<Desc/Clms Page number 1>
"Bouwblok en werkwijze voor het vermetselen van dit bouwblok."
De uitvinding heeft betrekking op een rechthoekig prismavormige bouwblok, meer bepaald snelbouw-baksteen, met een boven-en onderviak, twee onderling evenwijdige langse zijvlakken, twee dwarse kopvlakken en eventueel een reeks over het boven en/of ondervlak verdeelde openingen of perforaties.
De bestaande bouwblokken van het bovenvermeld type met genoemde openingen bieden meestal het nadeel dat, bij het vermetselen ervan, dit gepaard gaat met een relatief hoog mortelverbruik wegens de aanwezigheid van genoemde openingen in het boven-en onderviak van deze blokken.
Bovendien, eveneens door de aanwezigheid van deze openingen, die zich meestal over de ganse hoogte van de blokken uitstrekken, verkrijgt men, in sommige gevallen, een muurconstructie met een relatief geringe vertikale drukweerstand.
De uitvinding heeft o. m. tot doel aan deze belangrijke nadelen te verhelpen en dit op een zeer eenvoudige en economisch verantwoorde wijze.
Aldus wordt het bouwblok, volgens de uitvinding, gekenmerkt door het feit dat minstens een deel, meer bepaald het grootste deel, van genoemde openingen zich volgens opeenvolgende rijen, evenwijdig aan genoemde zijvlakken, uitstrekken, welke rijen onderling van elkaar gescheiden zijn door nagenoeg continue, bij voorkeur rechte, draagribben, waarbij deze zijvlakken deel uitmaken van het muurvlak in een muurconstructie.
<Desc/Clms Page number 2>
In een bijzondere uitvoeringsvorm van het bouwblok volgens de uitvinding, dat al dan niet voorzien is van genoemde openingen, vertoont dit laatste twee op een bepaalde afstand van elkaar voorziene greepuitsparingen die gevormd worden door zich tussen het boven- en ondervlak uitstrekkende kanalen waarvan de as zich bevindt, enerzijds, in het langse middenvak loodrecht op het boven- en ondervlak van het bouwblok en, anderzijds, op een afstand van het meest nabij gelegen kopvlak, die nagenoeg gelijk is aan een vierde van de totale lengte van het bouwblok, zodanig dat, bij het in halfsverband op elkaar plaatsen van de bouwblokken, genoemde kanalen van twee boven elkaar geplaatste blokken in elkaars verlengde gelegen zijn.
In een meer specifieke uitvoeringsvorm van de uitvinding vertoont minstens een van de kopvlakken van het bouwblok, volgens de uitvinding, een inspringend gedeelte dat zich over de volledige hoogte van desbetreffend kopvlak uitstrekt en waarin, vanaf het bovenvlak van het blok, mortel kan gebracht worden bij het vermetselen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een rechthoekig prismavormig bouwblok, meer bepaald snelbouw-baksteen, met een boven- en ondervlak, twee onderling evenwijdige langse zijvlakken, twee dwarse kopvlakken en in minstens één van deze kopvlakken een inspringend gedeelte, dat zieh over de volledige hoogte tussen het bovenvlak en het ondervlak uitstrekt en dat zijdelings afgesloten is over nagenoeg de volledige hoogte van het blok.
Dit bouwblok is gekenmerkt door het feit dat genoemd inspringend gedeelte zieh hoofdzakelijk uitstrekt aan een zijde van het langse middenvak loodrecht op het bovenvlak, t. t. z. asymmetrisch t. o. v. dit middenvak.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vermetselen van bovenvermeld bouwblok.
<Desc/Clms Page number 3>
Deze werkwijze wordt gekenmerkt door het feit dat men, bij middel van een mortelpomp, na het plaatsen in elkaars verlengde van een bepaalde rij bouwblokken, op deze rij, alvorens de volgende rij te plaatsen, op een continue wijze, een nagenoeg doorlopende laag mortel aanbrengt, zodanig dat automatisch mortel ook dringt in het eventueel aanwezig inspringend gedeelte tussen twee opeenvolgende bouwblokken.
Andere bijzonderheden en voordelen van de uitvinding zullen blijken uit de hierna volgende beschrijving van een specifieke uitvoering van een bouwblok volgens de uitvinding en van een werkwijze voor het vermetselen van dit bouwblok ; deze beschrijving wordt enkel als voorbeeld gegeven en beperkt geenszins de draagwijdte van de gevorderde bescherming ; de in de hierna volgende beschrijving vermelde verwijzingscijfers hebben betrekking op de hierbij gevoegde figuren.
Figuur 1 is een bovenaanzicht van een bouwblok volgens deze specifieke uitvoeringsvorm.
Figuur 2 is een vooraanzicht volgens de lijn 11-11 van figuur 1.
