BE1013156A6 - Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine. - Google Patents

Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1013156A6
BE1013156A6 BE9900770A BE9900770A BE1013156A6 BE 1013156 A6 BE1013156 A6 BE 1013156A6 BE 9900770 A BE9900770 A BE 9900770A BE 9900770 A BE9900770 A BE 9900770A BE 1013156 A6 BE1013156 A6 BE 1013156A6
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
plant holder
ram
support guide
plant
holder
Prior art date
Application number
BE9900770A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Hooghe Eddy D
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hooghe Eddy D filed Critical Hooghe Eddy D
Priority to BE9900770A priority Critical patent/BE1013156A6/nl
Priority to NL1016569A priority patent/NL1016569C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of BE1013156A6 publication Critical patent/BE1013156A6/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C11/00Transplanting machines

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Transplanting Machines (AREA)

Abstract

Plantmachine, werkwijze en inrichting voor het planten van een in een planthouder (20) voorzien plantje, waarbij een planthouder (20) door een stoter (25) langsheen een steungeleiding (18) wordt verplaatst terwijl de planthouder (20) tussen nabij de steungeleiding (18) opgestelde zijgeleidingen (21, 22) wordt aangedrukt, waardoor de planthouder (20) zonder kantelen op de grond kan geplaatst worden.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine. 



  -----------------------------------------------------De uitvinding betreft een inrichting en een werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en een plantmachine die voorzien is van minstens   een   dergelijke inrichting. 



  Het is gekend plantjes te voorzien in een planthouder en plantjes samen met een dergelijke planthouder te planten. Een dergelijke planthouder kan bijvoorbeeld bestaan uit een blokje plantaarde. Hierbij wordt het plantje zodanig in het blokje voorzien, dat het plantje aan de bovenzijde uit het blokje steekt. 



  Een gekende methode voor het planten is gebruik te maken van een nagenoeg verticaal opgestelde buis waarin men een plantje met een planthouder naar beneden laat vallen. Vervolgens beweegt men de buis omhoog en naar de plaats waar een volgend plantje dient geplant te worden. Tevens brengt men aarde omheen de planthouder zodat het   plantje   vast staat. 



  Een gekende plantmachine maakt gebruik van een trommel met bakjes waarin telkens een planthouder met een plantje wordt voorzien. De trommel draait achteruit terwijl de plantmachine zieh verplaatst. Telkens een bakje bij de grond komt, opent dit bakje onderaan zodat de planthouder met het plantje afgezet wordt op de grond. Tevens brengt men aarde omheen de planthouder zodat het plantje vast staat. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Daarnaast zijn plantmachines gekend waarbij gebruik wordt gemaakt van twee op een aandrijfas voorziene schijven, die volgens hun omtrek naar elkaar toe en van elkaar weg zijn opgesteld. Het plantje zelf wordt tussen die schijven geplaatst en vervolgens door die schijven geklemd en naar de grond gebracht. Bij de grond openen die twee schijven onderling en wordt het plantje in een door een ploeg gevormde sleuf gebracht, waarna aarde wordt toegevoegd teneinde het plantje vast te zetten. Dergelijke plantmachine die samenwerkt met het plantje zelf is alleen geschikt voor het planten van plantjes met een bepaalde grootte en/of sterkte. Dergelijke plantmachine is slechts geschikt voor het planten van een beperkt aantal soorten plantjes. 



  Het doel van de uitvinding is een inrichting, een werkwijze en een plantmachine waarbij een planthouder 
 EMI2.1 
 snelle en voor een plantje op een eenvoudige, doeltreffende manier op de grond kan geplaatst worden. 



  Om dit doel te bereiken bevat de inrichting volgens de uitvinding een steungeleiding voor het ondersteunen van de onderkant van een planthouder die zieh in gebruik uitstrekt tot de grond, twee nabij de steungeleiding opgestelde zijgeleidingen voor het geleiden van twee tegenoverliggende zijkanten van de planthouder, en een stoter voor het verplaatsen van de planthouder langsheen de steungeleiding en de zijgeleidingen, waarbij minstens   een   zijgeleiding beweegbaar is opgesteld voor het aandrukken van de planthouder tussen de zijgeleidingen terwijl de planthouder door de stoter wordt verplaatst.

