorende tekening die een graanreinigingssysteem toont in overeenstemming met de uitvinding.

Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoerinasvorm

Het graanreinigingssysteem 10 in de tekening is weergegeven vanuit een standpunt aan de linkerkant van een maaidorser en de pijlen F en R wijzen naar de voor- en achterkant van de oogstmachine. Alle onderstaande verwijzingen naar de voor- en de achterkant zijn eveneens relatief ten opzichte van de richting van de voorwaartse beweging van de oogstmachine.

Het graan valt op de voorkant van een voorbereidingsbodem 12 vanuit een dorssysteem en vanuit een scheidingssysteem, dat schudzeven of een of meer scheidingsrotoren kan bevatten, waarbij geen van beide systemen op de tekening is weergegeven. De lezer die niet vertrouwd is met maaidorsers wordt verwezen naar octrooi US 4 344 443 voor een vollediger uitleg over de andere onderdelen van een maaidorser en hoe het graanreinigingssysteem in de oogstmachine is aangebracht.

De voorbereidingsbodem 12 is opgebouwd uit een voorbereidingsbodemgeheel, dat oscilleert (door een mechanisme dat verder beschreven zal worden), en door zijn gegolfde oppervlak wipt dit het graan naar achteren. Dit wippen zorgt voor het begin van het scheiden van graan en kaf, aangezien de graankorrels proberen te migreren naar de onderkant van de voorbereidingsbodem 12, onder de kafdeeltjes. Aan de achterkant van de voorbereidingsbodem 12 valt het graan op een systeem van drie zeven, die respectievelijk met nummers 14,16 en 20 worden aangeduid. Een bovenste zeefgeheel bestaat uit zeef 17, voorzeef genoemd, en zeef 16, bovenzeef genoemd, die samen zijn aangebracht op een zeefframe 18, waarbij we deze naam gegeven is aan een geraamte van verstevigingsbalken rond het netvormige zeefoppervlak. Een onderste zeefgeheel bestaat uit de onderste zeef 20 die ondersteund wordt door een zeefframe 22.

Een aanjager of ventilator, in zijn geheel aangeduid met nummer 30, blaast lucht zowel langs als door de zeven 14,16 en 20.

Alle tot hiertoe vermelde onderdelen zijn op een frame of chassis 25 gemonteerd. Dit frame kan een onderdeel zijn van het hoofdframe van de oogstmachine of kan erop gemonteerd zijn zodat het kan scharnieren over een over het algemeen gezien in de lengte lopende as om zijdelingse hellingen te compenseren. De ventilator 30 is vast bevestigd op het frame 25, maar alle andere onderdelen zijn beweegbaar ondersteund op het frame 25 door voorste en achterste scharnierende steunarmen in een parallellogramachtige configuratie. In een echte parallellogramconfiguratie zouden de onderdelen dezelfde relatieve positie behouden ten opzichte van het frame terwijl ze oscilleren, maar in deze uitvinding is dit niet het geval, ten minste niet ten opzichte van het frame 18 van de bovenste zeef 16.

Het zeefframe 18 van het bovenste zeefgeheel wordt aan weerskanten van het reinigingssysteem ondersteund door een voorste arm 24 en een achterste arm 26. Een heen-en-weergaande beweging wordt overgebracht op het frame 18 door een krukasmechanisme 34 dat verbonden is met het frame 18 door een verbindingsstang 32 die gelagerd is rond een excentrische schijf van het krukasmechanisme aan het ene einde en scharnierend vastgemaakt aan het frame 28 aan zijn andere uiteinde. Op de tekening zijn de steunarmen 24 en 26 weergegeven in hun middelste positie (halverwege tussen het bovenste dode punt en het onderste dode punt van de verbindingsstang 32). Hoewel de armen 24 en 26 substantieel gelijk zijn van lengte, zijn ze niet evenwijdig met elkaar, waarbij de arm 24 onder een hoek A staat ten opzichte van de verticale, terwijl de arm 26 onder een kleinere hoek B staat ten opzichte van de verticale. In de voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding, is de hoek A 36° en de hoek B 30°. Krachtens deze asymmetrie beschrijven de uiteinden van de armen 24 en 26 geen identieke parallelle bogen, maar in plaats daarvan heeft de boog die beschreven wordt door het uiteinde van arm 24 een grotere verticale component en een kleinere horizontale component. Het is deze actie die ervoor zorgt dat de voorkant van zeef 16 het graan hoger gooit, en wegens zijn langere slag, verder naar achteren.

