<Desc/Clms Page number 1>
Houder. De uitvinding heeft betrekking op een houder, meer speciaal voor de inbouw in motorvoertuigen, voor de tijdelijke opname van vrij beweegbare elementen, meer speciaal mobilofoon, met een basislichaam, waaraan twee klembekken zijn bevestigd, waarvan minstens een eerste tegen een veerkracht verschuifbaar en in verschillende posities vergrendelbaar is, en met een losmaakelement, waarmee de vergrendeling kan worden verbroken, waarbij er een om een as draaibaar element is voorzien, dat minstens met de eerste klembek zodanig samenwerkend verbonden is dat het bij een verschuiving van de eerste klembek gedwongen wordt een draaibeweging uit te voeren.
Dergelijke houders genieten de laatste tijd meer en meer populariteit. Nadat eerst houders bekend werden die zijdelingse klembekken vertonen die door middel van veerkracht werden samengetrokken, waardoor het op te nemen voorwerp klemmend in de houder werd vastgehouden (verge.
EP 0 475 091 A2), zijn nu houders bekend geworden waarbij die klembekken tegen een veerkracht in kunnen worden samengeschoven en in verschillende posities kunnen worden vergrendeld. Dit heeft als voordeel dat, bij een vrijgemaakte vergrendeling, de klembekken het verst uiteen zijn, waardoor, in een lege houder, een voorwerp dat in de houder dient te worden opgenomen, op een eenvoudige wijze in die houder kan worden gebracht en daarna de klembekken zover kunnen worden samengedrukt dat zij het voorwerp klemmend omsluiten, waarbij zij in de klemmende positie worden vergrendeld.
Uit het DE 92 16 190. 1 Ul is een houder voor een mobilofoon bekend die een zittinggedeelte heeft met geleide klembekken die tegen een veerkracht in naar elkaar
<Desc/Clms Page number 2>
toe kunnen worden verschoven. De klembekken zijn voorzien van tandlatten die parallel aan elkaar, verlopend in de bewegingsrichting van de klembekken, zijn gesitueerd. De tandlatten grijpen aan in een tussen hen op een zittinggedeelte gelagerd tandwiel, dat met een vergrendeling tandwiel is vastgezet.
Bovendien vertoont het zittinggedeelte een tegen een veerkracht bedienbare schuif voor het losmaken van de klembekken. De schuif heeft een klauw die bij een niet bekrachtigde schuif in het vergrendelingstandwiel ingrijpt en alleen een draaibeweging van het vergrendelingstandwiel toelaat in die richting die met de richting overeenstemt waarbij de klembekken naar elkaar toe worden bewogen. Bij een bekrachtigde schuif is de ingrijping van de klauw in het vergrendelingstandwiel verbroken, waardoor het vergrendelingstandwiel in de andere richting kan worden bewogen, die met de richting overeenstemt waarbij de klembekken door middel van de veerkracht van elkaar weg worden bewogen.
Alhoewel door de bekende opbouw van de houder wordt verkregen dat de klembekken in verschillende posities kunnen worden vergrendeld, heeft hij toch als nadeel dat, bij het bedienen van de houder, de klauw over de tanden van het vergrendelingstandwiel ratelt. De geluiden die hierdoor ontstaan, zijn ongewenst en maken bij de gebruiker een ongunstige indruk. Bovendien zijn de tanden van het vergrendelingstandwiel en van de klauw aan slijtage onderworpen, die de werking van de vergrendeling mettertijd ongunstig kan beïnvloeden. Tenslotte kunnen de klembekken niet in elke gewenste positie worden vergrendeld daar de vergrendelingsposities door de tussenruimten tussen de tanden van het vergrendelingstandwiel, waarin de klauw voor het vergrendelen ingrijpt, vast bepaald zijn.
Hierdoor kunnen de klembekken slechts op
<Desc/Clms Page number 3>
bepaalde afstanden van elkaar worden vergrendeld. in het meest ongunstige geval zijn de klembekken in een zodanige afstand vergrendeld dat zij slechts een kleine klemkracht op het zieh in de houder bevindende voorwerp uitoefenen, zodat het uit de houder kan vallen.
Het is de taak van de uitvinding, een houder zoals voornoemd zodanig te realiseren dat hij met minder geluiden kan worden gebruikt en de vergrendelingsposities van de klembekken fijner kunnen worden ingesteld.
