<Desc/Clms Page number 1>
Houten raam met verluchtingselement.
Deze uitvinding heeft betrekking op een houten raam met verluchtingselement.
Het verluchtingselement kan zowel een schuifrooster of een rooster met scharnierbare of pivoteerbare klep of dergelijke zijn als een type met roterende trommel die voorzien is van een verluchtingskanaal. Het is normaal uit metaal of kunststof vervaardigd.
Wanneer een dergelijk verluchtingselement in een raam aangebracht wordt, doorgaans bovenaan, komt het in de plaats van een gedeelte van de beglazing.
Vandaar dat een verluchtingselement, enerzijds, een sponning bezit voor de beglazing en, anderzijds, tegen een raamprofiel, een rand bezit die op een gelijkaardige manier als een beglazing gevat wordt in de sponning van dit raamprofiel en dus tussen, enerzijds, een uitstekende rand van voornoemd raamprofiel aan de buitenkant en, anderzijds, een vastzetlat die gelijkaardig is aan een glaslat en op dit raamprofiel is vastgemaakt aan de binnenkant van het raam.
Door inbrekers kan de uitstekende rand van het raamprofiel gemakkelijk plaatselijk weggekapt of afgebroken worden waardoor met een smal voorwerp zoals een schroevendraaier via de sponning de vastzetlat kan bereikt worden en los geduwd worden.
<Desc/Clms Page number 2>
De rand van het verluchtingselement die gevat wordt in het raamprofiel bestaat veelal uit twee vleugels die daarbij kunnen geplooid worden zodat de vastzetlat nog gemakkelijker te bereiken is.
Eenmaal de vastzetlat verwijderd werd, kan het verluchtingselement uit het raam gehaald worden, waarna gemakkelijk kan ingebroken worden.
De uitvinding heeft een houten raam met verluchtingselement als doel die dit nadeel verhelpt en het verwijderen van het verluchtingselement op de hiervoor beschreven manier voor inbraak belet, zoniet toch sterk tegenwerkt.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt door een houten raam met langs een raamprofiel een verluchtingselement, waarbij het verluchtingselement met een uitstekende rand gevat is in de sponning van het raamprofiel, tussen een uitstekende rand en een vastzetlat die aan dit raamprofiel is vastgemaakt, waarbij tussen deze uitstekende rand en de vastzetlat een afscherming is aangebracht die de toegang tot de vastzetlat met een voorwerp via de sponning belet.
Bij voorkeur strekt deze afscherming zich uit tot minstens tegen het gedeelte van het raamprofiel dat zich tussen de uitstekende rand en de vastzetlat bevindt.
In een eerste uitvoeringsvorm daarvan is de afscherming een balkje dat tussen de uitstekende rand en de vastzetlat op
<Desc/Clms Page number 3>
het profiel van het raam gelegen is en waarover de rand van het verluchtingselement, die van een groef voorzien is, aangebracht is.
In plaats van een balkje kan de afscherming een profiel zijn.
Zo is in een tweede uitvoeringsvorm de afscherming een Lvormig profiel dat met één been tussen de uitstekende rand van het raamprofiel en de vastzetlat tegen dit profiel gelegen is en met zijn andere been tussen de in de sponning aangebrachte rand van het verluchtingsrooster en de uitstekende rand of de vastzetlat gelegen is.
In een derde uitvoeringsvorm is de afscherming een U-vormig profiel dat met zijn bodem tegen het tussen de uitstekende rand en de vastzetlat gelegen gedeelte van het raamprofiel gelegen is en met beide benen aan weerszijden van de in de sponning aangebrachte rand van het verluchtingsrooster gelegen is.
In een vierde uitvoeringsvorm is de afscherming een lat die tussen de in de sponning gelegen rand van het verluchtingsrooster en de uitstekende rand van het raamprofiel of de vastzetlat gelegen is en zich bij voorkeur tot in een op de sponning uitgevende uitsparing in het raamprofiel uitstrekt.
In de tweede, derde of vierde uitvoeringsvorm is de afscherming bij voorkeur uit metaal of kunststof vervaardigd.
