<Desc/Clms Page number 1>
Stapelbaar gevelelement en werkwijze voor het vervaardigen van een gevel.
Deze uitvinding heeft betrekking op een stapelbaar gevelelement met twee kopse kanten en met strekse kanten.
Bekende stapelbare gevelelementen bezitten kopse kanten die vlak zijn.
Hierdoor is het noodzakelijk om niet alleen een bindspecie, meestal een mortelspecie aan te brengen tussen strekse kanten van de gevelelementen gestapeld in een gevel, maar ook tussen de kopse kanten. Zonder specie zou water doorheen de gevel kunnen dringen.
Zelfs met specie tussen de kopse kanten, gebeurt het dat de specie vocht niet tegenhoudt.
De uitvinding beoogt een stapelbaar gevelelement dat dit nadeel niet vertoont en de waterdoorlaatbaarheid van de kopyoegen tussen kopse kanten van de gevelelementen in een gevel minimaliseert en daarenboven toelaat, indien gewenst, de gevelelementen in de gevel te stapelen zonder specie tussen de kopse kanten.
Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt doordat het gevelelement op een kopse kant minstens een tand bezit en op
<Desc/Clms Page number 2>
zijn andere kopse kant minstens een groef die overeenkomt met minstens een gedeelte van een tand.
Bij voorkeur strekken de tand en groef, respectievelijk tanden en groeven, zieh uit over de volledige hoogte van de kopse kant.
Eén strekse kant kan eveneens een of meer tanden bezitten, terwijl de tegenoverliggende strekse kant een of meer groeven kan bezitten die overeenkomen met minstens een gedeelte van een tand, respectievelijk tanden.
De diepte van de groef is bij voorkeur tussen 0 en 4 mm kleiner dan de hoogte van de tand dwars op de kopse kant gemeten.
Het gevelelement kan uit klei vervaardigd zijn of kan een gevelsteen zijn uit beton of kalkzandsteen of uit andere materialen.
De uitvinding heeft ook betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een gevel van een bouwwerk.
Bij een bekende werkwijze om met stapelbare gevelelementen een gevel te vervaardigen, wordt zowel tussen de bovenste en onderste strekse kanten, als tussen de kopse kanten bindspecie aangebracht.
<Desc/Clms Page number 3>
Terwijl de bindspecie tussen de strekse kanten de strekvoeg meestal volledig afsluit, komt het regelmatig voor dat de bindspecie die tussen de kopse kanten wordt aangebracht niet over de volledige hoogte tussen twee strekse kanten aangebracht is waardoor doordringing van water via de voeg tussen deze kopse kanten mogelijk is.
De uitvinding beoogt een werkwijze te verschaffen die dit nadeel niet bezit.
Hiertoe maakt de werkwijze gebruik van gevelelementen volgens een van de hoger beschreven uitvoeringsvormen volgens de uitvinding.
Bij voorkeur wordt uitsluitend tussen strekse kanten van de gevelelementen bindspecie aangebracht.
Deze ultvoeringsvorm biedt het bijkomende voordeel dat minder specie vereist is voor het vervaardigen van de gevel en, doordat geen specie op de kopse kanten moet worden aangebracht, het bouwen ook sneller kan geschieden.
Daarenboven kan door de afwezigheid van bindspecie in de kopse voegen, de dikte van deze voegen beperkt zijn en zelfs tot praktisch nul herleid zijn.
Als bindspecie kan zowel lijmspecie als mortelspecie als een andere bindspecie worden gebruikt.
<Desc/Clms Page number 4>
Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter voorkeurdragende uitvoeringsvormen van een stapelbaar gevelelement en van een werkwijze voor het vervaardigen van een gevel in een bouwwerk, volgens de uitvinding, beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin :
Figuur 1 een zieht in perspectief weergeeft van een gevelelement volgens de uitvinding ;
Figuur 2 een gedeelte van een gevel weergeeft vervaardigd met gevelelementen zoals dit van figuur 1 ;
Figuur 3 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens de lijn 111-111 in figuur 2 ;
Figuur 4 een doorsnede weergeeft analoog aan deze van figuur 3, maar met betrekking tot een andere uitvoeringsvorm ;
Figuur 5 een gedeelte van een gevel weergeeft analoog aan dit van figuur 2, maar met betrekking tot een andere uitvoeringsvorm van de gevel ;
Figuur 6 op grotere schaal een doorsnede weergeeft volgens de lijn VI-VI in figuur 2.
