BE1018120A3 - Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een samenhangende vulling uit een koker. - Google Patents

Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een samenhangende vulling uit een koker. Download PDF

Info

Publication number
BE1018120A3
BE1018120A3 BE2008/0267A BE200800267A BE1018120A3 BE 1018120 A3 BE1018120 A3 BE 1018120A3 BE 2008/0267 A BE2008/0267 A BE 2008/0267A BE 200800267 A BE200800267 A BE 200800267A BE 1018120 A3 BE1018120 A3 BE 1018120A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
filling
fluid flow
pressure
pin
under pressure
Prior art date
Application number
BE2008/0267A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Agriplant S A Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Agriplant S A Nv filed Critical Agriplant S A Nv
Priority to BE2008/0267A priority Critical patent/BE1018120A3/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1018120A3 publication Critical patent/BE1018120A3/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01GHORTICULTURE; CULTIVATION OF VEGETABLES, FLOWERS, RICE, FRUIT, VINES, HOPS OR SEAWEED; FORESTRY; WATERING
    • A01G9/00Cultivation in receptacles, forcing-frames or greenhouses; Edging for beds, lawn or the like
    • A01G9/08Devices for filling-up flower-pots or pots for seedlings; Devices for setting plants or seeds in pots
    • A01G9/086Devices for repotting

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Abstract

De uitvinding betreft een werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een vulling (1) uit een van een ingangsopening (9) voorzien koker (2) welke koker deze vulling omsluit en waarbij de verwijdering gebuert met behulp van tenminste één drukstift (3) die zich in hoofdzaak parallel aan de kokeras (4) kan verplaatsen en waarbij, ter ondersteuning van de verwijderringsbewerking, een fluidumstroom (5) onder druk in de koker toegevoerd wordt nagenoege tegelijk met een uitdrubeweging door de stift (3). De inrichting, in het bijzonder een plantmachine, omvat hiertoe onder meer middelen (28-33) voor het opwekken en sturen van de fluidumdruk en middelen (53-58) voor het gestuurd positioneren en heen en weer verplaatsen van de drukstiften (3).

