BE1017845A3 - Verwarmings- en/of koelinrichting, evenals noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel dat in zulke inrichting kan worden gebruikt en werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings- en /of koelinrichting. - Google Patents
Verwarmings- en/of koelinrichting, evenals noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel dat in zulke inrichting kan worden gebruikt en werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings- en /of koelinrichting. Download PDFInfo
- Publication number
- BE1017845A3 BE1017845A3 BE2007/0546A BE200700546A BE1017845A3 BE 1017845 A3 BE1017845 A3 BE 1017845A3 BE 2007/0546 A BE2007/0546 A BE 2007/0546A BE 200700546 A BE200700546 A BE 200700546A BE 1017845 A3 BE1017845 A3 BE 1017845A3
- Authority
- BE
- Belgium
- Prior art keywords
- plate
- heating
- cooling device
- corrugated
- plates
- Prior art date
Links
Classifications
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24D—DOMESTIC- OR SPACE-HEATING SYSTEMS, e.g. CENTRAL HEATING SYSTEMS; DOMESTIC HOT-WATER SUPPLY SYSTEMS; ELEMENTS OR COMPONENTS THEREFOR
- F24D3/00—Hot-water central heating systems
- F24D3/12—Tube and panel arrangements for ceiling, wall, or underfloor heating
- F24D3/14—Tube and panel arrangements for ceiling, wall, or underfloor heating incorporated in a ceiling, wall or floor
-
- E—FIXED CONSTRUCTIONS
- E04—BUILDING
- E04C—STRUCTURAL ELEMENTS; BUILDING MATERIALS
- E04C2/00—Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels
- E04C2/30—Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by the shape or structure
- E04C2/32—Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by the shape or structure formed of corrugated or otherwise indented sheet-like material; composed of such layers with or without layers of flat sheet-like material
- E04C2/326—Building elements of relatively thin form for the construction of parts of buildings, e.g. sheet materials, slabs, or panels characterised by the shape or structure formed of corrugated or otherwise indented sheet-like material; composed of such layers with or without layers of flat sheet-like material with corrugations, incisions or reliefs in more than one direction of the element
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F24—HEATING; RANGES; VENTILATING
- F24D—DOMESTIC- OR SPACE-HEATING SYSTEMS, e.g. CENTRAL HEATING SYSTEMS; DOMESTIC HOT-WATER SUPPLY SYSTEMS; ELEMENTS OR COMPONENTS THEREFOR
- F24D3/00—Hot-water central heating systems
- F24D3/12—Tube and panel arrangements for ceiling, wall, or underfloor heating
- F24D3/14—Tube and panel arrangements for ceiling, wall, or underfloor heating incorporated in a ceiling, wall or floor
- F24D3/141—Tube mountings specially adapted therefor
-
- F—MECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
- F28—HEAT EXCHANGE IN GENERAL
- F28F—DETAILS OF HEAT-EXCHANGE AND HEAT-TRANSFER APPARATUS, OF GENERAL APPLICATION
- F28F2210/00—Heat exchange conduits
- F28F2210/10—Particular layout, e.g. for uniform temperature distribution
-
- Y—GENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
- Y02—TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
- Y02B—CLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO BUILDINGS, e.g. HOUSING, HOUSE APPLIANCES OR RELATED END-USER APPLICATIONS
- Y02B30/00—Energy efficient heating, ventilation or air conditioning [HVAC]
Landscapes
- Engineering & Computer Science (AREA)
- Architecture (AREA)
- Physics & Mathematics (AREA)
- Thermal Sciences (AREA)
- Chemical & Material Sciences (AREA)
- Combustion & Propulsion (AREA)
- Mechanical Engineering (AREA)
- General Engineering & Computer Science (AREA)
- Civil Engineering (AREA)
- Structural Engineering (AREA)
- Steam Or Hot-Water Central Heating Systems (AREA)
Abstract
Verwarmings- en/of koelinrichting van het type waarbij warmte wordt uitgewisseld tussen een fluïdum in buizen van de inrichting en een te koelen of te verwarmen ruimte, die voorzien is van warmtegeleidende platen die in contact zijn met de voornoemde buizen en die op een draagvlak dienen te worden bevestigd, waarbij de warmtegeleidende platen zijn voorzien van langwerpige goten waarin de buizen kunnen worden bevestigd, waarbij de warmtegeleidende platen een profiel hebben dat verschilt van het profiel van het draagvlak, zodat bij bevestiging van de warmtegeleidende platen op het draagvlak tussen de platen en het draagvlak hoofdzakelijk een luchtlaag aanwezig is.
Description
Verwarmings- en/of koelinrichting, evenals noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel dat in zulke inrichting kan worden gebruikt en werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings- en/of koelinrichting.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een verwarmings-en/of koelinrichting.
Meer speciaal heeft de uitvinding betrekking op verwarmings- en/of koelinrichting voor installatie in een vloer, wand of plafond van het type waarbij warmte wordt uitgewisseld tussen een fluïdum in buizen van de inrichting en een te koelen of te verwarmen ruimte, waarbij de inrichting is voorzien van warmtegeleidende platen die geprofileerd zijn zodanig dat ze zijn voorzien van langwerpige goten of kanalen waarin de buizen kunnen worden bevestigd, waarbij de buizen in contact zijn met de voornoemde warmtegeleidende platen en waarbij de warmtegeleidende platen op een draagvlak dienen te worden aangebracht.
Er zijn reeds zulke verwarmings- en/of koelinrichtingen bekend, bijvoorbeeld voor installatie in een vloer, waarbij gewoonlijk eerst een draagvlak aangebracht wordt, bijvoorbeeld op een ondervloer die meestal bestaat uit één of andere cementverbinding waarin reeds elektrische bekabeling is verwerkt.
Zulk draagvlak kan bijvoorbeeld worden gevormd door naast elkaar geplaatste platen die zijn vervaardigd uit één of andere isolerende schuimlaag, welke platen voorzien zijn van noppen of gleuven waartussen buizen kunnen worden aangebracht.
Hierbij wordt meestal gebruik gemaakt van flexibele buizen die zelden volledig uit een goede warmtegeleider zijn vervaardigd, maar echter vaak volledig uit kunststof bestaan. Nog meer voorkomend is een combinatie van beide, waarbij een klein laagje aluminium in een kunststoffen buis wordt toegepast.
Deze buizen kunnen bijvoorbeeld vanaf een rol worden afgerold, waarbij ze in de gleuven of tussen de noppen van het draagvlak aangebracht worden volgens een bepaald traject, dat zich doorgaans volgens een zigzagpatroon over de vloer of wand uitstrekt.
Na het aanbrengen van de buizen tussen de noppen of in de gleuven van het draagvlak wordt bij de zogenaamde natte vloersystemen eerst een chappe over de buizen gestort.
Daarna kan een afwerkingslaag bijvoorbeeld in de vorm van een tegelvloer of parket of dergelijke worden aangebracht.
Bij de droge vloersystemen gebeurt ongeveer hetzelfde met of zonder het storten van een chappe, waarbij evenwel de buizen niet in aanraking zijn met een chappe, maar volledig verzonken zitten in een isolatie.
In sommige toepassingen worden, alvorens de afwerkingslaag wordt aangebracht, de platen en buizen eerst bedekt met warmtegeleidende platen, bijvoorbeeld van aluminium of dergelijke, die door contact met de buizen moeten zorgen voor een betere warmteverspreiding over de volledige oppervlakte van de vloer, wand of plafond, wat het warmtecomfort ten goede komt en voor een snellere overdracht van warmte van of naar het fluïdum in de buizen zorgt.
Het is ook reeds bekend dat de warmtegeleidende platen kunnen voorzien zijn van goten of plooiingen die in de gleuven van de voornoemde isolerende platen van het draagvlak kunnen worden aangebracht ter verbetering van het contact tussen de warmtegeleidende platen en de buizen.
Aan deze bekende verwarmings- en/of koelinrichtingen zijn vele nadelen verbonden.
Eerst en vooral is er een slechte warmteoverdracht vanuit de buizen.
Een andere reden is dat het contact tussen de buizen en de voornoemde warmtegeleidende platen slecht is, bijvoorbeeld omdat de inklemming van de buizen in de warmtegeleidende plaat gebaseerd is op de elasticiteit van de warmtegeleidende plaat, welke met de tijd vaak vermindert.
Tevens komen de buizen vaak los eenvoudigweg door het krimpen en uitzetten van de verwarmings- en/of koelinrichting tengevolge van de temperatuurschommelingen.
Voorts hebben de bekende verwarmings- en/of koelinrichtingen een grote thermische inertie, zodat niet op flexibele wijze kan worden ingespeeld op plotse temperatuurschommelingen.
Een reden hiervoor is dat het contactoppervlak van de warmtegeleidende elementen met de omgeving vaak klein is.
Bijvoorbeeld worden bij de natte vloerverwarmingssystemen de buizen doorgaans rechtstreeks in de chappe ingebed, zodat het warmtegeleidende oppervlak waarlangs de overdracht van warmte dient te gebeuren uiterst beperkt is en er dus veel tijd nodig is om de ganse vloermassa die de buizen omringt op te warmen of te koelen, waarbij de vloer op zijn beurt de ruimte dient te verwarmen of te koelen.
Echter ook bij andere verwarmings- en/of koelinrichtingen worden de buizen over het algemeen ingebed in een isolerende plaat van het draagvlak waarbij de buis over een groot gedeelte van haar oppervlak wordt omringd door isolatiemateriaal, wat uiteraard slechts is voor de overdracht van warmte.
In het geval er gebruik gemaakt wordt van warmtegeleidende platen dient de overdracht van warmte vanuit de buizen dan ook grotendeels te gebeuren door contact van de buizen met de warmtegeleidende platen, welk contact bovendien meestal slecht is, zoals reeds vermeld.
