BE1017292A3 - Set van minstens twee ventilatie-inrichtingen. - Google Patents

Abstract

De uitvinding betreft een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C), waarbij elke ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) uit deze set voorzien is om te monteren in de sponning van een raam of een deur en voorzien is van - een luchtdoorstroomkanaal of ventilatiedoorgang (101); - een sponning (102) voor het aansluiten van de ventilatie-inrichting op de beglazing of een (vul)paneel van het raam of de deur; en - een inklemrand (103) voor het bevestigen van de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) in de sponning van het raam of de deur; en - minstens twee eindstukken; waarbij de genoemde ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) voorzien zijn van een verschillende sponning (102) en inklemrand (103) met een breedte (b200 respectievelijk b100) aangepast aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) dient aan te sluiten, en waarbij de verschillende ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) een geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal (101) hebben net een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek, waarbij elke ventilatie-inrichting bestaat uit twee rechtstreeks aan elkaar

Description

SET VAN MINSTENS TWEE VENTILATIE-INRICHTINGEN

De uitvinding betreft een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen, waarbij elke ventilatie-inrichting uit deze set voorzien is om te monteren in de sponning van een raam of een deur en voorzien is van een luchtdoorstroomkanaal of ventilatiedoorgang; een sponning voor het aansluiten van de ventilatie-inrichting op de beglazing of een (vul)paneel van het raam of de deur; en een inklemrand voor het bevestigen van de ventilatie-inrichting in de sponning van het raam of de deur; en minstens twee eindstukken; waarbij de genoemde ventilatie-inrichtingen voorzien zijn van een verschillende sponning en inklemrand met een breedte aangepast aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting dient aan te sluiten, en waarbij de verschillende ventilatie-inrichtingen een geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal hebben met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek.

De sponning van een raam of een deur is aangepast aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur. Ten einde in de sponning van dit raam of deze deur een ventilatie-inrichting te monteren, dienen verder de breedte van de sponning en de inklemrand van de ventilatie-inrichting aangepast te zijn aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting dient aan te sluiten.

Tot op heden bestaan daarvoor verschillende sets van ventilatie-inrichtingen.

In een eerste set van ventilatie-inrichtingen (1A,1B,1C) volgens de stand van de techniek, zoals voorgesteld op de figuur 1, is een ventilatie-inrichting (1A,1B,1C) uit de set opgebouwd uit twee profieldelen (2a,2b) die aan elkaar verbonden zijn door middel van twee brugprofielen (3a,3b). De breedte van het eerste brugprofiel (3a) en de breedte van het tweede brugprofiel (3b) wordt aangepast zodanig dat de inklemrand (4) en de sponning (5) van de ventilatie-inrichting een breedte (bi respectievelijk t>2) hebben die aangepast is aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen een ventilatie-inrichting (1 A,1B,1C) uit de set dient aan te sluiten. De breedte (bi) van de inklemrand is gelijk aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel.

In een andere set van ventilatie-inrichtingen (10A,10B,10C) volgens de stand van de techniek, zoals wordt voorgesteld op de figuur 2, is een ventilatie-inrichting (10A,10B,10C) uit de set opgebouwd uit twee rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen (14a, 14b), bijvoorbeeld een aluminiumprofiel (14a) en een kunststofprofiel (14b), waardoor thermische bruggen overbodig worden. Deze zijn voorzien van een inklemrand (11) en een sponning (12) die een breedte (bio,b2o) hebben die aangepast is aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel (13) van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting (10A,10B,10C) dient aan te sluiten.

Het nadeel van beide sets ventilatie-inrichtingen (1A,1B,1C) en (10A,10B,10C) is dat het luchtdoorstroomkanaal en bijgevolg de doorstroomkarakteristiek van de ventilatie-inrichtingen uit een set verschillen, waardoor voor elke ventilatie-inrichting uit de set (apart) metingen uitgevoerd dienen te worden, wat tijd en kosten vraagt.

Een oplossing voor dit probleem wordt omschreven in het intemetartikel van de firma Duco, waarin een set van ventilatie-inrichtingen met als benaming “Ducoklep 25” wordt getoond, waarbij de ventilatie-inrichtingen een geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek hebben door het voorzien van twee aan elkaar bevestigbare profieldelen die aan elkaar bevestigd worden door middel van twee aan elkaar bevestigbare tussenstukken. Het probleem van deze set van ventilatie-inrichtingen echter is dat er heel wat profieldelen nodig zijn om een set van ventilatie-inrichtingen met nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek te bekomen, wat het duur maakt om deze set te vervaardigen.

Het doel van de uitvinding is dus te voorzien in een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens de kop van de eerste conclusie, waarbij dezelfde doorstroomkarakteristiek van de ventilatie-inrichtingen op een zo economisch voordelig mogelijke manier, i.e. met zo weinig mogelijk profieldelen, bekomen wordt.