Figuur 3 is een zijaanzicht volgens de lijn 111-111 van figuur 1.
Figuur 4 is een bovenaanzicht van een schematische voorstelling van een muurconstructie die uitgevoerd werd met dit specifiek bouwblok.
Figuur 5 is een gedeeltelijk vooraanzicht van een bouwconstructie in oprichting bij middel van genoemde specifieke uitvoeringsvorm van het bouwblok volgens de uitvinding.
In de verschillende figuren hebben dezelfde verwijzingscijfers betrekking op dezelfde elementen.
Het in de figuren voorgesteld bouwblok heeft de vorm van een rechthoekig prisma en betreft meer bepaald een zogenoemde snelbouwbaksteen.
<Desc/Clms Page number 4>
Deze baksteen vertoont een bovenvlak 1, een ondervlak 2, twee onderling evenwijdige langse zijvlakken 3 en 4, twee dwarse kopvlakken 5 en 6, twee greepuitsparingen 7 en 8 in een centrale langse strook 22 en tenslotte een reeks over het boven-en het ondervlak verdeelde openingen 9,9', 9" met meestal een langwerpige rechthoekige dwarsdoorsnede, die zich over de ganse hoogte van de baksteen uitstrekken, zoals dit in het algemeen het geval is bij klassieke bakstenen van dit type.
In de figuren, meer bepaald de figuren 2,3 en 5, werden echter, in streeplijn slechts de greepuitsparingen 7 en 8 voorgesteld die zich over de volledige hoogte van de baksteen uitstrekken en dus gevormd worden door kanalen die zich vanaf het bovenvlak tot in het onderviak uitstrekken.
Deze baksteen is gekenmerkt door het feit dat de openingen 9 zich volgens opeenvolgende rijen 10, evenwijdig aan de langse zijvlakken 3 en 4, uitstrekken, waarbij deze rijen 10 onderling van elkaar gescheiden zijn door rechte continue draagribben 11, die, in deze specifieke uitvoeringsvorm, bestaan uit vlakke langwerpige volle vlakke zones van het bovenvlak 1 en het ondervlak 2. Deze rijen 10 en draagribben 11 strekken zich symmetrisch uit t. o. v. het langse middenvak 12, loodrecht op het bovenvlak 1.
Verder bevindt de as 13 van de kanaalvormige greepuitsparingen 7 en 8 zich eveneens in dit middenvak 12 en dit op een afstand D van het meest nabij gelegen kopvlak respectievelijk 5 en 6, die nagenoeg gelijk is aan een vierde van de totale lengte L van het bouwblok, zodanig dat, bij het in halfsteenverband op elkaar plaatsen van desbetreffende bouwblokken, zoals voorgesteld werd in figuur 5, genoemde kanalen 7 en 8 van twee boven elkaar geplaatste blokken in elkaars verlengde gelegen zijn.
<Desc/Clms Page number 5>
Een bijkomend niet onbelangrijk kenmerk van de in de figuren voorgestelde specifieke uitvoeringsvorm van het blok volgens de uitvinding is dat een dunne schijfvormige zone 20 met verminderde drukweerstand zich over de volledige hoogte H en breedte B symmetrisch ten opzichte van het middenvak 21 loodrecht op de zijvlakken 3 en 4 van het blok uitstrekt, zodat dit laatste op een eenvoudige en zeer gemakkelijke manier met conventionele werktuigen in twee gelijke stukken gekapt, gebroken of gezaagd kan worden.
Deze zone 20 wordt gevormd door een reeks identieke openingen 9'met een kleine rechthoekige dwarsdoorsnede die zich over de ganse hoogte van het blok, volgens een rechte lijn, na elkaar uitstrekken, waarbij het middenvak 21 een gemeenschappelijk symmetrievlak voor deze openingen 9'vormt, zodat de centrale as van deze laatste in dit vlak gelegen is.
Een ander voordeel van deze openingen 9'die aldus de plaats van het middenvak 21 bepalen en deze op het boven-en ondervlak 1 en 2 van het blok duidelijk zichtbaar maken, is dat, op deze manier, een referentie op het blok aanwezig is dat toelaat op een zeer nauwkeurige wijze de blokken in halfsteensverband in een muurconstructie te plaatsen en zodoende een perfecte verticale lijning van de stootvoegen te verkrijgen.
In de centrale langse strook 22 van het bovenvlak 1 en het ondervlak 2 van het blok, waarin de greepuitsparingen 7 en 8 aanwezig zijn en die de breedte van deze laatste vertoont, bevinden zich een reeks smalle rechthoekige openingen 9" die zich over de ganse breedte van deze strook en over de ganse hoogte H van het blok uitstrekken. Deze openingen 9" zijn dus loodrecht op de openingen 9, waartussen genoemde draagribben 11 voorzien zijn.
