BE1017148A3 - Werkwijze voor het weven van weefsels met geweven borduureffect. - Google Patents

Werkwijze voor het weven van weefsels met geweven borduureffect. Download PDF

Info

Publication number
BE1017148A3
BE1017148A3 BE2006/0291A BE200600291A BE1017148A3 BE 1017148 A3 BE1017148 A3 BE 1017148A3 BE 2006/0291 A BE2006/0291 A BE 2006/0291A BE 200600291 A BE200600291 A BE 200600291A BE 1017148 A3 BE1017148 A3 BE 1017148A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
fabrics
fabric
weft
effect
embroidery
Prior art date
Application number
BE2006/0291A
Other languages
English (en)
Inventor
David Farquhar
Bram Vanderjeugt
Original Assignee
Wiele Michel Van De Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Wiele Michel Van De Nv filed Critical Wiele Michel Van De Nv
Priority to BE2006/0291A priority Critical patent/BE1017148A3/nl
Priority to PCT/EP2007/004153 priority patent/WO2007134728A1/en
Priority to EP07725074.4A priority patent/EP2024543B1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1017148A3 publication Critical patent/BE1017148A3/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D23/00General weaving methods not special to the production of any particular woven fabric or the use of any particular loom; Weaves not provided for in any other single group
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D13/00Woven fabrics characterised by the special disposition of the warp or weft threads, e.g. with curved weft threads, with discontinuous warp threads, with diagonal warp or weft
    • D03D13/004Woven fabrics characterised by the special disposition of the warp or weft threads, e.g. with curved weft threads, with discontinuous warp threads, with diagonal warp or weft with weave pattern being non-standard or providing special effects
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D25/00Woven fabrics not otherwise provided for
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D39/00Pile-fabric looms
    • D03D39/16Double-plush looms, i.e. for weaving two pile fabrics face-to-face

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Woven Fabrics (AREA)

Abstract

Deze uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met borduureffect omvattende een basisweefsel, waarbij het genoemde basisweefsel op een weefinrichting gevormd wordt door het in opeenvolende gapen inbrengen van eerste inslaggarens (1) tussen de kettinggarens (a,b,c,d) van een reeks kettinggarenstelsels, en waarbij tweede inslaggarens (2) zo ingebracht worden ten opzichte van de kettinggarens (a,b,c,d,) dat deze tweede inslaggarens (2) aan een effectzijde van het basisweefsel een borduureffect creëren daardoor gekenmerkt dat minstens twee basisweefsels (100, 200) gelijktijdig geweven worden, waarbij een set inslaggarens, omvattende één eerste inslaggaren (1) per basisweefsel en minstens een tweede inslaggaren (2), in een reeks opeenvolgende inslagcycli ingebracht wordt, zodat elk tweede inslaggaren (2) over minstens een deel van zijn traject in minstens één bindweefsel (100, 200) een borduureffect vormt, en waarbij minstens één tweede inslaggaren (2) zo ingebracht wordt ten opzichte van de kettinggarens dat verschillende delen ervan in minstens twee verschillende basisweefsels (100, 200) een borduureffect vormen.