Dit doel van de uitvinding wordt opgelost door te voorzien in een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen, waarbij elke ventilatie-inrichting uit deze set voorzien is om te monteren in de sponning van een raam of een deur en voorzien is van een luchtdoorstroomkanaal of ventilatiedoorgang; een sponning voor het aansluiten van de ventilatie-inrichting op de beglazing of een (vul)paneel van het raam of de deur; en een inklemrand voor het bevestigen van de ventilatie-inrichting in de sponning van het raam of de deur; en minstens twee eindstukken; waarbij de genoemde ventilatie-inrichtingen voorzien zijn van een verschillende sponning en inklemrand met een breedte aangepast aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting dient aan te sluiten, en waarbij de verschillende ventilatie-inrichtingen een geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal hebben met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek, en waarbij elke ventilatie-inrichting bestaat uit twee rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen, waarbij het geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek van de verschillende ventilatie-inrichtingen verkregen wordt door het aanpassen van één van deze twee rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen.

Aangezien alle ventilatie-inrichtingen uit een set nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek hebben, zal slechts van één ventilatie-inrichting uit de set de luchtvolumestroom in functie van het drukverschil experimenteel moeten bepaald worden, waardoor tijd en kosten gespaard worden. Verder is het zo dat, door het voorzien van twee rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen, waarbij één van deze twee rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen wordt aangepast voor het verkrijgen van het geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek, er slechts twee profieldelen nodig zijn voor het verkrijgen van het geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek.

In een voordelige uitvoeringsvorm van een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens de uitvinding, is de inklemrand van de ventilatie-inrichtingen opgebouwd uit minstens twee aan elkaar bevestigbare inklemdelen, waarbij minstens één van deze twee inklemdelen uitgevoerd is als een holte, waarbij deze holte een sectie heeft die aangepast is aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting dient aan te sluiten.

In een voorkeursuitvoeringsvorm van een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens de uitvinding, omvat de sponning van de genoemde ventilatie-inrichtingen twee benen waartussen de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de sponning dient aan te sluiten, ingebracht kan worden, waarbij de tussenafstand tussen deze benen aangepast is aan de dikte van de genoemde beglazing of het genoemde (vul)paneel.

De twee of meerdere ventilatie-inrichtingen uit een voorkeurdragende set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens de uitvinding, zijn voorzien van een regelorgaan voor het regelen van de luchtdoorstroming in de ventilatie-inrichtingen, omvattende een bedieningsorgaan voor het bedienen van een klep die zich uitstrekt in het luchtdoorstroomkanaal, en een overbrengingsorgaan voor het overbrengen van de beweging van het bedieningsorgaan naar de klep, waarbij het bedieningsorgaan en het overbrengingsorgaan van de twee of meerdere ventilatie-inrichtingen dezelfde dimensies hebben.

Bovendien zijn de twee of meerdere ventilatie-inrichtingen bij voorkeur voorzien van een zelffegelende klep die het debiet regelt in functie van het drukverschil.

Om de eigenschappen van deze uitvinding verder te verduidelijken en om bijkomende voordelen en bijzonderheden ervan aan te duiden, volgt nu een meer gedetailleerde beschrijving van een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens de uitvinding, en een matrijs voor het vervaardigen van de eindstukken van een set ventilatie-inrichtingen volgens de uitvinding. Het weze duidelijk dat niets in de hierna volgende beschrijving kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de in de conclusies opgeëiste bescherming voor de inrichting volgens de uitvinding.

In deze beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen waarbij: figuur 1 een dwarsdoorsnede is van een eerste set van ventilatie-inrichtingen volgens de stand van de techniek; figuur 2 een dwarsdoorsnede is van een tweede set van ventilatie-inrichtingen volgens de stand van de techniek; - figuur 3 een dwarsdoorsnede is van een voorbeelduitvoeringsvorm van een set van ventilatie-inrichtingen volgens de uitvinding;

De uitvinding betreft een set van minstens twee ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) zoals voorgesteld op figuur 3. Elke ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) is voorzien om aan te sluiten tegen een beglazing of (vul)paneel. Met tegen wordt bedoeld zowel op, onder of naast een beglazing of (vul)paneel. Een ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) uit een set volgens de uitvinding omvat daarbij een luchtdoorstroomkanaal of ventilatiedoorgang (101); een sponning (102) voor het aansluiten van de ventilatie-inrichting op de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur; en een inklemrand (103) voor het bevestigen van de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) in de sponning van het raam of de deur; en minstens twee eindstukken (niet voorgesteld op de figuur).

De sponning (102) en de inklemrand (103) hebben daarbij een breedte (b2oo respectievelijk bioo) die aangepast is aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) dient aan te sluiten, terwijl de verschillende ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) een geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal (101) hebben met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek.