<Desc/Clms Page number 4>
Bij voorkeur is de afscherming aan het raamprofiel vastgemaakt, bijvoorbeeld door nagels of schroeven.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm van een werkwijze voor een houten raam met verluchtingselement volgens de uitvinding beschreven met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin:
Figuur 1 schematisch een dwarse doorsnede weergeeft door het bovenste gedeelte van een houten raam met verluchtingselement volgens de uitvinding;
Figuren 2,3 en 4 schematisch doorsneden weergeven analoog aan deze van figuur 1, maar met betrekking tot respectievelijk een tweede, een derde en een vierde uitvoeringsvorm van het raam met verluchtingselement volgens de uitvinding.
In figuur 1 is een houten raam 1 weergegeven met een verluchtingselement 2, dat deel uitmaakt van een raam dat daarnaast ook beglazing 3 bevat.
Het raam 1 bestaat uit met elkaar verbonden houten raamprofielen 4 die op de gebruikelijke manier van een sponning 5 zijn voorzien.
Deze sponning 5 is aan de buitenzijde van het raam 1, dit is de zijde die naar buiten gericht is ten opzichte van het gebouw waarin het raam is aangebracht, begrensd door een
<Desc/Clms Page number 5>
uitstekende rand 6 en aan de binnenzijde begrensd door een vastzetlat 7 die meestal door nagels of schroeven aan het profiel 4 is vastgemaakt.
Het verluchtingselement 2 is in het gegeven voorbeeld van het type met roterende trommel. Dergelijke types zijn voor de vakman bekend en het verluchtingselement 2 wordt hier dan ook niet in detail beschreven. Het bestaat in hoofdzaak uit een behuizing 8 met aan de buitenzijde een luchtinlaat 9 en aan de binnenzijde een luchtuitlaat 10 en met binnenin een wentelbare trommel 11 waardoorheen zich een luchtkanaal 12 uitstrekt dat de luchtinlaat 9 met de luchtuitlaat 10 in verbinding kan stellen.
In andere uitvoeringsvormen van de uitvinding kan het verluchtingselement 2 een verluchtingsrooster zijn met een schuifbaar, scharnierbaar of pivoteerbaar afsluit- of regelmechanisme zijn.
De behuizing 8, die uit aluminium of kunststof vervaardigd is, bezit onderaan een rand 13 die uit twee vleugels 14 bestaat en die een sponning vormt voor de beglazing 3.
Bovenaan is de behuizing 8 van een rand 15 voorzien die eveneens bestaat uit twee evenwijdige vleugels 16, en die in de sponning 5 van het bovenste raamprofiel 4 aangebracht is.
De rand 15 is daarbij ook over een afscherming in de vorm van een balkje 17 aangebracht dat tussen de uitstekende rand 6 en de vastzetlat 7 tegen het bovenste raamprofiel 4
<Desc/Clms Page number 6>
bijvoorbeeld door nagels of schroeven vastgemaakt is en tussen de vleugels 16 past.
Dit balkje 17 is vervaardigd uit hout, maar het kan ook uit metaal of kunststof zijn vervaardigd.
Tussen de twee vleugels 16 zijn tussen het balkje 17 en de behuizing 8 één of meer door de vakman gekende stel- of steunblokjes 18 uit hout of kunststof aangebracht, terwijl een elastische strook 19, bijvoorbeeld uit neopreenrubber, aangebracht is tussen elk van de vleugels 16 en respectievelijk de rand 6 en de vastzetlat 7. Deze stel- of steunblokjes 18 en 19 dienen onder meer voor het vastzetten van de rand 15 in de sponning 5.
Tussen de randen van de rand 6, de vastzetlat 7 en de behuizing 8 is een afdichtingspasta 20 aangebracht.
De uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 2 verschilt van de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm in hoofdzaak door een andere vorm van de afscherming die geen balkje 17 is maar een L-vormig profiel 21.
Dit profiel 21 sluit met één been 21A aan tegen de uitstekende rand 6 van het bovenste raamprofiel 4 en met het andere been 21B tegen het tussen deze rand 6 en de vastzetlat 7 gelegen gedeelte van dit raamprofiel 4.