Vooral bij relatief brede blokken kan men er belang bij hebben om de hoeveelheid mortel, uit besparingsoverwegingen, op de
<Desc/Clms Page number 6>
plaats van deze centrale strook 22 tot een minimum te beperken aangezien, op deze plaats, de mortel in het algemeen niet bijdraagt tot de sterkte van de muurconstructie. Op deze manier zou, ter hoogte van deze strook, in sommige gevallen, een al dan niet doorlopende horizontale statische thermisch isolerende luchtlaag kunnen gevormd worden tussen twee boven elkaar geplaatste rijen blokken in een muurconstructie. In het extreem geval kan de mortel dan ook op deze plaats eventueel weggelaten worden.
In de specifieke uitvoeringsvorm, zoals voorgesteld werd in de figuren, vertoont het kopvlak 5 een inspringend gedeelte 14 dat zich over de volledige hoogte van dit kopvlak uitstrekt en waarin, zoals hier verder beschreven zal worden, mortel op een zeer eenvoudige manier ingebracht kan worden bij het vermetselen ervan, tot het vormen van een zogenoemd mortelslot 23 tussen twee opeenvolgende in elkaars verlengde geplaatste blokken, zoals voorgesteld werd in figuur 4..
Dit inspringend gedeelte 14 wordt zijdelings begrensd door twee opstaande wanden 15, die al dan niet evenwijdig zijn aan de zijvlakken 3 en 4. Op deze manier wordt dit inspringend gedeelte 14 dus aan drie zijden afgesloten.
De opstaande randen van de zijvlakken 3 en 4, die het kopvlak 5 begrenzen, vertonen verder, over hun ganse hoogte en in de buitenzijde van deze zijvlakken, een langse inkeping 16 voor het vormen van een zogenoemde schijnvoeg, waarin stootvoegmortel 6 kan aangebracht worden na of bij het vermetselen.
Door de aanwezigheid van genoemde draagribben 11, die zich symmetrisch t. o. v. het middenvak 12 uitstrekken, komen, bij het vermetselen van boven elkaar geplaatste blokken, de draagribben 11 van het onderviak 2 van een bovenliggende blok steeds te liggen boven de draagribben 11 van het bovenvlak 1 van de onderliggende blok en dit onafhankelijk van het verband waarin de blokken geplaatst worden.
<Desc/Clms Page number 7>
Dit heeft als belangrijk resultaat dat de mortel 18, die zich tussen twee lagen bakstenen bevindt, door de bovenliggende rij bakstenen niet rechtstreeks in de openingen 9 van deze blokken gedrukt wordt.
Hierbij werd vastgesteld dat dit toelaat het mortelverbruik aanzienlijk te verminderen.
Bij de klassieke bakstenen van dit type bevinden de openingen 9 zich in rijen loodrecht op de langsrichting van de blokken en dit om het dwars doorkappen van de stenen te vergemakkelijken.
Dit heeft echter als gevolg dat de kans zeer groot is dat de draagribben van een bovenliggend blok niet volledig dragen op de draagribben van de onderliggende blokken in een metselwerk. De mortel tussen twee boven elkaar geplaatste blokken wordt aldus, onder het gewicht van de op elkaar gestapelde blokken, gedrukt in genoemde openingen 11.
Een andere belangrijke voordeel van het bouwblok, volgens de uitvinding, is dat, door het feit dat de draagribben 11 van de op elkaar stapelde blokken zich juist boven elkaar bevinden, op deze manier de draagkracht van de aldus gevormde muur sterk verbeterd wordt en enigszins vergelijkbaar wordt met deze van een uit volle bakstenen bestaande muur.
Verder is het zo dat, bij de klassieke bakstenen met greepuitsparingen, in een bouwconstructie met in verband gemetselde bakstenen deze greepuitsparingen niet in het verlengde boven greepuitsparingen van de onderliggende rij blokken geplaatst kunnen worden.
Dit heeft aldus als gevolg dat, bij het aanbrengen van mortel op een bepaald rij blokken, een zekere hoeveelheid van deze mortel gedrukt zal worden in de greepuitsparingen van deze rij die zieh niet in het verlengde bevinden van de greepuitsparingen van de bovenliggende
<Desc/Clms Page number 8>
rij blokken bij het op elkaar stapelen van verschillende rijen blokken. Dit zal dus eveneens aanleiding geven tot een meer verbruik van mortel en bovendien tot een zwakkere bouwconstructie dan dit het geval is wanneer de greepuitsparingen van de op elkaar geplaatste blokken zich steeds in het verlengde van elkaar bevinden, zoals dit het geval is door gebruik te maken van het bouwblok, volgens de uitvinding.