   

 <Desc/Clms Page number 3> 

 De uitvinding biedt als voordeel dat de planthouder evenwijdig met zichzelf en in contact met de stoter langsheen de steungeleiding en de zijgeleidingen kan verplaatst worden, waardoor de planthouder met het plantje zonder kantelen op de grond kan geplaatst worden. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt de steungeleiding voor de planthouder tijdens de werking schuin naar de grond gericht, waarbij een hoek gevormd wordt tussen de steungeleiding en de grond waarop de planthouder wordt geplaatst in de orde van grootte van 145 tot 175 graden. Dit laat toe dat de planthouder eerst met een rand steunt op de grond vooraleer de planthouder de steungeleiding verlaat. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevat de inrichting volgens de uitvinding minstens   een   en   bi : j   voorkeur twee elastisch opgestelde zijgeleidingen waartussen de planthouder wordt samengedrukt terwijl de planthouder door de stoter wordt verplaatst. 



  Hierbij kan een zijgeleiding bestaan uit een nagenoeg rechte bladveer die onder een hoek met de bewegingsrichting van de stoter is opgesteld, waarbij deze hoek zodanig is gericht, dat de planthouder door de zijgeleiding wordt samengedrukt terwijl de planthouder door de stoter wordt verplaatst. Hierbij kan tevens een zijgeleiding bestaan uit een bladveer die volgens de bewegingsrichting van de planthouder een eerste gedeelte bevat dat nagenoeg evenwijdig met de bewegingsrichting van de stoter is opgesteld en een tweede gedeelte dat zodanig is opgesteld dat de planthouder door het tweede gedeelte wordt samengedrukt terwijl de planthouder door de stoter wordt verplaatst. Deze ultvoeringsvormen voor de 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 zijgeleidingen zijn tevens voordelig voor het vermijden dat de planthouder kantelt terwijl de planthouder op de grond wordt geplaatst. 



  Volgens een uitvoeringsvorm beweegt de stoter nagenoeg evenwijdig met de steungeleiding terwijl die samenwerkt met de planthouder. Dit is voordelig voor het evenwijdig met zichzelf verplaatsen van de planthouder. 



  Bij voorkeur vormt het einde van de stoter dat kan samenwerken met de planthouder aan de kant van de planthouder een licht stompe hoek met de steungeleiding waarop de planthouder steunt. Dit is voordelig voor het vermieden dat de planthouder kantelt terwijl de planthouder op de grond wordt geplaatst. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat de inrichting tevens een toevoersysteem voor het plaatsen van een planthouder in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter op de steungeleiding, terwijl de stoter zieh in een positie verwijderd van de steungeleiding bevindt. Dit toevoersysteem bevat bij voorkeur een transportband voor het transporteren van een planthouder vanaf een toevoerpositie naar een positie nabij de steungeleiding en middelen die de planthouder in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter op de steungeleiding plaatsen. Bij voorkeur bewegen deze middelen synchroon met de stoter en in een richting nagenoeg loodrecht op de bewegingsrichting van de stoter. 



  Bij voorkeur bevindt het einde van de steungeleiding zieh tijdens de werking in de grond. Bij voorkeur 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 maakt de steungeleiding deel uit van een houder die aan de kant tegenover de steungeleiding voorzien is van een ploeg, die toelaat een gleuf in de grond te maken waarin de planthouder kan geplaatst worden. Dit is voordelig om aarde omheen de planthouder te kunnen aanbrengen teneinde de planthouder vast te zetten. 



  De uitvinding bevat tevens een plantmachine met een gestel waarop minstens   een   en bij voorkeur meerdere voornoemde inrichtingen volgens de uitvinding zijn voorzien. Bij voorkeur bevat de plantmachine aandrijfmiddelen die het gestel met minstens   een   steungeleiding in een nagenoeg horizontale richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de stoter bewegen, terwijl de stoter samenwerkt met de planthouder. Dit is voordelig voor het vermijden dat de planthouder kantelt terwijl de planthouder op de grond wordt geplaatst. 



  Bij voorkeur bevat de plantmachine meerdere steungeleidingen en meerdere stoters die nagenoeg evenwijdig met een overeenkomstige steungeleiding bewegen, waarbij de steungeleidingen evenwijdig met elkaar zijn opgesteld en waarbij de stoters samen op een beweegbaar opgesteld steunelement zijn gemonteerd. 



  Bij voorkeur bevat de plantmachine tevens meerdere toevoersystemen met een transportband en middelen die een planthouder in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter op de steungeleiding plaatsen, waarbij de transportbanden evenwijdig met elkaar zijn opgesteld en waarbij de middelen samen op een steunelement zijn gemonteerd dat in een richting nagenoeg loodrecht op de bewegingsrichting van de stoter beweegt. 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 De uitvinding bevat ook werkwijzen die gebruik maken van een inrichting en/of een plantmachine volgens de uitvinding.

