BE1021101B1

BE1021101B1 - Reinigingsgeheel voor een oogstmachine

Info

Publication number: BE1021101B1
Application number: BE2013/0486A
Authority: BE
Inventors: Frank R.G. Duquesne; Bart M.A. Missotten; Tom N.V. Somers
Original assignee: Cnh Industrial Belgium Nv; Cnh Belgium N.V.
Priority date: 2013-07-12
Filing date: 2013-07-12
Publication date: 2015-11-16
Also published as: US20160192591A1; CA2903364C; WO2015004268A1; CA2903364A1; US10070590B2; AU2014289142A1; EP3018995A1; BR112015031405B1; AU2014289142B2; BR112015031405A2; EP3018995B1

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een reinigingsgeheel (1) voor een oogstmachine dat operationeel is om een gewas te reinigen dat zich in een richting van de gewasstroom (C) beweegt, omvattende een ventilatorgeheel (10) met een ventilator (12) en een eerste ventilatoruitlaat (16) en een tweede ventilatoruitlaat (18), waarbij een eerste zeefgeheel (20) ten minste één heen en weer beweegbare zeef (22, 24) omvat, waarbij een stroomopwaarts uiteinde (202) van het eerste zeefgeheel (20) is opgesteld nabij de eerste ventilatoruitlaat (16) zodat de luchtstroom vanaf de eerste ventilatoruitlaat (16) substantieel langs de eerste zeefmontage (20) en in de richting van de gewasstroom (C) stroomt; en een tweede zeefgeheel (30) omvattende ten minste één heen en weer beweegbare zeef (32, 34, 36), waarbij een stroomopwaarts uiteinde (302) van het tweede zeefgeheel (30) is opgesteld nabij de tweede ventilatoruitlaat (18) zodat de luchtstroom van de tweede ventilatoruitlaat (18) substantieel langs het tweede zeefgeheel (30) en in de richting van de gewasstroom (C) stroomt, waarbij het tweede zeefgeheel (30) verder een graanreinigingsvijzel (36) omvat om er gereinigd graan van te ontvangen, en het eerste zeefgeheel (20) omvattende een verdere graanreinigingsvijzel (26) die is opgesteld om er gereinigd graan van te ontvangen.

Description

REINIGINGSGEHEEL VOOR EEN OOGSTMACHiNE Gebied van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft in het algemeen betrekking op een reinigingsgeheel voor een oogstmachine, zoals een maaidorser, die operationeel is om gewas te reinigen terwijl deze in een richting van de gewasstroom beweegt vanaf een stroomopwaartse ingang naar een stroomafwaartse uitgang.

Achtergrond van de uitvinding

In een maaidorser wordt een gewas, nadat het werd afgesneden, door een dorser gehaald die operationeel is om het graan te scheiden van de halmen of het stro. Het stro wordt naar de achterkant van de oogstmachine getransporteerd door middel van stroschudders, terwijl het graan en andere gewasdeeltjes op één of meerdere zeven vallen. Het materiaal behalve graan (hierna afgekort als "MBG") omvat kaf, kort stro en andere deeltjes die de dorser heeft afgescheiden van de langere strohalmen. De één of meerdere zeven worden heen en weer bewogen terwijl er lucht doorheen wordt geblazen van onderen naar boven. Het schudden van de zeef (zeven) verdeelt het graan gelijkmatig over het oppervlak van de zeef (zeven) en transporteert het graan en MBG naar de achterkant van de oogstmachine. Het graan dat door de zeef (zeven) valt, wordt verzameld in een zeefrecipiënt door middel van een graanvijzel (ook een verzameltrog genoemd) vanwaar het wordt getransporteerd naar een graantank.

In GB 2224423 wordt een maaidorser beschreven die een apparaat voor het verzamelen en reinigen van graan heeft, met een lager zeefelement en drie verticaal uit elkaar geplaatste en niet-uitgelijnde bovenste zeefelementen. Het apparaat omvat een ventilator met een hoofduitlaat en een extra kanaal. De uitlaatopeningen van het extra kanaal zijn zo opgesteld dat een valtrap tussen een getrapte basis geplaatst onder een dorsmand en het voorste bovenste zeefelement, evenals het gebied onder en achter het voorste bovenste zeefelement onderhevig zijn aan een luchtstroom. De middelste en achterste bovenste zeefelementen zijn onderhevig aan een luchtstroom van het hoofduitlaatkanaal van de ventilator. De granen die aan de middelste en achterste bovenste zeefelementen worden gescheiden en andere mengsels verplaatsen zich doorheen het onderste zeefelement en worden daar onderworpen aan een herhaalde zeefoperatie. De afgescheiden granen vallen van het onderste zeefelement op een graanbasis die zich schuin uitstrekt en waaraan aan het onderste uiteinde een graanschroef is opgesteld die operationeel is om de granen te transporteren naar een lift transportband die lateraal naast het machinechassis is geplaatst. Het materiaalmengsel dat in het eindgebied van het achterste bovenste zeefelement en het onderste zeefelement werd gescheiden en hoofdzakelijk bestaat uit graan en korte strodelen, verplaatst zich door middel van een retourbasis naar een dwarse transportschroef die het materiaalmengsel transporteert naar een mengsellift.