De blokjes 18 zijn in dit geval tussen het been 21B en de uiteinden van de vleugels 16 aangebracht. De strook 19 die tussen de rand 15 en de rand 6 is aangebracht, bevindt zich
<Desc/Clms Page number 7>
tussen deze rand 15 en het been 21A.
In een niet in de figuren weergegeven variante is het been 21A niet tegen de rand 6 gelegen maar tegen de vastzetlat 7.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 3 is de afscherming eveneens een profiel maar geen L-vormig profiel. Deze afscherming is een U-vormig profiel 22.
Het ene been 22A van dit profiel 22 sluit aan tegen de rand 6, het andere been 22B tegen de vastzetlat 7, terwijl de bodem 22C aansluit tegen het tussen de rand 6 en de vastzetlat 7 gelegen gedeelte van het bovenste raamprofiel 4.
De blokjes 18 zijn tussen de bodem 22C en de uiteinden van de vleugels 16 aangebracht. De elastische stroken 19 zijn tussen de benen 22A en 22B en respectievelijk de twee vleugels 16 aangebracht.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 4 is de afscherming een platte lat 23. Deze lat 23 sluit in de sponning 5 van het bovenste raamprofiel 4 aan tegen de rand 6, maar steekt ook met een gedeelte in een sleuf 24 in dit raamprofiel 4.
De blokjes 18 zijn in dit geval tussen het raamprofiel 4 en de uiteinden van de vleugels 16 aangebracht. De strook 19 die tussen de rand 15 en de rand 6 is aangebracht, bevindt zich tussen deze rand 15 en de lat 23.
<Desc/Clms Page number 8>
De lat 23 moet niet noodzakelijk een platte lat zijn. In dit geval kan de sleuf 24 door een andere uitsparing in het raamprofiel 4 vervangen zijn.
Het is trouwens niet absoluut noodzakelijk dat de lat 23 in een sleuf 24 of uitsparing in het raamprofiel 4 steekt alhoewel dit de beveiliging tegen inbraak kan verbeteren.
In een andere variante is de lat 23 tussen de rand 15 en de vastzetlat 7 aangebracht, of zijn twee latten, één tussen de rand 15 en de rand 6 en één tussen de rand 15 en de vastzetlat 7.
In de uitvoeringsvormen volgens de figuren 2,3 en 4 kunnen de profielen 21 en 22 en de lat 23 zowel uit metaal, zoals aluminium, als kunststof vervaardigd zijn. Deze profielen 21,22 en lat 23 zijn bij voorkeur aan het bovenste raamprofiel 4 bevestigd, bijvoorbeeld eraan genageld of geschroefd, maar ze kunnen ook los zijn van dit raamprofiel 4 en door het verluchtingselement 2 zelf tegen het raamprofiel 4 geklemd worden. De lat 23 kan in de sleuf 24 geklemd zijn.
Het balkje 17, het profiel 21, het profiel 22 of het profiel 23 vormt een afscherming tegen het verwijderen van het verluchtingselement 2 nadat de uitstekende rand 6 van het bovenste raamprofiel 4 werd verwijderd. Het balkje 17 belet het indringen van voorwerpen tussen het raamprofiel 4 en de rand 15 van het verluchtingselement 2 om de vastzetlat 7 weg te duwen.
<Desc/Clms Page number 9>
Het verluchtingsrooster moet niet noodzakelijk bovenaan het raam 1 gelegen zijn.
Het raam 1 moet niet noodzakelijk een vensterraam zijn. Het kan ook een deur zijn, waarbij de onderste rand 13 van de behuizing 8 dan op de hiervoor beschreven manier op een beglazing aansluit of in een sponning 5 in een bijkomende horizontale profiellijst aangebracht is.
De afscherming kan ook door andere profielen gevormd zijnde de hiervoor beschreven uitvoeringsvormen ervan, bijvoorbeeld een T-vormig profiel.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de bijgaande figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch dergelijk houten raam met verluchtingselement kan in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.