   Een werkwijze volgens de uitvinding voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje bevat het ondersteunen van de onderkant van een planthouder door een steungeleiding die zieh in gebruik uitstrekt tot de grond, het geleiden van twee tegenoverliggende zijkanten van de planthouder door twee nabij de steungeleiding opgestelde zijgeleidingen, het verplaatsen van de planthouder langsheen de steungeleiding en de zijgeleidingen door een stoter, en het aandrukken van de planthouder tussen de zijgeleidingen terwijl de planthouder door de stoter wordt verplaatst. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat de werkwijze tevens het plaatsen van een planthouder in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter op de steungeleiding, terwijl de stoter zieh in een positie verwijderd van de steungeleiding bevindt. 



  Volgens nog een uitvoeringsvorm bevat de werkwijze tevens het bewegen van de steungeleiding in een nagenoeg horizontale richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de stoter, terwijl de stoter samenwerkt met de planthouder. 



  De kenmerken, verdere voordelen en de werking van de uitvinding worden aan de hand van in tekeningen weergegeven niet beperkende uitvoeringsvoorbeelden, in de hierna volgende gedetailleerde beschrijving verder toegelicht. In deze beschrijving wordt verwezen naar de volgende tekeningen, waarin : 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 
Figuur 1 schematisch een plantmachine volgens de uitvinding weergeeft ;
Figuur 2 een inrichting volgens de uitvinding in een stand weergeeft waarbij een planthouder nabij een steungeleiding en de stoter in een positie verwijderd van de steungeleiding, is opgesteld ;
Figuur 3 de inrichting van figuur 2 in een stand weergeeft waarbij de planthouder op de steungeleiding is geplaatst ;
Figuur 4 de inrichting van figuur 2 in een stand weergeeft waarbij de planthouder door de stoter tussen de zijgeleidingen wordt aangedrukt ;

  
Figuur 5 de inrichting van figuur 2 in een stand weergeeft vooraleer de planthouder op de grond wordt geplaatst ;
Figuur 6 gedeeltelijk in doorsnede en schematisch een zijzicht van de inrichting van figuur 2 met een aandrijfinrichting voor de stoters weergeeft ;
Figuur 7 schematisch een bovenaanzicht van een gedeelte van de plantmachine met vier inrichtingen volgens de uitvinding weergeeft. 



  In figuur 1 wordt schematisch een plantmachine 1 volgens de uitvinding weergegeven, die een gestel 2 bevat waarop meerdere inrichtingen 3 voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje zijn aangebracht. Volgens de breedte wordt het gestel 2 achteraan voorzien van meerdere wielen 4 die bedoeld zijn om tussen de rijen geplante plantjes te lopen en die samen door een bijvoorbeeld hydraulisch systeem 5 volgens de hoogte ten opzichte van het gestel 2 instelbaar zijn. Vooraan het gestel 2 wordt een zogenaamde plantrol 6 voorzien die zich over de breedte van het gestel 2 uitstrekt en die door een bijvoorbeeld hydraulisch systeem 7 volgens de hoogte 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 ten opzichte van het gestel 2 instelbaar is. 



  Verder bevat het gestel 2 vooraan een stuursysteem 8 dat via een scharnier 9 aan het gestel 2 is bevestigd. 



  Dit stuursysteem 8 bevat een aandrijfwiel 10 dat met een bijvoorbeeld hydraulisch systeem 11 volgens de hoogte ten opzichte van het gestel 2 instelbaar is, zodat het mogelijk is met dit stuursysteem 8 de plantrol 6 van de grond te lichten teneinde het gestel 2 zijdelings te kunnen verplaatsen. Het aandrijfwiel 10 kan bijvoorbeeld door hydraulische aandrijfmiddelen 12 aangedreven worden. Verder bevat het gestel 2 een zitplaats 13 voor personen en een steunvlak 14 voor de te planten plantjes. 



  De plantrol 6 wordt bijvoorbeeld via een ketting door de hoofdaandrijfas 15 van de plantmachine aangedreven. 



  Deze hoofdaandrijfas 15 wordt tijdens het planten via een ingeschakelde koppeling 16 door aandrijfmiddelen 17, zoals een hydraulische motor, aangedreven. 



  Voor het planten wordt het gestel 2 met behulp van het stuursysteem 8 en/of de aandrijfmiddelen 12 op de plaats voor het planten gebracht. Vervolgens wordt het gestel 2 in een positie gebracht waarbij het gestel 2 op de plantrol 6 steunt, terwijl zowel de plantrol 6 als de wielen 4 door de aandrijfmiddelen 7 of 5 in een gewenste hoogtepositie worden gebracht. Na het inschakelen van de koppeling 16 en met behulp van de aandrijfmiddelen 17 kan de plantrol 6 het gestel 2 evenwijdig met zichzelf en vooruit aandrijven. Dit laatste laat toe de plantjes in rechte rijen te planten. 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 Zoals weergegeven in figuren 2 tot 6 bevat de inrichting 3 volgens de uitvinding een steungeleiding 18 voor het ondersteunen van de onderkant van een planthouder 20.

