<Desc/Clms Page number 1>
Inrichting voor het winnen van vezels uit bastvezels.
De huidige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het winnen van vezels uit bastvezels, meer bepaald voor het verwijderen van de schors of zogenaamde bast van bastvezels, zoals vlas, hennep, kenaf, bamboe en dergelijke, teneinde een vezel over te houden die kan worden gebruikt als grondstof voor de linnennijverheid, de papierindustrie, de kunststofverwerkende nijverheid en dergelijke.
Tot op heden zijn voor het winnen van vezels uit bastvezels verschillende technieken bekend waaronder de belangrijkste gebruik maken van een turbine ; van een zogenaamde kloddenlijn ; van een hamermolen in combinatie met een kloddenlijn ; of nog, van een inrichting van het type dat bestaat uit een omhulsel en een rotor om de bastvezels in het omhulsel minstens rond te bewegen, waarbij het omhulsel minstens gevormd wordt door een of meerdere roosters voorzien van profielen, meer speciaal van evenwijdige profielen.
De huidige uitvinding heeft betrekking op de laatst genoemde bekende inrichting.
Door het aandrijven van de voornoemde rotor worden de bastvezels in dit laatst genoemde type van inrichtingen in het omhulsel rond gedraaid, waardoor zij over de voornoemde profielen van de roosters worden gewreven, zodat de bastvezels ontdaan worden van hun bast en de verpulverde
<Desc/Clms Page number 2>
bast langs de doorgangen tussen de profielen van de roosters uit de inrichting wordt afgevoerd.
Het is bekend dat, tot op heden, in dergelijke inrichtingen de voornoemde profielen gevormd worden door vierkante vaste staven die zieh in de axiale richting, dus loodrecht op de draaibeweging van de bastvezels, op een zekere afstand van elkaar uitstrekken en die met een rand naar binnen gericht zijn, zodat de bastvezels over deze rand gewreven worden om een afschraapeffect te bekomen.
Een nadeel van zulke bekende inrichtingen is dat de voornoemde rand van de vierkante staven afslijt, waardoor het schraapeffect afneemt en waardoor, om op het einde van de inrichting eenzelfde graad van zuiverheid van de gewonnen vezels te bereiken, de aandrijfsnelheid van de rotor moet worden verlaagd, waardoor de verwerkingscapaciteit van de inrichting negatief beïnvloed wordt.
Een ander nadeel van zulke bekende inrichtingen is dat, tijdens de werking van de inrichting, de doorgangen tussen de profielen verstopt raken door ophoping van afgeschraapte bast, waardoor de inrichting op regelmatige tijdstippen aan een grondige en tijdrovende reinigingsbeurt moet worden onderworpen.
Nog een nadeel van dergelijke bekende inrichtingen is dat men, om in te spelen op bijvoorbeeld de slijtage of op de afwijkende karakteristieken van de verschillende soorten bastvezel die erin kunnen worden behandeld en die
<Desc/Clms Page number 3>
bijvoorbeeld een hardere of een zachtere bast kunnen bezitten, enkel de aandrijfsnelheid van de meeneemmiddelen kan variëren.
De huidige uitvinding heeft tot doel aan deze en andere nadelen een oplossing te bieden.
Hiertoe beoogt de uitvinding een inrichting van het voornoemde type, waarbij de voornoemde profielen instelbaar zijn.
Hierdoor kan men onder meer inspelen op de afschrapende werking van de inrichting, bijvoorbeeld, in functie van de aard vÅan de te reinigen bastvezel of in functie van de beoogde kwaliteit van de behandelde vezel, of ook nog in functie van de slijtage van de roosterelementen.
Volgens een praktische en goedkoop te realiseren uitvoeringsvorm worden de profielen gevormd door L-vormige profielen die zieh in de axiale richting van de inrichting op zekere afstand van elkaar uitstrekken en die rusten op ronde stangen en waarbij een van de benen een scherpe rand vertoont die naar binnen kan worden verdraaid om door het contact met de ronddraaiende bastvezels de bast te verwijderen van de vezels.
Volgens. een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de inrichting voorzien van middelen om de positie van de regelbare roosterelementen gelijktijdig en synchroon te kunnen wijzigen zodat de werking van de inrichting op een eenvoudige wijze kan worden geoptimaliseerd bijvoorbeeld,
<Desc/Clms Page number 4>
bij een overschakeling op een ander type van bastvezel of bijvoorbeeld om de slijtage van de roosterelementen te compenseren.