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET VERWIJDEREN VAN EEN SAMENHANGENDE VULLING UIT EEN KOKER.
De uitvinding betreft een werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een min of meer samenhangende vulling uit een koker. De vulling omvat in het bijzonder een enigszins samendrukbaar en vaak heterogeen materiaal. Bovendien kan de binnenwand van de koker een niet volledig glad oppervlak bezitten. Dit type van vullingen komt o.m. voor in een reeks in cellen onderverdeelde kratten voor zaailingen van planten, bijv. groenten of bloemen die na het kiemen als jonge plantjes overgeplant moeten worden uit die cellen, bijv. in grotere potten of in volle grond. Het doorgaans een voor een overplanten van deze zaailingen uit hun cellen wordt thans meer en meer geautomatiseerd.
Zo is o.m. uit EP 1624743 BI van aanvraagster een plantmachine bekend voor het transporteren in de machine van zaailingen uit kratten naar de volle grond. De inhoud van dit Europees octrooi wordt hierbij als ingesloten beschouwd in onderhavige beschrijving. Daarbij werd ondervonden dat het onberispelijk verwijderen van de zaailingen uit de kratten in de plantmachine een cruciale stap is voor een bedrijfszeker overplantingsproces. Het komt er hiertoe in feite op neer dat in dezelfde machine allerhande soorten van zaailingen volledig en ongeschonden uit elke krat kunnen verwijderd worden, ongeacht hun aard en eigenschappen. Zaailingen zijn immers natuurlijk en levend materiaal. Hun samenstelling, consistentie en eigenschappen kunnen dus gevoelig verschillen van cel tot cel en veranderen ook met de groeitijd. De ene soort jonge planten gedraagt zich ook anders dan andere met het oog op machinale verhandeling en transport.
De niet homogene vulling in de cel omvat namelijk min of meer ongelijk samengeperste teelaarde met soms toevoegstoffen en bovendien met een min of meer sterk of onregelmatig ontwikkeld wortelgestel van het jonge plantje in de cel. Het wortelgestel kan zich bijv. asymmetrisch nabij een wand van de vulling ontwikkeld en genesteld hebben. Vroeger gekiemde en dus feller opgeschoten plantjes in de cellen hebben doorgaans dus ook een sterker ontwikkeld en dichter wortelgestel waardoor de zaailing steviger kan klemmen in de cel. Anderzijds is de samenhang van weinig samengeperste vullingen met bijv. nog kleine plantjes met weinig wortel doorgaans vrij zwak. Recent ontwikkelt zich nu immers een trend om meer cellen per m2 kratoppervlak toe te passen, bijv. met weinig samengeperste vullingen.
Hierdoor worden de cellen en de vullingen kleiner en doorgaans dus ook zwakker voor verhandeling daar ze ook slechts ruimte laten voor kleiner en zwakker plantjes. Men heeft dan ook minder teelaarde nodig en een persbewerking kan uitgeschakeld worden bij het vullen.
De plantmachine van de toekomst moet al deze uiteenlopende toestanden automatisch even feilloos aankunnen.
Uit figuur 3 van EP 1624743 is een op- en neer beweegbare balk met een reeks parallele duwers (30) bekend. Deze kam (balk met duwers) is geschikt geplaatst onder de te ledigen krat ten behoeve van het vertikaal naar boven verwijderen van opeenvolgende rijen zaailingen uit hun overeenkomstige cellenrijen in deze krat. Het drukvlak van de duwers tegen de vulling in de cellen kan evenwel gevoelig kleiner zijn dan het tegenoverliggende bodemvlak van de vulling zelf in deze cellen. Een slechts centraal in een cel duwende drukstift bezit dan dus het probleem dat, gezien de niet te verwaarlozen inhomogeniteit van de vullingen met zaailingen, de genoemde duwers de zaailingen scheef kunnen uitduwen of de wortels erin ontoelaatbaar kunnen schenden of de vulling plaatselijk sterk verbrokkelen met verlies van een deel van de wortelaarde tijdens het verder transport van de zaailingen in de machine. Nog erger, bij vullingen met een vrij zwakke samenhang (bijv. te zacht, te vochtig, met plantjes met een zwakke beworteling) riskeert de duwer dwars doorheen de vulling te duwen en dus de zaailing te vernietigen en/of grote resten van vullingsmateriaal achter te laten in de cel, bijv. tegen de celwanden. Dit kan aanleiding geven tot lege plaatsen bij het aansluitend overplanten, bijv. in de grond. In elk geval kan een gebrekkig verwijderingsproces met bijv. 10% vernietigde vullingen een belangrijk en ontoelaatbaar economisch verlies vormen, zeker als het gaat om kostbare vullingen. Dit is natuurlijk ontoelaatbaar voor een bedrijfszeker plantproces. Het vraagt bovendien vervelend extra reinigingswerk voor het verwijderen van vullingsresten uit de cellen en voor het hergebruik van de geledigde kratten. Door dit extra reinigingswerk verslijten de kratten ook vlugger.
Zoals bekend zijn de kratten immers vaak vervaardigd uit polystyreenschuim. De binnenwanden van de cellen zijn dus niet perfect glad. De gladheid van de celwanden neemt ook .enigszins af bij het veelvuldig hergebruik en dus bij het verouderen van de kratten, mede als gevolg van veelvuldig reinigen. Weelderige wortelgestellen in de zaailingen kunnen zich dan ook met hun harige worteluiteinden nestelen in de kleine holten of oneffenheden van deze celwanden. Bij het uitduwen van de zaailingen kunnen ze zelfs enigszins blijven haperen in die celwanden en lostrekken van de wortelstam. Hierdoor kan de plantwortel ernstig geschonden worden.