Nog een nadeel van de gekende verwarmings- en/of koelinrichtingen is dat de installatie ervan moeilijk is.
Zo zijn de gebruikte platen voor het draagvlak in de vorm van noppenplaten of platen met gleuven, vervaardigd uit een schuim dat meestal onvoldoende stevig is om de (flexibele) buizen te kunnen vasthouden, zodat dikwijls nog gebruik dient gemaakt te worden van extra bevestigingsmiddelen om de buis in de platen te houden.
Soms worden de voornoemde platen van het draagvlak verstevigd door ze uit verschillende lagen op te bouwen, waarbij de buitenste laag vaak een glasvezel verstevigde laag is.
Dit heeft dan weer het nadeel dat de platen moeilijk te vervaardigen zijn, ecologisch gezien oninteressant zijn en een hoge kostprijs hebben.
Nog een nadeel van de bekende verwarmings- en/of koelinrichtingen is dat de gebruikte buizen een grote buigradius hebben, zodat geen kleine bochten kunnen verwezenlijkt worden en er voor het maken van een U-vormige lus voor het voornoemde zigzagpatroon veel plaats nodig is.
Ook het aanbrengen van vele eerder kleine warmtegeleidende platen in gleuven van het draagvlak is erg tijdrovend en ingewikkeld.
Nog een ander nadeel van de bekende toepassingen is de moeilijke recycleerbaarheid, gezien het feit dat de samenstellende materialen vaak moeilijk van elkaar te scheiden zijn en dat vaak materialen worden toegepast die moeilijk in de natuur afbreekbaar zijn of niet recycleerbaar zijn.
Bovendien is de restwaarde van deze materialen na gebruik vaak erg gering.
Nog een nadeel is dat de bekende systemen niet geschikt zijn voor toepassing in wand- en/of plafondverwarmingen.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meer van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden.
Meer bepaald is het o.a. een doel van de uitvinding tot een verwarmings- en/of koelinrichting te komen die gemakkelijk is te installeren, waarbij de inrichting bovendien voor een energie-effiënte overdracht van warmte zorgt, de gebruikte materialen duurzaam zijn en een snelle reactie op temperatuurschommelingen in de te verwarmen of te koelen ruimte mogelijk is.
Hierbij betreft de huidige uitvinding een verwarmings-en/of koelinrichting voor installatie in een vloer, wand of plafond van het hierboven vermelde type, waarbij de warmtegeleidende platen een profiel hebben dat verschilt van het profiel van het draagvlak, zodat bij het aanbrengen van de warmtegeleidende platen op het draagvlak deze niet op elkaar aansluiten en er tussen de platen en het draagvlak hoofdzakelijk een luchtlaag aanwezig is.
Een groot voordeel van zulke verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding is dat er door het verschil in profilering tussen de warmtegeleidende platen en het draagvlak hoofdzakelijk een luchtlaag aanwezig is.
Enerzijds betekent dit dat een betere warmteoverdracht kan worden bekomen, omdat de warmtegeleidende platen zich in een luchtlaag bevinden, waardoor de overdracht van warmte niet enkel door geleiding kan gebeuren, maar tevens door convectie, wat niet het geval is bij de bekende inrichtingen waar de warmtegeleidende platen volledig zijn ingekapseld in één of ander vast materiaal.
Bovendien zal door stroming in de luchtlaag sneller warmte worden overgedragen naar de te verwarmen of te koelen ruimte, zodat globaal gezien een meer energie-efficiënt en sneller reagerend systeem wordt bekomen dan met de bekende inrichtingen.
Anderzijds betekent dit ook dat de warmtegeleidende platen voldoende stevig dienen te zijn om ze bijvoorbeeld te kunnen gebruiken in een vloer, waarbij ze dienen te kunnen weerstaan aan de gebruikelijke drukken in zulke vloeren.
Dit kan op het eerste gezicht een nadeel lijken, doch het betekent dat de warmtegeleidende platen zelf in staat zijn een zekere druk op te vangen, zodat deze functie bijvoorbeeld niet noodzakelijk meer dient vervuld te worden door de platen van het draagvlak, waardoor deze minder sterk kunnen worden uitgevoerd en zij dus goedkoper kunnen worden vervaardigd.
Opdat de warmtegeleidende platen zouden kunnen weerstaan aan voldoende hoge drukken worden ze bij voorkeur uit een voldoende sterk materiaal vervaardigd en met voldoende grote dimensies.
Dit heeft tevens als gevolg dat ze langer kunnen meegaan dan doorgaans het geval is en eventueel kunnen herbruikt worden of worden gerecycleerd.
Bovendien zal de restwaarde van het materiaal na gebruik door zijn grote duurzaamheid hoger zijn dan nu het geval is bij de bekende inrichtingen.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding zijn de warmtegeleidende platen voorzien van goten of kanalen aan beide zijden voor het bevestigen van de buizen aan de plaat.
Dit heeft uiteraard als voordeel dat de platen aan beide zijden voor de installatie van buizen kunnen gebruikt worden.
Bijvoorbeeld kan de plaat zodanig zijn dat het geen rol speelt met welke zijde zij op het draagvlak wordt aangebracht.
Anderzijds kan zulke plaat ook gebruikt worden om aan beide zijden van de plaat één of meerdere buizen aan te brengen.
Voorts kunnen deze warmtegeleidende platen voorzien worden van een uiterst dunne coating van enkele micron die de warmteoverdracht nauwelijks hindert en die het oxideren en corroderen van bepaalde metalen, op zich alleen of in combinatie met andere metalen, in vochtige omstandigheden kan tegengaan.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding zijn de warmtegeleidende platen golfplaten, bijvoorbeeld vervaardigd uit aluminium of dergelijke.
Zulke verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding is bijzonder voordelig eerst en vooral om dat zulke golfplaten gemakkelijk te vervaardigen zijn en ze daarom niet te duur zijn.
De reden hiervoor is dat golfplaten, meer bepaald golfplaten met een golvende profielvorm zoals een sinusvorm of gelijk welke vloeiende vorm, kunnen vervaardigd worden door middel van een rolvormproces.
De voordelen van zulk rolvormproces zijn o.a. dat gemakkelijk en goedkoop grote volumes kunnen vervaardigd worden, waarbij een vlakke plaat, die bijvoorbeeld opgerold kan zijn, doorheen een rolvormmachine kan worden gestuurd teneinde de juiste golfvorm te bekomen en waarbij ze na de passage door de golf vormmachine op de gewenste maat kan worden afgesneden.
Tevens laat zulk rolvormproces, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een extrusieproces, toe dunne plaatmaterialen te maken, waarbij op eenvoudige wijze voor- of nabewerkingen kunnen worden toegepast zoals perforaties, logo's, coatings, enz...
Bovendien is de golfvorm uiterst geschikt om er buizen in aan te brengen waarbij voldoende ruimte wordt gelaten voor een luchtlaag.
Verder is de vorm geschikt voor het opvangen van drukken, bijvoorbeeld wanneer zulke golfplaat dient gebruikt te worden in een vloer.
Volgens een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding zijn de voornoemde golfplaten voorzien van openingen aan weerszijden van een golftop waarin de lippen van een bevestigingsmiddel kunnen worden geklikt ter bevestiging van buizen.
Bij voorkeur is bovendien een voornoemd bevestigingsmiddel vervaardigd uit veerstaal en voorzien van twee steunvlakken ter plaatse van de lippen, waarmee het bevestigingsmiddel kan steunen op de golfplaat, waarbij de steunvlakken zodanig zijn dat de hoek tussen de steunvlakken kleiner is dan de hoek gevormd door de golftop, waardoor na het vastklikken van het bevestigingsmiddel over een golftop in de voornoemde openingen van de golfplaat een blijvende spanning in het bevestigingsmiddel wordt verkregen.
Voorts is het wenselijk een voornoemd bevestigingsmiddel te voorzien van een cirkelvormig geprofileerd uitsteeksel met een radius in overeenstemming met de radius van een buis, waarbij voor het bevestigen van een buis aan een golfplaat aan weerszijden van de te plaatsen buis een voornoemd bevestigingsmiddel met zijn lippen over een naastliggende golftop in de golfplaat dient te worden vastgeklikt, waarbij, na het aanbrengen van de buis, het uitsteeksel van het bevestigingsmiddel de buis voldoende klemt tegen de golfplaat.
Een voordeel van zulke verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding is dat het installeren van de buizen op de golfplaten door eenvoudig klikken van de bevestigingsmiddelen in de openingen in de golfplaten kan gebeuren, waarbij door de veerkracht van het veerstalen bevestigingsmiddel een blijvende kracht tussen de buis en de golfplaat wordt uitgeöefend zodat een langdurig goed contact tussen beiden wordt verkregen.
Nog belangrijker misschien is het kenmerk dat eerst de bevestigingsmiddelen in de golfplaten dienen geklikt te worden, waarbij achteraf de buizen doorheen de bevestigingsmiddelen kunnen geduwd worden om een blijvend contact met golfplaten te verkrijgen.
Dit maakt de installatie veel eenvoudiger, omdat bijvoorbeeld door simpelweg een flexibele buis of te rollen van een rol en ze te klikken tussen de bevestigingsmiddelen een permanent contact met de golfplaat wordt verkregen.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding hebben de golftoppen van de golfplaat bijkomend een cirkelvormig dwarsprofiel met een diameter overeenkomstig de diameter van de buizen.
Liefst nog is een warmtegeleidende golfplaat van een verwarmings- en/of koelinrichting volgens de uitvinding zodanig dat de cirkelvormige dwarsprofielen van de golftoppen aan de ene zijde van de golfplaat een eerste diameter hebben (bijvoorbeeld 12 mm) en aan de andere zijde van de golfplaat een tweede diameter (bijvoorbeeld 15 mm).