De oplossing voor deze taak kan worden weergevonden in de kenmerken van het kenmerkende gedeelte van conclusie 1. Verdere voordelige uitvoeringen van de uitvinding kunnen worden weergevonden in de volgconclusies.
Volgens de uitvinding vertoont het losmaakelement, dat bij een bovengenoemde houder voorhanden is, een eerste klemwig die tegen het draaibare element kan worden aangedrukt. Door het aandrukken van de klemwig tegen het draaibare element wordt het draaibare element in zijn positie vergrendeld. Daar de klemwig in elke willekeurige positie van het draaibare element tegen het draaibare element kan worden aangedrukt, is het mogelijk om het draaibare element en daarmee minstens de eerste verschuifbare klembek in elke willekeurige positie te vergrendelen. Vast vooropgestelde vergrendelingsposities, zoals deze bij de conventionele houder door de afstand van de tanden van het vergrendelingstandwiel vastgelegd zijn, treden bij de houder volgens de uitvinding niet op.
Hierdoor kan een optimale inklemming van het door de houder op te nemen voorwerp worden verkregen.
Daar bij de houder volgens de uitvinding de klauw die over de tanden van een tandwiel ratelt niet meer voorkomt, kan de houder volgens de uitvinding nagenoeg
<Desc/Clms Page number 4>
geruisloos worden bediend.
Bij een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is op voordelige wijze een tweede klemwig voorzien die met het losmaakelement samenwerkend in verbinding staat en die tegen het draaibare element kan worden aangedrukt. op bijzonder gunstige wijze zijn de eerste klemwig en de tweede klemwig via een rond de as draaibaar verbindingselement gekoppeld en kunnen aan de omtrek tegen het draaibare element worden aangedrukt. Hierdoor kan op voordelige wijze, enerzijds, een zeer doeltreffende inklemming worden bereikt en, anderzijds, de kleminrichting zeer eenvoudig worden vervaardigd. Dit heeft zelfs bij een prijsgunstige productie van de houder, een gunstige invloed op de betrouwbaarheid van de houder.
Bij een verdere voordelige uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt er voor gezorgd dat het draaibare element een cirkelvormige schijf is die minstens aan haar omtrek een oppervlak met hoge wri jvingscoëff icient heeft. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt doordat de schijf aan haar omtrek een groef bevat waarin een zogenoemde O-Ring van rubber is aangebracht. Het verhogen van de wrijving aan het oppervlak beïnvloedt de betrouwbaarheid van de houder en ook de productiekosten bijzonder gunstig.
Een verdere verbetering van de houder volgens de uitvinding ontstaat doordat de klemwiggen met hun van het draaibare element afgekeerde zijde glijdend verschuifbaar aanliggen tegen een steunwand. Door het aanliggen van de klemwiggen tegen de steunwand wordt de inklemming van het draaibare element en daarmee het in welbepaalde positie vergrendelen van de klembekken nog verbeterd.
Verdere details, kenmerken en voordelen van de huidige uitvinding worden duidelijk uit de hiernavolgende be-
<Desc/Clms Page number 5>
schrijving van een bijzonder uitvoeringsvoorbeeld, met verwijzing naar de tekening.
Hierbij toont : Fig. 1 schematisch in bovenaanzicht, zonder afdekking van de rugzijde, en met afzonderlijk weergegeven onderdelen, een houder volgens de uitvinding, Fig. 2 een zijaanzicht van het basislichaam van de hou- der volgens de uitvinding, Fig. 3 een zijaanzicht van de afdekking van de rugzijde van de houder volgens de uitvinding, en Fig. 4 een houder volgens de uitvinding in perspectief- zicht.
Een basislichaam 1 vertoont kamers 15,16, waarin spiraalveren 27,28 kunnen worden aangebracht. De elkaar toegekeerde zijwanden van de kamers 15,16 vertonen in een gedeelte 17,18 een geringere hoogte dan in het overige gedeelte.
Bovendien vertoont het basislichaam 1 een kamer 19 voor een losmaakelement, waarin een lip 20 is opgesteld. In de kamer 19 voor het losmaakelement is een spiraalveer 29 aangebracht.