Description

WERKWIJZE VOOR HET WEVEN VAN WEEFSELS MET GEWEVEN
BORDUUREFFECT
Deze uitvinding betreft enerzijds een werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met borduureffect omvattende een basisweefsel, waarbij het genoemde basisweefsel op een weefinrichting gevormd wordt door het in opeenvolgende gapen inbrengen van eerste inslaggarens tussen de kettinggarens van een reeks kettinggarenstelsels, en waarbij tweede inslaggarens zo ingebracht worden ten opzichte van de kettinggarens dat deze tweede inslaggarens aan een effectzijde van het basisweefsel een borduureffect creëren.
Er is een stijgende tendens om figuurvorming en bij voorkeur meerkleurige figuurvorming toe te passen op weefsels. Eén van de gekende technieken hiervoor is borduren. Deze techniek biedt de mogelijkheid om lokaal op een weefsel figuurvorming en meerkleurige figuurvorming toe te passen. Een andere tendens in productie bestaat erin een product zo volledig mogelijk af te werken binnen één bewerking.
Borduren bestaat erin op een weefsel een effect te creëren door met een naald een garen in en uit een weefsel te bewegen en het garen het weefsel te laten bedekken om een gewenste tekening te realiseren. Hiertoe wordt eerst het weefsel geproduceerd en wordt in een verdere stap de borduurbewerking uitgevoerd. De borduurbewerking kan machinaal gebeuren op een aparte machine ofwel of via een manuele operatie. Deze manier van werken heeft het nadeel dat er na het weven een bijkomende operatie (bewerking) nodig is waarbij het geweven doek op een borduurmachine moet ingebracht worden en op een gecontroleerde wijze aan de borduurnaald of naalden moet toegevoerd worden, teneinde het borduureffect op de gewenste plaats in het weefsel te realiseren. Vervorming van het weefsel bijvoorbeeld ten gevolge van rek stelt hierbij de nodige problemen om het borduureffect juist op de gewenste plaats aan te brengen.
Bovengenoemde nadelen worden in de stand van de techniek opgelost door op een weefinrichting, waarbij ketting - en inslaggarens een weefsel vormen, een inslaggaren voor de vorming van het basisweefsel af te wisselen met één of meerdere inslaggarens om een figuur te laten vormen. De figuurvormende inslaggarens worden zodanig ingebracht dat ze plaatselijk aan de oppervlakte van het weefsel komen en aldus het effect creëren dat het uitzicht heeft van een geborduurd effect. Waar de figuurvorming gewenst is, worden de figuurvormende inslaggarens boven de kettinggarens gelegd en afgebonden, aan de gebruikte zijde (effectzijde) van het weefsel. Wanneer de figuurvormende inslaggarens niet figuurvormend zijn, vlotten deze inslaggarens onder de kettinggarens aan de niet - gebruikte zijde van het weefsel.
Deze werkwijze heeft als voordeel dat in één operatie het basisweefsel geweven wordt met daarin een effect dat het uitzicht heeft van een geborduurd effect. Deze werkwijze vereist echter dat wanneer er over de breedte van het weefsel n kleuren ingezet worden, η + 1 inslagen ingebracht worden om één weefsellijn aan het basisweefsel toe te voegen: één inslag dient voor de vorming van het basisweefsel (eerste inslaggaren) en n inslagen (één per kleur) (tweede inslaggarens) dienen om over de breedte van het weefsel elke kleur zichtbaar te kunnen maken. Het inslaggaren van elk van de n kleuren vormt over een deel van de breedte van het weefsel figuur aan de gebruikte zijde (effectzijde) van het weefsel en over de rest van de breedte loopt het vrij vlottend aan de niet - gebruikte zijde van het weefsel. Het vrij vlotten van deze tweede inslaggarens aan de niet - gebruikte zijde betekent dat deze figuurvormende inslaggarens een groot verbruik kennen dat niet bij draagt tot de figuurvorming en dat bovendien meestal achteraf moet verwijderd worden. Deze werkwijze houdt zowel een verspilling in aan grondstoffen als een risico op een lager rendement van de inrichting omdat het verloop van lange vlottende inslaggarens niet zo gecontroleerd verloopt en deze inslaggarens posities kunnen innemen die aanleiding geven tot storingen in het weefproces.
Het doel van de uitvinding bestaat erin om een verbeterde werkwijze te realiseren om met hogere efficiëntie, minder materiaalverspilling en meer dessineermogelijkheden dan tot op heden mogelijk met de gekende werkwijzen, borduurefifecten op weefsels te realiseren tijdens het weven.
Het doel van de uitvinding wordt bereikt door te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met borduureffect omvattende een basisweefsel, waarbij het genoemde basisweefsel op een weefinrichting gevormd wordt door het in opeenvolgende gapen inbrengen van eerste inslaggarens tussen de kettinggarens van een reeks kettinggarenstelsels, en waarbij tweede inslaggarens zo ingebracht worden ten opzichte van de kettinggarens dat deze tweede inslaggarens aan een effectzijde van het basisweefsel een borduureffect creëren. De werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat minstens twee basisweefsels gelijktijdig geweven worden, waarbij een set inslaggarens, omvattende één eerste inslaggaren per basisweefsel en minstens één tweede inslaggaren, in een reeks opeenvolgende inslagcycli ingebracht wordt, zodat elk tweede inslaggaren over minstens een deel van zijn traject in minstens één basisweefsel een borduureffect vormt, en waarbij minstens één tweede inslaggaren zo ingebracht wordt ten opzichte van de kettinggarens dat verschillende delen ervan in minstens twee verschillende basisweefsels een borduureffect vormen.
Met weefsellijn wordt in het kader van deze octrooitekst bedoeld: het geheel van inslagcycli die aan een weefsel toegevoegd worden tijdens het inbrengen van een set inslaggarens zoals hierboven gedefinieerd (één eerste inslaggaren per basisweefsel en één of meerdere tweede inslaggaren(s) dat borduureffect vormen in deze weefsellijn).
Deze werkwijze volgens de uitvinding biedt ten opzichte van de stand van de techniek volgende voordelen: - Gelijktijdig worden meerdere weefsels geweven in plaats van weefsel per weefsel;