Bovendien zijn er liefst tevens twee soorten bevestigingsmiddelen zoals hierboven beschreven voorzien, meer bepaald een eerste soort bevestigingsmiddel voor het bevestigen van buizen met een eerste diameter aan de ene zijde van de golfplaat en een tweede soort bevestigingsmiddel voor het bevestigen van buizen met een tweede diameter aan de andere zijde van de golfplaat.
Verder is het volgens de uitvinding wenselijk dat een paar openingen aan weerszijden van een golftop in de voornoemde golfplaten op een afstand ten opzichte van een golftop is aangebracht die in overeenstemming is met de lippen van de bevestigingsmiddelen, zodanig dat zowel een bevestigingsmiddel van de eerste soort aan de ene zijde van de golfplaat als een bevestigingsmiddel van de tweede soort aan de andere kant van de golfplaat in dezelfde openingen kunnen worden geklikt.
Het is duidelijk dat zulke golfplaat voor een verwarmings-en/of koelinrichting volgens de uitvinding geschikt is voor de installatie van twee soorten buizen, bijvoorbeeld buizen met een diameter van 12 mm en buizen met een diameter van 15 mm, simpelweg door gebruik te maken van de desbetreffende zijde van de golfplaat waarvan de golftoppen een diameter hebben in overeenstemming met de gebruikte buis.
Hierdoor wordt bespaard op materiaal en wordt tevens de installatie sterk vereenvoudigd.
Volgens nog een meer voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding wordt het draagvlak gevormd door een warmte- en geluidsisolerende noppenplaat waarvan de noppen volgens een dambordpatroon zijn aangebracht en waarbij de afstand tussen opeenvolgende rijen noppen overeenstemt met de afstand tussen opeenvolgende golftoppen van de voornoemde golfplaat of een veelvoud ervan.
Bij voorkeur zijn de noppen van de noppenplaat bovendien uitgehold zodanig dat opeenvolgende noppenplaten aansluitend op elkaar kunnen gestapeld worden.
Liefst zijn volgens de uitvinding tevens de tegenoverliggende randen van de noppenplaat voorzien van ^ v»' iv Ly j^/ W J. Li ψ
Zulke uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of i koelinrichting volgens de uitvinding met bovenvermelde noppenplaat biedt enorm veel voordelen.
In tegenstelling tot wat gebruikelijk is bij de bekende verwarmings- en/of koelinrichtingen is de noppenplaat i enkel bedoeld om de installatie van de bovenvermelde golfplaten te vergemakkelijken.
Door het aansluitend naast elkaar aanbrengen van de noppenplaten met behulp van de voornoemde tand en groef, bijvoorbeeld op een ondervloer, wordt een gelijkmatig patroon van noppen gecreëerd waardoor de golfplaten er als het ware gewoon kunnen worden op gesmeten zonder meer.
Het dampatroon dient om een ritmisch patroon te creëren ' waarbij het tevens toelaat de golfplaten volgens richtingen die loodrecht op elkaar staan tussen de noppen aan te brengen.
Voorts is volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding de noppenplaat volledig vervaardigd uit één warmte en/of geluidsisolerend materiaal, bijvoorbeeld geëxpandeerd polypropyleen of geëxpandeerd polystyreen.
Zulke uitvoeringsvorm is voordelig omdat het gemakkelijk te vervaardigen is en daarom goedkoop.
De noppenplaat dient trouwens niet extreem sterk te zijn omdat ze niet wordt gebruikt om de buizen vast te houden, wat wel het geval is bij de bekende systemen, doch slechts in beperkte mate meehelpt om de druk van de golfplaat naar bijvoorbeeld een ondervloer te verdelen.
Uiteraard wordt de noppenplaat bij voorkeur isolerend uitgevoerd, opdat de warmte overdracht in een richting weg van de noppenplaat zou gebeuren.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding zijn er centraal tussen de noppen van de voornoemde noppenplaat uitsparingen met achtersnede voorzien voor het aanbrengen van een hulpstuk, waarbij het hulpstuk kan gebruikt worden om bochten in de buizen aan te brengen, om de buizen aan de noppenplaat te bevestigen op plaatsen waar bijvoorbeeld geen golfplaat kan worden aangebracht of om voldoende steun te bieden aan een bovenliggende vloer en om eventueel een isolerende functie te vervullen op plaatsen waar veel buizen samenkomen.
Bij voorkeur is zo'n hulpstuk voor een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding voorzien van één of meerdere gebogen geleidingen waarrond een buis kan worden geplooid waarbij bochten in de buizen worden gevormd, met een kromtestraal hoofdzakelijk in overeenstemming met de buigradius van de buizen en met een cirkelvormige dwarsdoorsnede overeenkomstig de diameter van een buis.
Zulk hulpstuk overeenkomstig deze uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting volgens de uitvinding laat toe op eenvoudige wijze bochten in de buizen aan te brengen, waarbij de buis rond het hulpstuk wordt geleid.
Bovendien is zulk voornoemd hulpstuk volgens de uitvinding liefst tevens voorzien van minstens drie bevestigingsdoppen, en liever nog van vijf zulke bevestigingsdoppen, die passen in de voornoemde uitsparingen van de noppenplaat en die aan hun uiteinden zijn voorzien van een verdikking die samenwerkt met de voornoemde achtersnedes van de uitsparingen.
Hierdoor kan het hulpstuk door eenvoudig klikken in de noppenplaat worden aangebracht, waarbij door de achtersnedes en verdikkingen een stevige verbinding wordt bekomen die er tevens voor zorgt dat een eventuele neiging van de buis om uit de noppenplaat te komen door een voldoende vaste verbinding tussen hulpstuk en noppenplaat kan worden overwonnen.
Voorts is het hulpstuk volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding voorzien van een steunvlak dat na bevestiging van het hulpstuk in de noppenplaat hoofdzakelijk in het vlak rakend aan de noppen is gelegen, afgezien van een dikte van een voornoemde golfplaat.
Daardoor kan het hulpstuk bijvoorbeeld gebruikt worden als steunvlak, bijvoorbeeld voor een in een later stadium aan te brengen bovenliggende afwerkingslaag.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding is het voornoemde hulpstuk aan de zijde tegenover het steunvlak bovendien voorzien van een U-vormige uitsparing die na het aanbrengen van het hulpstuk op de noppenplaat met deze noppenplaat een doorvoerkanaal vormt waardoor een buis kan worden aangebracht.
Bij voorkeur zijn in zulk hulpstuk meerdere voornoemde U-vormige uitsparingen aangebracht die loodrecht op elkaar staan.
Op deze wijze kunnen buizen met behulp van het hulpstuk worden vastgemaakt op een voornoemde noppenplaat of kan het hulpstuk als steun dienst doen op plaatsen waar tevens buizen zijn aangebracht.
Het steunvlak van het hulpstuk kan bijvoorbeeld eveneens dienst doen om dichtbij een collector, waar meerdere buizen samenkomen, dienst te doen als isolerende barrière naar de bovenvloer toe.
Voor de installatie van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding in een plafond of wand kan een stralingspaneel in overeenstemming met de huidige uitvinding worden gebruikt dat zodanig is dat het voorzien is van een golfplaat zoals hierboven beschreven waarop buizen zijn bevestigd met behulp van de hiervoor beschreven bevestigingsmiddelen overeenkomstig de uitvinding, welke buizen met één uiteinde zijn aangesloten op een ingangscollector en met hun andere uiteinde op een uitgangscollector.
Zulk stralingspaneel is bijzonder handig omdat het volledig kan worden geprefabriceerd, waarbij de ingangscollector en de uitgangscollector eenvoudig kunnen worden aangesloten op een toevoer- en afvoerleiding van een verwarmings- en/of koelinrichting volgens de uitvinding om de buizen van het paneel te doen doorstromen met het vereiste fluïdum voor warmteoverdracht.
Hierbij wordt een verwarmings- en/of koelinrichting voor een plafond of wand bekomen die minstens dezelfde goede eigenschappen vertoont van warmteoverdracht, energie-efficiëntie en reactiesnelheid als de hierboven beschreven inrichtingen volgens de uitvinding.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding is de inrichting na gebruik opnieuw volledig te scheiden in haar samenstellende componenten.
De samenstellende componenten van zulke verwarmings- en/of koelinrichting volgens deze uitvoeringsvorm kunnen daardoor eventueel later worden herbruikt of worden gerecycleerd, waardoor de inrichting in de huidige tijden met een stijgend milieubewustzijn voldoet aan de criteria aangaande de duurzaamheid en herbruikbaarheid van producten.
De huidige uitvinding heeft niet enkel betrekking op een volledige verwarmings- en/of koelinrichting zoals hiervoor uiteengezet, maar tevens op een warmtegeleidende plaat, een bevestigingsmiddel, een noppenplaat, een hulpstuk en een stralingspaneel die zoals hierboven werd beschreven in zulke inrichting kunnen worden gebruikt.
Meer bepaald heeft de huidige uitvinding ook betrekking op een warmtegeleidende plaat in de vorm van een golfplaat waarvan de golftoppen een cirkelvormig dwarsprofiel hebben met aan de ene zijde een eerste diameter en aan de andere zijde van de golfplaat een tweede diameter.
Voorts is zulke warmtegeleidende plaat volgens de uitvinding bij voorkeur voorzien van openingen aan weerszijden van een golftop voor het aanbrengen van een bevestigingsmiddel ter bevestiging van een buis aan de plaat.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een bevestigingsmiddel voor het bevestigen van buizen aan zulke voornoemde warmtegeleidende plaat, waarbij zulk bevestigingsmiddel voorzien is van lippen die samenwerken met de voornoemde openingen in de plaat aan weerszijden van een golftop, evenals van een cirkelvormig geprofileerd uitsteeksel met een radius in overeenstemming met de radius van een te bevestigen buis.