Het is nu een algemeen doel van de uitvinding hieraan te verhelpen en derhalve een belangrijk verbeterde en bedrijfszekerder werkwijze en inrichting te verschaffen voor het optimaal verwijderen van een min of meer samenhangende en enigszins samendrukbare vulling uit een koker waarbij bovengenoemde nadelen van de stand van de techniek zo goed mogelijk vermeden worden. Het is bovendien een doel dat te verwezenlijken met eenvoudige middelen. Het is ook een doel om het verlies van zaailingen tijdens het overplantingsproces en derhalve economische verliezen of lege plaatsen in het veld te vermijden. Het is tenslotte een doel de inrichting zo universeel mogelijk te concipiëren zodat ze een zeer grote verscheidenheid van vullingsoorten elk met hun eigen karakteristieken bedrijfszeker en doelmatig kan verwijderen uit hun kokers.
De werkwijze volgens de uitvinding voor het verwijderen van een min of meer samenhangende en samendrukbare vulling uit zijn omsluitende koker gebeurt dus met behulp van tenminste een drukstift die zich in hoofdzaak parallel aan de kokeras kan verplaatsen. Verrassenderwijze is nu gebleken dat een hoogst efficiënte verwijdering kan plaatsvinden door nagenoeg tegelijk met de uitdrukbeweging door de drukstift een fluïdumstroom onder druk toe te voeren in de koker, bij voorkeur nabij de ingangsopening voor de drukstift in de koker. Deze fluïdumstroom kan toegevoerd worden doorheen tenminste één kanaal in de drukstift welk kanaal uitmondt in en/of nabij het drukvlak van de stift tegen de genoemde vulling. Door het toevoeren van de fluïdumstroom vergroot men gevoelig het totale drukvlak t.o.v. het beperkte drukvlak van de centrale stift tot het gehele bodemvlak van de vulling in de cel. De totale drukkracht aangelegd per cel tegen de bodem van de vulling is dus aanzienlijk hoger dan tot op heden gebruikelijk is.
De toevoer van de fluïdumstroom onder druk zal bij voorkeur verlopen vanaf ongeveer het ogenblik dat de drukstift contact maakt met de vulling. Bij voorkeur zal bovendien die toevoer doorgaan tot ongeveer op het ogenblik dat dit contact verbroken wordt. In het algemeen wordt dit contact verbroken door het feit dat geschikte grijpers de vulling (ondertussen) ovememen voor verder transport ervan/ De druk in de fluïdumstroom kan aangelegd worden als een continue, eventueel nagenoeg constante drukgolf of als een reeks van drukpulsen. De fluïdumstroom kan overigens mede gericht worden naar het grensvlak tussen de binnenwand van de koker en de buitenomtrek van de vulling. Hierdoor kan immers in het algemeen een vlot loskomen van de vulling van de kokerwand bevorderd worden.
Eens de drukstift de vulling volledig uit haar koker verwijderd heeft moet de vulling verder getransporteerd worden. Uit EP 1624743 is bekend dat voor zaailingen dit verder transport kan gebeuren met behulp van een grijporgaan (3) dat een rij (34) van oppriknaalden omvat.
De rij oppriknaalden wordt per tegenoverliggende cellenrij in de krat nagenoeg parallel aan de kokeras van deze cellen in de vullingen gedrukt in een richting die in wezen tegengesteld is aan de uitdrukrichting door de drukstiften. Dit opprikken of vastgrijpen kan uitsluitend of gedeeltelijk gebeuren voor dat de verwijderingsstap met behulp van de drukstiften aanvat. Bij de start van deze verwijderingsstap duwen de drukstiften de op de naalden opgeprikte vullingen al dan niet synchroon met de terugwijkende naalden uit hun cellenkokers. Dit betekent dat er dus door de oppriknaalden of een andere soort grijpers van het grijporgaan een tegenkracht op de vulling toegepast wordt die verhindert dat de vulling substantieel sneller de koker verlaat dan de snelheid van de uitdrukbeweging door de drukstiften. Deze tegenkracht kan relatief klein zijn en laat dus een gecontroleerde verwijdering toe die doelmatig ondersteund wordt door de aangelegde fluïdumstroom. De uitvinding voorziet dus in het bijz. in een werkwijze waarbij al dan niet tegelijk met de drukkracht door de stiften en de fluïdumstroom een tegenkracht op de vulling toegepast wordt. Dit is een groot voordeel voor een gelijkmatig en bedrijfszeker verder transport van de uit hun cellen verwijderderde vullingen.
De uitvinding voorziet in het bijz. in een werkwijze voor het verplanten van vullingen onder de vorm van zaailingen uit hun kokers of cellen in een krat door ze met behulp van een reeks drukstiften te verwijderen uit hun cellen en waarbij een fluïdumstroom onder druk in de cellen toegevoerd wordt tegelijk met de uitdrukbeweging door de stiften. Nog meer in het bijz. betreft de uitvinding een dergelijke werkwijze waarbij de fluïdumstroom onder druk toegevoerd wordt doorheen tenminste een kanaal in de drukstift, welk kanaal uitmondt in en/of nabij het drukvlak van de stift tegen de genoemde zaailing.