Door het inzetten van tweede inslaggarens die tijdens één inslaginbreng borduureffect realiseren op meerdere van de gelijktijdig geweven weefsels wordt het aantal inslagen ingebracht per weefsel om een weefsellijn te vormen gereduceerd en stijgt het rendement van het weefproces. Wanneer bijvoorbeeld twee weefsels gelijktijdig geweven worden waarbij in bepaalde zones die zich uitstrekken in inslagrichting in elk van de twee weefsels dezelfde twee inslaggarens een borduureffect vormen dat niet overlappend is met elkaar, dan zijn er volgens de reeds gekende werkwijze weefsel per weefsel: η + 1 = 3 inslaginbrengen nodig voor het toevoegen van één weefsellijn aan het basisweefsel, terwijl in de werkwijze volgens de uitvinding de inslaginbreng nodig is van een set inslaggarens bestaande uit twee eerste inslaggarens (één per basisweefsel) en twee tweede inslaggarens (één per kleur) ingezet voor het bekomen van het borduureffect, wat dus samen vier in te brengen inslagen betreft of dus twee inslaginbrengen per weefsel waardoor het weeffendement in deze zones met 33 % stijgt;
Gezien tweede inslaggarens borduureffect vormen over meerdere weefsels wanneer de figuurvorming niet overlappend is, betekent dit dat het verliesgaren dat bij het weven weefsel per weefsel aan de zijde van het weefsel waar geen effect gecreëerd wordt vlot, gedeeltelijk gebruikt wordt voor het vormen van borduureffect op een tweede weefsel. Dit kan een aanzienlijke grondstofbesparing opleveren ten opzichte van het gekende weefsel per weefsel weven. Bovendien moet men hierdoor ook minder materiaal wegkrabben.
De investeringskost voor twee apart werkende weefinrichtingen die weefsel per weefsel weven ligt hoger dan de investeringskost van één weefinrichting die meerdere weefsels tegelijk kan weven.
Volgens een voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding omvatten een set inslaggarens minstens twee tweede inslaggarens met een verschillende kleur, effect en/of uitzicht, waarbij de genoemde tweede inslaggarens op een zelfde positie in inslagrichting elk in een verschillend basisweefsel borduureffect vormen.
Aangezien de verschillende delen van minstens één tweede inslaggaren in minstens twee verschillende basisweefsels een borduureffect dienen te vormen kan dergelijk inslaggaren maar ingezet worden om een borduureffect te vormen in verschillende van de gelijktijdig geweven basisweefsels als de zones waarin het inslaggaren borduureffect dient te vormen elkaar niet overlappen in inslagrichting. Gezien borduureffecten meestal plaatselijk en beperkt in het weefsel voorkomen en gezien de voordelen van de werkwijze volgens de uitvinding is het zeker lonend om bij het dessineren van de producten rekening te houden met deze beperking en de gewenste borduureffecten zo te verdelen over het weefsel dat bij gelijktijdig weven van meerdere weefsels een zelfde type inslaggaren niet in dezelfde zone in inslagrichting in meerdere weefsels tegelijk borduureffect dient te vormen.
Bij een meer voorkeurdragende werkwijze wordt de positie die de tweede inslaggarens innemen in de basisweefsels selectief bepaald in functie van een vooraf bepaalde patroon - of figuurvorming.
Volgens een bijzondere werkwijze overeenkomstig de uitvinding vormen de tweede inslaggarens afwisselend in de verschillende basisweefsels een deel van de vooraf bepaalde figuur of patroon.
Volgens een meest bijzondere werkwijze hebben de eerste inslaggarens van de set inslaggarens onderling een verschillende kleur, effect en /of uitzicht. Door voor het eerste inslaggaren in het ene basisweefsel een andere kleur te nemen dan voor het eerste inslaggaren in een ander basisweefsel wordt een nog grotere effectvariatie bekomen tussen de verschillende effectzijden van de basisweefsels.
Aangezien de basisweefsels onderling met elkaar verbonden zijn worden volgens een voorkeurdragende werkwijze de tweede inslaggarens, waarvan de verschillende delen in minstens twee verschillende basisweefsels een borduurefifect vormen, tussen deze weefsels doorgesneden. Nadat een basisweefsel door doorsnijden losgemaakt wordt van de andere basisweefsels kunnen de vlottende inslaggarens aan de niet - effectzijde weg gekrabd worden en verwijderd worden zoals gekend uit de stand van de techniek van het dubbelstukweven waarbij weefsels gevormd werden met alle niet - figuurvormende poolgarens aan de rugzijde van één van de gevormde weefsels, waarbij nadien op een aparte inrichting deze niet-figuurvormende poolgarens afgekrabd werden.
Bij een andere voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding worden de tweede inslaggarens waarvan de verschillende delen in minstens twee verschillende basisweefsels een borduureffect vormen niet tussen deze weefsels doorgesneden, zodat een afstandsweefsel gevormd wordt. Bij voorkeur wordt per kettinggarenstelsel minstens één vulgaren voorzien dat gepositioneerd wordt tussen de genoemde basisweefsels.
Volgens een meer voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding worden bij het gelijktijdig weven van twee basisweefsels, de tweede inslaggarens, op het ogenblik dat ze geen borduureffect vormen in één van de genoemde basisweefsels, tussen de basisweefsels gepositioneerd zodat het borduureffect wordt gecreëerd op de van elkaar weg gerichte weefselzijden van de basisweefsels. Dit heeft als voordeel dat bij doorsnijden tussen de twee basisweefsels geen borduureffecten kunnen geraakt en beschadigd worden.
Volgens een bijzondere werkwijze voor het weven van weefsels met een geweven borduureffect is het aantal en/of de kleur van de tweede inslaggarens binnen een set inslaggarens variabel in kettingrichting. Dit al naargelang de te realiseren borduureffecten in de verschillende weefsels. De flexibiliteit van de inslaginbreng om verschillende kleuren als inslag in het weefsel in te brengen is hierbij bepalend. Waar een overlapping van de te weven borduureffecten optreedt in inslagrichting met dezelfde kleur kunnen in het bijzonder over het aantal cycli van de overlapping de betreffende tweede inslaggarens dubbel voorzien worden in de set.