Verder heeft de uitvinding betrekking op een noppenplaat voor het ondersteunen van een warmtegeleidende golfplaat zoals hierboven beschreven, waarbij deze noppenplaat warmte- en geluidsisolerend is en uit één materiaal is vervaardigd, waarbij de noppen volgens een dambordpatroon zijn aangebracht en de afstand tussen opeenvolgende rijen noppen overeenstemt met de afstand tussen opeenvolgende golftoppen van de voornoemde golfplaat of een veelvoud ervan.
Bij voorkeur zijn de noppen van zulke noppenplaat volgens de uitvinding uitgehold zodanig dat opeenvolgende noppenplaten aansluitend op elkaar kunnen gestapeld worden.
Liefst zijn volgens de uitvinding tevens de tegenoverliggende randen van zulke noppenplaat voorzien van een complementaire tand en groef zodanig dat naast elkaar aangebrachte noppenplaten aan elkaar kunnen worden gekoppeld.
Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een noppenplaat voor gebruik in verwarmings- en/of koelinrichting in overeenstemming met de huidige uitvinding is de noppenplaat centraal tussen de noppen voorzien van uitsparingen met achtersnede voor het aanbrengen van een hulpstuk.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een voornoemd hulpstuk.
Meer bepaald is volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding zulk hulpstuk voorzien van één of meerdere gebogen geleidingen waarrond een buis kan worden geplooid ter vorming van bochten in de buizen en waarbij de gebogen geleidingen een kromtestraal hebben die hoofdzakelijk overeenstemt met de buigradius van de buizen en de gebogen geleidingen een cirkelvormige dwarsdoorsnede hebben overeenkomstig de diameter van een buis.
Voorts is volgens de uitvinding zulk hulpstuk bij voorkeur voorzien van minstens drie bevestigingsdoppen en liever nog van vijf bevestigingsdoppen die passen in de voornoemde uitsparingen van de noppenplaat en die aan hun uiteinden zijn voorzien van een verdikking die samenwerkt met de voornoemde achtersneden van de uitsparingen in de noppenplaat.
Volgens nog een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een 'verwarmings- en/of koelinrichitng overeenkomstig de uitvinding is een voornoemd hulpstuk voorzien van een steunvlak dat na bevestiging van het hulpstuk in een voornoemde noppenplaat hoofdzakelijk in het vlak rakend aan de noppen is gelegen, op een plaatdikte van een golfplaat na.
Bovendien is het hulpstuk liefst aan de zijde tegenover het steunvlak voorzien van een U-vormige uitsparing die na het aanbrengen van het hulpstuk op een voornoemde noppenplaat met deze noppenplaat een doorvoerkanaal vormt waardoor een buis kan worden aangebracht.
Liever nog zijn in zulk hulpstuk meerdere voornoemde U-vormige uitsparingen aangebracht die loodrecht op elkaar staan.
De huidige uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze voor het installeren van een verwarmings- en/of koelinrichting overeenkomstig de uitvinding in een vloer.
Meer bepaald heeft de huidige uitvinding betrekking op zulke werkwijze die o.a. bestaat uit het naast elkaar en aansluitend aan elkaar aanbrengen van bovenvernoemde noppenplaten volgens de uitvinding op een ondervloer; het aanbrengen van warmtegeleidende platen overeenkomstig de uitvinding in de vorm van bovenvermelde golfplaten op de noppenplaten; bevestigingsmiddelen volgens de uitvinding paarsgewijs aan te brengen over naast elkaar liggende golftoppen van de golfplaten, waarbij de bevestigingsmiddelen in openingen in de golfplaat aan weerszijden van de desbetreffende golftop worden geklikt; en metalen buizen in de goten van de golfplaat aan te brengen tussen de bevestigingsmiddelen.
Liefst nog bestaat zulke werkwijze overeenkomstig de uitvinding er bijkomend in, ter plaatse van bochten in de buizen een hulpstuk overeenkomstig de uitvinding, zoals hierboven beschreven, in de noppenplaten te klikken; de buis rondom de gebogen geleidingen van dit hulpstuk te plooien, en de buis aansluitend aan de cirkelvormige dwarsdoorsnede van het hulpstuk te bevestigen.
Tot slot bestaat de voornoemde werkwij ze volgens de uitvinding er bijkomend in het geheel met een afdeklaag af te dekken, bijvoorbeeld in de vorm van een tegelvloer of dergelijke, waarbij tussen de afdeklaag en de golfplaten hoofdzakelijk een luchtlaag aanwezig is.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, worden hierna als voorbeeld zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een verwarmings- en/of koelinrichting volgens de uitvinding beschreven, evenals een noppenplaat, een warmtegeleidende plaat, een bevestigingsmiddel, een hulpstuk en een stralingspaneel die in zulke inrichting kunnen worden gebruikt, waarbij tevens een werkwijze volgens de uitvinding voor het installeren van zulke verwarmings- en/of koelinrichting wordt geïllustreerd, met verwijzing naar de bijgaande figuren, waarin: figuur 1 in bovenaanzicht een gedeelte van een verwarmings- en of koelinrichting voor toepassing in een vloer weergeeft die reeds bekend is volgens de huidige stand der techniek; figuur 2 een dwarsdoorsnede weergeeft volgens een snede aangeduid met II-II in figuur 1; figuur 3 in perspectief een gedeelte weergeeft van een gedetailleerd uitgewerkte uitvoeringsvorm van een verwarmings- en/of koelinrichting volgens de uitvinding voor een vloer; figuur 4 een dwarsdoorsnede weergeeft volgens een snede aangeduid met IV-IV in figuur 3; figuur 5 analoog aan figuur 4 de verwarmings- en/of koelinrichting van figuur 1 in dwarsdoorsnede weergeeft, waarbij een afwerkingslaag werd aangebracht; figuur 6 in perspectief op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 door F6 is aangeduid, echter met weglating van de noppenplaat; figuur 7 analoog een ander zicht op het detail van figuur 6 weergeeft volgens een richting aangeduid met F6; figuur 8 in perspectief en op grotere schaal een verbindingselement overeenkomstig de uitvinding weergeeft dat in figuur met F8 is aangeduid; figuur 9 in perspectief de warmtegeleidende plaat overeenkomstig de uitvinding weergeeft die is aangeduid met F9 in figuur 1; figuur 10 een doorsnede van de warmtegeleidende plaat uit figuur 9 volgens een snede aangeduid met X-X; figuur 11 de noppenplaat overeenkomstig de uitvinding weergeeft die in figuur 1 met Fll is aangeduid; figuur 12 een bovenaanzicht weergeeft op kleinere schaal aangegeven door pijl F12 in figuur 11 voor twee noppenplaten die aan elkaar zijn gekoppeld; figuur 13 een dwarsdoorsnede weergeeft volgens een snede aangeduid met XIII-XIII evenwel voor twee noppenplaten die op elkaar werden gestapeld; figuur 14 op grotere schaal en in perspectief het gedeelte weergeeft dat in figuur 1 is aangeduid met F14 ter illustratie van het gebruik van een hulpstuk overeenkomstig de uitvinding; figuur 15 analoog aan figuur 14 een alternatief voor het gebruik van een hulpstuk overeenkomstig de uitvinding illustreert; figuren 16 en 17 een hulpstuk, volgens de uitvinding weergeven, respectievelijk in perspectief met zicht op de bovenkant en in perspectief met zicht op de onderkant ervan; figuur 18 in dwarsdoorsnede het gebruik van een hulpstuk volgens de uitvinding illustreert als steun voor een bovenliggende vloer; figuur 19 in perspectief een stralingspaneel volgens de uitvinding weergeeft waarbij gen isolatielaag werd aangebracht; en, figuur 20 een dwarsdoorsnede van het stralingspaneel uit figuur 19 weergeeft volgens een snede aangeduid met XX-XX, waarbij ditmaal evenwel de isolatielaag werd aangebracht.
In de figuren 1 en 2 is een gedeelte weergegeven van een typische bekende verwarmings- en/of koelinrichting 1, meer bepaald voor toepassing in een vloer, die van een type is waarbij warmte wordt uitgewisseld tussen een fluïdum dat doorheen buizen 2 van de inrichting 1 stroomt en een te koelen of te verwarmen ruimte.
Zoals bekend vormen de buizen 2 gewoonlijk één of meerdere lussen die zijn aangesloten op een verwarmings- en/of koelinstallatie, zoals bijvoorbeeld een ketel of dergelijke, waarbij het fluïdum vanuit deze installatie doorheen de voornoemde lussen wordt gepompt met behulp van een pomp.
Voor de eenvoud en omdat deze zaken algemeen bekend zijn, werden de pomp en de verwarmings- en/of koelinstallatie in de figuren niet weergegeven.
Het fluïdum is gewoonlijk water, eventueel freon of gelijk welk ander koel- of verwarmingsmiddel. De uitvinding is geenszins beperkt tot deze voorbeelden, maar kan gelijk welk gas of gelijk welke vloeistof zijn.
Bij de in de figuren 1 en 2 weergegeven bekende verwarmings- en/of koelinrichting 1 wordt gebruik gemaakt van een isolatieplaat 3 die op een chappe 4 of dergelijke is aangebracht en die dienst doet als draagvlak.
In deze isolatieplaat 3 zijn gleuven 5 voorzien waarin warmtegeleidende platen 6 zijn aangebracht, vervaardigd uit één of ander metaal, die zowel de wanden 7 van de gleuven 5 als een gedeelte 8 van de isolatieplaat 3 over een zekere afstand aan weerszijden van de gleuven 5 afdekken.
