BE1012540A5

BE1012540A5 - Werkwijze en inrichting voor het bestrijden en voorkomen van brandschade in een motorcompartiment van een voertuig.

Info

Publication number: BE1012540A5
Application number: BE9900094A
Authority: BE
Original assignee: Hove Marc Jan Emma Maria Van
Priority date: 1999-02-16
Filing date: 1999-02-16
Publication date: 2000-12-05

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het bestrijden en voorkomen van brandschade in een motorcompartiment van een voertuig, omvattende de stappen van : het in het motorcompartiment bewaken van gebieden die aan een hoge temperatuur boven 70 graden C onderhevig kunnen zijn; - het bij overschrijden van een ingestelde drempeltemperatuur automatisch in werking stellen van een eerste blusbewerking waarbij het volledige motorcompartiment wordt geblust. De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het bestrijden en voorkomen van brandschaden in een motorcompartiment van een voertuig.

Description

WERKWIJZE EN INRICHTING VOOR HET BESTRIJDEN EN VOORKOMEN VAN BRANDSCHADE IN EEN MOTORCOMPARTIMENT VAN EEN VOERTUIG
De uitvinding betreft een werkwijze voor het bestrijden en voorkomen van brandschade in een motorcompartiment van een voertuig, omvattende de stappen van : - het in het motorcompartiment bewaken van gebieden die aan een hoge temperatuur boven 700C onderhevig kunnen zijn ; - het bij overschrijden van een ingestelde drempeltemperatuur automatisch in werking stellen van een eerste blusbewerking waarbij het volledige motorcompartiment wordt geblust.

Een dergelijke werkwijze is beschreven in GB 2 259 Oll.

Onder motorcompartiment wordt in de onderhavige tekst de ruimte begrepen waarin de motor en andere technische componenten zijn gehuisvest. Het motorcompartiment onderscheidt zich van de ruimte voor de bestuurder en de eventueel aanwezige medereizigers of passagiers.

Het motorcompartiment van voertuigen, in het bijzonder deze van passagiersbussen en vrachtwagens, zijn gevoelig voor brandschade in het bijzonder tijdens lange ritten, waarbij de warmte in het motorcompartiment oploopt tot een temperatuur hoger dan 700C.

Wanneer hogere temperaturen van 800 en hoger worden bereikt, in het bijzonder tijdens lange ritten bestaat de kans op een oververhitting en zelfs op verbranding. Aanzienlijke brandschade in het motorcompartiment kan dan ook niet worden uitgesloten, onder meer omdat de materialen en in het bijzonder de vloeistoffen aanwezig in het motorcompartiment zodanig verhit worden dat zij ontvlambaar worden. Er ontstaat dan een zeer onveilige situatie voor de bestuurder en de eventueel aanwezige passagiers.

Het eerste doel van de uitvinding is dus de veiligheid van een dergelijk voertuig te verhogen.

Een tweede doel van de uitvinding is de schade bij brand te beperken en indien mogelijk te voorkomen.

De hierboven genoemde problemen worden alvast tenminste gedeeltelijk opgelost doordat bij het overschrijden van de drempeltemperatuur een hoorbaar en/of zichtbaar alarmsignaal wordt verwekt, en dat na de eerste automatische blusbewerking een tweede blusbewerking voor het nablussen van het volledige motorcompartiment wordt uitgevoerd, waarbij de tweede blusbewerking van buitenaf op een manuele wijze wordt opgestart.

Door in het motorcompartiment deze gebieden die aan een hoge temperatuur boven 700C onderhevig zijn streng te bewaken, zal zeer snel een detectie van de overschrijding van de ingestelde drempeltemperatuur worden waargenomen, waarbij automatisch een eerste blusbewerking wordt opgestart. Daardoor zal het volledige motorcompartiment worden geblust. Bij voorkeur wordt de zuurstof in het motorcompartiment verdrongen door het gebruik van de bekende blusmaterialen, zoals door poeders, schuimen en dergelijke. Hierdoor wordt de veiligheid voor de eventueel aanwezige passagiers en de bestuurder verhoogd en wordt de eventuele brandschade in het motorcompartiment voorkomen of alvast geminimaliseerd.

Dankzij het hoorbare en/of zichtbare alarmsignaal wordt de bestuurder in de mogelijkheid gesteld om op een adequate veilige wijze het voertuig aan de kant te zetten of althans in veiligheid te brengen.

Na de eerste automatische blusbewerking wordt een tweede blusbewerking uitgevoerd voor het nablussen van het reeds gebluste motorcompartiment. Dit is voordelig wanneer er na de eerste automatische blusbewerking nog een risico zou bestaan dat nog nasmeulende brandhaarden of nog niet voldoende afgekoelde componenten die in het motorcompartiment aanwezig zijn. De tweede bluswerking wordt op een manuele wijze opgestart na een

snelle en efficiënte controle of er nog steeds een hoge temperatuur heerst.