Volgens een bijzonder voordelige werkwijze overeenkomstig de uitvinding wordt in de verschillende basisweefsels hetzelfde borduureffect patroon geweven, waarbij de genoemde weefsels geweven worden in een positie waarbij het gevormde borduureffect patroon in de verschillende weefsels ten opzichte van elkaar verschoven ligt zodat per weefsellijn elke kleur, effect en/of uitzicht dat met een tweede inslaggaren gerealiseerd dient te worden slechts in één basisweefsel gelijktijdig borduureffect dient te vormen. Mist toepassen van een verschuiving in kettingrichting, in inslagrichting of een verschuiving ten gevolge van een combinatie van genoemde richtingen, kunnen nagenoeg identieke weefsels geweven worden met borduureffecten in spiegelbeeld als de borduureffecten voldoende uit elkaar liggen om met een verschuiving te vermijden dat tweede inslaggarens op een zelfde positie in inslagrichting in meer dan één basisweefsel borduureffect dienen te vormen. In het bijzonder gebeurt de verschuiving van het borduureffect patroon in inslagrichting omdat op deze manier alle tweede inslaggarens ingezet worden in de verschillende basisweefsels zodat zowel het weefrendement als het garen verbruik gunstig beïnvloed worden. In het geval dat twee basisweefsels boven elkaar geweven worden zal bijvoorbeeld enerzijds het weeftendement stijgen omdat elke inslag twee inslagen vervangt in vergelijking met de werkwijzen gekend uit de stand van de techniek waar weefsel per weefsel geweven wordt. Anderzijds zal het garenverbruik dalen omdat van elk inslaggaren de vlottende delen van de tweede inslaggarens die geen borduureffect vormen in het ene basisweefsel ten dele gebruikt worden voor het vormen van een borduureffect in het andere basisweefsel. Het materiaalverbruik aan tweede inslaggarens kan hierbij gehalveerd worden bij het gelijktijdig weven van twee weefsels.
Bij een ander voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding wordt in de verschillende basisweefsels gelijktijdig een zelfde figuurvorm als borduureffect patroon geweven, waarbij het gevormde borduureffect patroon in beide weefsels enkel verschilt in kleur, effect en/of uitzicht van de ingezette tweede inslaggarens. Bij voorkeur worden de verschillende tweede inslaggarens, ingezet voor het realiseren van dezelfde fïguurvorm in de verschillende basisweefsels, gedurende opeenvolgende weefsellijnen afgewisseld zodat in de verschillende basisweefsels nagenoeg hetzelfde borduureffect patroon gerealiseerd wordt. Deze manier van werken is bijzonder voordelig wanneer het borduurpatroon in het ene basisweefsel van het borduurpatroon in het andere weefsel kan afgeleid worden door een kleurtransformatie toe te passen waarbij elke kleur, effect en/of uitzicht van de figuurvorm in het ene basisweefsel in dezelfde figuurvorm in het andere weefsel vervangen wordt door een andere kleur, effect en/of uitzicht die in het ene basisweefsel gebruikt wordt in een andere fïguurvorm.
In het geval van een drukke jacquardtekening als borduurpatroon betekent dit dat de twee basisweefsels sterk met elkaar verbonden zijn. Met drukke jacquardtekening wordt bedoeld dat het borduurpatroon gevormd wordt door een veelheid van lijnen in vrije vormen, waarbij de lijnen gevormd worden door kleurovergangen.
De kleureffecten op beide basisweefsels kunnen nagenoeg identiek gemaakt worden door in het eerste weefsel als kleureffect in opeenvolgende weefsellijnen twee kleuren met elkaar af te wisselen als inslag. Door nu in het andere weefsel de afwisseling in kleuren in tegenfase te laten gebeuren met het ene basisweefsel, bekomt men op beide weefsels nagenoeg identieke borduurpatronen (die slechts over één inslag van elkaar verschoven zijn).
Volgens een meer voorkeurdragende werkwijze volgens de uitvinding wordt een tweede inslaggaren bij het aanvangen of beëindigen van de borduureffect vorming in één basisweefsel afgebonden met de kettinggarens van het respectievelijk basisweefsel volgens een gekend bindingspatroon zoals bijvoorbeeld lijnwaad. Dit heeft als voordeel dat de stabiliteit van het borduureffect ook na een wegkrabben van de vlottende delen van de tweede inslaggarens behouden wordt.
Bij een meest voorkeurdragende werkwijze worden de kettinggarens door middel van een elektronische dobbyinrichting gepositioneerd. Hierdoor zijn beperkte en repeterende borduureffecten als dessineren in de basisweefsels mogelijk.
Volgens een ander voorkeurdragende werkwijze worden de kettinggarens door middel van een jacquardinrichting gepositioneerd. De kettinggarens worden bij voorkeur in de gaap gepositioneerd waardoor vrije figuren volgens geborduurd effect kunnen gerealiseerd worden in de basisweefsels.
Een ander onderwerp van deze octrooiaanvraag betreft een weefinrichting die voorzien is voor het uitvoeren van een werkwijze zoals hierboven omschreven. De genoemde weefinrichting is bij voorkeur een vlakweefinrichting.
In een voorkeursuitvoering van de weefinrichting volgens de uitvinding omvat de genoemde weefinrichting middelen om tijdens het afVoeren van de gevormde basisweefsels minstens één van de basisweefsels om te keren. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid een inspectiezone te voorzien, waar het basisweefsel dat zich bij het weven aan de onderzijde bevindt visueel kan geïnspecteerd worden. In het bijzonder is de genoemde weefinrichting voorzien van een inspectiesysteem op basis van cameratechnologie om één of meerdere van de basisweefsels te inspecteren.
Deze uitvinding betreft verder nog een weefsel dat geweven wordt volgens één van de hierboven beschreven werkwijzen. In het bijzonder vertonen de gelijktijdig geweven basisweefsels gezamenlijk een borduureffect patroon, waarbij per weefsellijn elke kleur, effect en/of uitzicht dat met een tweede inslaggaren gerealiseerd wordt, gelijktijdig slechts in één van de genoemde basisweefsels borduureffect vormt.
In hetgeen volgt wordt de werkwijze volgens deze uitvinding nader toegelicht en worden bij wijze van voorbeeld een aantal voorkeurdragende werkwijzen en weefsels in detail beschreven. Het enige doel hiervan is de algemene principes en de genoemde kenmerken en voordelen van de uitvinding verder te verduidelijken door middel van een aantal concrete voorbeelden. Het weze duidelijk dat niets in deze beschrijving dus kan geïnterpreteerd worden als een beperking van de draagwijdte van de in de conclusies opgeëiste octrooirechten, noch als een beperking van het toepassingsgebied van deze uitvinding.