   De planthouder 20 bestaat bijvoorbeeld uit een blokje plantaarde waarin een plantje zodanig is aangebracht, dat het aan de bovenzijde uit het blokje steekt. Verder bevat de inrichting 3 twee nabij de steungeleiding 18 opgestelde zijgeleidingen 21 en 22 voor het geleiden van twee tegenoverliggende zijkanten 23 en 24 van de planthouder 20, en een stoter 25 voor het verplaatsen van de planthouder 20 langsheen de steungeleiding 18 en de zijgeleidingen 21,22. De stoter 25 vertoont bijvoorbeeld een breedte in de orde van grootte van de breedte van de planthouder 20. 



  Tijdens het planten wordt het gestel 2 en dus ook de inrichting 3 zodanig opgesteld, dat de steungeleiding 18 schuin naar de grond is gericht. De hoek gevormd tussen de steungeleiding 18 en de grond 19 waarop de planthouder 20 wordt geplaatst is zoals weergegeven in figuur 6 in de orde van grootte van 145 tot 175 graden. In het weergegeven voorbeeld bedraagt deze hoek ongeveer 162 graden. 



  Bij de weergegeven uitvoeringsvorm zijn de twee zijgeleidingen 21 en 22 beweegbaar opgesteld teneinde toe te laten dat een planthouder 20 tussen de zijgeleidingen 21,22 wordt aangedrukt terwijl de planthouder 20 door de stoter 25 wordt geplaatst. Bij voorkeur zijn de zijgeleidingen 21,22 hiertoe elastisch uitgevoerd. De planthouder 20 wordt hierbij tussen deze elastisch opgestelde zijgeleidingen 21,22 samengedrukt terwijl die langsheen de steungeleiding 18 door de stoter 25 wordt verplaatst. 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 In de weergegeven uitvoeringsvorm bestaat de zijgeleiding 21 uit een nagenoeg rechte bladveer die onder een hoek met de bewegingsrichting van de stoter 25 is opgesteld. Deze hoek is zodanig gericht, dat de zijgeleiding 21 de planthouder 20 met een kracht samendrukt terwijl de planthouder 20 door de stoter 25 wordt verplaatst.

   Deze hoek kan ook ingesteld worden door schematisch weergegeven instelmiddelen 26. Dit laat bijvoorbeeld toe de voornoemde kracht in te stellen afhankelijk van de vochtigheid van de plantaarde van de planthouder 20. Hierbij bestaat de zijgeleiding 22 uit een bladveer die volgens de bewegingsrichting van de planthouder 20 een eerste gedeelte 27 bevat dat nagenoeg evenwijdig met de bewegingsrichting van de stoter 25 is opgesteld. Deze bladveer bevat een tweede gedeelte 28 dat zodanig is opgesteld, dat de planthouder 20 door dit tweede gedeelte 28 met een kracht wordt samengedrukt terwijl de planthouder 20 door de stoter 25 wordt verplaatst. 



  De weergegeven inrichting 3 volgens de uitvinding bevat verder een toevoersysteem 29 voor planthouders 20. Dit toevoersysteem 29 bevat een transportband 30 die bijvoorbeeld door een niet weergegeven hydraulische motor met een voldoende snelheid wordt aangedreven en die een planthouder 20 transporteert vanaf een toevoerpositie 31 naar een door een aanslagvlak 37 bepaalde wachtpositie 32 nabij de steungeleiding 18. Verder bevat het toevoersysteem 29 middelen 33 die de planthouder 20 in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter 25 op de steungeleiding 18 kunnen plaatsen, terwijl de stoter 25 zich in een verwijderde positie bevindt, zoals weergegeven in figuur 2. Deze middelen 33 zijn gevormd door een vlakke aanslag die kan samenwerken met een 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 zijkant 23 van de planthouder 20.

   Zoals verder zal blijken, worden de middelen 33 synchroon met de stoter 25 en in een toevoerrichting nagenoeg loodrecht op de bewegingsrichting van de stoter 25 bewogen. 



  Het toevoersysteem 29 bevat verder een remelement 34 dat een bladveer 35 bevat die met instelmiddelen 36 instelbaar is, teneinde de door de transportband 30 getransporteerde planthouders 20 te remmen. Hierdoor kan vermeden worden dat meerdere planthouders tegen elkaar en met een grote kracht tegen het aanslagvlak 37 gedrukt worden. Dit vergemakkelijkt het zijdelings verplaatsen van een planthouder 20 met de middelen 33. De bladveer 35 wordt via een kabelsysteem 38 verbonden met een in figuur 8 weergegeven steunelement 45 voor de stoter 25, zodat het remelement 34 geopend wordt terwijl de stoter 25 zich in een verwijderde positie zoals weergegeven in figuur 2 bevindt. 