De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het verwijderen van een vulling uit een deze vulling omsluitende koker met behulp van tenminste één drukstift die zich in hoofdzaak parallel aan de kokeras kan verplaatsen. De inrichting omvat daartoe middelen voor het gestuurd heen en weer verplaatsen van deze drukstift en tevens middelen voor het nagenoeg tegelijk met een uitdrukbeweging van de stift toevoeren van een fluïdumstroom onder druk in de genoemde koker. De genoemde middelen voor het toevoeren van een fluïdumstroom omvatten bijv. naast een compressor die een drukketel voedt, een geschikte drukregelaar (reduceerventiel), een drukmeter, een electrisch gestuurde klep (open/dicht-ventiel) en een drukleiding naar een distributiekanaal dat de verbinding maakt met het bij voorkeur centraal langskanaal in een of meer drukstiften. In feite zijn de drukstiften dus bij voorkeur buisjes. Deze kanalen monden uit in tenminste één opening in of nabij het drukvlak van elke stift tegen de te verwijderen vulling.
De uitvinding omvat ook een plantinrichting als uitgewerkte toepassing en belichaming van de verbeterde drukmiddelen voor het verwijderen van een of meer vullingen uit hun koker. In deze plantmachine zijn stuurmiddelen gemonteerd om een plantenkrat met tenminste een rij van zaailingen in hun kokers of cellen geschikt te positioneren in de buurt van heen en weer bewegende drukstiften en tegenover grijpers als tegenkrachtmiddelen in een grijperkop voor het in gecontroleerde cycli verwijderen en verder transporteren van de verwijderde zaailingen doorheen de plantmachine. In het chassis van de machine zijn overigens geschikte stuurmiddelen voorzien voor het toevoeren in de cellen van de fluïdumstroom onder druk.
Een en ander zal nu nader toegelicht worden aan de hand van bijgaande figuren die een uitvoeringsvorm voorstellen van de uitvinding. Bijkomende voordelige aspecten van de vinding zullen daarbij besproken worden. Het spreekt vanzelf dat de vinding niet beperkt is tot de geïllustreerde uitvoeringsvorm.
Figuur 1 is een schets van drie opeenvolgende standen a, b en c van een mogelijke basisopstelling van een drukstift tijdens het verwijderen van een vulling uit zijn omsluitende koker.
Figuur 2 en 3 tonen twee varianten van blaasmonden voor de fluïdumstroom.
Figuur 4 betreft een schets van een te ledigen krat met enerzijds een dwarsbalk met drukstiften en anderzijds opprikorganen ter hoogte van een cellenrij met vullingen en met de aangesloten voedingsmiddelen voor de fluïdumstroom.
Figuur 5 toont schematisch een toepassing van de basisopstelling in een automatische plantmachine voor zaailingen die per rij uit hun cellen in kratten moeten verwijderd worden.
Figuur 1 toont drie opeenvolgende indrukposities a, b en c van de drukstiften 3 die gemonteerd zijn op een dwarsbalk 11 waardoorheen de fluïdumstroom 5 wordt aangevoerd naar de kanalen 6 in de stiften. In positie “a” zit de te verwijderen vulling 1 met plantje 14 nog volledig tegen de bodem 15 van de koker of cel 2 in de krat. Er worden bij voorkeur vooreerst bijv. een of meer oppriknaalden 21 als grijporgaan voor verder transport van de zaailing naar beneden ingedrukt in de vulling 1. De kop van de drukstift 3 met blaasmond 10 voor de fluïdumstroom 5 bevindt zich vlak onder de opening 9 in de celbodem. Bij de overgang naar positie “b” schuift de kop van de drukstift in en doorheen de bodemopening 9 van de cel omhoog met zijn drukvlak 7 tot op het niveau van de koker- of celbodem 15. Bij het nu toevoeren van de fluïdumstroom 5 onder druk doorheen kanaal 6 tilt deze stroom dus lichtjes de bodem 16 van de vulling op en maakt hem los van de kokerbodem 15. Er ontstaat een soort kussenvormende drukluchtruimte 17 die zich zijwaarts uitbreidt tot onderaan in de grenszone 8 tussen de kokerbinnenwand en de omtrek van de vulling 1. De druklucht in die grenszone 8 bevordert daarbij een geleidelijk loskomen van de vulling 1 van deze binnenwand van de koker.
Omheen de omtrek van de stift 3 kan een door een spiraalveer 18 op druk belaste dichtingsring 19 gemonteerd zijn teneinde de ringvormige spleet 20 tussen stift 3 en de opening 9 in de kokerbodem af te dichten tegen naar onder toe wegstromend fluïdum. Daardoor kan dus drukverlies in de drukluchtruimte 17 doelmatig tegengegaan worden. Anderzijds kan men overwegen het fluïdum enkel toe te voeren in deze ringvormige spleetruimte 20 rond de stift in plaats van doorheen een kanaal in de stift zelf. Of men kan een combinatie toepassen van toevoer van fluïdum, al dan niet tegelijk, door kanaal 6 én door de spleetruimte 20. Deze toevoer via genoemde spleetruimte 20 kan zelfs ingebouwd worden in de afdichtingsring 19 voor deze spleetruimte. Men kan natuurlijk ook in plaats van aparte dichtingsringen 19 per stift te voorzien een veerbelast balkvormig afdichtingselement bedenken omheen een hele rij van stiften 3 met nauw passende doorgangen voor de op- en neer bewegende stiftschachten daarin. Hierin kan men dan desgewenst toevoermiddelen voorzien voor een fluïdumstroom 5 onder druk naar de genoemde spleetruimten 20 omheen elke stift in de rij. Het is dan zo dat de laagste stand van het drukvlak 7 van de heen en weer verschuivende stiften 3 tijdens de verwijderingscyclus zich bij voorkeur steeds binnen de doorgangen in genoemd afdichtingselement voor die stiften zal bevinden.