In de hierna volgende beschrijving wordt door middel van referentiecijfers verwezen naar de hierbij gevoegde tekeningen, waarbij: - figuren 1 t/m 9 een voorstelling is van de gapen die de kettinggarens van één kettinggang kunnen innemen ter vorming van een weefsel volgens een werkwijze overeenkomstig de uitvinding waarbij a, b, c end de kettinggarens voorstellen van één kettinggang, twee voor het bovenste weefsel en twee voor het onderste weefsel; • figuren len 2 de gaap voorstellen voor het inbrengen van een eerste inslaggaren (1) in het onderweefsel; • figuren 3 en 4 de gaap voorstellen voor het inbrengen van een eerste inslaggaren (1) in het bovenweefsel; - figuren 5, 6 en 7 de gapen voorstellen voor het inbrengen van tweede inslaggarens (2) waarbij • figuur 5 de gaap voorstelt waarmee een tweede inslaggaren (2) een vlottende positie tussen de twee weefsels zal innemen; • figuur 6 de gaap voorstelt waarmee een tweede inslaggaren (2) borduurejfect zal vormen in het bovenste weefsel; • figuur 7 de gaap voorstelt waarmee een tweede inslaggaren (2) borduurejfect zal vormen in het onderste weefsel; • figuren 8 en 9 een gaap voorstellen waarmee een tweede inslaggaren (2) in het onderweefsel respectievelijk het bovenweefsel afgebonden wordt bij de overgang van een borduurejfect naar een vlottend effect om als het ware het borduureffect vast te naaien in het basisweefsel; - figuren 10 t/m 19 een voorstelling is van gapen zoals die voorkomen bij het weven volgens een werkwijze overeenkomstig de uitvinding van drie weefsels boven elkaar; - figuur 20 een dwarsdoorsnede is van een weefselstructuur volgens de uitvinding waarin twee weefsels boven elkaar geweven werden; - figuur 21 a, b en c een schematische voorstelling is van een weefsel geweven volgens een werkwijze overeenkomstig de uitvinding; - figuur 22 a, b en c een schematische voorstelling is van een weefsel geweven volgens een werkwijze overeenkomstig de uitvinding.
Deze uitvinding betreft een werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met borduureffect omvattende een basisweefsel, waarbij het genoemde basisweefsel op een weefinrichting gevormd wordt door het in opeenvolgende gapen inbrengen van eerste inslaggarens (1) tussen de kettinggarens (a,b,c,d) van een reeks kettinggarenstelsels, en waarbij tweede inslaggarens (2) zo ingebracht worden ten opzichte van de kettinggarens (a,b,c,d) dat deze tweede inslaggarens (2) aan een effectzijde van het basisweefsel een borduureffect creëren daardoor gekenmerkt dat minstens twee basisweefsels (100, 200) gelijktijdig geweven worden, waarbij een set inslaggarens, omvattende één eerste inslaggaren (1) per basisweefsel en minstens een tweede inslaggaren (2), in een reeks opeenvolgende inslagcycli ingebracht wordt, zodat elk tweede inslaggaren (2) over minstens een deel van zijn traject in minstens één basisweefsel (100, 200) een borduureffect vormt, en waarbij minstens één tweede inslaggaren (2) zo ingebracht wordt ten opzichte van de kettinggarens dat verschillende delen ervan in minstens twee verschillende basisweefsels (100, 200) een borduureffect vormen.
De gapen die de kettinggarens van één kettinggang kunnen innemen ter vorming van een weefsel met borduureffecten overeenkomstig de werkwijze volgens de uitvinding worden voorgesteld in figuren 1 t/m 9. De eerste (1) of tweede (2) inslaggarens worden ingebracht op het inslaginbrengniveau (i). Na het inbrengen van een inslag brengt een weefriet (niet voorgesteld op de figuren) de inslag tegen de weefsellijn (j), waarna de kettinggarens (a-d) een nieuwe positie in de gaap kunnen innemen, hierbij aangestuurd door een elektronische dobby of door een jacquardinrichting.
Om tot een borduureffect te komen zal er per te vormen weefsellijn voor beide weefsels een set van inslaggarens ingebracht worden omvattende één eerste inslaggaren (1) per te vormen basisweefsel en een aantal tweede inslaggarens (2) waarbij minstens één tweede inslaggaren (2) over de opeenvolgende kettinggangen in inslagrichting zich minstens door één gaap zoals voorgesteld in figuur 6 en één gaap zoals voorgesteld in figuur 7 uitstrekt. Dit tweede inslaggaren (2) kan zich hierbij facultatief door een aantal gapen zoals voorgesteld in de figuren 5, 8 en 9 uitstrekken.
In de figuren 10 tot en met 19 worden gapen voorgesteld die de kettinggarens van één kettinggang kunnen innemen ter vorming van een weefsel met borduureffecten overeenkomstig de werkwijze volgens de uitvinding wanneer drie basisweefsels boven elkaar geweven worden.
Ook hier worden de eerste (1) of tweede (2) inslaggarens ingebracht op het inslaginbrengniveau (i) en brengt na het inbrengen van een inslag een weefriet (niet voorgesteld op de figuren) de inslag tegen de weefsellijn (j), waarna de kettinggarens (k-p) een nieuwe positie in de gaap kunnen innemen, hierbij aangestuurd door een elektronische dobby of door een jacquardinrichting.
Om tot een borduureffect te komen zal er per te vormen weefsellijn voor beide weefsels een set van inslaggarens ingebracht worden omvattende één eerste inslaggaren (1) per te vormen basisweefsel en een aantal tweede inslaggarens (2) waarbij minstens één tweede inslaggaren (2) over de opeenvolgende kettinggangen in inslagrichting zich minstens door twee gapen zoals voorgesteld in de figuren 16, 17, 18 of 19 uitstrekt. Eerste inslaggarens strekken zich uit door gapen zoals voorgesteld in de figuren 10 tot en met 15, waarbij de figuren 10 en 11 de gapen voorstellen waardoor een eerste inslaggaren dat ingebonden wordt in het onderste basisweefsel zich uitstrekt, de figuren 12 en 13 de gapen voorstellen waardoor een eerste inslaggaren dat ingebonden wordt in het middelste basisweefsel zich uitstrekt en de figuren 14 en 15 de gapen voorstellen waardoor een eerste inslaggaren dat ingebonden wordt in het bovenste basisweefsel zich uitstrekt.
In de figuren is het vormen van een borduureffect en het vlotten benaderd vanuit de voorkeurswerkwijze waarbij het borduureffect gerealiseerd wordt op de van elkaar gerichte zijden (buitenzijde) van de bekomen weefsels (100,200); het vlotten gebeurt tussen de weefsels (100,200).
In geval men drie weefsels gelijktijdig en boven elkaar wenst te weven volgens de werkwijze overeenkomstig de uitvinding, dient een keuze te worden gemaakt aan welke zijde van het middelste weefsel het borduureffect gerealiseerd zal worden en aan welke zijde de tweede inslaggarens (2) zullen vlotten wanneer ze geen borduureffect vormen.