  De werking van de inrichting 3 volgens de uitvinding valt eenvoudig uit de verschillende standen van figuren 2 tot 6 af te leiden. Zoals weergegeven in figuur 2 worden meerdere planthouders 20 met de transportband 30 getransporteerd, en bevindt zich steeds   een   planthouder 20 tegen het aanslagvlak 37. De middelen 33 brengen, zoals weergegeven in figuur 3, een planthouder 20 in het verlengde van de stoter 25 op de steungeleiding 18. De stoter 25 beweegt naar de planthouder 20 toe en verplaatst de planthouder 20, zoals weergegeven in figuur 4, langsheen de steungeleiding 18 die zich ultstrekt tot de grond terwijl de planthouder 20 zijdelings met een kracht geklemd wordt tussen de zijgeleidingen 20,21 waardoor de stoter 25 in contact blijft met de planthouder 20.

   Zoals weergegeven in figuur 5, wordt de planthouder 20 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 voor het verlaten van de steungeleiding 18 met de grootste kracht geklemd tussen de zijgeleidingen 21, 22. Bij het nog verder bewegen van de stoter 25 tot het einde van de steungeleiding 18 wordt de planthouder 20 met het plantje op de grond geplaatst. 



  Vervolgens beweegt de stoter 20 terug naar de stand volgens figuur 2. Deze werkwijze herhaalt zich voor de volgende te planten plantjes. 



  Tijdens de werking, en in het bijzonder tijdens het plaatsen van de planthouder 20 op de grond, kan het gestel 2 met de steungeleiding 18 in een nagenoeg horizontale richting of volgens het vlak van de grond tegengesteld aan de bewegingsrichting van de stoter 25 bewegen. De lengte van de zijgeleidingen 21 en 22 wordt zodanig bepaald, dat de zijgeleidingen 21 en 22 de planthouder 20 blijven klemmen tot de onderzijde van de planthouder 20 de steungeleiding 18 volledig verlaat en in contact komt met de grond. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, zoals weergegeven in figuur 6, bevindt het einde van de steungeleiding 18 zich tijdens het planten in de grond 19. Hierbij kan aan de houder 39 van de steungeleiding 18 tegenover de steungeleiding 18 een ploeg 40 voorzien worden, die tijdens het verplaatsen van het gestel 2 toelaat een gleuf in de aarde te trekken waarin de planthouder 20 kan geplaatst worden. 



  Zoals weergegeven in figuur 6 vormt het einde 41 van de stoter 25 dat kan samenwerken met de planthouder 20 een licht stompe hoek met de steungeleiding 18. Deze hoek is in het weergegeven voorbeeld in de orde van grootte van 100 graden. Op de bovenzijde nabiJ een zijkant van de stoter 25 kan eventueel een staafje 42 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 voorzien worden dat kan samenwerken met de bovenzijde van de planthouder 20 teneinde te verhinderen dat de planthouder 20 omhoog beweegt terwijl die door de stoter 25 verplaatst wordt. 



  In figuren 6 en 7 wordt een aandrijfinrichting 43 voor de stoter 25 weergegeven die de stoter 25 nagenoeg evenwijdig met de steungeleiding 18 kan bewegen. Deze aandrijfinrichting 43 bevat een kruk 44, die via een tweede kruk en een drijfstang door de hoofdaandrijfas 15 wordt aangedreven, zodanig dat per toer van de hoofdaandrijfas 15 de kruk 44 heen en weer wordt bewogen. De kruk 44 is door een scharnier 49 verbonden met een beweegbaar opgesteld steunelement 45 waaraan in het weergegeven voorbeeld vier stoters 25 zijn bevestigd. Bij deze uitvoeringsvorm zijn tevens vier steungeleidingen 18 evenwijdig met elkaar opgesteld, en bewegen de vier stoters 25 nagenoeg evenwijdig met een overeenkomstige steungeleiding 18.

   Het steunelement 45 bevat verder zoals weergegeven in figuur 7 aan beide zijkanten een steun 46 waaraan een wiel 47 is bevestigd, dat langsheen een geleiding 48 wordt verplaatst die nagenoeg evenwijdig met de steungeleiding 18 verloopt. Het voornoemde kabelsysteem 38 voor het remelement 34 van figuur 2 is zodanig aan dit steunelement 45 bevestigd, dat het remelement 34 geopend is terwijl de stoter 25 zich in de stand van figuur 2 bevindt. 