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna als voorbeeld, zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een inrichting volgens de uitvinding voor het winnen van vezels uit bastvezels, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 in perspectief en schematisch een zieht weergeeft van een inrichting volgens de uitvinding ; figuur 2 een zieht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1 ; figuur 3 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 door F3 is aangeduid ; figuur 4 op grotere schaal het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 door F4 is aangeduid met gedeeltelijke weglating ; figuur 5 een zieht weergeeft analoog aan dit van figuur 4, doch voor een andere positie ; figuur 6 een doorsnede weergeeft volgens lijn VI-VI in figuur 5.
De inrichting 1 volgens de uitvinding bestaat in hoofdzaak uit een geraamte 2 waarop een kokervormig omhulsel 3 is aangebracht dat gevormd wordt door een gesloten bovenste gedeelte 4 voorzien van een in de tekeningen niet weergegeven materiaalingang, en een opengewerkt onderste
<Desc/Clms Page number 5>
gedeelte 5, dat voorzien is van een in de tekeningen niet weergegeven uitwerpopening.
De materiaalingang en de uitwerpopening bevinden zieh respectievelijk nabij de uiteinden 6 en 7, welke uiteinden elk afgesloten zijn door middel van een niet weergegeven kopwand.
Het onderste gedeelte 5 is samengesteld uit, in dit geval, meerdere roosters 8 die in de lengterichting van het omhulsel 3 in elkaars verlengde achter elkaar zijn aangebracht en die voorzien zijn tussen half-ringvormige steunen 9 die op het geraamte 2 zijn bevestigd.
In het omhulsel 3 is een rotor 10 aangebracht die gelagerd is in de voornoemde kopwanden en die gevormd is door een buis 11, met een as X-X, waarbij op deze buis 11 radiale pennen 12 volgens schroeflijnen zijn aangebracht.
Onder de roosters 8 is in de lengterichting van het omhulsel 3 een trechter 13 gevormd die bestaat uit twee schuine platen 14.
Elk rooster 8 is samengesteld uit, enerzijds, een aantal vaste vierkante staven 15 die in de gedeelten 16 en 17 van het rooster 8 naast elkaar tussen de voornoemde steunen 9 zijn bevestigd en die zieh evenwijdig met de voornoemde as x-x uitstrekken en, anderzijds, uit instelbare, bijvoorbeeld L-vormige profielen 18 volgens de uitvinding, die zieh in een gedeelte 19 van het rooster 8 naast elkaar
<Desc/Clms Page number 6>
tussen de steunen 9 en evenwijdig met de as X-X uitstrekken.
De staven 15 en de profielen 18 bevinden zieh bij voorkeur op gelijke afstanden van de as X-X en op onderling gelijke afstanden van elkaar, zodat tussen aangrenzende staven 15 en tussen aangrenzende profielen 18 gleufvormige doorgangen, respectievelijk 20 en 21, gevormd worden.
De instelbare profielen 18 rusten op, in deze uitvoering, ronde stangen 22 die eveneens tussen twee voornoemde steunen 9 zijn bevestigd, waarbij de profielen 18 met het vrij uiteinde 23 van een been 24 naar buiten gericht zijn, terwijl de vrije uiteinden 25 van de benen 26 allen in dezelfde zin gericht zijn.
Elk rooster 8 is voorzien van middelen 27 om de positie van de profielen 18 gelijktijdig en synchroon te kunnen wijzigen.
Deze middelen 27 bestaan in eerste instantie hoofdzakelijk uit een nagenoeg half-cirkelvormige krans 28 die langs de binnenrand voorzien is van inkepingen 29, waarin de vrije uiteinden 23 van de benen 24 van de profielen 18 in aangebracht zijn.
Elke krans 28 is beweegbaar op een van de steunen 9, aangebracht door middel van pennen 30 die op de betreffende steun 9 zijn bevestigd en die doorheen gleuven 31 in de krans 28 passeren, waarbij deze gleuven 31 zieh langs een cirkelboog uitstrekken.
<Desc/Clms Page number 7>
De voornoemde middelen 27 bestaan in tweede instantie uit een hefboom 32 die op een as 33 bevestigd is, die scharnierbaar in een lager 34 is voorzien, waarbij de hefboom 32, enerzijds, met een uiteinde 35 door middel van een stang 36 met een betreffende krans 28 is verbonden en, anderzijds, aan zijn ander uiteinde 37 voorzien is van een moer 38 waarmee een draadstang 39 samenwerkt die voorzien is van een zwengel 40.
De moer 37 is scharnierbaar bevestigd in de hefboom 32 en de draadstang 39 is verdraaibaar, doch axiaal onverplaatsbaar bevestigd ten opzichte van een steun 41.