Zoals verder duidelijk blijkt uit bijgaande figuren strekt het
EMI8.1
grootste deel van het inspringend gedeelte 14 zieh uit aan n zijde van het langse middenvak 12, t. asymmetrisch t. dit middenvak 12. Meer bepaald bevindt, in deze concrete uitvoeringsvorm, minstens twee derden van dit inspringend gedeelte 14 zieh aan dezelfde zijde van het middenvak 12.
Dit inspringend gedeelte 14 bevindt zieh bij voorkeur het verst van het zijvlak dat met een binnen pleisterlaag 24 dient voorzien te worden, zoals voorgesteld in figuur 4.
Op deze manier wordt tussen de naar elkaar gerichte kopvlakken van twee opeenvolgende blokken in een muurconstructie een afgesloten luchtspieet 25 van enkele millimeters dikte en enkele centimeters breedte gevormd, die begrensd is door het mortelslot 23 en de pleisterlaag 24 en/of een met stootvoegmortel 26 opgevulde stootvoeg, die hoofdzakelijk door de opstaande inkeping 16 gevormd wordt. Dit laat toe dat een effici nte thermische isolatie gevormd wordt tussen deze twee opeenvolgende blokken.
Indien het inspringend gedeelte 14 zieh symmetrisch t. o. v. het middenvak 12 zou uitstrekken, zou dus een even brede luchtspleet tangs weerszijden van de muurconstructie gevormd worden. Echter, aangezien meestal slechts een zijde van de muur zichtbaar is, wordt slechts de zichtbare zijde opgevoegd of bepleisterd, zodat, aan de niet zichtbare zijde, de luchtspleet zijdelings open blijft en aldus rechtstreeks in contact staat met de omgevingslucht wat uiteraard een nadelige
<Desc/Clms Page number 9>
invloed kan hebben op de thermische isolatie. De diepte van deze luchtspleet aan de niet zichtbare zijde, die in figuur 4 door het referentiecijfer 27 aangeduid wordt, dient dus zo klein of smal mogelijk te zijn.
Een bijkomend voordeel van dit asymmetrisch inspringend gedeelte 14 is dat dit in feite verplicht het blok in een muurconstructie steeds in dezelfde stand te plaatsen. Dit is van belang, aangezien een blok meestal slechts een degelijk afgewerkt zijvlak vertoont dat zieh dan ook aan de zichtbare zijde van de muur dient te bevinden. Door de plaats van het inspringend gedeelte is dit afgewerkt zijvlak onmiddellijk herkenbaar.
Meer concreet, indien bijvoorbeeld in figuur 4, de niet bepleisterde zijde zichtbaar dient te blijven, dan dient het zijvlak 3, dat zich het dichts bij het inspringend gedeelte 14 bevindt, het afgewerkte vlak te vormen.
Indien nu tegenover deze zijde een niet voorgestelde decoratieve wand voorzien wordt, die bijvoorbeeld uit bakstenen gevormd is en die zich op een bepaalde afstand van genoemde zijde bevindt tot het vormen van een doorlopende spouw, dan wordt deze zijde niet opgevoegd, waardoor aldus, zoals hierboven reeds vermeid werd, de luchtspieet 27 zijdelings open blijft. Door deze luchtspleet 27 kan dan koude lucht, afkomstig van deze spouw, tussen de blokken van deze muurconstructie, doordringen. Dit verklaart waarom het mortelslot 23 zieh dus zo dicht mogelijk van de spouw dient te bevinden.
Zij nog vermeid dat om een hoek te vormen tussen twee rijen blokken het gewenst kan zijn het blok op de hoek te plaatsen met zijn inspringend gedeelte 14 tegenover het overeenkomstig inspringend gedeelte van het voorgaand blok waarop het aansluit, zoals op de linkerhoek van de in figuur 4 voorgestelde muurconstructie.
<Desc/Clms Page number 10>
Voor het oprichten van bouwconstructies, zoals muren, bij middel van het bouwblok, volgens de uitvinding, kan op een zeer voordelige manier gebruik gemaakt worden van een klassieke mortelpomp.
Aldus wordt, zoals voorgesteld werd in figuur 5, na het plaatsen van elke rij bouwbiokken, bij middel van een mortelpomp, waarvan op de figuur slechts het uiteinde van de verdeelslang 17 voorgesteld werd, op een continue wijze een laag mortel 18 met een nagenoeg constante dikte, op een snelle en doeltreffende manier aangebracht alvorens de volgende rij blokken te plaatsen. Door het enigszins aanpassen van de viscositeit of vloeibaarheid van de mortel kan er voor gezorgd wordt dat, tijdens het aanbrengen van genoemde laag mortel, eveneens een voldoende hoeveelheid mortel dringt in het inspringend deel 14 over de volledige hoogte H van de blokken, zodanig dus dat men automatisch een mortelslot 23 krijgt tussen twee opeenvolgende blokken van eenzelfde rij over deze volledige hoogte H.