  Zoals weergegeven in figuur 7 bevat de plantmachine ook vier toevoersystemen 29 met transportbanden die evenwijdig met elkaar zijn opgesteld. Verder bevat de plantmachine meerdere middelen 33 met een aanslag zoals weergegeven in figuur 2 die een planthouder 20 op een overeenkomstige steungeleiding 18 kunnen 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 plaatsen, die samen op een steunelement 50 zijn gemonteerd. Dit steunelement 50 wordt in een toevoerrichting nagenoeg loodrecht op de bewegingsrichting van de stoter 25 beweegbaar gelagerd. Dit steunelement 50 wordt verder in een eerste richting door een trekveer 51 bevolen, terwijl het in de andere richting door een aangedreven duwelement 52 wordt bevolen.

   De duwelement 52 wordt via een aandrijfas en een cardanas verbonden met een kruk die door de hoofdaandrijfas 15 wordt aangedreven, en wel zodanig dat de aan het steunelement 50 bevestigde middelen 33 naar de steungeleiding 18 toe worden bewogen, op een ogenblik dat de stoter 25 door de hoofdaandrijfas 15 naar een positie verwijderd van de steungeleiding 18 werd bewogen. 



  Het is duidelijk dat de beweegbaar opgestelde zijgeleidingen niet noodzakelijk dienen te bestaan uit elastische bladveren. Volgens een variante mogelijkheid kunnen de bladveren vervangen worden door bijvoorbeeld een stuk mousse of door zijgeleidingen die door   een   of meerdere persluchtcilinders naar elkaar toe bewogen worden. 



  De planthouder kan volgens een andere mogelijkheid bestaan uit een plastieken potje of bakje waarin plantaarde met een plantje is voorzien. De planthouder 20 is bij voorkeur kubusvormig of balkvormig uitgevoerd. Echter niets belet die cilindervormig uit te voeren. De uitvinding is bijzonder geschikt voor het planten van slaplantjes, bloemen en andere plantjes die voorzien kunnen worden in een planthouder. 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 



  Volgens een variante is het ook mogelijk slechts   een   van de zijgeleidingen beweegbaar op te stellen, terwijl de andere zijgeleiding in dit geval vast is opgesteld. Het geniet echter de voorkeur beide zijgeleidingen 21,22 beweegbaar op te stellen en elastisch uit te voeren. 



  Volgens nog een variante bevat de plantmachine volgens de ultvinding slechts   n enkele inrichting 3 volgens de uitvinding. Het geniet echter de voorkeur dat de plantmachine meerdere naast elkaar opgestelde inrichtingen 3 volgens de uitvinding bevat. De plantmachine volgens de uitvinding kan door het gebruik van de inrichtingen 3 volgens de uitvinding compact uitgevoerd worden, en is bijzonder geschikt om in serres aangewend te worden, waar de ruimte meestal beperkt is. Bij gebruik in serres is een plantmachine met zes inrichtingen 3 volgens de uitvinding voorkeurdragend. Echter niets belet bij gebruik in grote ruimtes een plantmachine met zes of meer inrichtingen volgens de uitvinding aan te wenden. 



  Nabij de achterzijde van het gestel 2, bijvoorbeeld in de omgeving van de wielen 4, kunnen overeenkomstig met elke steungeleiding 18 meerdere ploegelementen voorzien worden die aarde omheen de planthouders 20 brengen. Deze ploegelementen kunnen ook de in de grond gevormd gleuf terug met aarde opvullen. 



  Het is duldelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot de weergegeven voorbeelden en de beschreven varianten. 



  Tot de uitvinding die bepaald wordt door de termen van de conclusies behoren ook   Varianten   en combinaties van de weergegeven voorbeelden en de beschreven varianten.

Claims (20)