Het zeefframe 18 is het enige onderdeel dat rechtstreeks aangedreven wordt door het krukmechanisme 34, waarbij zowel het frame 22 van het onderste zeefgeheel en als de voorbereidingsbodem indirect aangedreven worden via het bovenste frame 18. Het frame 22 die de onderste zeef 20 draagt, wordt aan zijn voorkant ondersteund door een verlengstuk 2a van de arm 24 en aan zijn achterkant door een arm 28 die scharnierend is ten opzichte van frame 22 en frame 25. Het onderste verlengstuk 24a van de arm 24 en de arm 28 lopen evenwijdig met elkaar en zijn in wezen gelijk van lengte om een conventionele parallellogramophanging te vormen die het mogelijk maakt voor de zeef om heen en weer te bewegen en tegelijk onder dezelfde hoek te blijven lopen ten opzichte van de horizontale. Doordat de twee zeefframes 18 en 22 verbonden zijn met punten op de arm 24 die aan tegengestelde kanten van het frame 25 liggen, bewegen de twee zeefframes altijd in tegenovergestelde richting zodat ze in tegenfase met elkaar oscilleren.

De voorbereidingsbodem 12 is eveneens gemonteerd d.m.v. steunarmen 37 en 38 op het frame 25, waarbij de steunramen onderling een parallellogram vormen. De aandrijving wordt overgebracht vanaf het frame 18 van de bovenste zeef 16 naar de voorbereidingsbodem 12 door een S-vormige arm 36 die scharnierend verbonden is met de voorkant en aan het andere uiteinde verbonden is met een zich naar beneden uitstrekkend verlengstuk 38a van de voorste steunarm 38. Deze vormt zorgt ervoor dat de voorbereidingsbodem 12 en het frame 18 in tegenfase met elkaar oscilleren. Bij dit oscilleren bewegen de voorzeef 14 en de voorbereidingsbodem 12 niet gewoon heen en weer, maar ook op en neer en als gevolg daarvan moet de onderlinge afstand waarover het graan moet vallen bij zijn beweging van de voorbereidingsbodem 12 naar de zeef 14 cyclisch variëren in hoogte. Het graan- en kafmengsel loopt niet continu over het oppervlak van de voorbereidingsbodem 12, maar wordt in opeenvolgende bewegingen achterwaarts gegooid. De verticale afstand tussen de voorbereidingsbodem 12 en de voorzeef 14 is maximaal op het moment zelf waarop het graan- en kafmengsel over de rand van de voorbereidingsbodem wordt gegooid en op de voorkant van de voorzeef 14 valt. Aangezien de ventilator 30 een constante luchtstroom door deze tussenruimte stuurt, kunnen de deeltjes van het geoogste gewas in de lucht zweven tijdens de hele overgang vanaf de voorbereidingsbodem 12 en de voorzeef 14.

Door het bovenste zeefgeheel (dat gewoonlijk 250 kg weegt) in tegenfase te bewegen met het voorbereidingsbodemgeheel (100 kg) en het onderste zeefgeheel (170 kg) verkrijgt men een niet-uitgebalanceerde trillende massa van slechts ongeveer 20 kg (100 + 170 - 250 kg). Dit is wezenlijk kleiner dan in het vorige systeem waarbij de trillende niet-gebalanceerde massa 180 kg weegt (100+ 250 -170). Op die manier wordt het comfort van de operator verbeterd en wordt de mechanische spanning op de structuur in dezelfde mate verminderd.

De aandrijfarm 36 is verbonden met het bovenste zeefframe 18 vóór het verbindingspunt van het krukasmechanisme 34. De opstelling van de steunarmen 24,26,28,37,38 en de aandrijfarm 36 zorgt voor minimale reactiekrachten op de verbindingspunten van de armen en de zeefframes 18,22 tijdens de werking van het reinigingssysteem.