In dit apparaat voor het verzamelen en reinigen van graan is de ventilator dus geplaatst aan het stroomopwaartse uiteinde van dit apparaat. Het nadeel daarvan is dat lucht naar de achterkant wordt geblazen, maar niet voldoende ten opzichte van de grote lengte. Er is te veel lucht vooraan en niet genoeg achteraan. Dat betekent dat de ventilator graan en MBG met een sterke luchtstoot naar de achterkant blaast en daar zal MBG door de reinigingszeef vallen aangezien er geen wind is. Bijgevolg wordt geen efficiënt gebruik van het beschikbare oppervlak voor zeefactiviteit verkregen.

Om dat effect te verminderen, zou men de ventilatoruitstoot nog kunnen verhogen zodat het graan uit de oogstmachine wordt geblazen. Dit is echter een zeer onstabiele reiniging die moeilijk aan te passen is met een slecht graanmonster. Door het graanmonster proberen te verbeteren, daalt de capaciteit en omgekeerd.

In US 4,531,528 wordt een zevenkastopstelling beschreven met een substantieel horizontaal en planair ontvangstelement dat materiaal ontvangt van de dors- en scheidingsgedeeltes en ten minste een gedeelte ervan naar achteren transporteert naar een kafzeef met een stroomafwaarts afvoeruiteinde en geplaatst naar achteren en onderen ten opzichte van het ontvangstelement. Een zeef vlak onder de kafzeef ontvangt materiaal dat doorheen de openingen van de kafzeef valt. Een ventilator gemonteerd vóór en enigszins onder de kafzeef en zeef levert een naar achteren en boven gerichte luchtstoot naar de onderkant van die elementen om hun zeefoperatie te ondersteunen. Gereinigd graan dat zich omlaag doorheen de zeef verplaatst, wordt onderschept door een naar voren en naar beneden hellende vloer die het gereinigde graan levert aan een graanreinigingsvijzel. Ten minste een deel van het materiaal dat naar achteren wordt getransporteerd door de kafzeef en zeef vindt zijn weg in de kafvijzel. Het ontvangstelement bevat verder een geperforeerd deel met een reeks conventionele vingers die zich uitstrekken aan de stroomafwaartse afleverrand daarvan. Een deflector gedragen door dit ontvangstelement strekt zich lateraal uit over zijn volledige breedte en strekt zich naar beneden en naar voren uit vanaf het aangrenzende gebied van deze stroomafwaartse rand. Er bevindt zich een graanpan vlak onder en zich uitstrekkend over bijna de volledige lengte van het zeefgedeelte van het ontvangstelement. De ventilator heeft geschikte uitlaten zodat lucht naar achteren en omhoog kan worden geleverd naar de onderkant van respectievelijk de hoofdkafzeef en de zeven door een hoofdkanaal, en ook naar achteren en omhoog op de onderkant van het zeefgedeelte van het ontvangstelement door middel van een naar voren gericht kanaal dat samenwerkt met een deflector of schoep. Een zich dwars uitstrekkend deflectorgedeelte uit bladmetaal is zo geplaatst dat het gewasmateriaal ontvangt dat zich over de achterste rand van de graanpan verplaatst. De deflectoroppervlakken werken samen om de gecombineerde stroom van graan van de graanpan en van het stroomafwaartse deel van het zeefgedeelte te regelen zodat de gecombineerde stroom zich ver vóór het hoofdzeefgeheel verplaatst en wordt vrijgegeven ongeveer verticaal boven een zich dwars uitstrekkend naar achteren en omlaag hellend deel van de trog van de graanreinigingsvijzel.

Door een ventilator in het midden te plaatsen, wordt een evenwichtige windverdeling gewaarborgd van links naar rechts en van voren naar achteren.

Het probleem met deze zevenkastopstelling is echter dat gereinigd graan van het ontvangstelement dat op de graanpan valt en dat door middel van de deflectoroppervlakken naar de graanreinigingsvijzel wordt geleid, zijnde een groot deel van het gereinigde graan, voor het hoofdkanaal van de ventilator valt. Dat vermindert de efficiëntie van de luchtstroom en verhoogt het graanverlies.