Na het aanbrengen van de warmtegeleidende platen 6 zijn in de gleuven 5 tevens buizen 2 aangebracht.
Hierbij zorgen de warmtegeleidende platen 6 voor een zekere inklemming, aangezien de platen 6 zodanig zijn gevormd dat de randen 9 ervan aan de bovenkant van de gleuven 5 ietsjes dichter naar elkaar zijn gebracht dan elders, zodat de aldaar gecreëerde opening C kleiner is dan de diameter D van een buis 2.
Het is duidelijk dat zulke verwarmings- en/of koelinrichting 1 verscheidene nadelen vertoont, zoals reeds vermeld in de inleiding.
Bijvoorbeeld is de warmteoverdracht zeer inefficiënt, eerst en vooral omdat meestal buizen 2 worden gebruikt die minstens gedeeltelijk uit kunststof zijn vervaardigd.
Voorts is het duidelijk dat de inklemming van de buizen 2 in de warmtegeleidende platen 6 weinig effectief is, zodat de buizen 2 vaak dadelijk loskomen, zoniet na enige tijd, met een slechte warmteoverdracht tot gevolg.
Bovendien is het zo dat de warmtegeleidende platen 6 aan de onderzijde volledig in contact zijn met de isolatieplaat 3, waarbij de buizen 2 eveneens volledig in de isolatieplaat 3 zijn ingebed.
Het is duidelijk dat deze combinatie van factoren, namelijk slecht warmtegeleidende buizen 2 die slechts matig in contact zijn met de warmte geleidende platen 6 en zijn ingebed in een isolerende laag 3, ertoe leiden dat er een zeer slechte warmteoverdracht is, wat bovendien het systeem zeer thermisch inert maakt.
Voorts is een bekende inrichting 1 voor verwarming of koeling eveneens moeilijk te installeren.
Bijvoorbeeld dienen vele warmtegeleidende platen 6 in allerlei patronen in de gleuven 5 te worden aangebracht.
Nadien moet dan nog een buis 2 in deze warmtegeleidende platen 6 worden bevestigd, waarbij het duidelijk is dat dit geen eenvoudige klus is vanwege de voornoemde slechte inklemming.
Om aan al deze nadelen te verhelpen werd volgens de huidige uitvinding een compleet nieuwe verwarmings- en/of koelinrichting ontworpen die hierna zal worden toegelicht aan de hand van de figuren 3 tot en met 20.
Figuur 3 toont in perspectief een mogelijke uitvoeringsvorm van zulke verwarmings- en/of koelinrichting 10 overeenkomstig de uitvinding, waarbij analoog aan de voorgaande figuren de gebruikelijke pomp en ketel of dergelijke niet in de figuur is weergegeven.
De getoonde verwarmings- en/of koelinrichting 10 beschikt, zoals in het voorgaande geval, over warmtegeleidende platen die geprofileerd zijn zodanig dat ze zijn voorzien van langwerpige goten of kanalen waarin de buizen kunnen worden bevestigd, welke warmtegeleidende platen opnieuw zijn aangebracht op een draagvlak bestaande uit isolerende platen.
Speciaal aan de uitvinding is echter dat de warmtegeleidende platen een profiel hebben dat verschilt van het profiel van het draagvlak, zodat bij bevestiging van de warmtegeleidende platen op het draagvlak deze niet op elkaar aansluiten en er tussen de platen en het draagvlak hoofdzakelijk een luchtlaag aanwezig is.
Meer bepaald worden in het getoonde voorbeeld van figuur 3 warmtegeleidende platen gebruikt in de vorm van golfplaten 11, waarvan meer details tevens zijn weergegeven in de figuren 9 en 10.
Voorts wordt het draagvlak in het getoonde voorbeeld van de figuur 3 gevormd door een aaneenschakeling van naast elkaar geplaatste warmte- en geluidsisolerende noppenplaten 12, welke tevens meer in detail zijn weergegeven in de figuren 11 tot en met 13.
De noppen 13 van deze noppenplaten 12 zijn volgens een dambordpatroon aangebracht, waarbij de afstand E tussen opeenvolgende rijen noppen 13 overeenstemt met de afstand F tussen opeenvolgende golftoppen van de golfplaat 11.
Zoals o.a. ook blijkt uit de doorsnede van figuur 4, is het duidelijk dat de isolerende noppenplaat 12 de warmtegeleidende golfplaten 11 slechts ter plaatse van de noppen 13 ondersteunt, zodat tussen de noppenplaat 12 en de golfplaten 11 een niet te verwaarlozen luchtlaag 14 aanwezig is op de plaatsen 14 waar geen noppen 13 zijn voorzien.
Dat zulke situatie voordelig is, kan bijvoorbeeld worden aangetoond aan de hand van de doorsnede van figuur 5, waarbij de verwarmings- en/of koelinrichting 10 overeenkomstig de uitvinding is aangebracht op een chappe 4 of dergelijke waarna deze is af gedekt door een ondervloer 15 en een afwerkingslaag 16, bijvoorbeeld een vloertegel of parket of dergelijke.
Doordat er een luchtlaag 14 aanwezig is tussen de golfplaten 11 en de noppenplaten 12, wordt de warmte afkomstig van de buizen 2 op een zeer snelle wijze overgedragen naar de warmtegeleidende platen 11 en van daaruit naar de luchtlaag 14, hierbij gebruik makende van zowel warmteoverdracht door geleiding als door convectie.
Aldus wordt een zeer snel reagerende verwarmings- en/of koelinrichting bekomen.
Hierbij is het in dit geval zo dat de warmtegeleidende golfplaten 11 aan de zijde tegenover het draagvlak tevens zijn afgedekt door de voornoemde ondervloer 15 en afwerkingslaag 16, waarbij tussen deze afdeklagen 15 en 16 en de warmtegeleidende golfplaten 11 eveneens hoofdzakelijk een luchtlaag 14 aanwezig is, wat het effect nogmaals versterkt.
Volgens de uitvinding werden tevens grote verbeteringen aangebracht ten opzichte van de bestaande verwarmings-en/of koelinrichtingen op het gebied van de efficiëntie van de warmteoverdracht tussen de buizen 2 en de warmtegeleidende golfplaten 11, wat zal aangetoond worden aan de hand van.de figuren 6 tot 9.
Eerst en vooral is het zo dat volgens de uitvinding buizen 2 dienen gebruikt te worden die volledig uit metaal zijn vervaardigd, bij voorkeur uit koper of aluminium.
Een voordeel hiervan is uiteraard de betere warmteoverdracht, maar tevens de grote duurzaamheid evenals recycleerbaarheid van deze materialen.
Bovendien is het volgens de uitvinding van groot belang een blijvend goed contact tussen de buizen 2 en de golfplaten 11 te bekomen, waarbij de buizen 2 bij voorkeur met het grootste gedeelte van hun lengte contact maken met de golfplaten 11.
Hiertoe zijn de golfplaten 11 voorzien van openingen 17 aan weerszijden van een golftop 18, waarin de lippen 19 van een speciaal ontworpen bevestigingsmiddel 20 overeenkomstig de uitvinding kunnen worden geklikt ter bevestiging van de buizen 2.
Zulk bevestigingsmiddel 20 is meer in detail weergegeven in figuur 8 en is een soort clips die bij voorkeur is vervaardigd uit veerstaal.
De clips 20 is voorts voorzien van twee steunvlakken 21 ter plaatse van de lippen 19, waarmee het kan steunen op de golfplaat 11.
Deze steunvlakken 21 zijn zodanig dat de hoek A tussen de steunvlakken 21 kleiner is dan de hoek B gevormd door een golftop 18.
Zodoende, wordt na het vastklikken van de clips 20 over een golftop 18 in de voornoemde openingen 17 van de golfplaat 11 een blijvende spanning in het bevestigingsmiddel 20 verkregen.
Bovendien is een voornoemd bevestigingsmiddel 20 voorzien van een cirkelvormig geprofileerd uitsteeksel 22 met een radius R in overeenstemming met de radius R van een buis 2.
Voor het bevestigen van een buis 2 aan een golfplaat 11 wordt aan weerszijden van de te plaatsen buis 2 een voornoemd bevestigingsmiddel 20 met zijn lippen 19 over een naastliggende golftop 18 in de golfplaat 11 vastgeklikt, waarbij, na het aanbrengen van de buis 2, het uitsteeksel 22 van het bevestigingsmiddel 20 de buis 2 voldoende klemt tegen de golfplaat 11.
Het is duidelijk dat op deze wijze de installatie van buizen 2 op een golfplaat 11 zeer gemakkelijk kan gebeuren, terwijl tevens een goed blijvend contact tussen beiden wordt verkregen wat de warmteoverdracht ten goede komt.
In figuur 10 is een dwarsdoorsnede van een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een golfplaat 11 overeenkomstig de uitvinding weergegeven.
Hierbij is het duidelijk dat voor een goed contact tussen de buis 2 en de golfplaat 11 de golftoppen 18 van de golfplaat 11 liefst een cirkelvormig dwarsprofiel hebben met een diameter D overeenkomstig de diameter D van de buizen 2.
In het geval van figuur 10 hebben deze cirkelvormige dwarsprofielen van de golftoppen 18 aan de ene zijde 23 van de golfplaat 11 een eerste diameter G en aan de andere zijde 24 van de golfplaat 11 een tweede diameter H.
Zulke voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een golfplaat 11 overeenkomstig de uitvinding is zeer interessant tijdens de installatie, omdat een zelfde golfplaat 11 kan gebruikt worden om zowel buizen 2 met een eerste diameter G, als buizen 2 met een tweede diameter H ermee kunnen geïnstalleerd worden.