In positie” b“ van figuur 1 is de vulling 1 reeds een heel stuk opgetild uit zijn cel 2. De oppriknaald 21 is nagenoeg simultaan naar boven verplaatst. In positie “c” is de vulling geheel uit de cel 2 verwijderd. De naald 21 staat nu hoog genoeg om de door haar gegrepen en overgenomen vulling 1 weg te zwaaien boven de krat voor verder transport.
In positie “c” is in stippellijn een gebrekkige verwijdering van een vulling 23, d.i. zonder toevoer van een fluïdumstroom 5, schematisch geïllustreerd. In deze positie is de stift 3 bij haar hoogste stand namelijk veel te diep ingedrongen in de vulling. Bijgevolg zal bij het wegzwaaien van de naald 21 het onderste deel van de vulling stoten tegen de bovenrand van de koker of cel 2 en afbreken. Dit is ontoelaatbaar en illustreert dus duidelijk het voordeel van de toepassing van een fluïdumstroom.
Het spreekt vanzelf dat de blaasmond 10 van kanaal 6 voor de fluïdumstroom 5 andere vormen kan bezitten dan in figuur 1 teneinde de optilbewerking door de drukstift 3 te optimaliseren in functie van bijv. de vorm en afmeting van de koker 2. Figuur 2 toont in doorsnede een variant waarbij, eventueel naast een centrale axiale blaasmond 10, min of meer radiaal gerichte kanaalopeningen 22 kunnen voorzien worden die bijv. iets lager uitmonden dan het drukvlak 7 van de stift. Omgekeerd kan volgens de perspectiefschets van figuur 3 op de centrale blaasmond 10 een kruisvormige kanaalopening 23 gesuperponeerd worden.
Figuur 4 illustreert schematisch de aansluiting van een reeks geschikte voedingsmiddelen voor de fluïdumstroom 5 aan de dwarse draagbalk 11 voor de stiften 3 in bijv. een plantmachine. Doorheen deze balk 11 is een distributiekanaal 24 (figuur 1) voorzien voor de voeding van elk kanaal 6 dat aan het ingangseinde van een stift aansluit op dit kanaal 24. De drukstiften 3 kunnen met een schroefdraadverbinding in de balk 11 bevestigd zijn. In figuur 4 staat de rij drukstiften 3 in een positie om een eerste rij 26 van uit de krat 25 opgeprikte zaailingen verder uit te duwen uit hun cellen of kokers 2. De drager 27 van de naalden is gemonteerd in het grijporgaan 52 (figuur 5) dat ze een stap verder moet transporteren zoals zal blijken bij de bespreking van figuur 5.
De voedingsmiddelen voor de fluïdumstroom 5 omvatten vooreerst een compressor 28 voor het fluïdum die aansluit op een drukvat 29 dat de druk voor het fluïdum constant houdt en dit verder doorstuurt over een drukregelaar (reduceerventiel) 30 en een drukmeter 31 naar een geschikt gestuurde elektrische stuurklep 32. Van hieruit vertrekt dan de drukleiding 33 naar het distributiekanaal 24 in de draagbalk 11 voor de stiften. Het fluïdum zal normaal omgevingslucht zijn. De toepassing van vloeistoffen, of van lucht waarin vloeistoffen bijv. met behulp van een venturi-effect verneveld kunnen zijn, is niet uitgesloten. In deze vloeistoffen kunnen dan desgewenst meststoffen, insecticiden of bepaalde onkruidverdelgers opgelost of anderszins opgenomen zijn.
De plantmachine getoond in figuur 5 komt overwegend overeen met deze beschreven en geïllustreerd in de figuren van EP 1624743, meer bepaald met figuur 7 aldaar. Nu zijn evenwel in de drukstiften 3 de kanalen 6 voor de toevoer van de fluïdumstroom opgenomen.
In het chassis 50 van de machine zijn natuurlijk ook de middelen 28-33 (zie figuur 4) opgenomen voor het geschikt toevoeren van de fluïdumstroom 5 onder druk. We nemen vooreerst aan dat een te ledigen cellenrij 26 van de krat juist gepositioneerd is onder de tegenoverliggende naaldenrij 21 als grijpers in de grijperkop 52 voor verder transport van de verwijderde vullingen (zaailingen) doorheen de plantmachine 51. Deze naalden fungeren tegelijk als de hiervoor beschreven tegenkrachtmiddelen voor het gecontroleerd verwijderen van de vullingen.
In deze figuur 5 gaan we bovendien uit van een positie van de drukstiften 3 met hun drukvlak 7 vlak onder de opening 9 in de bodem van elke cel. De naaldenrij 21, die vlak boven de ledigen cellenrij 26 ligt, wordt naar beneden bewogen in de vullingen 1 door bekende middelen. Met behulp van een in het chassis 50 van de plantmachine 51 gemonteerde hydraulische zuiger 53 wordt de dwarsbalk 11 met de drukstiften 3 vervolgens opgetild en doorheen de bodemopeningen 9 van de tegenoverliggende cellenrij in kontakt gebracht met de onderkant van de te verwijderen vullingen 1 in de cellen zoals in detail toegelicht in figuur 1. Tegelijk wordt de fluïdumstroom 5 door de kanalen 6 onder druk tegen de onderkant van de vullingen aangevoerd. De vertikaal georiënteerde zuiger 53 is bevestigd in een horizontaal heen en weer beweegbare wagen 55 voor de dwarsbalk 11 met de drukstiften 3.