Doel van de uitvinding

De uitvinding beoogt dus een reinigingsgeheel te leveren voor een oogstmachine met een uitgebalanceerde luchtverdeling met een efficiënte luchtstroom en tegelijkertijd met een minimaal graanverlies.

Samenvatting van de uitvinding

Volgens een eerste aspect van de uitvinding wordt een reinigingsgeheel voor een oogstmachine voorzien die operationeel is om een gewas te reinigen terwijl het in een richting van de gewasstroom beweegt, omvattende: - een ventilatorgeheel omvattende: • een ventilator die operationeel is om te roteren rond een rotatieas dwars op de richting van de gewasstroom om een luchtstroom op te wekken; en • een eerste ventilatoruitlaat en een tweede ventilatoruitlaat die werkzaam zijn om de door de ventilator opgewekte luchtstroom uit te blazen, waarbij de eerste ventilatoruitlaat is opgesteld aan een stroomopwaarts uiteinde van de rotatieas en de tweede ventilatoruitlaat is opgesteld aan een stroomafwaarts uiteinde van de rotatieas; - een eerste zeefgeheel omvattende ten minste één heen en weer beweegbare zeef en zich uitstrekkende in de richting van de gewasstroom, waarbij een stroomopwaarts uiteinde van het eerste zeefgeheel is opgesteld nabij de eerste ventilatoruitlaat zodat de luchtstroom die door de eerste ventilatoruitlaat wordt uitgeblazen substantieel langs het eerste zeefgeheel in de richting van de gewasstroom stroomt; en - een tweede zeefgeheel omvattende ten minste één heen en weer beweegbare zeef en zich uitstrekkende in de richting van de gewasstroom, waarbij een stroomopwaarts uiteinde van het tweede zeefgeheel is opgesteld nabij de tweede ventilatoruitlaat zodat de luchtstroom die door de tweede ventilatoruitlaat wordt uitgeblazen substantieel langs het tweede zeefgeheel in de richting van de gewasstroom stroomt, waarbij het tweede zeefgeheel verder een graanreinigingsvijzel omvat die is opgesteld onder het tweede zeefgeheel om er gereinigd graan van te ontvangen, waarbij het eerste zeefgeheel verder een verdere graanreinigingsvijzel omvat die is opgesteld onder het eerste zeefgeheel om er gereinigd graan van te ontvangen.

Het voordeel van het opstellen van de verdere graanreinigingsvijzel onder het eerste zeefgeheel om er gereinigd graan van te ontvangen, is dat het graan van de eerste reiniging niet meer voorbij de tweede ventilatoruitlaat hoeft te gaan. Dit verhoogt de efficiëntie van de luchtstroom en vermindert het graanverlies. Deze opstelling voorkomt ook dat graan dat in de buurt van deze tweede ventilatoruitlaat komt, wordt weggeblazen, wat een efficiënt gebruik van het beschikbare oppervlak voor zeefactiviteit mogelijk maakt.

Een verder voordeel is dat door het plaatsen van de ventilator tussen de twee vijzels voor gereinigd graan, een evenwichtige windverdeling op beide zeefoppervlakken wordt verkregen.

Nog een verder voordeel is dat er geen behoefte is aan een retoursysteem op de eerste reiniging door het eerste zeefgeheel aangezien de retour van de eerste reiniging naar de tweede reiniging gaat die wordt uitgevoerd door het tweede zeefgeheel. Gereinigd graan van de eerste reiniging gaat naar de lift voor gereinigd graan, maar niet naar de vijzelbehuizing, wat betekent dat het graan vroeger geëvacueerd wordt.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een reinigingsgeheel volgens de uitvinding, is de verdere graanreinigingsvijzel dwars op de richting van de gewasstroom van de eerste ventilatoruitlaat opgesteld.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een reinigingsgeheel volgens de uitvinding, is de verdere graanreinigingsvijzel werkzaam om gereinigd graan te ontvangen van een schuine graanretourpan opgesteld onder het eerste zeefgeheel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een reinigingsgeheel volgens de uitvinding, is de verdere graanreinigingsvijzel opgesteld onder de luchtstroom die wordt uitgeblazen aan de eerste ventilatoruitlaat, en/of is de graanreinigingsvijzel opgesteld onder de luchtstroom die wordt uitgeblazen aan de tweede ventilatoruitlaat.

Dit heeft als voordeel dat de efficiëntie van de luchtstroom verder wordt verhoogd.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een reinigingsgeheel volgens de uitvinding, omvatten de eerste en tweede zeefgehelen een meervoudig aantal heen en weer beweegbare zeven.