Dit leidt niet alleen tot een aanzienlijke werkbesparing maar laat toe een muurconstructie van een hoge kwaliteit te verkrijgen waarin de blokken zowel vertikaal als horizontaal in n enkele bewerking bij middel van mortel op een homogene en stevige manier onderling met elkaar verbonden zijn.
Door middel van genoemde pomp wordt de mortel bij voorkeur onder druk in het inspringend gedeelte 14 ge njecteerd, zodat het aldus ontstane mortelslot 23 zich met zekerheid over het volledige volume van het inspringend gedeelte 14 uitstrekt.
Verder is het mogelijk, door de aanwezigheid van de greepuitsparingen 7 en 8, die over de volledige hoogte van een muurconstructie vertikale doorlopende kanalen vormen, in deze kanalen een bewapening 19 te schuiven door, bijvoorbeeld, er voor te zorgen dat, bij het aanbrengen van de horizontale laag mortel, eveneens een
<Desc/Clms Page number 11>
voldoende hoeveelheid mortel in deze kanalen dringt, die dan, bij middel van de bewapening 19, nog enigszins aangedrukt en verdicht kan worden.
De mogelijkheid bestaat eveneens om deze bewapening 19 vooraf in de funderingen op de geschikte afstand van elkaar als zogenoemde opstaande wachtstaven aan te brengen en daarna de blokken, via desbetreffende kanaalvormige uitsparingen 7 en 8, over deze staven 19 te schuiven. In dit geval wordt dus mortel in deze kanalen 7 en 8 gebracht op het ogenblik dat de bewapening 19 reeds aanwezig is. De mortel kan dan in deze kanalen verdeeld en verdicht worden door telkens de aanwezige staven 19 enigszins heen en weer te bewegen.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven en in de figuren voorgestelde concrete uitvoeringsvorm van een bouwblok of van een werkwijze voor het oprichten van een bouwconstructie bij middel van dit bouwblok, maar binnen het raam van de uitvinding kunnen meerdere veranderingen overwogen worden, zowel wat betreft de vorm als relatieve afmetingen van de bouwblokken als van de in deze laatste voorziene openingen en greepuitsparingen.
Aldus kan bijvoorbeeld de hoogte van het bouwblok, volgens de uitvinding, merkelijk groter zijn dan bij de klassieke bakstenen van dit type dankzij de aanwezigheid van het inspringend gedeelte in n van de kopvlakken. De afmetingen van dit inspringend gedeelte laat immers toe, vanaf de bovenzijde van een rij in elkaars verlengde geplaatste bouwblokken, mortel aan te brengen die dit inspringend deel volledig met mortel vult, zelfs bij relatief hoge blokken. Indien een dergelijk inspringend gedeelte niet aanwezig is, zoals bij de meeste klassieke bakstenen, dient deze hoogte beperkt te worden teneinde toe te laten de mortel voor de vertikale voeg tegen het desbetreffend kopvlak door kleven aan te brengen.
Indien dit kopvlak te hoog is bestaat het
<Desc/Clms Page number 12>
risico dat het niet mogelijk is een mortellaag met voldoende dikte exact over deze volledige hoogte te verdelen.
Verder is het zo dat in sommige specifieke gevallen, de draagribben op het boven- en ondervlak van het bouwblok, volgens de uitvinding, hetzij in verzonken hetzij in verhoogd reli f aanwezig kunnen zijn. De mogelijk bestaat bijvoorbeeld dat in het ondervlak de draagribben gevormd worden door langwerpige gleuven met een rechthoekvormige dwarsdoorsnede die zieh over de volledige lengte van het bouwblok, tussen twee opeenvolgende rijen openingen, uitstrekken, terwijl, in het bovenvlak, deze draagribben gevormd worden door een overeenkomstige rechtlijnvormige verhoging tussen twee opeenvolgende rijen openingen, zodanig dat dus, bij het op elkaar plaatsen van de blokken, een zekere dwarse verankering tussen deze laatste ontstaat.
<Desc / Clms Page number 1>
"Building block and method for bricking this building block."
The invention relates to a rectangular prism-shaped building block, more particularly rapid building brick, with a top and bottom surface, two mutually parallel longitudinal side surfaces, two transverse end surfaces and optionally a series of openings or perforations distributed over the top and / or bottom surface.
The existing building blocks of the above-mentioned type with said openings usually offer the disadvantage that, when masoned, this is associated with a relatively high mortar consumption due to the presence of said openings in the upper and lower surfaces of these blocks.
Moreover, also due to the presence of these openings, which usually extend over the entire height of the blocks, a wall construction with a relatively low vertical pressure resistance is obtained in some cases.