Tijdens het uitduwen van deze vullingen door de drukstifteri met fluïdumstroom tilt de rij naalden 21 met nagenoeg dezelfde snelheid de vullingen uit hun koker op door een gepast gestuurde koppeling met de werking van de grijperkop 52. Tijdens deze verwijderingsstap van de vullingen uit hun kokers wordt de krat 25 dwars vastgeklemd in haar positie door de blokkeer-aanslagelementen 54. Aan het eind van de verwijderingsstap wordt de fluïdumstroom gestopt. Vervolgens schuift de krat horizontaal een rij cellen vooruit over een afstand “d” met behulp van de drukstiften 3 die zich nog in de lege cellenrij bevinden en de stiften zakken weer uit de pas geledigde cellenrij. De grijperkop 52 heeft ondertussen zijn opgeprikte vullingen weggezwaaid (zie pijl 49) met behulp van de zwenkarm 47 omheen de schamieras 48 en ze afgelegd op bijv. een horizontale transportband (zie o.a. band 4 in figuur 2 in EP 1624743). De grijperkop heeft vervolgens zijn naaldenrij 21 terug gepositioneerd boven de nieuwe rij te verwijderen vullingen. De naalden worden door de grijperkop 52 terug naar beneden ingedrukt in deze nieuwe rij vullingen en de cyclus herbegint zoals ook beschreven in EP 1624743.
De sturing van deze cyclus kan als volgt verlopen. De beweging vooruit over een afstand “d” heen en terug wordt in feite gestuurd door de wagen 55 voor de drukstiften. Deze wagen wordt gedragen door schamierbare armen 56 in het chassis 50 van de inrichting. De transporteur 46 schuift de krat 25 vooruit tijdens de cyclus. De hele cyclus wordt gestuurd door een software programma dat de bewegingen van de wagen 55 verbindt met deze van de balk 11 voor de drukstiften en coördineert met het aanzetten en stopzetten van de druktoevoer aan de fluïdumstroom 5. De afstand “d” van een voorwaartse stap voor de krat 25 is vooraf bepaald door de afstand tussen de beide aanslagen 57 in het chassis 50. Deze afstand “d” is natuurlijk instelbaar overeenkomstig de celafmetingen in de krat 25. De horizontale beweging heen en weer van de wagen 55 over stap “d” wordt gestuurd door bijv. een zuiger 58 die in het chassis 50 gemonteerd is. De horizontaal meest vooruitgeschoven positie van de wagen en drukstiften wordt door stippellijnen aangegeven in figuur 5. Nadat de stiften in hun horizontaal vooruitgeschoven positie gezakt zijn trekt de zuiger 58 de wagen 55 weer achteruit over een afstand “d”. Hierdoor staan de stiften dus opnieuw klaar voor een nieuwe verwijderingscyclus, net als de oppriknaalden recht boven dezelfde cellenrij.
Wanneer een krat 25 volledig leeggehaald is kan de lege krat verwijderd worden uit de machine door ze te laten wegglijden over geleidingsrails die beweegbaar, bijv. schamierbaar om hun langsrichting, in de laterale randen van de plantmachine 52 gemonteerd zijn. Die beweegbaarheid en beweging van de geleidingsrails is natuurlijk zo gestuurd dat hun tijdelijke ondersteuning van krattenranden verbroken wordt. De lege kratten die dan vrijgemaakt zijn van hun ondersteuning door deze rails kan men vervolgens bijv. afzetten op een transporteur die ze dan verder opstapelt in, of verwijdert uit de machine.
De toepassing van de werkwijze en inrichting is uiteraard niet beperkt tot het vertikaal verwijderen van vullingen uit hun koker. Men kan ook uitgaan van een verticale, respectievelijk hellende positie van een krat 25 waarin de cellen of kokers 2 met hun vullingen dan nagenoeg horizontaal, resp. schuin gericht zijn. In dit geval duwen de drukstiften 3 deze vullingen dan horizontaal, resp. schuin uit de kokers, bijv. op horizontale, resp. schuin gerichte naalden 21 of dergelijke als grijporgaan.
Er kan ook overwogen worden de toepassing van eigenlijke drukstiften 3 achterwege te laten. In die optiek is dan een werkwijze als volgt mogelijk voor het verwijderen van een vulling 1 uit een van een ingangsopening 9 voorziene koker 2 welke koker deze vulling omsluit. Het ledigen van de koker met behulp van tenminste een grijporgaan 21 per koker gebeurt nu, ter verdere ondersteuning van de verwijderingsbewerking, enkel met de toevoer van een fluïdumstroom 5 onder druk in de koker. Deze toevoer gebeurt bij voorkeur nagenoeg tegelijk met de verwijdering door de grijporganen.
Volgens de uitvinding kan men ook kokervormen toepassen, in het bijz. bij de werkwijzen volgens conclusies 1, 3 of 11, waarbij het oppervlak van genoemde ingangsopening 9 gelijk is aan of slechts een weinig kleiner is dan het bodemoppervlak 16 van de vulling 1. In het bijzonder kan hier gedacht worden aan kokers die van hun uitgangsopening voor de vulling een naar de ingangsopening 9 toe konisch toelopende vorm bezitten. De kokers zien er dan uit als afgeknotte piramiden of kegels die op hun kop staan. Dit is in het bijzonder van toepassing wanneer men kunststofkratten wil inzetten waarbij de kunststof geen schuimstof omvat (zoals bijv. in de gebruikelijke polystyreenkratten). Deze lege kunststofkratten kunnen bovendien doorgaans dichter gestapeld worden.
De uitvinding omvat dan ook een werkwijze en plantinrichtingen of machines voor het verplanten van vullingen 1 onder de vorm van zaailingen uit de kokers 2 van een krat 25 waarin een werkwijze volgens conclusie 11, 12 of 13 toegepast wordt.
Deze en andere voor de vakman denkbare varianten en machinaal equivalente constructies worden dus geacht deel uit te maken van de beoogde beschermingsomvang.