In een gunstige uitvoeringsvorm van een reinigingsgeheel volgens de uitvinding, - omvat het eerste zeefgeheel ten minste één heen en weer beweegbare eerste bovenste zeef en één heen en weer beweegbare eerste onderste zeef opgesteld onder de eerste bovenste zeef (zeven); en - omvat het tweede zeefgeheel ten minste één heen en weer beweegbare tweede bovenste zeef en ten minste één heen en weer beweegbare tweede onderste zeef opgesteld onder de tweede bovenste zeef (zeven).

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een reinigingsgeheel volgens de uitvinding, - is (zijn) de eerste bovenste zeef (zeven) werkzaam om heen en weer te bewegen in tegenfase met de eerste onderste zeef (zeven); - is (zijn) de tweede bovenste zeef (zeven) werkzaam om heen en weer te bewegen in tegenfase met de tweede onderste zeef (zeven); en - is (zijn) de eerste bovenste zeef (zeven) werkzaam om heen en weer te bewegen in tegenfase met de tweede bovenste zeef (zeven).

Meer bij voorkeur omvat het eerste en/of tweede zeefgeheel twee bovenste zeven.

Het meervoudige aantal zeven van het eerste en/of tweede zeefgeheel is bij voorkeur geconfigureerd om cascadereiniging uit te voeren in combinatie met de ventilator. Dit heeft als voordeel dat een betere reiniging van het graan wordt verkregen.

In een gunstig reinigingsgeheel volgens de uitvinding omvat het reinigingsgeheel een eerste graanpan die zich na de bovenste zeef van het eerste zeefgeheel bevindt en een brug vormt voor het graan-MBG-mengsel om naar het tweede zeefgeheel te gaan, waarbij het reinigingsgeheel een voorblaassysteem omvat na de eerste graanpan.

Dit heeft als voordeel dat het lichtere kaf al wordt weggeblazen.

In een voordelig reinigingsgeheel volgens de uitvinding, omvat het reinigingsgeheel één enkelvoudige schudderschacht die operationeel is om de zeven heen en weer te bewegen.

Bijgevolg is het aandrijven van de zeven van het reinigingsgeheel niet complex. Het reinigingsgeheel kan makkelijk worden geoptimaliseerd voor functionele prestaties en monsterkwaliteit (werphoek, slag, enz.). Er zijn geen extra hanger en tuimelaars nodig.

Om te compenseren voor de helling van de ondergrond waarop de oogstmachine rijdt, kan het reinigingsgeheel volgens de uitvinding een compensatiesysteem voor zijwaartse helling omvatten dat operationeel is om de laterale beweging van de zeven te variëren.

Om te compenseren voor de helling van de ondergrond waarop de oogstmachine rijdt, omvat de oogstmachine een mechanisme om de zeven te bewegen in wederzijds orthogonale richtingen.

In het geval van langere rotors naar het uiteinde toe, voor meer dorscapaciteit, omvat het reinigingsgeheel in een mogelijke uitvoeringsvorm van het reinigingsgeheel een schudderplaat die zich na het stroomafwaartse uiteinde van en boven het eerste zeefgeheel bevindt en operationeel is om heen en weer te bewegen tegen de richting van de gewasstroom om gewas terug te laten vallen in het gebied waar de luchtstoot van de ventilator het hoogst is tussen het eerste en het tweede zeefgeheel.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt een methode voorzien voor het bedienen van het reinigingsgeheel volgens de uitvinding zoals hierboven omschreven, waarbij een zeefbesturingssysteem de instelling van de operationele invoerparameters van de eerste en tweede zeefgehelen regelt.

Bij voorkeur voert het zeefbesturingssysteem de stap uit waarbij afzonderlijke operationele invoerparameters geassocieerd met het eerste en tweede zeefgeheel worden ontvangen van invoerelementen en/of sensors, waarbij de operationele invoerparameters voor het eerste en tweede zeefgeheel ten minste één waarde omvatten die representatief is voor: - de frequentie van de schuddende beweging van het eerste en tweede zeefgeheel; - de slag van de schuddende beweging van het eerste en tweede zeefgeheel; - de zeefopening.

Korte beschrijving van de tekeningen - Fig. 1 illustreert een vooraanzicht van een schematisch overzicht van een uitvoeringsvorm van een reinigingsgeheel volgens de uitvinding; - Fig. 2 illustreert een bovenaanzicht van het schematisch overzicht getoond in figuur 1 ; - Fig. 3 illustreert een schematisch overzicht van de verbindingen tussen de verschillende zeven om deze zeven aan te drijven en te schudden.