Figuur 20 is een dwarsdoorsnede van een weefselstructuur bekomen via de werkwijze volgens de uitvinding waarin twee boven elkaar geweven weefsels (100, 200) voorgesteld worden die kettinggarens (3) en (tweede) inslaggarens (4,5,6) omvatten. De eerste inslaggarens (1) ter vorming van het onderste (200) en het bovenste (100) weefsel zijn niet voorgesteld. Met het referentiecijfer (4) wordt een tweede inslaggaren voorgesteld dat borduureffect vormt in een zone aan de bovenzijde van het bovenste weefsel (100), met het referentiecijfer (5) wordt een tweede inslaggaren voorgesteld in een zone waar het vlot tussen de twee weefsels (100, 200), m.a.w op de niet - effectzijde van het onderste weefsel (200). Met het referentiecijfer (6) worden tweede inslaggarens voorgesteld in een zone waarin ze o vergaan van het bovenste weefsel (100) waarin ze borduureffect hebben gevormd naar het onderste weefsel (200) waarin ze borduureffect zullen vormen of omgekeerd.
Het is eveneens mogelijk de vlottende tweede inslaggarens aan de buitenzijde van de weefsels te positioneren en dus de borduureffecten op de naar elkaar gerichte zijden te voorzien. Echter bij overgang van de tweede inslaggarens (2) van het bovenste (100) weefsel naar het onderste weefsel (200) zal er aan de zijde waar de borduureffecten optreden, na doorsnijden een gesneden pooleffect optreden dat in de meeste gevallen dient verwijderd te worden. Dit optredende gesneden pooleffect kan in samenhang met het borduureffect echter ook een decoratief effect hebben.
Figuur 21 a, b en c stellen schematisch een weefsel voor dat gevormd werd via de werkwijze volgens deze uitvinding, waarbij figuur 21a symbolisch toont hoe beide weefsels eruit zien, gezien vanaf het bovenweefsel. Het weefsel vertoont als borduureffecten in het bovenste weefsel (100) enerzijds twee L - elementen (7) met een eerste kleur die afgewisseld worden door een cirkelelement (8) als borduurelement in een tweede kleur. In het onderste weefsel (200) worden onder de L - elementen (7) uit het bovenste weefsel (100) cirkelelementen (10) in de tweede kleur als borduureffect geweven terwijl een L - element (9) vanuit deze positie te zien als een gespiegeld L - element dat als borduureffect geweven wordt in de eerste kleur.
Figuur 21b stelt het bovenste weefsel (100) voor aan zijn effectzijde. Figuur 21c stelt het onderste weefsel (200) voor aan zijn effectzijde wat betekent dat het gespiegeld getoond wordt ten opzichte van de voorstelling in figuur 21a.
In deze figuren wordt de achtergrondkleur van het bovenste weefsel (100) en het onderste weefsel (200) als gelijk voorgesteld. Dit achtergrondkleur voor beide weefsels kan overeenkomstig de uitvinding eveneens verschillend gemaakt worden door voor het eerste inslaggaren voor het bovenweefsel (100) een andere kleur te nemen dan voor het eerste inslaggaren voor het onderweefsel (200). We zien dat in deze figuur een verschuiving van borduureffect patroon is doorgevoerd in inslagrichting waardoor nagenoeg identieke weefsels geweven worden met borduureffecten omdat de borduureffecten voldoende uit elkaar liggen om met een verschuiving te vermijden dat tweede inslaggarens op een zelfde positie in inslagrichting in meer dan één weefsel borduureffect dienen te vormen.
De verschuiving van twee borduurpatronen met verschillende kleur in inslagrichting biedt het voordeel dat op deze wijze beide tweede inslaggarens (2) ingezet worden in de verschillende weefsels zodat zowel het weefrendement als het materiaalverbruik gunstig beïnvloed worden. Zo stijgt bijvoorbeeld in dit geval het weefrendement omdat elke inslag van een tweede inslaggaren (2) twee inslagen vervangt in vergelijking met de werkwijze gekend uit de stand van de techniek (waar weefsel per weefsel geweven wordt) en daalt hierdoor het materiaalverbruik en daalt bovendien de hoeveelheid weg te krabben afValgaren omdat van elk inslaggaren de vlottende delen van de tweede inslaggarens die geen borduureffect vormen deels gebruikt worden voor het vormen van een borduureffect in het andere weefsel.
Door bij het dessineren van de weefsels de gewenste borduureffecten zo te verdelen over het weefsel dat bij gelijktijdig weven van twee weefsels een zelfde type tweede inslaggaren niet in dezelfde zone in inslagrichting in meerde weefsels borduureffect vormt, bekomt men een efficiënter en goedkoper te weven weefsel wanneer men werkt volgens de werkwijze overeenkomstig de uitvinding.
Figuren 22a, b en c tonen aan dat de borduurpatronen zich niet noodzakelijk dienen af te wisselen maar dat ook op beide weefsels borduurpatronen met dezelfde figuurvorming kunnen geweven worden (die na splitsing van de weefsels weliswaar eikaars spiegelbeeld zijn) waarbij deze figuurvorming met een jacquardinrichting met open harnas dient geweven te worden. Met open harnas wordt een figuurvorming bedoeld waarbij één haak van de jacquardinrichting slechts één hevel tegelijk aanstuurt, zodat niet systematisch een in weefbreedte repeterend patroon voorkomt in het weefsel zoals het geval is wanneer meerdere hevels tegelijk aangestuurd worden.
In figuur 22a zien we dat boven - (100) en onderweefsel (200) vanuit de bovenzijde bekeken dezelfde figuren vertonen die met verschillende kleuren (11,12,13,14) zijn ingevuld. De voorkeursuitvoering wordt hierbij voorgesteld waarin de kleuren (11,12) van de “kat” - figuur in het bovenweefsel (100) overeenstemmen met de kleuren (11,12) van de “bloem” - figuur in het onderweefsel (200) en de kleuren (13,14) van de “bloem” - figuur in het bovenweefsel (100) overeenstemmen met de kleuren (13,14) van de “kat” - figuur in het onderweefsel (200). Dit laat toe om per weefsellijn slechts één tweede inslaggaren (2) per kleur (11,12,13,14) in te zetten om toch op beide zijden van het dubbelweefsel of op elk van de effect zijden van de gescheiden weefsels een borduureffect te realiseren dat veel kleuren vertoont.
De achtergrondkleur, gevormd door de eerste inslaggarens (1), is in het hier voorgestelde weefsel voor beide weefsels/weefselzijden gelijk voorzien, terwijl nog meer variatie kan gemaakt worden door de twee eerste inslaggarens (1) voor beide weefseldelen (100,200) verschillend te voorzien.
Figuur 22b stelt de effectzijde van het bekomen weefsel aan de bovenzijde voor, terwijl figuur 22c de effectzijde voorstelt van het bekomen weefsel aan de onderzijde. De effectzijde van het bekomen weefsel aan de onderzijde vertoont het spiegelbeeld van hetzelfde weefseldeel zoals voorgesteld in figuur 22a.