Claims (17)

1. Werkwijze voor het verwijderen van een vulling (1) uit een van een ingangsopening (9) voorziene koker (2) welke koker deze vulling omsluit en waarbij de verwijdering gebeurt met behulp van tenminste één drukstift (3) die zich in hoofdzaak parallel aan de kokeras (4) kan verplaatsen met het kenmerk dat, ter ondersteuning van de verwijderingsbewerking, een fluïdumstroom (5) onder druk in de koker toegevoerd wordt nagenoeg tegelijk met een uitdrukbeweging door de stift (3)
2. Werkwijze volgens conclusie 1 waarbij de fluïdumstroom onder druk wordt toegevoerd doorheen tenminste één kanaal (6) in de drukstift (3), welk kanaal (6) uitmondt in en/of nabij het drukvlak (7) van de stift tegen de genoemde vulling.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 waarbij de fluïdumstroom onder druk wordt toegevoerd doorheen een spleet (20) tussen de omtrek van de drukstift (3) en de genoemde ingangsopening (9).
4. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2 waarbij het fluïdum onder druk toegevoerd wordt nagenoeg op het ogenblik dat zijn drukvlak (7) contact maakt met de vulling (1), in het bijzonder met de bodem (16) van de vulling.
5. Werkwijze volgens een voorgaande conclusie waarbij de toevoer van de fluïdumstroom onder druk doorgaat tot nagenoeg op het ogenblik dat het contact van de vulling met de koker verbroken wordt.
6. Werkwijze volgens conclusie 1 waarbij de druk onder de vorm van drukpulsen wordt aangelegd.
7. Werkwijze volgens conclusie 1 waarbij de fluïdumstroom mede gericht wordt naar het grensvlak (8) tussen de binnenwand van de koker en de buitenomtrek van de vulling.
8. Werkwijze volgens conclusie 1 waarbij tegelijk met de drukkracht door de stift en de fluïdumstroom een tegenkracht op de vulling toegepast wordt.
9. Werkwijze volgens conclusie 1 voor het verplanten van vullingen (1) onder de vorm van zaailingen uit hun kokers (2) in een krat (25) door ze met behulp van een reeks drukstiften (3) te verwijderen uit hun kokers en waarbij een fluïdumstroom (5) onder druk in de kokers toegevoerd wordt, nagenoeg tegelijk met de uitdrukbeweging door de stiften.
10. Werkwijze volgens conclusie 9 waarbij de fluïdumstroom (5) onder druk wordt toegevoerd doorheen tenminste een kanaal (6) in de drukstift (3), welk kanaal (6) uitmondt in en/of nabij het drukvlak (7) van de stift tegen de genoemde zaailing (1).
11. Werkwijze voor het verwijderen van een vulling (1) uit een van een ingangsopening (9) voorziene koker (2) welke koker deze vulling omsluit, waarbij deze verwijdering gebeurt met behulp van tenminste een grijporgaan (21) per koker met het kenmerk dat, ter ondersteuning van de verwijderingsbewerking, een fluïdumstroom (5) onder druk in de koker gevoerd wordt, nagenoeg tegelijk met de verwijdering door de grijporganen.
12. Werkwijze volgens conclusie 1, 3 of 11 waarbij het oppervlak van genoemde ingangsopening (9) gelijk is aan of slechts een weinig kleiner is dan het bodemoppervlak (16) van de vulling (1).
13. Werkwijze volgens conclusie 12 waarbij de kokers (2) van hun uitgangsopening voor de vulling een naar de ingangsopening (9) toe konisch toelopende vorm bezitten.
14. Werkwijze volgens conclusie 11,12 of 13 voor het verplanten met behulp van een plantinrichting van vullingen (1) onder de vorm van zaailingen uit de kokers (2) van een krat (25).
15. Inrichting voor het verwijderen van een vulling (1) uit een deze vulling omsluitende koker (2) met behulp van tenminste een drukstift (3) die zich in hoofdzaak parallel aan de kokeras (4) kan verplaatsen waarbij de inrichting middelen omvat voor het gestuurd heen en weer verplaatsen van de drukstift, met kenmerk dat ze tevens middelen (28-33) omvat voor het nagenoeg tegelijk met een uitdrukbeweging van de stift (3) toevoeren van een fluïdumstroom (5) onder druk in de genoemde koker.
16. Inrichting volgens conclusie 15 waarbij genoemde middelen voor het toevoeren van een fluïdumstroom, naast een compressor (28) voor het voeden van een drukvat (29), een drukregelaar (30), een geschikte stuurklep (32) en een drukleiding (33) naar een centraal kanaal (6) in de stift (3) omvat dat uitmondt in tenminste een opening (10) in of nabij het drukvlak (7) van de stift.
17. Plantinrichting volgens conclusie 15 of 16 voor vullingen (1) in de vorm van zaailingen waarbij in het chassis (50) van de machine stuurmiddelen (53-58) voorzien zijn om een plantenkrat (25) met tenminste een rij (26) van zaailingen in hun kokers of cellen (2) geschikt te positioneren in de buurt van heen en weer beweegbare drukstiften (3) en tegenover grijpers (21) in een grijperkop (52) en middelen (28-33) voor het geschikt toevoeren van de fluïdumstroom (5) onder druk in de genoemde cellen.
BE2008/0267A 2008-05-12 2008-05-12 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een samenhangende vulling uit een koker. BE1018120A3 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2008/0267A BE1018120A3 (nl) 2008-05-12 2008-05-12 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een samenhangende vulling uit een koker.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2008/0267A BE1018120A3 (nl) 2008-05-12 2008-05-12 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een samenhangende vulling uit een koker.
BE200800267 2008-05-12