Kortom, de beschreven voorkeursuitvoeringsvorm verschaft twee belangrijke verbeteringen ten opzichte van de stand van de techniek, zoals geïllustreerd in octrooi US 4 344 443. Eerst gooit de verbeterde opgooiactie aan de voorkant van de zeef 16 het graan hoger in de lucht op het punt waar dit het meest geladen is en waar dit het meeste effect heeft, namelijk waar de luchtstroom die opwekt wordt door de aanjager ervoor zorgt het kaf in de lucht te houden. Ten tweede heeft de oscillatie van de zeef in tegenfase met de voorbereidingsbodem twee voordelige effecten, waarvan het eerste een vermindering is van de onbalans van de oscillerende massa en het tweede de toegenomen valafstand is tussen de voorbereidingsbodem en de bovenste zeef op het ogenblik waarop het oogstmateriaal valt, wat helpt bij het scheiden van het graan van het kaf.

Claims (10)

1. Graanreinigingssysteem voor een maaidorser, bestaande uit een frame dat een voorbereidingsbodem en een zeef ondersteunt, waarbij de voorbereidingsbodem dient voor het opvangen van graan en kaf gescheiden van de andere oogstrestanten dooreen dorsmechanisme en heen en weer kan bewegen ten opzichte van het frame om het graan en het kaf naar de zeef voort te bewegen, en waarbij de zeef heen en weer kan bewegen ten opzichte van het frame en verbonden is met het frame door voorste en achterste steunarmen die scharnierend vastgemaakt zijn aan het frame en aan de zeef, gekenmerkt doordat de voorste steunarmen verschillende geometrieën hebben van de achterste steunarmen zodat wanneer de zeef heen en weer bewogen wordt ten opzichte van het frame, de verticale component van de oscillatie groter is aan de voorkant dan aan de achterkant van de zeef.

2. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat de geometrieën van de voorste en achterste steunarmen zodanig zijn dat de horizontale component van de oscillatie aan de achterkant groter is dan of gelijk is aan die van de voorkant van de zeef.

3. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat in de gemiddelde posities van de voorste en de achterste steunarmen tijdens een oscillatiecyclus van de bovenste zeef, de voorste en de achterste steunarmen onder een verschillende hoek staan t.o.v. de verticale.

4. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat, in hun gemiddelde posities, de voorste steunarmen naar voren hellen onder een grotere hoek t.o.v. de verticale dan de achterste steunarmen.

5. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat in zijn gemiddelde positie, de arm aan de voorkant van de zeef onder een hoek van 36° staat t.o.v. de verticale en die aan de achterkant van de zeef onder 30° t.o.v. de verticale.

6. Graanreinigingssysteem volgens een of meerdere van de voorgaande conclusies, gekenmerkt doordat de zeef de bovenste is van de twee verticaal boven elkaar geplaatste zeven, waarbij de bovenste zeef een deel is van een bovenste zeefgeheel, en het onderste zeefgeheel een deel is van een voorbereidingsbodemgeheel en waarbij het voorbereidingsbodemgeheel en de twee zeefgehelen verbonden zijn om synchroon t.o.v. elkaar heen en weer te bewegen, en het voorbereidingsbodemgeheel in tegenfase beweegt met het bovenste zeefgeheel, maar in fase met het onderste zeefgeheel.

7. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat de gecombineerde massa van de voorbereidingsbodem en het onderste zeefgeheel in verregaande mate gelijk is aan de massa van het bovenste zeefgeheel.

8. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 6 of 7, gekenmerkt doordat het bovenste zeefgeheel aangedreven verbonden is met het onderste zeefgeheel en met het voorbereidingsbodemgeheel door paren tweearmige hefbomen die scharnierend op het frame gemonteerd zijn.

9. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat het voorste deel van het voorbereidingsbodemgeheel ondersteund wordt door een paar van de tweearmige hefbomen en het achterste deel ervan door een paar steunarmen.

10. Graanreinigingssysteem volgens conclusie 8 of 9, gekenmerkt doordat een paar aandrijfarmen verbonden is tussen het voorste deel van de bovenste zeef en het paar tweearmige hefbomen dat verbonden is met het voorbereidingsbodemgeheel.