BE1013786A6 - Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer. - Google Patents

Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer. Download PDF

Info

Publication number
BE1013786A6
BE1013786A6 BE2000/0675A BE200000675A BE1013786A6 BE 1013786 A6 BE1013786 A6 BE 1013786A6 BE 2000/0675 A BE2000/0675 A BE 2000/0675A BE 200000675 A BE200000675 A BE 200000675A BE 1013786 A6 BE1013786 A6 BE 1013786A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
guide tube
substantially cylindrical
guide
guide element
cylindrical portion
Prior art date
Application number
BE2000/0675A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE2000/0675A priority Critical patent/BE1013786A6/nl
Priority to PCT/EP2001/012151 priority patent/WO2002034981A1/de
Priority to AU2002223632A priority patent/AU2002223632A1/en
Application granted granted Critical
Publication of BE1013786A6 publication Critical patent/BE1013786A6/nl

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/28Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed
    • D03D47/30Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms wherein the weft itself is projected into the shed by gas jet
    • D03D47/3006Construction of the nozzles
    • D03D47/3013Main nozzles

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Hoofdblazer en geleidingsbuis voor een hoofdblazer (11, 12) van een weefmachine, waarbij de ingang (25) van de geleidingsbuis (18, 19, 38, 39) in gebruik tegenover een geleidingselement (16, 17) is gelegen, en waarbij de geleidingsbuis (18, 19, 38, 39) nabij de ingang (25) een nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) en een stroomafwaarts gelegen gedeelte (31) met een doormeter die een fractie groter is dan de doormeter van het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) bevat.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer. 



  De uitvinding betreft een geleidingsbuis voor een hoofdblazer van een weefmachine, waarbij de ingang van de geleidingsbuis in gebruik tegenover een geleidingselement is gelegen. De uitvinding bevat tevens een hoofdblazer voorzien van een dergelijke geleidingsbuis. 



  Een dergelijke hoofdblazer is gekend uit WO 98/54385, en bestaat uit een behuizing waarin een geleidingselement en een met het geleidingselement samenwerkende geleidingsbuis zijn voorzien. Het geleidingselement bevat een boring voor een inslagdraad en laat toe fluidum langsheen zijn buitenoppervlak te geleiden. De geleidingsbuis sluit aan op het geleidingselement en laat toe een inslagdraad en fluidum te geleiden. Het geleidingselement bevat bij WO 98/54385 nabij de uitgang een gedeelte met een nagenoeg cilindervormig buitenoppervlak. Een hoofdblazer met een dergelijk geleidingselement wordt meestal aangewend voor het weven van inslagdraden die bestaan uit meerdere naast elkaar opgestelde dunne draadjes of filamenten. Een dergelijke hoofdblazer blaast echter vooral bij voornoemde inslagdraden de filamenten uiteen, waardoor de inslagdraad beschadigd wordt. 



  Het doel van de uitvinding is een geleidingsbuis voor een hoofdblazer en een hoofdblazer te verbeteren, teneinde het beschadigen van de inslagdraden te vermijden. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 Tot dit doel bevat de geleidingsbuis nabij de ingang een nagenoeg cilindervormig gedeelte en een overgang tussen het nagenoeg cilindervormig gedeelte en een stroomafwaarts gelegen gedeelte met een doormeter die een fractie groter is dan de doormeter van het nagenoeg cilindervormig gedeelte, waarbij in gebruik het nagenoeg cilindervormig gedeelte tegenover het geleidingselement is gelegen en de overgang tussen de gedeelten met een verschillende doormeter nagenoeg ter hoogte van de uitgang van het geleidingselement is gelegen. 



  Een dergelijke geleidingsbuis laat toe dat de luchtstroom die expandeert in de geleidingsbuis juist na de uitgang van het geleidingselement minder direct op de inslagdraad terechtkomt. Dit resulteert in een gunstiger gedrag van de luchtstroom op de inslagdraad, daar de kracht van de luchtstraal minder rechtstreeks op de inslagdraad terechtkomt. Hierdoor wordt de inslagdraad minder beschadigd. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm is het nagenoeg cilindervormig gedeelte van de geleidingsbuis in gebruik tegenover een nagenoeg cilindervormig einde van het geleidingselement gelegen. Dit laat toe dat de luchtstraal nagenoeg evenwijdig met de inslagdraad in de geleidingsbuis terechtkomt, en zodoende minder brutaal op de inslagdraad inwerkt, waardoor de inslagdraad minder beschadigd wordt. 