The invention has for its object, among other things, to remedy these important disadvantages and this in a very simple and economically responsible manner.
The building block according to the invention is thus characterized by the fact that at least a part, more particularly the largest part, of said openings extend in successive rows parallel to said side surfaces, which rows are mutually separated by substantially continuous, preferably straight, supporting ribs, wherein these side surfaces form part of the wall surface in a wall construction.
<Desc / Clms Page number 2>
In a special embodiment of the building block according to the invention, which may or may not be provided with said openings, the latter has two grip recesses which are provided at a certain distance and which are formed by channels extending between the upper and lower surfaces, the axis of which extends on the one hand, in the longitudinal center section perpendicular to the upper and lower surfaces of the building block and, on the other hand, at a distance from the nearest end surface, which is almost equal to a quarter of the total length of the building block, such that, when the building blocks are superimposed on one another, said channels of two superimposed blocks are in line with each other.
In a more specific embodiment of the invention, at least one of the end faces of the building block, according to the invention, has a recessed portion which extends over the full height of the relevant end face and into which mortar can be introduced from the top surface of the block. the masonry.
The invention further relates to a rectangular prism-shaped building block, more particularly rapid building brick, with an upper and lower surface, two mutually parallel longitudinal side surfaces, two transverse end surfaces and an indented portion in at least one of these end surfaces, which is over the full height. extending between the upper surface and the lower surface and which is laterally closed over substantially the full height of the block.
This building block is characterized by the fact that said recessed portion extends mainly on one side of the longitudinal central section perpendicular to the upper surface, t. t. z. asymmetrical t. o. this middle compartment.
The invention further relates to a method for bricking the above-mentioned building block.
<Desc / Clms Page number 3>
This method is characterized by the fact that, by means of a mortar pump, after placing a certain row of building blocks in line with each other, a virtually continuous layer of mortar is applied to this row in a continuous manner before placing the next row. , such that automatic mortar also penetrates into the possibly present indentation portion between two successive building blocks.
Other details and advantages of the invention will be apparent from the following description of a specific embodiment of a building block according to the invention and of a method for bricking this building block; this description is only given as an example and in no way limits the scope of the protection claimed; the reference numerals mentioned in the description below relate to the accompanying figures.
Figure 1 is a top view of a building block according to this specific embodiment.
Figure 2 is a front view along the line 11-11 of Figure 1.
Figure 3 is a side view along the line 111-111 of Figure 1.
Figure 4 is a top view of a schematic representation of a wall construction that has been implemented with this specific building block.
Figure 5 is a partial front view of a building structure in construction by means of said specific embodiment of the building block according to the invention.
In the various figures, the same reference numerals refer to the same elements.
The building block shown in the figures has the shape of a rectangular prism and more particularly concerns a so-called rapid building brick.
<Desc / Clms Page number 4>
This brick has an upper surface 1, a lower surface 2, two mutually parallel longitudinal side surfaces 3 and 4, two transverse end faces 5 and 6, two grip recesses 7 and 8 in a central longitudinal strip 22 and finally a series distributed over the upper and lower surfaces. openings 9, 9 ', 9 ", usually with an elongated rectangular cross-section, which extend over the entire height of the brick, as is generally the case with classical bricks of this type.
In the figures, in particular figures 2, 3 and 5, however, only the handle recesses 7 and 8 are shown in dotted line which extend over the full height of the brick and are thus formed by channels extending from the top surface into the wall. stretch out the underlay.
This brick is characterized by the fact that the openings 9 extend along successive rows 10, parallel to the longitudinal side faces 3 and 4, these rows 10 being mutually separated by straight continuous support ribs 11 which, in this specific embodiment, consist of flat elongated full flat zones of the upper surface 1 and the lower surface 2. These rows 10 and supporting ribs 11 extend symmetrically to t. o. the longitudinal center section 12, perpendicular to the upper surface 1.
Furthermore, the axis 13 of the channel-shaped grip recesses 7 and 8 is also located in this central compartment 12 and this at a distance D from the nearest end face 5 and 6, respectively, which is substantially equal to one quarter of the total length L of the building block such that, when placing relevant building blocks on top of each other as proposed in Figure 5, said channels 7 and 8 of two superimposed blocks are in line with each other.
<Desc / Clms Page number 5>
An additional not unimportant feature of the specific embodiment of the block according to the invention represented in the figures is that a thin disk-shaped zone 20 with reduced pressure resistance extends symmetrically over the full height H and width B perpendicular to the central section 21 perpendicular to the side surfaces 3 and 4 of the block, so that the latter can be cut, broken or sawn into two equal pieces in a simple and very easy manner with conventional tools.