Bij voorkeur worden volgens de uitvinding dan ook twee soorten bevestigingsmiddelen 20 voorzien, meer bepaald een eerste soort bevestigingsmiddel 20 voor het bevestigen van buizen 2 met een eerste diameter G aan de ene zijde 23 van de golfplaat 11 en een tweede soort bevestigingsmiddel 20 voor het bevestigen van buizen 2 met een tweede diameter H aan de andere zijde 24 van de golfplaat 11.
Hierbij dienen uiteraard de dimensies van de verschillende soorten bevestigingsmiddelen 20 te worden aangepast aan de overeenkomstige situatie.
Voorts is het volgens de uitvinding zo dat bij voorkeur een paar openingen 17 aan weerszijden van een golftop 18 in de golfplaat 11 op een afstand I ten opzichte van de golftop 18 is aangebracht, die in overeenstemming is met de lippen 19 van de bevestigingsmiddelen 20, zodanig dat zowel een bevestigingsmiddel 20 van de eerste soort aan de ene zijde 23 van de golfplaat 11 als een bevestigingsmiddel 20 van de tweede soort aan de andere kant 24 van de golfplaat 11 erin kan worden geklikt.
Hierdoor dienen de golfplaten 11 voorzien te worden van slechts één paar openingen 17 aan weerszijden van een golftop 18 in plaats van twee paar openingen 19 indien de afstand I en de soorten bevestingsmiddelen 20 niet op elkaar mochten zijn afgestemd.
In de figuren 11 tot 13 worden nog enkele details getoond van een voorkeurdragende noppenplaat 12 overeenkomstig de huidige uitvinding.
Zoals is weergegeven in figuur 12, zijn liefst de tegenoverliggende randen 25 en 26 van de noppenplaat 12 respectievelijk voorzien van een complementaire tand 27 en groef 28, zodanig dat naast elkaar aangebrachte noppenplaten 12 aan elkaar kunnen worden gekoppeld.
Voorts zijn de noppen 13 van de noppenplaat 13 bij voorkeur uitgehold, zodanig dat opeenvolgende noppenplaten 12 aansluitend op elkaar kunnen gestapeld worden, wat weergegeven is in figuur 13.
Ook is zulke noppenplaat 12 liefst volledig vervaardigd uit één warmte- en/of geluidsisolerend materiaal, bijvoorbeeld geëxpandeerd polypropyleen of geëxpandeerd polystyreen, wat de productie ervan vereenvoudigt en de prijs ervan laag houdt.
Zoals tevens in de figuren 11 en 13 goed is weergegeven, zijn er bovendien centraal tussen de noppen 13 uitsparingen 29 met achtersnede 30 voorzien voor het aanbrengen van een hulpstuk 31, waarvan een mogelijke uitvoeringsvorm is weergegeven in de figuren 14 tot en met 18.
Bij voorkeur is zulk voornoemd hulpstuk 31 overeenkomstig de uitvinding voorzien van één of meerdere gebogen geleidingen 32 waarrond een buis 2 kan worden geplooid ter vorming van bocht in de buizen 2.
Hiertoe is de kromtestraal J bij voorkeur nagenoeg in overeenstemming met de buigradius J van de buizen 2.
Verder hebben de geleidingen 32 liefst een cirkelvormige dwarsdoorsnede met een diameter D overeenkomstig de diameter D van een te installeren buis 2, zodat deze er gemakkelijk in kan worden aangebracht.
Voor de bevestiging van het hulpstuk 31 in een noppenplaat 12 is het hulpstuk 31 voorzien van minstens drie bevestigingsdoppen 33 en liefst zelfs vijf bevestigingsdoppen 33, zoals in het geval van de figuren 14 tot en met 18, waarbij deze bevestigingsdoppen 33 passen in de voornoemde uitsparingen 29 van de noppenplaat 12.
Deze bevestigingsdoppen 33 zijn aan hun uiteinden voorzien van een verdikking 34 die samenwerkt met de voornoemde achtersnedes 30 van de uitsparingen 29.
Zoals duidelijk is weergegeven in figuur 16 kan met zulk hulpstuk 31 gemakkelijk een bocht in een buis 2 worden gecreëerd, waarbij het hulpstuk 31 zowel dient om de bocht te creëren als om de buis 2 te bevestigen aan de noppenplaat 12, aangezien er ter plaatse van bochten uiteraard niet gebruik kan gemaakt worden van een normale golfplaat 11.
Volgens de uitvinding is het echter niet uitgesloten ook hiervoor speciaal geprofileerde golfplaten 11 te vervaardigen.
De in de figuren 14 tot en met 18 weergegeven voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een hulpstuk 31 overeenkomstig de uitvinding is voorzien van nog enkele interessante kenmerken.
Meer bepaald is het hulpstuk 31 voorzien van een steunvlak 34 dat na bevestiging van het hulpstuk 31 in de noppenplaat 12, op een dikte van een golfplaat 11 na, in het vlak KK' rakend aan de noppen 13 is gelegen.
Op deze wijze is het mogelijk om het hulpstuk 31 te gebruiken als ondersteuning voor bijvoorbeeld een vloerelement op plaatsen waar geen golfplaten 11 kunnen worden aangebracht, zoals bijvoorbeeld dicht bij een collector van de inrichting 10.
Zulke toepassing is weergegeven in figuur 18.
Nog een ander voorkeurdragend kenmerk van een hulpstuk 31 volgens de uitvinding is dat het hulpstuk 31 aan de zijde 35 tegenover het steunvlak 34 is voorzien van een U-vormige uitsparing 36 die na het aanbrengen van het hulpstuk 31 op een 12 noppenplaat 12 met deze noppenplaat 12 een doorvoerkanaal 37 vormt waardoor een buis 2 kan worden aangebracht, zoals wordt gedemonstreerd in figuur 15.
Bij voorkeur zijn in een hulpstuk 31 meerdere voornoemde U-vormige uitsparingen 36 aangebracht die loodrecht op elkaar staan, zodat het geen rol speelt hoe het hulpstuk 31 in de noppenplaat 2 wordt georiënteerd om er buizen 2 doorheen te kunnen voeren.
De uitvinding heeft ook betrekking op een verwarmings-en/of koelinrichting 10 die kan dienst doen in wanden of plafonds.
Voor zulke toepassingen kan het interessant zijn om bijvoorbeeld gebruik te maken van vooraf gefabriceerde stralingspanelen 39 die er volgens de uitvinding bijvoorbeeld kunnen uitzien zoals is weergegeven in de figuren 19 en 20.
Karakteristiek aan het getoonde stralingspaneel 39 is dat het voorzien is van een golfplaat 11 overeenkomstig de uitvinding waarop buizen 2 zijn bevestigd met behulp van bevestigingsmiddelen 20 in overeenstemming met de uitvinding, waarbij de buizen 2 voorts met één uiteinde zijn aangesloten op een ingangscollector 40 en met hun andere uiteinde op een uitgangscollector 41.
Om de warmteoverdracht te richten kan het geheel aan één zijde worden afgedekt met behulp van een isolatielaag 42 die bijvoorbeeld voorzien is van een reflectiefolie en aan de andere zijde bijvoorbeeld door een aluminium afwerkingsplaat 43 die goed oogt, waarbij alles is gemonteerd in een randprofiel 44.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven verwarmings- en/of koelinrichting evenmin tot de als voorbeeld beschreven noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel die in zulke inrichting kunnen worden gebruikt, noch tot de werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings-en/of koelinrichting, doch dergelijke inrichtingen en onderdelen van de inrichting, evenals de voornoemde werkwijze kunnen volgens verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.
Claims (43)
1. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) voor installatie in een vloer, wand of plafond van het type waarbij warmte wordt uitgewisseld tussen een fluïdum in buizen (2) van de inrichting (10) en een te koelen of te verwarmen ruimte, waarbij de inrichting (10) is voorzien van warmtegeleidende platen (6) die geprofileerd zijn zodanig dat ze zijn voorzien van langwerpige goten of kanalen waarin de buizen (2) kunnen worden bevestigd waarbij de buizen (2) in contact zijn met de voornoemde warmtegeleidende platen (6) en waarbij de platen (6) op een draagvlak (3) dienen te worden aangebracht, daardoor gekenmerkt dat de warmtegeleidende platen (6,11) een profiel hebben dat verschilt van het profiel van het draagvlak (3,12), zodat bij het aanbrengen van de warmtegeleidende platen (6,11) op het draagvlak (3,12) deze niet op elkaar aansluiten en er tussen de platen (6,11) en het draagvlak (3,12) hoofdzakelijk een luchtlaag (14) aanwezig is.
2. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de warmtegeleidende platen (6,11) voorzien zijn van de voornoemde goten of kanalen aan beide zijden van de platen voor de bevestiging van buizen (2) aan de plaat (6,11).
3. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de warmtegeleidende platen golfplaten (11) zijn.
4. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de golfplaten (11) voorzien zijn van openingen (17) aan weerszijden van een golftop (18) waarin de lippen (19) van een bevestigingsmiddel (20) kunnen worden geklikt ter bevestiging van buizen (2).
5. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat een voornoemd bevestigingsmiddel (20) is vervaardigd uit veerstaal en voorzien is van twee steunvlakken (21) ter plaatse van de lippen (19), waarmee het bevestigingsmiddel (20) kan steunen op de golfplaat (11), en welke steunvlakken (21) zodanig zijn dat de hoek (A) tussen de steunvlakken (21) kleiner is dan de hoek (B) gevormd door de golftop (18), waardoor na het vastklikken van het bevestigingsmiddel (20) over een golftop (18) in de voornoemde openingen (19) van de golfplaat (11) een blijvende spanning in het bevestigingsmiddel (20) wordt verkregen.
6. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat een voornoemd bevestigingsmiddel (20) voorzien is van een cirkelvormig geprofileerd uitsteeksel (22) met een radius (R) in overeenstemming met de radius (R) van een buis (2), waarbij voor het bevestigen van een te plaatsen buis (2) een voornoemd bevestigingsmiddel (20) met zijn lippen (19) over een naastliggende golftop (18) in de golfplaat (11) dient te worden vastgeklikt, waarbij, na het aanbrengen van de buis (2), het uitsteeksel (22) van het bevestigingsmiddel (20) de buis (2) voldoende klemt tegen de golfplaat (11) .
7. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 4 tot en met 6, daardoor gekenmerkt dat de golftoppen (18) van de golfplaat (11) een cirkelvormig dwarsprofiel hebben met een diameter (D) overeenkomstig de diameter (D) van de buizen (2).
8. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 7, daardoor gekenmerkt dat de cirkelvormige dwarsprofielen van de golftoppen (18) aan de ene zijde (23) van de golfplaat (11) een eerste diameter (G) hebben en aan de andere zijde (24) van de golfplaat (11) een tweede diameter (H).
9. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat ze is voorzien van twee soorten bevestigingsmiddelen (20) overeenkomstig de conclusies 4 en 5, meer bepaald een eerste soort bevestigingsmiddel (20) voor het bevestigen van buizen (2) met een eerste diameter (G) aan de ene zijde (23) van de golfplaat (11) en een tweede soort bevestigingsmiddel (20) voor het bevestigen van buizen (2) met een tweede diameter (H) aan de andere zijde (24) van de golfplaat (11).
10. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusies 4 en 9, daardoor gekenmerkt dat een paar openingen (17) aan weerszijden van een golftop (18) in de golfplaat (11) op een afstand (I) ten opzichte van een golftop (18) is aangebracht die in overeenstemming is met de lippen (19) van de bevestigingsmiddelen (20) zodanig dat zowel een bevestigingsmiddel (20) van de eerste soort aan de ene zijde (23) van de golfplaat (11) als een bevestigingsmiddel (20) van de tweede soort aan de andere kant (24) van de plaat (11) erin kan worden geklikt.
11. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 3 tot en met 10, daardoor gekenmerkt dat het draagvlak (3) wordt gevormd door een warmte- en geluidsisolerende noppenplaat (12) waarvan de noppen (13) volgens een dambordpatroon zijn aangebracht en waarbij de afstand (E) tussen opeenvolgende rijen noppen (13) overeenstemt met de afstand (F) tussen opeenvolgende golftoppen (18) van de golfplaat (11) of een veelvoud ervan.
12. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de noppen (13) van de noppenplaat (12) zijn uitgehold zodanig dat opeenvolgende noppenplaten (12) aansluitend op elkaar kunnen gestapeld worden.
13. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusies 11 of 12, daardoor gekenmerkt dat tegenoverliggende randen (25,26) van de noppenplaat (12) zijn voorzien van een complementaire tand (27) en groef (28) zodanig dat naast elkaar aangebrachte noppenplaten (12) aan elkaar kunnen worden gekoppeld.
14. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 11 tot en met 13, daardoor gekenmerkt dat de noppenplaat (12) volledig is vervaardigd uit één warmte en/of geluidsisolerend materiaal, bijvoorbeeld geëxpandeerd polypropyleen of geëxpandeerd polystyreen.
15. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 11 tot en met 14, daardoor gekenmerkt dat centraal tussen de noppen (13) uitsparingen (29) met achtersnede (30) zijn voorzien voor het aanbrengen van een hulpstuk (31).
16. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat het hulpstuk (31) voorzien is van één of meerdere gebogen geleidingen (32) waarrond een buis (2) kan worden geplooid voor het vormen van bochten in de buizen (2), met een kromtestraal (J) hoofdzakelijk in overeenstemming met de buigradius (J) van de buizen (2) en met een cirkelvormige dwarsdoorsnede overeenkomstig de diameter (D) van een buis (2).
17. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusies 15 of 16, daardoor gekenmerkt dat het hulpstuk (31) is voorzien van minstens drie bevestigingsdoppen (33) die passen in de voornoemde uitsparingen (29) van de noppenplaat (12) en die aan hun uiteinden zijn voorzien van een verdikking (34) die samenwerkt met de voornoemde achtersnedes (30) van de uitsparingen (29) .
18. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 15 tot en met 17, daardoor gekenmerkt dat het hulpstuk (31) voorzien is van een steunvlak (35) dat na bevestiging van het hulpstuk (31) in de noppenplaat (12) hoofdzakelijk in het vlak (KK') rakend een de noppen (13) is gelegen.
19. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat het hulpstuk (31) aan de zijde tegenover het steunvlak (36) is voorzien van een U-vormige uitsparing (37) die na het aanbrengen van het hulpstuk (31) op de noppenplaat (12) met deze noppenplaat (12) een doorvoerkanaal (38) vormt waardoor een buis (2) kan worden aangebracht.
20. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 19, daardoor gekenmerkt dat in het hulpstuk (31) meerdere voornoemde U-vormige uitsparingen (37) zijn aangebracht die loodrecht op elkaar staan.
21. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de buizen (2) hoofdzakelijk over hun ganse lengte in contact zijn met de warmtegeleidende platen (11).
22. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de warmtegeleidende platen (11) aan de andere zijde tegenover het draagvlak (12) tevens zijn afgedekt door een afdeklaag (15,16) waarbij tussen de afdeklaag (15,16) en de warmtegeleidende platen (11) eveneens hoofdzakelijk een luchtlaag (14) aanwezig is.
23. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de buizen (2) metalen buizen zijn.
24. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de buizen (2) koperen buizen zijn.
25. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het fluïdum water of freon is.
26. Verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat ze na gebruik opnieuw volledig te scheiden is in haar samenstellende componenten (2,11,12,20,31).
27. Warmtegeleidende plaat (11) voor gebruik in een verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het een golfplaat (11) is waarvan de golftoppen (18) een cirkelvormig dwarsprofiel hebben met aan de ene zijde (23) een eerste diameter (G) en aan de andere zijde (24) van de golfplaat (11) een tweede diameter (H) .
28. Warmtegeleidende plaat (11) volgens conclusie 27, daardoor gekenmerkt dat ze voorzien is van openingen (17) aan weerszijden van een golftop (18) voor het aanbrengen van een bevestigingsmiddel (20) ter bevestiging van een buis (2) aan de plaat (11).
29. Bevestigingsmiddel (20) voor het bevestigen van buizen (2) aan een plaat (11) volgens conclusie 28, daardoor gekenmerkt dat het voorzien is van lippen (19) die samenwerken met de voornoemde openingen (17) in de plaat (11) aan weerszijden van een golftop (18) , evenals van een cirkelvormig geprofileerd uitsteeksel (22) met een radius (R) in overeenstemming met de radius (R) van een te bevestigen buis (2).
30. Bevestigingsmiddel (20) volgens conclusie 29, daardoor gekenmerkt dat het vervaardigd is uit een elastisch vervormbaar materiaal, zoals bijvoorbeeld veerstaal.
31. Noppenplaat (12) voor het ondersteunen van een plaat (11) volgens conclusie 27 of 28, daardoor gekenmerkt dat ze warmte- en geluidsisolerend is en uit één materiaal is vervaardigd, waarbij de noppen (13) volgens een dambordpatroon zijn aangebracht en de afstand (E) tussen opeenvolgende rijen noppen (13) overeenstemt met de afstand (F) tussen opeenvolgende golftoppen (18) van de plaat (11) of een veelvoud ervan.
32. Noppenplaat (12) volgens conclusie 31, daardoor gekenmerkt dat de noppen (13) van de noppenplaat (12) zijn uitgehold zodanig dat opeenvolgende noppenplaten (12) aansluitend op elkaar kunnen gestapeld worden.
33. Noppenplaat (12) volgens conclusie 31 of 32 daardoor gekenmerkt dat tegenoverliggende randen (25,26) van de noppenplaat (12) zijn voorzien van een complementaire tand (27) en groef (28) zodanig dat naast elkaar aangebrachte noppenplaten (12) aan elkaar kunnen worden gekoppeld.
34. Noppenplaat (12) volgens één van de conclusies 31 tot en met 33, daardoor gekenmerkt dat centraal tussen de noppen (13) uitsparingen (29) met achtersnede (30) zijn voorzien voor het aanbrengen van een hulpstuk (31) .
35. Hulpstuk (31) voor gebruik bij een noppenplaat (12) volgens conclusie 34, daardoor gekenmerkt dat het voorzien is van één of meerdere gebogen geleidingen (32) waarrond een buis (2) kan worden geplooid voor het vormen van bochten in de buizen (2) , met een kromtestraal (J) hoofdzakelijk in overeenstemming met de buigradius (J) van de buizen (2) en met een cirkelvormige dwarsdoorsnede overeenkomstig de diameter (D) van een buis (2).
36. Hulpstuk (31) volgens conclusie 35, daardoor gekenmerkt dat het hulpstuk (31) is voorzien van minstens drie bevestigingsdoppen (33) die passen in de voornoemde uitsparingen (29) van de noppenplaat (12) en die aan hun uiteinden zijn voorzien van een verdikking (34) die samenwerkt met de voornoemde achtersneden (30) van de uitsparingen (29).
37. Hulpstuk (31) volgens conclusie 35 of 36, daardoor gekenmerkt dat het is voorzien van een steunvlak (35) dat na bevestiging van het hulpstuk (31) in de noppenplaat (12) hoofdzakelijk in het vlak (KK') rakend aan de noppen (13) is gelegen.
38. Hulpstuk (31) volgens conclusie 37, daardoor gekenmerkt dat het aan de zijde tegenover het steunvlak (36) is voorzien van een U-vormige uitsparing (37) die na het aanbrengen van het hulpstuk (31) op de noppenplaat (12) met deze noppenplaat (12) een doorvoerkanaal (38) vormt waardoor een buis (2) kan worden aangebracht.