  De uitvinding betreft tevens een hoofdblazer voorzien van een geleidingselement en een geleidingsbuis waarbij de geleidingsbuis nabij de ingang een nagenoeg cilindervormig gedeelte en een overgang tussen het 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 nagenoeg cilindervormig gedeelte en een stroomafwaarts gelegen gedeelte met een doormeter die een fractie groter is dan de doormeter van het nagenoeg cilindervormig gedeelte bevat, waarbij in gebruik het nagenoeg cilindervormig gedeelte tegenover het geleidingselement is gelegen en de overgang tussen de gedeelten met een verschillende doormeter nagenoeg ter hoogte van de uitgang van het geleidingselement is gelegen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de hoofdblazer tevens een geleidingselement dat een nagenoeg cilindervormig einde bevat, dat in gebruik tegenover het nagenoeg cilindervormig gedeelte van de geleidingsbuis is gelegen. 



  Teneinde de kenmerken en verdere voordelen van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen, wordt de uitvinding hiertoe nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : Figuur 1 een weefmachine met een inbrengsysteem weergeeft ; Figuur 2 een doorsnede van twee in een zelfde behuizing aangebrachte hoofdblazers met een geleidingsbuis volgens de uitvinding weergeven ; Figuur 3 een variante van figuur 2 weergeeft. 



  Figuur 1 toont schematisch een inbrengsysteem   1,   die op een lade 2 van een luchtweefmachine is aangebracht. De lade 2 draagt een riet 3, dat voorzien is van een luchtgeleidingskanaal 4 voor het geleiden van een ingebrachte inslagdraad. In de omgeving van het riet 3 wordt door kettingdraden 5 een weefvak 6 gevormd, 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 waarin een inslagdraad wordt gebracht, die vervolgens door het riet 3 tegen de rand van het weefsel 7 wordt aangeslagen. 



  Het inbrengsysteem 1 bevat meerdere behuizingen 8, bijvoorbeeld vier behuizingen 8, die telkens door middel van schroeven 9 aan een grondplaat 10 zijn bevestigd. De grondplaat 10 is op de lade 2 bevestigd. 



  Elke behuizing 8 bevat twee hoofdblazers 11 en 12, waarvan de tegenover de behuizing 8 gelegen einden met een houder 13 op de grondplaat 10 zijn bevestigd. Verder zijn toevoerleidingen 14 voor perslucht weergegeven. 



  In figuur 2 wordt de behuizing 8 van twee hoofdblazers 11 en 12 weergegeven. Elke hoofdblazer 11,12 bevat een geleidingselement 15 of 16, dat een boring 17 voor het geleiden van een niet weergegeven inslagdraad bevat. 



  Elk geleidingselement 15 of 16 sluit aan op een geleidingsbuis 18 of 19, waarin perslucht en een niet weergegeven inslagdraad kunnen geleid worden. Tussen het geleidingselement 15 of 16 en de geleidingsbuis 18 of 19 wordt een doortocht voor een luchtstroom gevormd. 



  Het buitenoppervlak van elk geleidingselement 15 of 16 bevat meerdere radiale uitsprongen 20 voor het positioneren van het geleidingselement 15 of 16 voorzien. Het geleidingselement 15 of 16 bevat nabij zijn uitgang een cilindervormig einde 21 dat gelegen is ter hoogte van de ingang van de geleidingsbuis 18 of 19. Het tegenover het cilindervormig einde 21 gelegen deel 22 van elk geleidingselement 16 of 17 is gelagerd in een boring van de behuizing 8 en is voorzien van een   O-ring   23 voor het afsluiten van perslucht. Elk 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 geleidingselement 15 of 16 is in een axiale positie met een bout 24 in de behuizing 8 bevestigd. 



  Het geleidingselement 15 van de hoofdblazer 11 is tevens ter hoogte van de uitsprongen 20 gelagerd in de boring 28 van de behuizing 8. De geleidingsbuis 18 van de hoofdblazer 11 bestaat uit een buisvormig element, dat gelagerd is in de boring 28 van de behuizing 8. Die geleidingsbuis 18 bevat tevens   O-ringen   23 voor het afsluiten van perslucht, en wordt met een bout 27 in een bepaalde axiale positie in de behuizing 8 geklemd. Perslucht wordt vanaf een kanaal 29 en omheen het buitenoppervlak van het geleidingselement 15 naar de ingang 25 van de geleidingsbuis 18 en vervolgens doorheen de geleidingsbuis 18 naar de uitgang 26 van de hoofdblazer 11 geleid, teneinde volgens de stromingsrichting A van de perslucht een blaaskracht op een inslagdraad uit te oefenen, waardoor een inslagdraad doorheen het geleidingselement 15 en de geleidingsbuis 18 wordt geblazen. 