Gedetailleerde beschrijving van de uitvoerinqsvorm(en)

Een reinigingsgeheel (1) volgens de uitvinding voor een oogstmachine dat operationeel is om gewas (niet getoond op de figuren) te reinigen terwijl het in een richting van de gewasstroom (C) beweegt vanaf een stroomopwaartse ingang (C1) naar een stroomafwaartse uitgang (C2), zoals getoond in figuren 1 en 2, omvattende ten eerste een ventilatorgeheel (10). Deze richting van de gewasstroom (C) is tegengesteld aan de rijrichting (D) van de oogstmachine.

Dit ventilatorgeheel (10) omvat een ventilator (12) (ook een blazer genoemd) die operationeel is om rond een rotatieas (A) te roteren (zie figuur 2), dwars op de richting van de gewasstroom (C) om een luchtstroom op te wekken. De ventilatorbehuizing (10) omvat een eerste ventilatoruitlaat (16) en een tweede ventilatoruitlaat .(18) die werkzaam zijn om de luchtstroom (14, 15) die wordt opgewekt door de ventilator (12) uit te blazen. De eerste ventilatoruitlaat (16) is opgesteld aan een stroomopwaartse zijde van de rotatieas (A) en de tweede ventilatoruitlaat (18) is opgesteld aan een stroomafwaartse zijde van de rotatieas (A).

Het reinigingsgeheel (1) volgens de uitvinding zoals getoond in figuren 1 en 2 omvat ook een eerste zeefgeheel (20) en een tweede zeefgeheel (30). Het stroomopwaartse uiteinde (202) van het eerste zeefgeheel is opgesteld nabij de eerste ventilatoruitlaat (16) zodat de luchtstroom van de eerste ventilatoruitlaat (16) substantieel langs het eerste zeefgeheel (20) en in de richting van de gewasstroom (C) stroomt. Het stroomopwaartse uiteinde (302) van het tweede zeefgeheel (30) is opgesteld nabij de eerste ventilatoruitlaat (18) zodat de luchtstroom van de tweede ventilatoruitlaat (18) substantieel langs het tweede zeefgeheel (30) stroomt.

De uitvoeringsvorm van het reinigingsgeheel zoals getoond in figuren 1 en 2 heeft een eerste zeefgeheel (20) omvattende een eerste bovenste zeef (22) en een eerste onderste zeef (24) die is opgesteld onder deze eerste bovenste zeef (22), terwijl het tweede zeefgeheel (30) twee tweede bovenste zeven (32, 36) omvat en een tweede onderste zeef (34) die is opgesteld onder deze twee tweede bovenste zeven (32, 36). Alle zeven (22, 24, 32, 34, 36) strekken zich uit in de richting van de gewasstroom (C). Zoals afgebeeld in figuur 1, zijn de verschillende zeven (22, 24, 32, 34, 36) geconfigureerd om cascadereiniging uit te voeren.

De ventilator (10) levert een naar achteren en naar boven gerichte luchtstoot tegen de onderkant van de verschillende zeven (22, 24, 32, 34, 36) om hun zeefoperatie te ondersteunen.

De verschillende zeven (22, 24, 32, 34, 36) zijn heen en weer beweegbaar ten opzichte van elkaar op de volgende manier: - de eerste bovenste zeef (22) is heen en weer beweegbaar in tegenfase met de eerste onderste zeef (24); - de tweede bovenste zeven (32, 36) zijn heen en weer beweegbaar in tegenfase met de tweede onderste zeef (34); en - de eerste bovenste zeef (22) is heen en weer beweegbaar in tegenfase met de tweede bovenste zeven (32, 36).

In figuur 3 worden de verschillende verbindingen getoond om de heen-en-weerbeweging van de verschillende zeven (22, 24, 32, 34, 36) aan te drijven. Zoals daar te zien is, is slechts één enkele schudderschacht (51) nodig om de zeven (22, 24, 32, 34, 36) heen en weer te bewegen. Het moet echter worden opgemerkt dat in plaats van een enkele schudderschacht (51); ook twee of meer schudderschachten kunnen worden gebruikt om de beweging van de bovenste en onderste zeven (22, 24, 32, 34, 36) te scheiden. Wanneer gebruik wordt gemaakt van twee of meer schudderschachten, kan de beweging van deze bovenste en onderste zeven (22, 24, 32, 34, 36) tevens afhankelijk of onafhankelijk van elkaar worden geregeld.