Conclusies.
1. Inrichting voor het planten van een in een planthouder (20) voorzien plantje, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (3) bevat : een steungeleiding (18) voor het ondersteunen van de onderkant van een planthouder (20) die zich in gebruik uitstrekt tot de grond, twee nabij de steungeleiding (18) opgestelde zijgeleidingen (21, 22) voor het geleiden van twee tegenoverliggende zijkanten (23, 24) van de planthouder (20), en een stoter (25) voor het verplaatsen van de planthouder (20) langsheen de steungeleiding (18) en de zijgeleidingen (21, 22), waarbij minstens een zijgeleiding (21, 22) beweegbaar is opgesteld voor het aandrukken van de planthouder (20) tussen de zijgeleidingen (21, 22) terwijl de planthouder (20) door de stoter (25) wordt verplaatst.
2. Inrichting volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de steungeleiding (18) voor de planthouder (20) tijdens de werking schuin naar de grond is gericht, waarbij een hoek gevormd wordt tussen de steungeleiding (18) en de grond waarop de planthouder (20) wordt geplaatst in de orde van grootte van 145 tot 175 graden.
3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (3) minstens een elastisch opgestelde zijgeleiding (21, 22) bevat waartussen de planthouder (20) wordt samengedrukt terwijl de planthouder (20) door de stoter (25) wordt verplaatst. <Desc/Clms Page number 17>
4. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 3, daardoor gekenmerkt dat een zijgeleiding (21, 22) bestaat uit een nagenoeg rechte bladveer die onder een hoek met de bewegingsrichting van de stoter (25) is opgesteld, waarbij deze hoek zodanig is gericht, dat de planthouder (20) door de zijgeleiding (21) wordt samengedrukt terwijl de planthouder (20) door de stoter (25) wordt verplaatst.
5. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat een zijgeleiding (22) bestaat uit een bladveer die volgens de bewegingsrichting van de planthouder (20) een eerste gedeelte (27) bevat dat nagenoeg evenwijdig met de bewegingsrichting van de stoter (25) is opgesteld en een tweede gedeelte (28) bevat dat zodanig is opgesteld dat de planthouder (20) door het tweede gedeelte (28) wordt samengedrukt terwijl de planthouder (20) door de stoter (25) wordt verplaatst.
6. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 5, daardoor gekenmerkt dat de stoter (25) nagenoeg evenwijdig met de steungeleiding (18) beweegt terwijl die samenwerkt met de planthouder (20).
7. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 6, daardoor gekenmerkt dat het einde (41) van de stoter (25) dat kan samenwerken met de planthouder (20) aan de kant van de planthouder (20) een licht stompe hoek vormt met de steungeleiding (18) waarop de planthouder (20) steunt.
8. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 7, daardoor gekenmerkt dat de inrichting (3) een toevoersysteem (29) voor het plaatsen van een <Desc/Clms Page number 18> planthouder (20) in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter (25) op de steungeleiding (18) bevat, terwijl de stoter (25) zieh in een positie verwijderd van de steungeleiding (18) bevindt.
9. Inrichting volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat het toevoersysteem (29) een transportband (30) voor het transporteren van een planthouder (20) vanaf een toevoerpositie (31) naar een wachtpositie (32) nabij de steungeleiding (18) bevat en middelen (33) bevat die de planthouder (20) in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter (25) op de steungeleiding (18) plaatsen.
10. Inrichting volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de middelen (33) synchroon met de stoter (25) en in een richting nagenoeg loodrecht op de bewegingsrichting van de stoter (25) bewegen.
11. Inrichting volgens een van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat het einde van de steungeleiding (18) zieh tijdens de werking in de grond bevindt.
12. Inrichting volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de steungeleiding (18) deel uitmaakt van een houder (39) die aan de kant tegenover de steungeleiding (18) voorzien is van een ploeg (40), die toelaat een gleuf in de grond te maken waarin de planthouder (20) kan geplaatst worden.
13. Plantmachine die voorzien is van minstens een inrichting volgens een'van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat de plantmachine (1) een gestel <Desc/Clms Page number 19> (2) bevat waarop minstens een voornoemde inrichting (3) is voorzien.
14. Plantmachine volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de plantmachine (1) aandrijfmiddelen (15) bevat die het gestel (2) met minstens een steungeleiding (18) in een nagenoeg horizontale richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de stoter (25) bewegen, terwijl de stoter (25) samenwerkt met de planthouder (20).
15. Plantmachine volgens conclusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat de plantmachine (1) meerdere steungeleidingen (18) en meerdere stoters (25) bevat, die nagenoeg evenwijdig met een overeenkomstige steungeleiding (18) bewegen, waarbij de steungeleidingen (18) evenwijdig met elkaar zijn opgesteld en waarbij de stoters (25) samen op een beweegbaar opgesteld steunelement (45) zlDn gemonteerd.
16. Plantmachine volgens conclusie 15, daardoor gekenmerkt dat de plantmachine (1) meerdere toevoersystemen (29) met een transportband (30) en middelen (33) bevat die een planthouder (20) in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter (25) op de steungeleiding (18) plaatsen, waarbij de transportbanden (30) evenwijdig met elkaar zijn opgesteld en waarblJ de middelen (33) samen op een steunelement (50) zijn gemonteerd dat in een richting nagenoeg loodrecht op de bewegingsrichting van de stoter (25) beweegt.
17. Plantmachine volgens een van de conclusies 13 tot 16, daardoor gekenmerkt dat de plantmachine (l) zes <Desc/Clms Page number 20> voornoemde inrichtingen (3) bevat.
18. Werkwijze voor het planten van een in een planthouder (20) voorzien plantje, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze bevat : het ondersteunen van de onderkant van een planthouder (20) door een steungeleiding (18) die zieh in gebruik uitstrekt tot de grond, het geleiden van twee tegenoverliggende zijkanten (23, 24) van de planthouder (20) door twee nabij de steungeleiding (18) opgestelde zijgeleidingen (21, 22), het verplaatsen van de planthouder (20) langsheen de steungeleiding (18) en de zijgeleidingen (21, 22) door een stoter (25), en het aandrukken van de planthouder (20) tussen de zijgeleidingen (21, 22) terwijl de planthouder (20) door de stoter (25) wordt verplaatst.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het plaatsen van een planthouder (20) in het verlengde van de bewegingsrichting van de stoter (25) op de steungeleiding (18) bevat, terwijl de stoter (25) zieh in een positie verwijderd van de steungeleiding (18) bevindt.
20. Werkwijze volgens conclusie 18 of 19, daardoor gekenmerkt dat de werkwijze het bewegen van de steungeleiding (18) in een nagenoeg horizontale richting tegengesteld aan de bewegingsrichting van de stoter (25) bevat, terwijl de stoter (25) samenwerkt met de planthouder (20).
BE9900770A 1999-11-26 1999-11-26 Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine. BE1013156A6 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900770A BE1013156A6 (nl) 1999-11-26 1999-11-26 Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine.
NL1016569A NL1016569C2 (nl) 1999-11-26 2000-11-08 Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine.