Het stapelbaar gevelelement weergegeven in de figuren is een baksteen uit gebakken klei. Hij bezit twee kopse kanten 1 en 2, een bovenste strekse kant 3, een onderste strekse kant 4, en twee decoratieve opstaande zijkanten 5.
<Desc/Clms Page number 5>
De kopse kant 1 is over zijn volledige hoogte, dit is van de bovenste strekse kant 3 tot de onderste strekse kant 4, in het midden van een tand 6 voorzien.
In de kopse kant 2 is over zijn volledige hoogte, in het midden een groef 7 voorzien.
De afmetingen van de groef 7 zijn zodanig dat de tand 6, in feite de tand 6 van een andere gelijke baksteen, er gedeeltelijk of zelfs geheel in past.
De hoogte van de tand 6 is bij voorkeur groter dan of gelijk aan de diepte van de groef. De hoogte van de tand 6 en de diepte van de groef verschillen bij voorkeur met een afstand die gelijk is aan nul tot 4 mm, bijvoorbeeld 3 mm zoals weergegeven in de figuren 1 tot 3, of nul mm, zoals weergegeven in de figuren 4 en 5.
Het gevelelement kan van holtes 8 in zijn hoogterichting zijn voorzien, doch volgens een variante kan deze evengoed vol zijp of van uitsparingen zoals zogenaamde"frog"voorzien zijn.
Het gevelelement moet niet noodzakelijk een baksteen zijn uit klei. Het kan ook een baksteen zijn uit andere gebakken aarde, zoals leem of andere grondsoorten. Het hoeft zelfs
<Desc/Clms Page number 6>
niet noodzakelijk een steen te zijn. Het gevelelement uit gebakken aarde kan ook plaatvormig zijn.
Het gevelelement moet niet noodzakelijk gebakken zijn. Het kan in een variante een gevelsteen zijn uit beton of geperste kalkzandsteen of uit een ander materiaal.
Met de hiervoor beschreven gevelelementen wordt een gevel van een bouwwerk als volgt opgetrokken.
De gevelelementen worden in het gewenste verband op elkaar gestapeld, waarbij uitsluitend op de bovenste strekse kant 3 bindspecie wordt aangebracht alvorens er een volgend gevelelement op te plaatsen.
Voor het vormen van de gevel, weergegeven in figuren 2 en 3, wordt gebruik gemaakt van de bakstenen weergegeven in figuur 1, waarbij als bindspecie een lijmspecie wordt gebruikt.
Deze lijmspecie kan eender hoe worden aangebracht op de steen, bijvoorbeeld door middel van een spuitinrichting of truweel of op enige andere wijze.
Doordat lijmspecie wordt gebruikt, is de horizontale of strekse voeg 9 smal, meestal 2 tot 7 mm.
De kopse voeg 10 is ongeveer even groot wanneer de bakstenen van een laag met hun kopse kanten 2 zo ver mogelijk tegen
<Desc/Clms Page number 7>
elkaar worden geolaatst en de tand 6 van de ene baksteen maximaal in de groef 7 van de naburlge wordt geschoven.
Tussen deze kopse kanten 2 wordt bijvoorbeeld geen lijmspecie aangebracht. Toch kan er geen water door de gevel dringen doordat in elk van de kopse voegen 10 een tand 6 in een groef 7 steekt.
Uiteraard kan een ander uitzicht van de gevel worden verkregen door de tanden 6 niet maximaal in de groeven 7 te schuiven, doch om water tegen te houden moeten de tanden 6 wel voldoende diep in de groeven 7 steken. De tand 6 en groef 7 kunnen dan niet worden gebruikt om de breedte van de kopse voegen 10 te bepalen, maar deze dikte moet door de metselaar worden geschat. Deze mogelijkheid is in streeplijn in de figuur 3 afgebeeld.
Een ander uitzicht kan ook worden verkregen door de strekse voegen 9 dikker te kiezen zoals weergegeven in de figuren 4 en 5.
Om deze gevel te bouwen worden bakstenen gebruikt waarvan de tand 6 ongeveer dezelfde hoogte bezit als de diepte van de groef 7, zoals duidelijk zichtbaar is in figuur 4.
De bakstenen van een laag worden met hun kopse kanten 2 tegen elkaar geplaatst zodat de kopse voeg 10 een breedte van praktisch nul bezit.