  Volgens de uitvinding bevat de geleidingsbuis 18 nabij de ingang 25 een nagenoeg cilindervormig gedeelte 30, dat in gebruik tegenover het nagenoeg cilindervormig einde 21 van het geleidingselement 15 is gelegen, en een overgang 32 tussen het nagenoeg cilindervormig gedeelte 30 en een stroomafwaarts gelegen gedeelte 31 dat een doormeter vertoont die een fractie groter is dan de doormeter van het nagenoeg cilindervormig gedeelte 30, waarbij de overgang 32 tussen de gedeelten 30 en 31 met een verschillende doormeter in gebruik nagenoeg ter hoogte van de stroomafwaarts gelegen uitgang 33 van het cilindervormig einde 21 is gelegen. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 



  Niettegenstaande bij de weergegeven uitvoeringsvorm de overgang 32 relatief vergroot is weergegeven, kan in werkelijkheid de doormeter van het gedeelte 30 bijvoorbeeld 2, 9 millimeter bedragen, terwijl de doormeter van het gedeelte 31 nabij de overgang 32 bijvoorbeeld 3 millimeter bedraagt. Een dergelijk klein verschil in doormeter wijzigt de luchtstroming in de geleidingsbuis 18 aanzienlijk. 



  Bij voorkeur bevinden, zoals weergegeven in figuur 2, de overgang 32 en/of het nabij de overgang 32 gelegen gedeelte 31 van de geleidingsbuis 18 zich in gebruik iets stroomopwaarts van de uitgang 33 van het geleidingselement 16. In dit geval kan de luchtstroming, bij het verlaten van het nagenoeg cilindervormig einde 21, reeds naar het gedeelte 31 met een grotere doormeter toe bewegen. Dit is voordelig voor het bekomen dat de kracht van de luchtstraal minder rechtstreeks op de inslagdraad terechtkomt. 



  De doorstroomopening tussen het geleidingselement 15 en de geleidingsbuis 18 is hierbij het kleinst ter hoogte van de doortocht tussen het nagenoeg cilindervormig einde 21 van het geleidingselement 15 en het nagenoeg cilindervormig gedeelte 30 van de geleidingsbuis 18. 



  Ter hoogte van deze doortocht, ook de kritische doortocht genoemd, heeft de luchtstroming doorheen de hoofdblazer 11 een grote snelheid, die meestal ook een supersone snelheid is. Bij het verlaten van deze kleine doortocht zal de perslucht van de luchtstroming verder expanderen, en komt de luchtstroming met een grote kracht in de geleidingsbuis 18 terecht. Door de overgang 32 en vooral de grotere doormeter van het gedeelte 31 van de geleidingsbuis 18 zal die 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 expanderende luchtstraal niet brutaal op de inslagdraad terechtkomen, die nagenoeg centraal doorheen de geleidingsbuis 18 wordt geleid, maar zal tevens in de richting naar de binnenwand van het gedeelte 31 toe geleid worden.

   Hierdoor zal deze luchtstraal met hoge snelheid niet met volle impact op een klein gedeelte van de inslagdraad terechtkomen, maar zal de luchtstraal eerder over een grotere afstand van de inslagdraad met een meer geleidelijke impact op de inslagdraad inwerken. Dit verkleint de kans dat een inslagdraad beschadigd wordt, in het bijzonder kapot geblazen, uiteengerafeld of in lussen geblazen wordt door de luchtstraal. 



  De geleidingsbuis 19, die een variante uitvoeringsvorm van de geleidingsbuis 18 voorstelt, verschilt van de geleidingsbuis 18 in een nabij de ingang 25 gelegen kraag 34 die samenwerkt met de uitsprongen 20 van het geleidingselement 16, en een cilindervormig gedeelte 41 dat met   O-ring   35. De perslucht wordt hierbij geleid vanaf een kanaal   36, via   een boring 37 en de zone tussen het geleidingselement 16 en de geleidingsbuis 19 naar de geleidingsbuis 19. 



  In figuur 3 is nog een variante uitvoeringsvorm voor de hoofdblazer 11 weergegeven. De doormeter van de geleidingsbuis 38 neemt hierbij toe volgens stromingsrichting A. Tevens is een variante uitvoeringsvorm voor de hoofdblazer 12 weergegeven, waarbij de geleidingsbuis 39 een kleinere lengte vertoont dan de geleidingsbuis 19 van figuur 2. Hierbij sluit tevens een aparte buis 40 op de geleidingsbuis 39 aan, die een verlengsel van de geleidingsbuis 39 vormt. 