De voorkeursuitvoeringsvorm zoals voorgesteld op de figuur 3 bestaat uit 2 rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen (104,105). Door het aanpassen van één van deze profieldelen, i.e. profïeldeel (105), wordt zowel de sponning (102) als de inklemrand (103) aangepast aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting dient aan te sluiten. De inklemrand (103) is bij voorkeur opgebouwd uit minstens twee aan elkaar bevestigbare inklemdelen (106,107) (op de figuur 3 bestaat de inklemrand uit twee dergelijke aan elkaar bevestigbare inklemdelen (106,107)), waarbij minstens één van deze twee inklemdelen, i.e. klemdeel (107), bij voorkeur uitgevoerd is als een holte, waarbij deze holte een sectie heeft die aangepast is aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel waarop de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) dient aan te sluiten.

De sponning (102) van de ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) uit een set omvat twee benen (108a, 108b) waartussen de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur, waartegen de sponning (102) dient aan te sluiten, ingebracht kan worden, waarbij de tussenafstand (b2oo) tussen de benen (108a, 108b) aangepast is aan de dikte van de genoemde beglazing of het genoemde (vul)paneel.

De ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) uit een set zijn bij voorkeur voorzien van een regelorgaan (109) voor het regelen van de luchtdoorstroming in de ventilatie-imichtingen (100A,100B,100C). Dit regelorgaan (109) omvat een bedieningsorgaan (niet voorgesteld op de figuur) voor het bedienen van een klep (109a) die zich uitstrekt in het luchtdoorstroomkanaal (101), en een overbrengingsorgaan (niet voorgesteld op de figuur) voor het overbrengen van de beweging van het bedieningsorgaan naar de klep (109a). Het bedieningsorgaan en het overbrengingsorgaan van de ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) uit een set hebben daarbij dezelfde dimensies. Verder zijn de ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) voorzien van een zelfregelende klep (110) die het debiet regelt in functie van het drukverschil over de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C).

Claims (5)

1. Set van minstens twee ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C), waarbij elke ' ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) uit deze set voorzien is om te monteren in de sponning van een raam of een deur en voorzien is van een luchtdoorstroomkanaal of ventilatiedoorgang (101); een sponning (102) voor het aansluiten van de ventilatie-inrichting op de beglazing of een (vul)paneel van het raam of de deur; en een inklemrand (103) voor het bevestigen van de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) in de sponning van het raam of de deur; en minstens twee eindstukken; waarbij de genoemde ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) voorzien zijn van een verschillende sponning (102) en inklemrand (103) met een breedte (b2oo respectievelijk bioo) aangepast aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) dient aan te sluiten, en waarbij de verschillende ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) een geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal (101) hebben met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek, met het kenmerk dat elke ventilatie-inrichting bestaat uit twee rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen (104, 105), waarbij het geometrisch gelijk luchtdoorstroomkanaal met een nagenoeg dezelfde doorstroomkarakteristiek van de verschillende ventilatie-inrichtingen verkregen wordt door het aanpassen van één van deze twee rechtstreeks aan elkaar bevestigbare profieldelen (104,105).

2. Set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens conclusie 1, met het kenmerk dat de inklemrand (103) van de ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) opgebouwd is uit minstens twee aan elkaar bevestigbare inklemdelen (106,107), waarbij minstens één van deze twee inklemdelen (106,107) uitgevoerd is als een holte, waarbij deze holte een sectie heeft die aangepast is aan de dikte van de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur waartegen de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C) dient aan te sluiten.

3. Set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de sponning (102) van de genoemde ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) twee benen (108a, 108b) omvat waartussen de beglazing of het (vul)paneel van het raam of de deur, waartegen de sponning (102) dient aan te sluiten, ingebracht kan worden, waarbij de tussenafstand (b2oo) tussen deze benen (108a, 108b) aangepast is aan de dikte van de genoemde beglazing of het genoemde (vul)paneel.

4. Set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens één van de conclusies 1 tot en met 3, met het kenmerk dat de twee of meerdere ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) voorzien zijn van een regelorgaan (109) voor het regelen van de luchtdoorstroming in de ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C), omvattende een bedieningsorgaan voor het bedienen van een klep (109a) die zich uitstrekt in het luchtdoorstroomkanaal (101), en een overbrengingsorgaan voor het overbrengen van de beweging van het bedieningsorgaan naar de klep (109a), waarbij het bedieningsorgaan en het overbrengingsorgaan van de twee of meerdere ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) dezelfde dimensies hebben.

5. Set van minstens twee ventilatie-inrichtingen volgens één van de conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk dat de twee of meerdere ventilatie-inrichtingen (100A,100B,100C) voorzien zijn van een zelfregelende klep (110) die het debiet regelt in functie van het drukverschil over de ventilatie-inrichting (100A,100B,100C).