Claims (23)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van weefsels met borduureffect omvattende een basisweefsel, waarbij het genoemde basisweefsel op een weefinrichting gevormd wordt door het in opeenvolgende gapen inbrengen van eerste inslaggarens (1) tussen de kettinggarens (a,b,c,d) van een reeks kettinggarenstelsels, en waarbij tweede inslaggarens (2) zo ingebracht worden ten opzichte van de kettinggarens dat deze tweede inslaggarens (2) aan een effectzijde van het basisweefsel een borduureffect creëren met het kenmerk dat minstens twee basisweefsels (100,200) gelijktijdig geweven worden, waarbij een set inslaggarens, omvattende één eerste inslaggaren (1) per basisweefsel (100,200) en minstens één tweede inslaggaren (2), in een reeks opeenvolgende inslagcycli ingebracht wordt, zodat elk tweede inslaggaren (2) over minstens een deel van zijn traject in minstens één basisweefsel (100,200) een borduureffect vormt, en waarbij minstens één tweede inslaggaren (2) zo ingebracht wordt ten opzichte van de kettinggarens (a,b,c,d) dat verschillende delen ervan in minstens twee verschillende basisweefsels (100,200) een borduureffect vormen.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk dat een set inslaggarens minstens twee tweede inslaggarens (2) met een verschillende kleur, effect en/of uitzicht omvatten waarbij de genoemde tweede inslaggarens (2) op een zelfde positie in inslagrichting elk in een verschillend basisweefsel (100,200) borduureffect vormen.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de positie die de tweede inslaggarens (2) innemen in de basisweefsels (100,200) selectief bepaald wordt in functie van een vooraf bepaalde patroon - of figuurvorming.
4. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede inslaggarens (2) afwisselend in de verschillende basisweefsels (100,200) een deel van de vooraf bepaalde figuur of patroon vormen.
5. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de eerste inslaggarens (1) van de set inslaggarens onderling een verschillende kleur, effect en/of uitzicht hebben.
6. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de tweede inslaggarens (2) waarvan de verschillende delen in minstens twee verschillende basisweefsels (100,200) een borduureffect vormen tussen deze weefsels (100,200) worden doorgesneden.
7. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 t/m 5, met het kenmerk dat de tweede inslaggarens (2) waarvan de verschillende delen in minstens twee verschillende basisweefsels (100,200) een borduureffect vormen niet tussen deze weefsels (100,200) worden doorgesneden zodat een afstandsweefsel gevormd wordt.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk dat per kettinggarenstelsel minstens één vulgaren wordt voorzien dat gepositioneerd wordt tussen de genoemde basisweefsels (100,200).
9. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat bij het gelijktijdig weven van twee basisweefsels (100,200) de tweede inslaggarens (2), op het ogenblik dat ze geen borduureffect vormen in één van de genoemde basisweefsels (100,200), tussen de basisweefsels (100,200) worden gepositioneerd zodat het borduureffect wordt gecreëerd op de van elkaar weg gerichte weefselzijden van de basisweefsels (100,200).
10. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het aantal en/of de kleur van de tweede inslaggarens (2) binnen een set inslaggarens variabel is in kettingrichting.
11. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat in de verschillende basisweefsels (100,200) hetzelfde borduureffect patroon geweven wordt, waarbij de genoemde weefsels (100,200) geweven worden in een positie waarbij het gevormde borduureffect patroon in de verschillende weefsels (100,200) ten opzichte van elkaar verschoven ligt zodat per weefsellijn elke kleur, effect en/of uitzicht dat met een tweede inslaggaren (2) gerealiseerd dient te worden slechts in één basisweefsel (100,200) gelijktijdig borduureffect dient te vormen.
12. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de verschuiving van het borduureffect patroon in inslagrichting gebeurt.
13. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 t/m 10, met het kenmerk dat in de verschillende basisweefsels (100,200) gelijktijdig een zelfde figuurvorm als borduureffect patroon geweven wordt, waarbij het gevormde borduureffect patroon in beide weefsels (100,200) enkel verschilt in kleur, effect en/of uitzicht van de ingezette tweede inslaggarens (2).
14. Werkwijze volgens conclusie 13, met het kenmerk dat de verschillende tweede inslaggarens (2) ingezet voor het realiseren van dezelfde figuurvorm in de verschillende basisweefsels (100,200) gedurende opeenvolgende weefsellijnen afgewisseld worden zodat in de verschillende basisweefsels (100,200) nagenoeg hetzelfde borduureffect patroon gerealiseerd wordt.
15. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat een tweede inslaggaren (2) bij het aanvangen of beëindigen van de borduureffect vorming in één basisweefsel (100,200) wordt afgebonden met de kettinggarens (a,b,c,d) van het respectievelijke basisweefsel (100,200) volgens een gekend bindingspatroon.
16. Werkwijze volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de kettinggarens (a,b,c,d) door middel van een elektronische dobbyinrichting worden gepositioneerd.
17. Werkwijze volgens één van de conclusies 1 t/m 15, met het kenmerk dat de kettinggarens (a,b,c,d) door middel van een jacquardinrichting gepositioneerd worden.
18. Weefinrichting met het kenmerk dat de weefinrichting voorzien is voor het uitvoeren van een werkwijze volgens één van de conclusies 1 tot en met 17.
19. Weefinrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk dat de genoemde weefinrichting een vlakweefïnrichting is.
20. Vlakweefinrichting volgens conclusie 19, met het kenmerk dat de genoemde weefinrichting middelen omvat om tijdens het afvoeren van de gevormde basisweefsels (100,200) minstens één van de basisweefsels (100,200) om te keren.
21. Vlakweefinrichting volgens conclusie 19 of 20, met het kenmerk dat de genoemde weefinrichting voorzien is van een inspectiesysteem op basis van cameratechnologie om één of meerdere van de basisweefsels (100,200) te inspecteren.
22. Weefsel, met het kenmerk dat het weefsel geweven wordt volgens een werkwijze overeenkomstig één van de conclusies 1 t/m 17.
23. Weefsel volgens conclusie 22, met het kenmerk dat de gelijktijdig geweven basisweefsels (100,200) gezamenlijk een borduureffect patroon vertonen waarbij per weefsellijn elke kleur, effect en/of uitzicht dat met een tweede inslaggaren (2) gerealiseerd wordt, gelijktijdig slechts in één van de genoemde basisweefsels (100,200) borduureffect vormt.
BE2006/0291A 2006-05-22 2006-05-22 Werkwijze voor het weven van weefsels met geweven borduureffect. BE1017148A3 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2006/0291A BE1017148A3 (nl) 2006-05-22 2006-05-22 Werkwijze voor het weven van weefsels met geweven borduureffect.
PCT/EP2007/004153 WO2007134728A1 (en) 2006-05-22 2007-05-10 Method for weaving fabrics with woven embroidery effect
EP07725074.4A EP2024543B1 (en) 2006-05-22 2007-05-10 Method for weaving fabrics with woven embroidery effect