  De buis 40 is in het weergegeven voorbeeld divergerend 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 uitgevoerd. De buis 40 kan volgens een variante ook nagenoeg cilindervormig uitgevoerd worden. 



  Het is duidelijk dat het einde 21 van het geleidingselement 15 of 16 en/of het gedeelte 30 niet noodzakelijk perfect cilindervormig dienen uitgevoerd te worden. Het cilindervormig uitvoeren van dit einde 21 en het gedeelte 30 in combinatie met de overgang 32 en de grotere doormeter van het gedeelte 31 biedt als voordeel dat de luchtstraal ter hoogte van de uitgang 33 nagenoeg evenwijdig met de inslagdraad de doortocht tussen het geleidingselement 15 of 16 en de geleidingsbuis 18,19, 38 of 39 zal verlaten, en zodoende minder brutaal zal inwerken op de inslagdraad. Volgens een variante kan dit einde 21 ook licht conisch, zowel convergerend als divergerend worden uitgevoerd. 



  De geleidingsbuis en de hoofdblazer volgens de uitvinding zijn bijzonder geschikt om inslagdraden te weven die aan beschadiging onderhevig zijn. Dergelijke inslagdraden bestaan bijvoorbeeld uit verschillende evenwijdig aan elkaar opgestelde dunne draadjes of filamenten, die samen een inslagdraad vormen. 



  De uitvinding kan tevens combinaties van de weergegeven uitvoeringsvormen voor de geleidingsbuizen 18,19, 38, 39 en/of de hoofdblazers 11,12 bevatten. 



  De geleidingsbuis en de hoofdblazer volgens de uitvinding beperken zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, maar kunnen binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (6)

EMI9.1 Conclusies.
1. Geleidingsbuis voor een hoofdblazer (11, van een weefmachine, waarbij de ingang (25) van de geleidingsbuis (18, in gebruik tegenover een geleidingselement (15, is gelegen, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsbuis (18, nabij de ingang (25) een nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) en een overgang (32) tussen het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) en een stroomafwaarts gelegen gedeelte (31) met een doormeter die een fractie groter is dan de doormeter van het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) bevat, waarbij in gebruik het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) tegenover het geleidingselement (15, is gelegen en de overgang (32) tussen de gedeelten (30, met een verschillende doormeter nagenoeg ter hoogte van de uitgang (33) van het geleidingselement (15, is gelegen.
2. Geleidingsbuis volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) van de geleidingsbuis (18, in gebruik tegenover een nagenoeg cilindervormig einde (21) van het geleidingselement (16, is gelegen.
3. Geleidingsbuis volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de overgang (32) en/of het nabij de overgang (32) gelegen gedeelte (31) van de geleidingsbuis (18, in gebruik zieh iets stroomopwaarts van de uitgang (33) van het geleidingselement (16) bevinden. <Desc/Clms Page number 10>
4. Hoofdblazer voorzien van een geleidingsbuis volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat de hoofdblazer (11, 12) voorzien is van een geleidingselement (15, 16) en een geleidingsbuis (18, 19, 38, 39), waarbij de geleidingsbuis (18, 19, 38, 39) nabij de ingang (25) een nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) en een overgang (32) tussen het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) en een stroomafwaarts gelegen gedeelte (31) met een doormeter die een fractie groter is dan de doormeter van het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) bevat, waarbij in gebruik het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) tegenover het geleidingselement (15, 16) is gelegen en de overgang (32) tussen de gedeelten (30, 31) met een verschillende doormeter nagenoeg ter hoogte van de uitgang (33) van het geleidingselement (15, 16)
is gelegen.
5. Hoofdblazer volgens conclusie 4, daardoor gekenmerkt dat de hoofdblazer (11, 12) een geleidingselement (15, 16) bevat dat een nagenoeg cilindervormig einde (21) bevat, dat in gebruik tegenover het nagenoeg cilindervormig gedeelte (30) van de geleidingsbuis (18, 19, 38, 39) is gelegen.
6. Hoofdblazer volgens conclusie 4 of 5, daardoor gekenmerkt dat de overgang (32) en/of het nabij de overgang (32) gelegen gedeelte (31) van de geleidingsbuis (18, 19, 38, 39) in gebruik zieh iets stroomopwaarts van de uitgang (33) van het geleidingselement (16) bevinden.
BE2000/0675A 2000-10-24 2000-10-24 Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer. BE1013786A6 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0675A BE1013786A6 (nl) 2000-10-24 2000-10-24 Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer.
PCT/EP2001/012151 WO2002034981A1 (de) 2000-10-24 2001-10-20 Hauptdüse für düsenwebmaschinen und führungsrohr für eine hauptdüse
AU2002223632A AU2002223632A1 (en) 2000-10-24 2001-10-20 Main jet for a jet-weaving machine and guiding tube for a main jet