Zoals te zien is in figuur 1, omvat het tweede zeefgeheel (30) een graanreinigingsvijzel (36) die is opgesteld onder het tweede zeefgeheel (30) en bij voorkeur onder de luchtstroom die wordt uitgeblazen aan de tweede ventilatoruitlaat (18). De graanreinigingsvijzel (36) bevindt zich onder de luchtstroom die aan de tweede ventilatoruitlaat (18) wordt uitgeblazen. Gereinigd graan dat zich doorheen de zeven (32, 34, 36) van het tweede zeefgeheel (30) verplaatst, wordt onderschept door een schuine graanretourpan (38) die is opgesteld onder het tweede zeefgeheel (30) en het gereinigde graan levert aan de graanreinigingsvijzel (36).

Het eerste zeefgeheel (20) omvat een verdere graanreinigingsvijzel (26) die is opgesteld onder het eerste zeefgeheel (20) en bij voorkeur onder de luchtstroom die wordt uitgeblazen aan de eerste ventilatoruitlaat (16). Deze verdere graanreinigingsvijzel (26) is dwars op de richting van de gewasstroom (C) aan de eerste ventilatoruitlaat (16) opgesteld. Gereinigd graan dat zich doorheen de zeven (22, 24) van het eerste zeefgeheel (20) verplaatst, wordt onderschept door een verdere schuine graanretourpan (28) die is opgesteld onder het eerste zeefgeheel (20) en het gereinigde graan levert aan de verdere graanreinigingsvijzel (26). Zoals is te zien in figuur 1, bevindt deze verdere graanreinigingsvijzel (26) zich in een deflector (13) van het luchtkanaal (17) dat verbonden is met de eerste ventilatoruitlaat (16).

Zoals is te zien in figuur 1, omvat het reinigingsgeheel (1) ook een retourgraanvijzel (ook kafvijzel genoemd) (40) die operationeel is om kaf te transporteren naar een afzonderlijke dorscilinder. Deze retourgraanvijzel (40) is werkzaam om gereinigd graan te ontvangen van een derde, schuine graanretourpan (42).

Het reinigingsgeheel (1) volgens de uitvinding kan een eerste graanpan (50) omvatten die zich achter de bovenste zeef (22) van het eerste zeefgeheel (20) bevindt. Het is makkelijk om deze graanpan groter te maken aan de voorkant in het geval van een trommel en dorskorf vóór de rotors (niet getoond op de figuren).

Het reinigingsgeheel (1) volgens de uitvinding omvat optioneel een compensatiesysteem voor zijwaartse helling (niet afgedeeld in de figuren) dat operationeel is om de laterale beweging van de zeven (22, 24, 32, 34, 36) te variëren.

Het reinigingsgeheel (1) omvat optioneel ook een mechanisme om de zeven (22, 24, 32, 34, 36) te bewegen in wederzijds orthogonale richtingen om te compenseren voor de helling van de ondergrond waarop de oogstmachine rijdt.

Zoals is afgebeeld in figuur 1, omvat het reinigingsgeheel (1) volgens de uitvinding optioneel een schudderplaat (60) die zich achter het stroomafwaartse uiteinde van het eerste zeefgeheel (20) bevindt en boven dit eerste zeefgeheel (20), meer specifiek het stroomafwaartse uiteinde (204) van de eerste bovenste zeef (22). Deze schudderplaat (60) is werkzaam om heen en weer te bewegen tegen de richting van de gewasstroom (C) om gewas terug te laten vallen in het gebied waar de luchtuitstoot van de ventilator (12) het hoogst is tussen het eerste en tweede zeefgeheel (20, 30). Dit is vooral nuttig in het geval van langere rotors (100) nabij de achterkant om meer dorscapaciteit te verkrijgen.