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2006/0291A BE1017148A3 (nl) 2006-05-22 2006-05-22 Werkwijze voor het weven van weefsels met geweven borduureffect.
BE200600291 2006-05-22

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1017148A3 true BE1017148A3 (nl) 2008-03-04

Family

ID=37579894

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2006/0291A BE1017148A3 (nl) 2006-05-22 2006-05-22 Werkwijze voor het weven van weefsels met geweven borduureffect.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP2024543B1 (nl)
BE (1) BE1017148A3 (nl)
WO (1) WO2007134728A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1022043B1 (nl) * 2012-12-21 2016-02-08 Michel Van De Wiele Nv Weefmethode en volgens deze methode geweven weefsels
CN109957870B (zh) * 2019-04-28 2020-09-08 吉林大学 一种纤维材料及纤维复合材料的制备方法

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH09143832A (ja) * 1995-11-20 1997-06-03 Takashima Orimono Kk 紋織物およびその製造法
DE20003167U1 (de) * 1999-05-29 2000-04-20 Textilma Ag, Hergiswil Etikett und eine Vorrichtung zur Herstellung von Etiketten

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JPH09143832A (ja) * 1995-11-20 1997-06-03 Takashima Orimono Kk 紋織物およびその製造法
DE20003167U1 (de) * 1999-05-29 2000-04-20 Textilma Ag, Hergiswil Etikett und eine Vorrichtung zur Herstellung von Etiketten

Also Published As

Publication number Publication date
EP2024543A1 (en) 2009-02-18
WO2007134728A1 (en) 2007-11-29
EP2024543B1 (en) 2016-07-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1016008A4 (nl) Werkwijze en inrichting voor het weven van dubbelzijdig bruikbare weefsels.
EP1795637B1 (en) Method for manufacturing high density pile fabrics
CN100558965C (zh) 嵌花花纹的编织方法和针织物、针织设计装置
CN103814162B (zh) 编织起绒织物的方法
US7621297B2 (en) Method for weaving a fabric and fabric woven according to such a method
EP1666651A3 (en) Process for weaving fabrics and shaggy fabric
BE1017148A3 (nl) Werkwijze voor het weven van weefsels met geweven borduureffect.
CN113039316A (zh) 一种用于向装饰性的图案提供视觉效果的方法、控制单元和用于线材的在线处理的系统
Holyoke Digital jacquard design
RU2542360C1 (ru) Способ и ткацкая машина для зевообразования
EP2507423B1 (en) Method for producing carpets with fringes, fabrics and carpets produced according to this method
JP2009068144A (ja) 二重織物の織成方法
JP2006336130A (ja) イグサ類の織成方法
BE1003830A5 (fr) Procede de preparation de tissus doubles, en particulier de tapis doubles.
BE1020320A5 (nl) Werkwijze voor het weven van een poolweefsel.
TWI279464B (en) Narrow fabric jacquard knitting machine with hidden excessive weft and fabric made therefrom
BE1026908A1 (nl) Werkwijze voor het vervaardigen van poolweefsels
KR100422228B1 (ko) 투명경사를 이용한 직조라벨 및 그 제조방법
JP3116061U (ja) 織物の織成構造
BE1022043B1 (nl) Weefmethode en volgens deze methode geweven weefsels
KR200354589Y1 (ko) 종광
KR101162478B1 (ko) 벨벳제직기의 패턴형성장치 및 그에 따른 벨벳직물
JP2007056386A (ja) 織物の織成方法
RU72481U1 (ru) Одинарный кулирный рисунчатый платированный трикотаж
KR870000551B1 (ko) 타올무늬의 대향 편직방법

Legal Events

Date Code Title Description
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180531