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE2000/0675A BE1013786A6 (nl) 2000-10-24 2000-10-24 Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1013786A6 true BE1013786A6 (nl) 2002-08-06

Family

ID=3896726

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE2000/0675A BE1013786A6 (nl) 2000-10-24 2000-10-24 Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer.

Country Status (3)

Country Link
AU (1) AU2002223632A1 (nl)
BE (1) BE1013786A6 (nl)
WO (1) WO2002034981A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
JP2004156162A (ja) * 2002-11-05 2004-06-03 Tsudakoma Corp 空気噴射式織機の緯入れノズル及びこれ用のパイプ

Family Cites Families (9)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CH545364A (de) * 1972-05-29 1973-12-15 Rueti Ag Vormals C Honegger Ma Düse zum Erzeugen eines Strahles eines Fluidums
US4466468A (en) * 1979-08-06 1984-08-21 Leesona Corporation Strand delivery system
JPS5771445A (en) * 1980-10-15 1982-05-04 Nissan Motor Wefting nozzle of air jet type loom
JPS57501869A (nl) * 1980-11-17 1982-10-21
DE8903512U1 (nl) * 1989-03-21 1990-04-19 Lindauer Dornier Gmbh, 8990 Lindau, De
JPH06299442A (ja) * 1993-04-15 1994-10-25 Toyota Autom Loom Works Ltd 流体噴射式織機におけるメインノズル
JPH09228191A (ja) * 1996-02-29 1997-09-02 Tsudakoma Corp 流体噴射式織機の緯糸ノズル用ニードル
BE1011183A3 (nl) * 1997-05-28 1999-06-01 Picanol Nv Insertiesysteem voor een weefmachine.
JPH1161597A (ja) * 1997-08-05 1999-03-05 Hour Spindle Kk 流体噴射式織機用ノズル

Also Published As

Publication number Publication date
AU2002223632A1 (en) 2002-05-06
WO2002034981A1 (de) 2002-05-02

Similar Documents

Publication Publication Date Title
BE1013786A6 (nl) Geleidingsbuis voor een hoofdblazer en hoofdblazer.
JPH04308252A (ja) 織機におけるよこ糸の引張り装置
KR940019358A (ko) 분무기(atomizer)
US4550752A (en) Method for conveying a flexible thread by means of pressurized gas
BE1003558A3 (nl) Blaasinrichting voor inslagdraden bij weefmachines.
CS214855B2 (en) Insertion appliance for pneumatic jet loom
CS223983B2 (en) Adjustment of the nozzles for the loom with insertion by means of rays
US3101313A (en) Hydro cyclone
KR930006203A (ko) 직조된 실에서 비틀림 모멘트의 감소를 위한 보조실가닥-직조 장치에서의 장치
US3978896A (en) Weft thread inserting nozzle
GB2085487A (en) A weft inserting nozzle of an air jet type weaving loom
JPS6198887U (nl)
BE1012608A3 (nl) Spuitmondstuk voor een weefmachine.
SU650515A3 (ru) Пневматический ткацкий станок
NL8004551A (nl) Werkwijze voor het inbrengen en strekken van een afgemeten inslagdraadstuk in het weefvak van een spoelloze weefmachine.
KR950000198A (ko) 중공필터를 가지는 집진기
IE46949B1 (en) Fluid jet apparatus for texturing yarns
JP2004156162A (ja) 空気噴射式織機の緯入れノズル及びこれ用のパイプ
NL1001277C1 (nl) Hulpblazer voor een weefmachine.
NL8503440A (nl) Hoofdblazer voor luchtweefmachines.
AU700331B2 (en) Ejector device
CS217299B1 (en) Picking channel of nozzle loom
BE1024804A1 (nl) Inslagdraad geleidingsinrichting voor een luchtstraalweefmachine
BE1000791A4 (nl) Pneumatische draadklem en inrichting voor het bij weefmachines van de aanslaglijn losmaken van een inslagdraad die zulke draadklem toepast.
JPS63145449A (ja) ノズル式織機

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *PICANOL N.V.

Effective date: 20061024