Hoewel de onderhavige uitvinding werd geïllustreerd aan de hand van specifieke uitvoeringsvormen, zal het voor de vakman duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de details van de voorgaande illustratieve uitvoeringsvormen, en dat de onderhavige uitvinding kan worden uitgevoerd met verschillende wijzigingen en aanpassingen zonder daarbij het toepassingsgebied van de uitvinding te verlaten. De onderhavige uitvoeringsvormen moeten daarom op alle vlakken worden beschouwd als illustratief en niet restrictief, waarbij het toepassingsgebied van de uitvinding wordt beschreven door de bijgevoegde conclusies en niet door de voorgaande beschrijving, en alle wijzigingen die binnen de betekenis en de reikwijdte van de conclusies vallen, zijn hier derhalve mee opgenomen. Er wordt met andere woorden van uitgegaan dat hieronder alle wijzigingen, variaties of equivalenten vallen die binnen het toepassingsgebied van de onderliggende basisprincipes vallen en waarvan de essentiële attributen worden geclaimd in deze octrooiaanvraag. Bovendien zal de lezer van deze octrooiaanvraag begrijpen dat de woorden "omvattende" of "omvatten" andere elementen of stappen niet uitsluiten, dat het woord "een" geen meervoud uitsluit, en dat een enkelvoudig element, zoals een computersysteem, een processor of een andere geïntegreerde eenheid de functies van verschillende hulpmiddelen kunnen vervullen die in de conclusies worden vermeld. Eventuele verwijzingen in de conclusies mogen niet worden opgevat als een beperking van de conclusies in kwestie. De termen "eerste", "tweede", "derde", "a", "b", "c" en dergelijke, wanneer gebruikt in de beschrijving of in de conclusies, worden gebruikt om het onderscheid te maken tussen soortgelijke elementen of stappen en beschrijven niet noodzakelijk een opeenvolgende of chronologische volgorde. Op dezelfde manier worden de termen "bovenkant", "onderkant", "over", "onder" en dergelijke gebruikt ten behoeve van de beschrijving en verwijzen ze niet noodzakelijk naar relatieve posities. Het moet worden begrepen dat die termen onderling verwisselbaar zijn onder de juiste omstandigheden en dat uitvoeringsvormen van de uitvinding in staat zijn om te functioneren volgens de onderhavige uitvinding in andere volgordes of oriëntaties dan hierboven beschreven of geïllustreerd.