This zone 20 is formed by a series of identical openings 9 'with a small rectangular cross-section extending one after the other along the entire height of the block in a straight line, the central compartment 21 forming a common plane of symmetry for these openings 9', so that the central axis of the latter is located in this plane.
Another advantage of these openings 9 which thus determine the location of the central compartment 21 and make it clearly visible on the top and bottom surfaces 1 and 2 of the block is that, in this way, a reference is present on the block that allows the blocks to be placed in a wall construction in a very accurate manner in a half-brick relationship and thus to obtain a perfect vertical alignment of the butt joints.
In the central longitudinal strip 22 of the upper surface 1 and the lower surface 2 of the block, in which the grip recesses 7 and 8 are present and which has the width of the latter, there are a series of narrow rectangular openings 9 "which cover the entire width extend from this strip and over the entire height H of the block. These openings 9 "are therefore perpendicular to the openings 9, between which said supporting ribs 11 are provided.
Particularly in the case of relatively wide blocks, it may be in the interest of the amount of mortar, for reasons of saving, to be applied to the
<Desc / Clms Page number 6>
minimize the location of this central strip 22 since, at this location, the mortar generally does not contribute to the strength of the wall structure. In this way, at the height of this strip, in some cases a continuous or static horizontal thermally insulating air layer could be formed between two rows of blocks placed one above the other in a wall construction. In the extreme case, the mortar can therefore also be omitted at this location.
In the specific embodiment, as represented in the figures, the end face 5 has a recessed portion 14 which extends over the full height of this end face and into which, as will be further described here, mortar can be introduced in a very simple manner at the masonry thereof, to form a so-called mortar lock 23 between two successive blocks placed in line with each other, as represented in figure 4.
This recessed portion 14 is bounded laterally by two upright walls 15, which may or may not be parallel to the side faces 3 and 4. In this way, this recessed portion 14 is thus closed off on three sides.
The upright edges of the side faces 3 and 4, which border the end face 5, furthermore show, along their entire height and in the outside of these side faces, a longitudinal notch 16 for forming a so-called false joint, into which butt joint mortar 6 can be applied after or when masking.
Due to the presence of said carrying ribs 11, which are symmetrical. extending over the central compartment 12, when blocking blocks placed one above the other, the supporting ribs 11 of the lower surface 2 of an upper block always lie above the supporting ribs 11 of the upper surface 1 of the underlying block and this independently of the relationship in which the blocks are placed.
<Desc / Clms Page number 7>
This has the important result that the mortar 18, which is situated between two layers of bricks, is not directly pressed into the openings 9 of these blocks by the upper row of bricks.
It was established that this allows a considerable reduction in the mortar consumption.
With the classical bricks of this type, the openings 9 are arranged in rows perpendicular to the longitudinal direction of the blocks, in order to facilitate the transverse cutting of the bricks.
However, this has the consequence that it is very likely that the bearing ribs of an upper block will not fully bear on the bearing ribs of the underlying blocks in a brickwork. The mortar between two blocks placed one above the other is thus pressed under the weight of the blocks stacked on top of each other in said openings 11.
Another important advantage of the building block according to the invention is that, due to the fact that the bearing ribs 11 of the blocks stacked on top of each other are just above each other, the bearing capacity of the wall thus formed is greatly improved and is somewhat comparable becomes with this of a wall consisting of full brick.
Furthermore, in the case of traditional bricks with handle recesses, in a building construction with brick-bonded bricks, these handle recesses cannot be placed in line with handle recesses of the underlying row of blocks.
This has the consequence that, when applying mortar to a certain row of blocks, a certain amount of this mortar will be pressed into the grip recesses of this row which are not in line with the grip recesses of the overlying
<Desc / Clms Page number 8>
row of blocks when stacking different rows of blocks on top of each other. This will therefore also give rise to a greater consumption of mortar and moreover to a weaker building construction than this is the case when the grip recesses of the superimposed blocks are always in line with each other, as is the case by using of the building block, according to the invention.
As is further clear from the accompanying figures, it extends
EMI8.1
most of the recessed portion 14 looks out on one side of the longitudinal central compartment 12, t. asymmetrical t. this central compartment 12. More specifically, in this concrete embodiment, at least two thirds of this recessed portion 14 are located on the same side of the central compartment 12.
This recessed portion 14 is preferably located furthest from the side surface which is to be provided with an inner plaster layer 24, as represented in Figure 4.
In this way a sealed air gap 25 of a few millimeters thick and a few centimeters width is formed between the facing faces of two consecutive blocks in a wall construction, bounded by the mortar lock 23 and the plaster layer 24 and / or an impact grout 26 filled impact joint, which is mainly formed by the raised notch 16. This allows efficient thermal insulation to be formed between these two consecutive blocks.