De houder 1 vertoont een as 7 die in de richting van een eerste klembek 2 buiten de vertikale middenlijn is geplaatst. De as 7 strekt zieh nagenoeg loodrecht uit op het vlak van het basisvlak van de houder 1. Op de as 7 is een schijf 8 draaibaar aangebracht. De schijf 8 heeft rond haar, de as 7 omgevende, opening een cilindervormige verhoging 13. De cilindervormige verhoging 13 vertoont
<Desc/Clms Page number 6>
aan haar omtrek een zieh in radiale richting uitstrekkend uitsteeksel 14. Bovendien vertoont de schijf 8 twee langwerpige openingen 9,10. De langwerpige openingen zijn diametraal tegenovereenliggend aangebracht.
Een in fig. 1 afzonderlijk voorgestelde schijf 32 vertoont aan haar omtrek een laag uit een rubberachtig materiaal. De schijf 32 heeft in haar centrum een opening 34, die overeenstemmend aan de vorm van de cilindervormige verhoging 13 van de schijf 8 is uitgevoerd. In ingebouwde toestand zit de schijf 32 op de schijf 8 en omsluit zij met haar opening 34 de cilindervormige verhoging 13. Door het uitsteeksel 14 van de cilindervormige verhoging 13 en door de overeenstemmende uitvoering van de opening 34 wordt de schijf 32 gedwongen met de draaibare schijf 8 mee te bewegen.
Tussen de basisplaat van het basislichaam 1 en de draaibare schijf 8 is een als schuif uitgevoerde basisplaat van de klembek 2 aangebracht. Hiertoe vertoont de basisplaat van de klembek 2 een langwerpige opening 21, door dewelke zieh de as 7 van het basislichaam 1 uitstrekt. De basisplaat van de klembek 2 vertoont twee zijdelings naar buiten gerichte uitsteeksels 22,23 die in de richting op het vlak van de basisplaat lipvormig zijn uitgevoerd. De lippen van de uitsteeksels 22,23 grijpen aan in de kamers 15,16 van het basislichaam 1.
De aangrijping in de kamers 15,16 wordt door verminderde hoogte van de zijwand in de gedeelten 17,18 vergemakkelijkt. De zieh in de kamers 15,16 bevindende spiraalveren 25,28 bevinden zieh tussen de kopse zijde van de kamers 15,16 die zieh van de klembek 2 verwijderd bevindt, en de lippen van de uitsteeksels 22,23. Hierdoor kan de klembek 2 slechts tegen de kracht van de veren 27,28 naar het basislichaam 1 worden bewogen.
<Desc/Clms Page number 7>
De basisplaat van de klembek 2 vertoont een pen 11, die met de langwerpige opening 9 van de draaibare schijf 8 overeenstemt. De pen 11 strekt zieh zodoende in de ingebouwde toestand van de klembek 2 door de langwerpige opening 9 uit.
Aan de van de basisplaat van de klembek 2 weggekeerde zijde van de draaibare schijf 8 is de basisplaat van een tweede klembek 3 aangebracht. De basisplaat van de klembek 3 vertoont een langwerpige opening 24, door dewelke, in de ingebouwde toestand, zieh de cilindervormige verhoging 13 van de draaibare schijf 8 uitstrekt. De basisplaat van de tweede klembek (3) vertoont een cilindervormige pen (12), die zieh in de ingebouwde toestand van de klembek (3) door de langwerpige opening (10) van de draaibare schijf (8) uitstrekt. Hierdoor wordt bekomen dat de klembek 3 gedwongen wordt met de draaibare schijf 8 mee te bewegen.
De basisplaten van de klembekken 2,3 zijn zodanig uitgevoerd dat zij in elkaar kunnen worden geschoven. Dit betekent dat de breedte van de basisplaat van de klembek 3 zodanig gekozen is dat zij iets kleiner is dan de afstand van zieh loodrecht op de basisplaat van de klembek 2 uitstrekkende lijsten 25,26.
De zijwanden van de klembekken 2,3, waartussen de door de houder op te nemen voorwerpen geklemd worden, zijn hol uitgevoerd. De zijwand van de klembek 2 is zodanig uitgevoerd dat de zijde van de zijwand van de klembek 2 die naar de klembek 3 gericht is, zieh slechts tot aan de basisplaat van de klembek 2 uitstrekt. Hierdoor kan de basisplaat van de klembek 3 tot aan het gedeelte van de zijwand van de klembek 2 worden geschoven, dat weggekeerd is van de klembek 3. Hierdoor wordt een kleine opbouw van de houder bekomen.