Claims

CONCLUSIES

1. Een reinigingsgeheel (1) voor een oogstmachine die operationeel is om een gewas te reinigen terwijl het in een richting van de gewasstroom (C) beweegt, omvattende - een ventilatorgeheel (10) omvattende • een ventilator (12) die operationeel is om te roteren rond een rotatieas (A) dwars op de richting van de gewasstroom (C) om een luchtstroom op te wekken; en • een eerste ventilatoruitlaat (16) en een tweede ventilatoruitlaat (18) die operationeel zijn om de door de ventilator (12) opgewekte luchtstroom uit te blazen, waarbij de eerste ventilatoruitlaat (16) is opgesteld aan een stroomopwaarts uiteinde van de rotatieas (A) en de tweede ventilatoruitlaat (18) is opgesteld aan een stroomafwaarts uiteinde van de rotatieas (A); - een eerste zeefgeheel (20) omvattende ten minste één heen en weer beweegbare zeef (22, 24) en zich uitstrekkende in de richting van de gewasstroom, waarbij een stroomopwaarts uiteinde (202) van het eerste zeefgeheel (20) is opgesteld nabij de eerste ventilatoruitlaat (16) zodat de luchtstroom van de eerste ventilatoruitlaat (16) substantieel langs het eerste zeefgeheel (20) en in de richting van de gewasstroom (C) stroomt; en - een tweede zeefgeheel (30) omvattende ten minste één heen en weer beweegbare zeef (32, 34, 36) en zich uitstrekkende in de richting van de gewasstroom, waarbij een stroomopwaarts uiteinde (302) van het tweede zeefgeheel (30) is opgesteld nabij de tweede ventilatoruitlaat (18) zodat de luchtstroom van de tweede ventilatoruitlaat (18) substantieel langs het tweede zeefgeheel (30) en in de richting van de gewasstroom (C) stroomt, waarbij het tweede zeefgeheel (30) verder een graanreinigingsvijzel (36) omvat die is opgesteld onder het tweede zeefgeheel (30) om er gereinigd graan van te ontvangen, MET HET KENMERK DAT het eerste zeefgeheel (20) een verdere graanreinigingsvijzel (26) omvat die is opgesteld onder het eerste zeefgeheel (20) om er gereinigd graan van te ontvangen.
2. Een reinigingsgeheel (1) volgens conclusie 1, MET HET KENMERK DAT de verdere graanreinigingsvijzel (26) operationeel is om gereinigd graan te ontvangen van een verdere schuine graanretourpan (28), opgesteld onder het eerste zeefgeheel (20).
3. Een reinigingsgeheel (1) volgens conclusie 1 of 2, MET HET KENMERK DAT de verdere graanreinigingsvijzel (26) is opgesteld onder de luchtstroom die wordt uitgeblazen aan de eerste ventilatoruitlaat (16), en/of dat de graanreinigingsvijzel (36) is opgesteld onder de luchtstroom die wordt uitgeblazen aan de tweede ventilatoruitlaat (18).
4. Een reinigingsgeheel (1) volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, MET HET KENMERK DAT het eerste en tweede zeefgeheel (20, 30) een meervoudig aantal heen en weer beweegbare zeven (22, 24, 32, 34, 36) omvat.
5. Een reinigingsgeheel (1) volgens conclusie 5, MET HET KENMERK DAT - het eerste zeefgeheel (20) ten minste één heen en weer beweegbare eerste bovenste zeef (22) en ten minste één heen en weer beweegbare eerste onderste zeef (24) omvat, opgesteld onder de eerste bovenste zeef (zeven) (22); en - het tweede zeefgeheel (30) ten minste één heen en weer beweegbare tweede bovenste zeef (32, 36) en ten minste één heen en weer beweegbare tweede onderste zeef (34) omvat, opgesteld onder de tweede bovenste zeef (zeven) (32, 36).
6. Een reinigingsgeheel (1) volgens conclusie 6, MET HET KENMERK DAT - de eerste bovenste zeef (zeven) (22) operationeel is (zijn) om heen en weer te bewegen in tegenfase met de eerste onderste zeef (zeven) (24); - de tweede bovenste zeef (zeven) (32, 36) operationeel is (zijn) om heen en weer te bewegen in tegenfase met de tweede onderste zeef (zeven) (34); en - de eerste bovenste zeef (zeven) (22) operationeel is (zijn) om heen en weer te bewegen in tegenfase met de tweede bovenste zeef (zeven) (32, 36).
7. Een reinigingsgeheel volgens één van de conclusies 5 tot en met 7, MET HET KENMERK DAT het eerste en/of tweede zeefgeheel (20, 30) twee bovenste zeven (32, 36) omvat.
8. Een reinigingsgeheel (1) volgens één van de conclusies 5 tot en met 8, MET HET KENMERK DAT het meervoudige aantal zeven (22, 24, 32, 34, 36) van het eerste en/of tweede zeefgeheel geconfigureerd is om cascadereiniging uit te voeren in combinatie met de ventilator (12).
9. Een reinigingsgeheel (1) volgens één van de conclusies 6 tot en met 8, MET HET KENMERK DAT het reinigingsgeheel (1) een eerste graanpan (50) omvat die zich na de bovenste zeef (22) van het eerste zeefgeheel (20) bevindt, en dat het reinigingsgeheel (1) een voorblaassysteem omvat na de eerste graanpan (50).
10. Een reinigingsgeheel (1) volgens één van de conclusies 1 tot en met 9, MET HET KENMERK DAT het reinigingsgeheel (1) een mechanisme omvat om de zeven (22, 24, 32, 34, 36) te bewegen in wederzijds orthogonale richtingen om te compenseren voor de helling van de ondergrond waarop de oogstmachine rijdt.
11. Een reinigingsgeheel (1) volgens één van de conclusies 1 tot en met 10, MET HET KENMERK DAT het reinigingsgeheel (1) één enkele schudderschacht (51) omvat die operationeel is om de zeven (22, 24, 32, 34, 36) heen en weer te bewegen.
12. Een reinigingsgeheel (1) volgens één van de conclusies 1 tot en met 12, MET HET KENMERK DAT het reinigingsgeheel (1) een compensatiesysteem voor zijwaartse helling omvat dat operationeel is om de laterale beweging van de zeven (22, 24, 32, 34, 36) te variëren.
13. Een reinigingsgeheel (1) volgens één van de conclusies 1 tot en met 13 MET HET KENMERK DAT het reinigingsgeheel (1) een schudderplaat (60) omvat die zich na het stroomafwaartse uiteinde van en boven het eerste zeefgeheel (20) bevindt en operationeel is om heen en weer te bewegen tegen de richting van de gewasstroom om gewas terug te laten vallen in het gebied waar de luchtstoot van de ventilator (12) het hoogst is tussen het eerste en het tweede zeefgeheel (20, 30).
14. Een methode voor het bedienen van het reinigingsgeheel (1) volgens één van de voorgaande conclusies, MET HET KENMERK DAT een zeefbesturingssysteem de instelling regelt van de operationele invoerparameters van de eerste en tweede zeefgehelen (20, 30).
15. Een methode volgens conclusie 14, MET HET KENMERK DAT het zeefbesturingssysteem de stap uitvoert waarbij afzonderlijke operationele invoerparameters geassocieerd met het eerste en tweede zeefgeheel (20, 30) worden ontvangen van invoerelementen en/of sensors, waarbij de operationele invoerparameters voor het eerste en tweede zeefgeheel (20, 30) ten minste één waarde omvatten die representatief is voor: - de frequentie van de schuddende beweging van het eerste en tweede zeefgeheel (20, 30); - de slag van de schuddende beweging van het eerste en tweede zeefgeheel (20, 30); - de zeefopening.