<Desc/Clms Page number 8>
Als bindspecie wordt in dit geval mortelspecie gebruikt met de gebruikelijke breedte van de strekse voeg 9 van ongeveer 1
EMI8.1
cm.
Zeker bij gevelelementen uit gebakken aarde moet de tand 6 met een zekere speling in een groef 7 passen, maar bij voorkeur is deze speling relatief klein.
De tand 6 en de groef 7'moeten niet noodzakelijk ongeveer een rechthoekige doorsnede bezitten zoals weergegeven in de figuren. De tand 6 kan bijvoorbeeld aan de zijden afgeschuind of afgerond zijn.
De tand 6 op de ene kopse kant 2 en de groef 7 op de tegenoverliggende kopse kant 2 zijn noodzakelijk maar, in een ander uitvoeringsvorm van de uitvinding kunnen daarenboven ook de strekse kanten 3 en 4 van een tand of groef zijn voorzien.
In de uitvoeringsvorm weergegeven in figuur 6 is de bovenste strekse kant 3 van een tand 11 voorzien en de onderste strekse kant 4 van een groef 12 voorzien waarin een tand 11 geheel of gedeeltelijk kan aangebracht worden. Op deze manier wordt waterdoordringing ook in de strekse voegen 9 met zekerheid uitgesloten, ook wanneer niet voldoende bindspecie zou aangebracht zijn.
<Desc/Clms Page number 9>
Alhoewel bij voorkeur met slechts een fand en een groef wordt gewerkt, is het duidelijk dat ook uitvoeringen met twee of meer tanden en/of groeven mogelijk zijn.
De uitvinding is geenszins beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijk gevelelement en dergelijke werkwijze voor het vervaardigen van een gevel, kunnen in verschillende varianten worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.'
<Desc / Clms Page number 1>
Stackable façade element and method for manufacturing a façade.
This invention relates to a stackable façade element with two front sides and with straight sides.
Known stackable façade elements have flat sides that are flat.
As a result, it is necessary not only to apply a bonded mortar, usually a mortar, between the straight sides of the façade elements stacked in a façade, but also between the ends. Without mortar, water could penetrate the facade.
Even with grout between the ends, it happens that the grout does not retain moisture.
It is an object of the invention to provide a stackable façade element which does not exhibit this disadvantage and which minimizes the water permeability of the head joint between end faces of the façade elements in a façade and furthermore allows, if desired, to stack the façade elements in the façade without spoil between the end faces.
This object is achieved according to the invention in that the façade element has at least one tooth on an end face and on
<Desc / Clms Page number 2>
its other end face, at least one groove corresponding to at least a portion of a tooth.
Preferably the tongue and groove, respectively teeth and grooves, extend over the full height of the end face.
One straight edge may also have one or more teeth, while the opposite straight edge may have one or more grooves corresponding to at least a portion of a tooth or teeth, respectively.
The depth of the groove is preferably between 0 and 4 mm smaller than the height of the tooth measured transversely of the end face.
The façade element can be made from clay or can be a facing brick from concrete or sand-lime brick or from other materials.
The invention also relates to a method for manufacturing a facade of a building.
In a known method of manufacturing a facade with stackable façade elements, binding mortar is applied both between the upper and lower straight edges and between the ends.
<Desc / Clms Page number 3>
While the binding grout between the straight sides usually completely closes the expansion joint, it regularly happens that the binding grout that is applied between the end faces is not arranged over the full height between two straight sides, so that water penetration through the joint between these end faces is possible. is.
The object of the invention is to provide a method which does not have this drawback.
To this end, the method makes use of facade elements according to one of the embodiments of the invention described above.
Preferably, grout is only applied between the straight sides of the façade elements.
This form of execution offers the additional advantage that less mortar is required for the manufacture of the facade and, because no mortar has to be applied to the ends, construction can also take place faster.
In addition, due to the absence of binding grout in the end joints, the thickness of these joints can be limited and even reduced to practically zero.
Both glued mortar and mortar mortar as well as another binding mortar can be used as binding mortar.
<Desc / Clms Page number 4>
With the insight to better demonstrate the characteristics of the invention, preferred embodiments of a stackable façade element and of a method for manufacturing a façade in a building structure according to the invention are described below with reference to no limiting character. to the accompanying drawings, in which:
Figure 1 shows a perspective view of a facade element according to the invention;
Figure 2 represents a part of a facade manufactured with facade elements such as this of Figure 1;
Figure 3 shows a section on a larger scale along the line 111-111 in Figure 2;
Figure 4 represents a section analogous to that of Figure 3, but with respect to another embodiment;
Figure 5 shows a part of a facade analogous to that of Figure 2, but with regard to another embodiment of the facade;
Figure 6 represents a section on a larger scale along the line VI-VI in Figure 2.