39. Hulpstuk (31) volgens conclusie 38, daardoor gekenmerkt dat meerdere voornoemde ü-vormige uitsparingen (37) zijn aangebracht die loodrecht op elkaar staan.
40. Stralingspaneel (39) voor gebruik in een verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot en met 26, daardoor gekenmerkt dat het voorzien is van een golfplaat (11) volgens conclusie 27 of 28 waarop buizen (2) zijn bevestigd met behulp van bevestigingsmiddelen (20) overeenkomstig conclusie 29 of 30, welke buizen (2) met één uiteinde zijn aangesloten op een ingangscollector (40) en met hun andere uiteinde op een uitgangscollector (41).
41. Werkwijze voor het installeren van een verwarmings- en/of koelinrichting (10) volgens één van de conclusies 1 tot en met 26 in een vloer, daardoor gekenmerkt dat ze o.a. bestaat uit het naast elkaar en aansluitend aan elkaar aanbrengen van noppenplaten (12) volgens één van de conclusies 31 tot en met 34 op een ondervloer (15); het aanbrengen van warmtegeleidende platen in de vorm van golfplaten (11) volgens één van de conclusies 27 of 28 op de noppenplaten (12); bevestigingsmiddelen (20) volgens de conclusie 29 of 30 paarsgewijs aan te brengen over naast elkaar liggende golftoppen (18) van de golfplaten (11), waarbij de bevestigingsmiddelen (20) in openingen (19) in de golfplaat (11) aan weerszijden van de desbetreffende golftop (18) worden geklikt; en metalen buizen (2) in de goten van de golfplaat (11) aan te brengen tussen de bevestigingsmiddelen (20).
42. Werkwijze volgens conclusie 41, daardoor gekenmerkt dat ze er bijkomend in bestaat ter plaatse van bochten in de buizen (2) een hulpstuk (31) overeenkomstig één van de conclusies 35 tot en met 39 in de noppenplaten (12) te klikken; de buis (2) rondom de gebogen geleidingen (32) van dit hulpstuk (31) te plooien, en de buis (2) aansluitend aan de cirkelvormige dwarsdoorsnede van het hulpstuk (31) te bevestigen.
43. Werkwijze volgens conclusie 41 of 42, daardoor gekenmerkt dat ze er bijkomend in bestaat het geheel met een afdeklaag (15,16) af te dekken, bijvoorbeeld in de vorm van een tegelvloer of dergelijke, waarbij tussen de afdeklaag (15,16) en de golfplaten (11) hoofdzakelijk een luchtlaag (14) aanwezig is.
Priority Applications (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2007/0546A BE1017845A3 (nl) | 2007-11-12 | 2007-11-12 | Verwarmings- en/of koelinrichting, evenals noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel dat in zulke inrichting kan worden gebruikt en werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings- en /of koelinrichting. |
PCT/BE2008/000090 WO2009062268A2 (en) | 2007-11-12 | 2008-11-12 | Device for heating and/or cooling, as well as a bump plate and a radiation panel which can be used in such device and a method for installing such a device fo heating and/or cooling |
Applications Claiming Priority (2)
Application Number | Priority Date | Filing Date | Title |
---|---|---|---|
BE2007/0546A BE1017845A3 (nl) | 2007-11-12 | 2007-11-12 | Verwarmings- en/of koelinrichting, evenals noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel dat in zulke inrichting kan worden gebruikt en werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings- en /of koelinrichting. |
BE200700546 | 2007-11-12 |
Publications (1)
Publication Number | Publication Date |
---|---|
BE1017845A3 true BE1017845A3 (nl) | 2009-09-01 |
Family
ID=39719096
Family Applications (1)
Application Number | Title | Priority Date | Filing Date |
---|---|---|---|
BE2007/0546A BE1017845A3 (nl) | 2007-11-12 | 2007-11-12 | Verwarmings- en/of koelinrichting, evenals noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel dat in zulke inrichting kan worden gebruikt en werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings- en /of koelinrichting. |
Country Status (2)
Country | Link |
---|---|
BE (1) | BE1017845A3 (nl) |
WO (1) | WO2009062268A2 (nl) |
Families Citing this family (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE102010020447B4 (de) * | 2010-05-12 | 2017-07-27 | Viega Technology Gmbh & Co. Kg | Rohrhalter zur Fixierung eines Rohres, insbesondere Wärmetauscherrohres, sowie Verbindungsanordnung für den Installationsbereich |
ITMO20100184A1 (it) * | 2010-06-21 | 2011-12-22 | Medifly S R L | Dispositivo termo radiante |
RU2655234C2 (ru) * | 2014-08-12 | 2018-05-24 | Общество с ограниченной ответственностью "ПАНЕЛИ ЭФФИТЕРМ" | Способ формирования высокоэффективной пластиковой панели с целью использования ее для обогрева и охлаждения помещений |
Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3524210A1 (de) * | 1985-07-06 | 1987-01-08 | Peter Dr Ing Thoma | Verfahren zur belueftung und schnelleren regelung von raeumen mit fussbodenheizung |
US5078203A (en) * | 1990-03-23 | 1992-01-07 | Shigetomo Shiroki | Hot water type floor heating panel |
DE9401705U1 (de) * | 1994-02-02 | 1994-03-17 | Durlum-Leuchten GmbH Lichttechnische Spezialfabrik, 79650 Schopfheim | Wand- oder Deckenverkleidung, insbesondere Unterdecke |
Family Cites Families (2)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
CH665667A5 (de) * | 1984-03-06 | 1988-05-31 | Manfred Fennesz | Isolierplattenanordnung. |
DE10103001C1 (de) * | 2001-01-24 | 2002-10-24 | Schuetz Gmbh & Co Kgaa | Bodenelement zum Erstellen von Hohlraumböden für Heizrohre einer Raumheizung sowie für Heiz- und Kühlrohre einer kombinierten Raumheizung und Raumkühlung für Gebäude |
-
2007
- 2007-11-12 BE BE2007/0546A patent/BE1017845A3/nl not_active IP Right Cessation
-
2008
- 2008-11-12 WO PCT/BE2008/000090 patent/WO2009062268A2/en active Application Filing
Patent Citations (3)
Publication number | Priority date | Publication date | Assignee | Title |
---|---|---|---|---|
DE3524210A1 (de) * | 1985-07-06 | 1987-01-08 | Peter Dr Ing Thoma | Verfahren zur belueftung und schnelleren regelung von raeumen mit fussbodenheizung |
US5078203A (en) * | 1990-03-23 | 1992-01-07 | Shigetomo Shiroki | Hot water type floor heating panel |
DE9401705U1 (de) * | 1994-02-02 | 1994-03-17 | Durlum-Leuchten GmbH Lichttechnische Spezialfabrik, 79650 Schopfheim | Wand- oder Deckenverkleidung, insbesondere Unterdecke |
Also Published As
Publication number | Publication date |
---|---|
WO2009062268A3 (en) | 2012-05-24 |
WO2009062268A2 (en) | 2009-05-22 |
Similar Documents
Publication | Publication Date | Title |
---|---|---|
CA2158302C (en) | Hydronic radiant heat distribution panel and system | |
US6643987B2 (en) | Supporting element for cover strips | |
KR102077977B1 (ko) | 열전달 확산 기능을 갖는 건식 바닥 난방 시스템 | |
BE1017845A3 (nl) | Verwarmings- en/of koelinrichting, evenals noppenplaat, warmtegeleidende plaat, bevestigingsmiddel, hulpstuk en stralingspaneel dat in zulke inrichting kan worden gebruikt en werkwijze voor het installeren van zulke verwarmings- en /of koelinrichting. | |
JP2011509363A (ja) | 吊り天井用グリッド部材及びその製造方法 | |
WO2011139964A1 (en) | Improved heat exchanger system and methods | |
DK2420749T3 (en) | Climate control for a building | |
BE1018520A5 (nl) | Klimaatplafondelement. | |
HRP20211573T1 (hr) | Obloga za zid ili plafon | |
RU2754397C2 (ru) | Консоль для крепления фасадных элементов | |
US5537506A (en) | Wall mounted radiator with removable radiant cover | |
PL171445B1 (en) | Apparatus for equalising temperature in rooms having a form of wood-shielded skirting | |
JP5305333B2 (ja) | 冷暖房パネル | |
JPH09511323A (ja) | 床暖房システム | |
JP7033315B2 (ja) | 天井材 | |
ITBZ960041A1 (it) | Battiscopa termico per l'installazione di sistemi di riscaldamneto, di condizionamento, di linee elettriche e/o antenne. | |
JP3655401B2 (ja) | 床暖房用パネル | |
RU169454U1 (ru) | Плита для системы отопления | |
KR20100112217A (ko) | 온돌 패널 시스템 및 이의 시공 방법 | |
JP2024524127A (ja) | 熱調節装置の熱交換パネル | |
JP7505710B2 (ja) | 放射パネル | |
RU208470U1 (ru) | Теплообменная панель терморегулирующего устройства | |
NL2006379C2 (nl) | Klimaatsysteem, leidingprofiel hiervoor en werkwijze voor het aanbrengen van een dergelijk systeem. | |
JP4388593B1 (ja) | 床暖房用温水ホースの保持体、及びこれを用いた暖房床の構造 | |
EP2783767A1 (en) | Ribbed tubular coil, for the passage of a transfer fluid for radiating panels for ceiling-, wall- or floor-mounted climate control systems, and method for its provision |
Legal Events
Date | Code | Title | Description |
---|---|---|---|
RE | Patent lapsed |
Effective date: 20101130 |