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1018120A3 true BE1018120A3 (nl) 2010-05-04

Family

ID=40243965

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2008/0267A BE1018120A3 (nl) 2008-05-12 2008-05-12 Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een samenhangende vulling uit een koker.

Country Status (1)

Country Link
BE (1) BE1018120A3 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN114885650A (zh) * 2021-07-22 2022-08-12 北京城农科工科技发展有限公司 苗钵落穴引导装置

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2580457A1 (fr) * 1985-04-19 1986-10-24 Coquillot Denis Dispositif extracteur d'articles en matiere tendre et/ou friable, tels que des plants comportant des mottes de terre
NL8902261A (nl) * 1989-09-11 1991-04-02 Veenman Simon J M Komvormig lichaam alsmede inrichting voor het verwijderen van een kluit kweekmateriaal uit een komvormig lichaam.
WO1996021346A1 (en) * 1995-01-10 1996-07-18 Synbra B.V. Method, device and set of several hollow bodies for extracting a plug out of a hollow body
EP1230838A1 (fr) * 2001-02-09 2002-08-14 Gerplant Automation Procédé et dispositif de préhension de mottes dans des plaques alvéolées, notamment pour la transplantation de plants en mottes en culture horticole ou maraíchère
EP1624743B1 (en) * 2003-05-01 2007-03-14 N.V. Agriplant S.A. A method and apparatus for transporting seedlings in a planting machine

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2580457A1 (fr) * 1985-04-19 1986-10-24 Coquillot Denis Dispositif extracteur d'articles en matiere tendre et/ou friable, tels que des plants comportant des mottes de terre
NL8902261A (nl) * 1989-09-11 1991-04-02 Veenman Simon J M Komvormig lichaam alsmede inrichting voor het verwijderen van een kluit kweekmateriaal uit een komvormig lichaam.
WO1996021346A1 (en) * 1995-01-10 1996-07-18 Synbra B.V. Method, device and set of several hollow bodies for extracting a plug out of a hollow body
EP1230838A1 (fr) * 2001-02-09 2002-08-14 Gerplant Automation Procédé et dispositif de préhension de mottes dans des plaques alvéolées, notamment pour la transplantation de plants en mottes en culture horticole ou maraíchère
EP1624743B1 (en) * 2003-05-01 2007-03-14 N.V. Agriplant S.A. A method and apparatus for transporting seedlings in a planting machine

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN114885650A (zh) * 2021-07-22 2022-08-12 北京城农科工科技发展有限公司 苗钵落穴引导装置
CN114885650B (zh) * 2021-07-22 2023-11-10 北京城农科工科技发展有限公司 苗钵落穴引导装置

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP0197976B1 (fr) Procede de prehension et de transfert de plants en mottes
KR101127620B1 (ko) 파 탈피장치
AU679173B2 (en) Process and apparatus for planting plantlets
US7404364B2 (en) Device for assisting transplanting of seedlings, machine incorporating the device, and method using the device
US5488802A (en) Seedling transfer arrangement
EP0243264A1 (fr) Planteuse et procédé de plantage de plants en mottes
BE1018120A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het verwijderen van een samenhangende vulling uit een koker.
US11039566B2 (en) Seed injection
EP3501264A2 (en) System, method and apparatus for processing seedlings
EP1624743B1 (en) A method and apparatus for transporting seedlings in a planting machine
NO172321B (no) Fremgangsmaate og anordning for aa ordne og pakke planter
NL7900943A (nl) Plantenstekoverzetinrichting.
FR2693344A1 (fr) Machine de repiquage automatique de mini-mottes.
NL8900227A (nl) Werkwijze en inrichting voor het behandelen van planten.
EP1472923A1 (en) A method and apparatus for regular delivery of seedling in a planting vehicle to the soil
JPH08205686A (ja) 仮植装置の苗植付機構
JP4724958B2 (ja) 苗移植装置
US11700783B2 (en) Seed injection
AU638447B2 (en) Seedling transfer arrangement
JP2000032850A (ja) 仮植装置の苗植付機構
JP3516496B2 (ja) 接木装置
NL1009445C2 (nl) Inrichting voor het richten en opnemen van bollen, een dergelijke inrichting omvattende plantinrichting en werkwijze onder toepassing daarvan.
ES1044131U (es) Transplantadora automatica de hortalizas.
NL1009446C2 (nl) Richtinrichting voor het richten van te planten bollen, een dergelijke richtinrichting omvattende plantinrichting en werkwijze onder toepassing daarvan.
JPH08308389A (ja) 仮植装置

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20110531