The stackable façade element shown in the figures is a brick made from baked clay. It has two end faces 1 and 2, an upper straight edge 3, a lower straight edge 4, and two decorative raised sides 5.
<Desc / Clms Page number 5>
The end face 1 is over its full height, this is provided with a tooth 6 in the middle from the upper straight edge 3 to the lower straight edge 4.
A groove 7 is provided in the middle side 2 over its entire height.
The dimensions of the groove 7 are such that the tooth 6, in fact the tooth 6 of another similar brick, fits partially or even completely.
The height of the tooth 6 is preferably greater than or equal to the depth of the groove. The height of the tooth 6 and the depth of the groove preferably differ by a distance equal to zero to 4 mm, for example 3 mm as shown in figures 1 to 3, or zero mm, as shown in figures 4 and 5.
The façade element can be provided with cavities 8 in its height direction, but according to a variant it can also be provided with a full side panel or with recesses such as so-called "frog".
The façade element does not necessarily have to be a brick made of clay. It can also be a brick from other baked earth, such as loam or other types of soil. It is even necessary
<Desc / Clms Page number 6>
not necessarily be a stone. The façade element from baked earth can also be plate-shaped.
The façade element does not necessarily have to be baked. In a variant it can be a facing brick made of concrete or pressed sand-lime brick or of another material.
With the façade elements described above, a façade of a building is erected as follows.
The façade elements are stacked on top of each other in the desired relationship, whereby binding grout is only applied to the upper straight edge before placing a subsequent façade element on it.
To form the facade, shown in figures 2 and 3, use is made of the bricks shown in figure 1, whereby a glue mortar is used as binding mortar.
This glue can be applied to the stone in any way, for example by means of a spraying device or trowel or in some other way.
Because adhesive grout is used, the horizontal or straight joint is 9 narrow, usually 2 to 7 mm.
The head joint 10 is approximately the same size when the bricks of a layer with their head sides 2 as far as possible against
<Desc / Clms Page number 7>
are welded to each other and the tooth 6 of the one brick is pushed into the groove 7 of the neighbor.
For example, no glue is applied between these end faces 2. However, no water can penetrate the facade because in each of the end joints 10 a tooth 6 protrudes into a groove 7.
Of course, a different view of the facade can be obtained by not sliding the teeth 6 maximally into the grooves 7, but in order to retain water, the teeth 6 have to protrude sufficiently deep into the grooves 7. The tooth 6 and groove 7 can then not be used to determine the width of the end joints 10, but this thickness must be estimated by the bricklayer. This possibility is shown in dotted line in Figure 3.
A different view can also be obtained by choosing thicker joints 9 as shown in figures 4 and 5.
To build this façade, bricks are used of which the tooth 6 has approximately the same height as the depth of the groove 7, as is clearly visible in Figure 4.
The bricks of a layer are placed with their end faces 2 against each other so that the end joint 10 has a width of practically zero.
<Desc / Clms Page number 8>
Mortar mortar with the usual width of the straight joint 9 of about 1 is used as binding mortar in this case
EMI8.1
cm.
Certainly in the case of façade elements made from baked earth, the tooth 6 must fit into a groove 7 with a certain play, but this play is preferably relatively small.
The tooth 6 and the groove 7 'do not necessarily have to have approximately a rectangular cross-section as shown in the figures. The tooth 6 can for instance be chamfered or rounded on the sides.
The tooth 6 on one end face 2 and the groove 7 on the opposite end face 2 are necessary but, in another embodiment of the invention, the straight sides 3 and 4 can also be provided with a tooth or groove.
In the embodiment shown in Figure 6, the upper straight edge 3 is provided with a tooth 11 and the lower straight edge 4 is provided with a groove 12 in which a tooth 11 can be fitted entirely or partially. In this way, water penetration is also excluded with certainty in the straight joints 9, even if sufficient binding grout is not applied.
<Desc / Clms Page number 9>
Although it is preferable to work with only one fand and a groove, it is clear that embodiments with two or more teeth and / or grooves are also possible.
The invention is in no way limited to the embodiments described above and shown in the figures, but such a facade element and such method for manufacturing a facade can be realized in various variants without departing from the scope of the invention.