Het lager 34 is gevormd door twee klemhelften, respectievelijk 42 en 43, die onderling verbonden zijn door middel van een spanschroef 44 die doorheen een boring 45 in de klemhelft 42 is aangebracht en die samenwerkt met schroefdraad in de klemhelft 43.
De werking van de inrichting 1 is vrij eenvoudig en als volgt.
De te behandelen bastvezels worden aan een open uiteinde 6, bijvoorbeeld het open uiteinde 6, van het kokervormig omhulsel 3 in dit laatste aangebracht en komen terecht tussen het omhulsel 3 en de rotor 10.
De bastvezels worden door de beweging van de rotor 10 meegenomen en in het omhulsel 3 voortbewogen, enerzijds, volgens een draaibeweging R rond de as X-X, waarbij de
<Desc/Clms Page number 8>
bastvezels dwars over de staven 15 en de profielen 18 van de roosters 8 worden bewogen en, anderzijds, door de schroeflijnvormige opstelling van de pennen 12, volgens een axiale beweging D.
Om op de meest doeltreffende manier, bijvoorbeeld in functie van de hardheid van de bast of van de structuur van de bastvezels, de bast van de vezels te kunnen scheiden, is de positie van de profielen 18 volgens de uitvinding instelbaar, zoals weergegeven in de figuren 4 tot 6.
In figuur 4 wordt een positie weergegeven waarbij de benen 26 van de profielen 18 nagenoeg tegen elkaar aansluiten en waarbij de bovenvlakken 46 van deze benen 26 zieh hoofdzakelijk in elkaars verlengde bevinden, zodat het betreffende rooster 8, in het gedeelte 19, een hoofdzakelijke effen en gesloten geleiding vormt voor de bastvezels.
In de voornoemde situatie heeft de inrichting 1 geen effect op het afschrapen van de bast en zullen de bastvezels bijgevolg praktisch onbehandeld de inrichting 1 verlaten langs de uitwerpopening in het onderste gedeelte 5 van het omhulsel 3. Deze situatie kan bijvoorbeeld worden gebruikt om de roosters te reinigen.
In figuur 5 zijn de profielen 18 gewenteld ten opzichte van elkaar, waardoor zij met hun vrije uiteinden 25 ten opzichte van de bovenvlakken 46 van een aangrenzend profiel 18 uitsteken en waardoor, tussen aangrenzende profielen 18, de doorgangen 21 gevormd worden.
<Desc/Clms Page number 9>
Het is duidelijk dat, in deze situatie, door het contact van de bastvezels met deze uitstekende uiteinden 25, de bastvezels van hun bast ontdaan worden.
De losgemaakte bast wordt doorheen de doorgangen 21 naar buiten afgevoerd en via de trechter 13 opgevangen.
De behandelde vezels die van hun bast ontdaan zijn, worden aan het uiteinde 7 via de uitwerpopening in het onderste gedeelte 5 gerecupereerd.
De benen 26 van de profielen 18 zullen bij voorkeur aan hun vrije uiteinde 25 worden voorzien van een afschuining 47 zodat de benen 26 een scherpe rand 48 vertonen en een beter snijeffect op de basten wordt bekomen.
Tevens bekomt men aldus een geschikte doorgang 21.
De positie van de profielen 18 kan op eenvoudige wijze per rooster worden ingesteld.
Door de draadstang 39 van een bepaald rooster 8 te verdraaien, wordt de moer 38 op de draadstang verplaatst, waardoor de hefboom 32 gekanteld wordt en de stang 36 op de betreffende krans 28 zal inwerken, waardoor de uiteinden 23 van de profielen 18 die zieh in de inkepingen 29 van de krans 28 bevinden, gelijktijdig en synchroon worden bewogen, waardoor de profielen 18 geschikt gekanteld worden.
<Desc/Clms Page number 10>
Tijdens de werking van de inrichting 1 kan, bijvoorbeeld in functie van de aard van de te behandelen bastvezel of in functie van de slijtage van de profielen 18, worden gezocht naar de meest geschikte positie van de profielen 18 van een of meerdere roosters, teneinde tot het beste resultaat te komen, waarbij de behandelde vezels maximaal van hun bast ontdaan worden.
Het bovenste gedeelte 4 van het omhulsel 3 moet niet noodzakelijk gesloten zijn, maar kan ook volledig of gedeeltelijk open zijn, bijvoorbeeld om een vulopening te vormen waarlangs de te behandelen bastvezels kunnen worden ingebracht, waarbij, in dit geval, het uiteinde 6 gesloten
EMI10.1
is.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvorm, doch een inrichting 1 volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.