<Desc/Clms Page number 8>
In de ingebouwde toestand is de schijf 32 aangebracht aan de zijde van de basisplaat van de klembek 3 die van de draaibare schijf 8 is weggekeerd. In de onmiddellijke omgeving van de omtrek van de schijf 32 zijn twee klemwiggen 5,6 aangebracht. De klemwiggen 5,6 vertonen pennen 5a, 6a, die zieh door openingen van een lipvormige hefboom 33 uitstrekken, die in zijn midden een opening 35 vertoont waarmee hij op de as 7 zit.
De wiggen 5,6 vertonen aan hun naar de schijf 32 toegekeerde zijde een schuin vlak. De schuine vlakken zijn zodanig uitgevoerd dat, bij een verschuiving van de wiggen 5,6 in de richting van de omwentelingssnelheid van de schijf 32, bij verdraaiing van de schijf 32 in de richting van de pijl 32a, de afstand van de schuine vlakken van de wiggen 5,6 tot de schijf 32 verkleint.
De eerste klemwig 5 is vast met het losmaakelement 4 verbonden. Het losmaakelement 4 heeft een balkvormig basislichaam, dat aan zijn naar het basislichaam 1 van de houder gerichte zijde open is. Het basislichaam van het losmaakelement 4 is zodanig bemeten dat het in het kanaal 19 van het losmaakelement verschuifbaar kan worden aangebracht. Binnenin het basislichaam van het losmaakelement 4 is de spiraalveer 29 aangebracht, die, enerzijds, door de van het basislichaam 1 van de houder weggekeerde kopse zijde van het losmaakelement en, anderzijds, door de in het kanaal 19 aangebrachte lip 20 wordt begrensd.
Hierdoor kan het losmaakelement 4 slechts tegen de kracht van de veer in de richting van het basislichaam 1 van de houder worden verschoven.
Het losmaakelement 4, respektievelijk de daarmee verbonden eerste klemwig 5, alsmede de met deze via de lipvormige hefboom 33 verbonden tweede klemwig 6, zijn zodanig aangebracht dat de schuine vlakken van de klem-
<Desc/Clms Page number 9>
wiggen 5,6 in de niet bekrachtigde toestand van het losmaakelement 4 met een geringe druk tegen de omtrek van de schijf 32 aanliggen. Hierdoor kan de schijf 32 bij een onbekrachtigd losmaakelement 4 in de richting van pijl 32a worden verdraaid. Deze draaibeweging stemt overeen met een beweging van de klembekken 2,3 in de richting van het basislichaam 1. De klembekken 2,3 kunnen dus in de niet bekrachtigde toestand van het losmaakelement 4 worden samengeschoven.
Bij een verdraaiing van de schijf 32 tegen de richting van de pijl 32a worden de klemwiggen 5,6 lichtjes in de richting van de omwentelingssnelheid van de schijf 32 bewogen. Hierdoor vermindert de afstand van de schuine vlakken van de klemwiggen 5,6 tot de schijf 32, waardoor de druk van de klemwiggen 5,6 op de schijf 32 verhoogt. Door de verhoogde druk wordt de schijf 32 tussen de klemwiggen 5,6 vastgeklemd, waardoor zij in haar positie wordt vergrendeld.
Aan hun van de schijf 32 weggekeerde zijde liggen de klemwiggen 5,6 respektievelijk tegen een steunwand 30 aan, die zieh aan een aan de rugzijde bevindende afdekking la van de houder bevinden. Door de steunwanden 30 wordt een verbetering van de inklemming van de schijf 32 door de klemwiggen 5,6 bekomen.
De as 7 vertoont in haar midden een opening 31, waarin een schroef kan worden gedraaid, waardoor de basisplaat van de klembek 2, de draaibare schijf 8, de basisplaat van de klembek 3 en de schijf 32 met het basislichaam 1 van de houder kunnen worden verbonden. Het basislichaam 1 vertoont verder niet getoonde bevestigingselementen waardoor de zieh aan de achterkant bevindende afdekking la met het basislichaam 1 kan worden verbonden.