If the recessed portion 14 is symmetrical t. If the central compartment 12 were to extend, an equally wide air gap tangs would be formed on either side of the wall construction. However, since usually only one side of the wall is visible, only the visible side is inserted or plastered, so that, on the non-visible side, the air gap remains open laterally and thus is in direct contact with the ambient air, which of course is a disadvantage.
<Desc / Clms Page number 9>
can affect the thermal insulation. The depth of this air gap on the non-visible side, which is indicated by the reference numeral 27 in Figure 4, must therefore be as small or narrow as possible.
An additional advantage of this asymmetrical recessed portion 14 is that it is in fact required to always place the block in the same position in a wall construction. This is important, since a block usually only has a properly finished side surface that should therefore also be on the visible side of the wall. Due to the location of the recessed part, this finished side surface is immediately recognizable.
More concretely, if, for example, in Figure 4, the non-plastered side is to remain visible, then the side face 3, which is closest to the recessed portion 14, should form the finished surface.
If a decorative wall, not provided for example, is provided opposite this side, which wall is for example formed from bricks and is located at a certain distance from said side to form a continuous cavity, then this side is not joined, so that, as above has already been avoided, the air gap 27 remains open laterally. Cold air, originating from this cavity, can then penetrate between the blocks of this wall construction through this air gap 27. This explains why the mortar lock 23 should therefore be as close as possible to the cavity.
It is to be understood that in order to form an angle between two rows of blocks, it may be desirable to place the block on the corner with its recessed portion 14 opposite the corresponding recessed portion of the preceding block to which it connects, such as on the left-hand corner of the figure shown in FIG. 4 proposed wall construction.
<Desc / Clms Page number 10>
For erecting building structures, such as walls, by means of the building block according to the invention, use can be made of a classical mortar pump in a very advantageous manner.
Thus, as proposed in Figure 5, after placing each row of building bioks, by means of a mortar pump, of which only the end of the distribution hose 17 is represented in the figure, a layer of mortar 18 with a substantially constant thickness, applied quickly and effectively before placing the next row of blocks. By slightly adjusting the viscosity or fluidity of the mortar, it can be ensured that, during the application of said layer of mortar, a sufficient amount of mortar also penetrates into the recessed part 14 over the full height H of the blocks, so that one automatically receives a mortar lock 23 between two consecutive blocks of the same row over this full height H.
This not only leads to a considerable saving of work but allows to obtain a high-quality wall construction in which the blocks are connected to each other vertically and horizontally in a single operation by means of mortar in a homogeneous and robust manner.
By means of said pump, the mortar is preferably injected under pressure into the recessed portion 14, so that the mortar lock 23 thus formed extends with certainty over the full volume of the recessed portion 14.
Furthermore, due to the presence of the grip recesses 7 and 8, which form vertical continuous channels over the entire height of a wall construction, it is possible to slide a reinforcement 19 into these channels by, for example, ensuring that, when applying the horizontal layer of mortar, also one
<Desc / Clms Page number 11>
a sufficient amount of mortar penetrates into these channels, which can then be pressed and compacted somewhat by means of reinforcement 19.
It is also possible to provide this reinforcement 19 in advance in the foundations at the suitable distance from each other as so-called upright guard rods and then to slide the blocks, via respective channel-shaped recesses 7 and 8, over these rods 19. In this case, mortar is therefore introduced into these channels 7 and 8 at the moment that the reinforcement 19 is already present. The mortar can then be divided and compacted in these channels by slightly moving the existing bars 19 back and forth.
The invention is not limited in any way to the concrete embodiment of a building block described above and represented in the figures, or to a method for erecting a building construction by means of this building block, but several changes can be considered within the framework of the invention, both as regards concerns the shape as relative dimensions of the building blocks as well as the openings and grip recesses provided in the latter.
Thus, for example, according to the invention, the height of the building block can be considerably greater than with the traditional bricks of this type due to the presence of the recessed portion in one of the end faces. After all, the dimensions of this indentation part allow to apply mortar from the top of a row of building blocks placed in line with each other, which mortar completely fills this indentation part even with relatively high blocks. If such a recessed portion is not present, as with most conventional bricks, this height must be limited in order to allow the mortar for the vertical joint to be applied to the relevant end face by sticking.
If this end face is too high, it exists
<Desc / Clms Page number 12>
there is a risk that it is not possible to precisely distribute a mortar layer of sufficient thickness over this full height.
Furthermore, in some specific cases, the bearing ribs on the top and bottom surfaces of the building block, according to the invention, may be present either in recessed or in raised relief. It is possible, for example, for the support ribs to be formed in the bottom surface by elongated slots with a rectangular cross-section extending over the entire length of the building block, between two successive rows of openings, while, in the top surface, these support ribs are formed by a corresponding linear elevation between two successive rows of openings, such that, when placing the blocks on top of each other, a certain transverse anchoring is created between the latter.