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9900770A BE1013156A6 (nl) 1999-11-26 1999-11-26 Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1013156A6 true BE1013156A6 (nl) 2001-10-02

Family

ID=3892181

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9900770A BE1013156A6 (nl) 1999-11-26 1999-11-26 Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1013156A6 (nl)
NL (1) NL1016569C2 (nl)

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR1408269A (fr) * 1964-06-30 1965-08-13 Cie D Ingenieurs Et Technicien Machine à planter automatique
DE3115006A1 (de) * 1981-04-14 1982-10-28 Reinhold 4520 Melle Heilmann Pflanzmaschine
BE1004625A3 (nl) * 1990-11-23 1992-12-22 Perdu Geert Landbouwmachine voor het machinaal planten van vooraf in perspotten gezaaide gewassen.

Also Published As

Publication number Publication date
NL1016569A1 (nl) 2001-05-30
NL1016569C2 (nl) 2002-10-22

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7462012B2 (en) Stack transfer device
US5170610A (en) Means for and methods of loading irregularly shaped objects into automatic packaging machines
US5743071A (en) Assembly for automatic packaging of series of articles or products delivered on conveyor belts
EP0404272A1 (en) Device for unpacking products arranged in rectangular holders
US4379669A (en) Tobacco handling apparatus
BE1013156A6 (nl) Inrichting en werkwijze voor het planten van een in een planthouder voorzien plantje, en plantmachine.
US5855464A (en) Binding apparatus
US4284462A (en) Automatic stacking apparatus for variable length textile fabrics
LTIP1887A (en) A process and device for conveying articles, particulary for automatic packaging plants
NL1012438C2 (nl) Pottenvulmachine.
NL7906281A (nl) Beweegbare oogstmachine.
EP0744120A1 (en) Method and apparatus for harvesting and bunching agricultural produce and/of market garden produce
NL1010949C2 (nl) Samenstel van een transporteur en een wikkelinrichting voor het omwikkelen van een voorwerp met een hechtmiddel omvattende materiaalstrook.
BE1009180A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het planten van bollen.
KR101698297B1 (ko) 육묘상자 적재장치
EP1183941A1 (en) Device for transferring balls of substrate or the like containing seeds or seedlings
NL1018970C2 (nl) Bloemorientatiewijziging bij bossen.
US20180297727A1 (en) Packaging apparatus
BE1013092A6 (nl) Transportinrichting voor bloempotten en middelen daarvoor om bloempotten van transportllijn te veranderen.
NL1017452C2 (nl) Invoerstation voor de verwerking van bolbloemen.
JP3448014B2 (ja) にら等の物品出荷調製装置
NL1006188C2 (nl) Inrichting voor het planten van bollen.
BE1009940A7 (nl) Machine voor het planten van plantgoed in &#34;perspotjes&#34;.
NL1020550C2 (nl) Flexibele pootmachine voor het poten van al dan niet ontkiemde planten.
BE1015221A5 (nl) Inrichting voor het oogsten van bladgroenten.

Legal Events

Date Code Title Description
RE20 Patent expired

Owner name: *D HOOGHE EDDY

Effective date: 20051126

RE20 Patent expired

Owner name: *D HOOGHE EDDY

Effective date: 20051126