Een verdere voorkeur van een werkwijze volgens de uitvinding wordt verkregen doordat bij het overschrijden van de drempeltemperatuur de brandstoftoevoer naar de motor wordt onderbroken. Dit heeft tot effect dat het voertuig snel tot stilstand wordt gedwongen en geen verder toevoer van brandstof naar de brandhaard of het risicogebied mogelijk is.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het bestrijden en voorkomen van brandschade in een motorcompartiment van een voertuig. Deze inrichting omvat : - detectormiddelen voor het bewaken van een drempeltemperatuur in gebieden in het motorcompartiment die aan een hoge temperatuur boven 700C onderhevig kunnen zijn, - een eerste houder voor blusmateriaal waarvan zijn werking op een automatische wijze wordt beheerst door de detectormiddelen en blusmiddelen bestaande uit blusleidingen en blusspuitmonden die verbonden zijn aan de houder voor blusmateriaal maar welke blusmiddelen het blusmateriaal over het volledige compartiment kunnen verspreiden.

Het gebruik van deze inrichting zal de reactietijd van de blusbewerking zodanig verlagen dat brandschade doeltreffend wordt voorkomen of tenminste aanzienlijk wordt verkleind.

Bovengenoemde en andere kenmerken van de uitvinding zullen hieronder worden toegelicht aan de hand van een voorkeursuitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding. In de tekening toont : fig. 1 een gedeeltelijk opengebroken perspectivisch schematisch aanzicht van een deel van het motorcompartiment 1 van een passagiersbus 2 toont.

De inrichting volgens de uitvinding omvat een eerste houder 3 en een tweede houder 4 voor blusmateriaal die verbonden zijn met leidingen 5 en die uitlopen op

spuitmonden 6. Deze spuitmonden 6 zijn zodanig gericht dat het volledige motorcompartiment 1 van blusmateriaal kan worden voorzien. Op specifieke welbepaalde posities in het motorcompartiment 1 worden detectormiddelen 7 gepositioneerd. Deze detectormiddelen 7 zijn zodanig ingesteld, dat bij het overschrijden van een ingestelde drempeltemperatuur ten minste de houder 3 automatisch in werking wordt gesteld en het volledige motorcompartiment 1 wordt geblust. De detectormiddelen 7 zijn gepositioneerd in de nabijheid van componenten die aan een hoge temperatuur onderhevig kunnen zijn.

Deze componenten zijn onder meer de standverwarming 8, de turbo 9 en de wervelstroomvertrager of retarder (niet afgebeeld). Ook zijn er componenten die moeilijk beheersbaar zijn daar zij moeilijk toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld extra verwarmingselementen zoals een waterverwarmer in de bagageruimte. Ook dergelijke componenten worden bij voorkeur door detectormiddelen streng bewaakt op hoge temperaturen. Na het overschrijden van een drempeltemperatuurwaarde sturen de detectormiddelen 7 de houder 3 automatisch aan en zal er een blusbewerking plaatsvinden. Tevens wordt een alarmsignaal op een zichtbare en/of hoorbare wijze verschaft aan de bestuurder. Deze dient dan het voertuig zo snel mogelijk aan de kant te zetten.

Eventuele onderbrekingsmiddelen sluiten de brandstoftoevoer naar de motor 11 en het motorcompartiment 1 af waardoor het voertuig snel tot stilstand wordt gedwongen en er geen verdere brandstoftoevoer plaatsvindt. Wanneer de bestuurder of een ander bevoegd iemand besluit dat de brand of de oververhitting in het motorcompartiment niet volledig is geblust of afgekoeld, kan hij de tweede houder 4 op manuele wijze in werking stellen. De tweede houder 4 is eveneens verbonden met het leiding- 5 en spuitmondsysteem 6, waardoor er een nablusbewerking plaatsvindt. Dit verschaft een bijkomende zekerheid dat de schade aan het motorcompartiment verder wordt beperkt. Bij voorkeur is de houder voor blusmateriaal 4, die manueel wordt aangestuurd, aangebracht op een plaats aan de buitenzijde van

het voertuig waardoor deze van buitenaf bedienbaar is.

Eventueel is deze in een afzonderlijke ruimte voorzien met een van buitenaf te openen deur. De positie van deze tweede houder 4 zal zodanig worden gekozen dat deze enerzijds goed toegankelijk is voor de bevoegde persoon en anderzijds voldoende ver verwijderd is van een mogelijke plaats van oververhitting om nog veilig te worden betreden.

Claims

CONCLUSIES 1. Werkwijze voor het bestrijden en voorkomen van brandschade in een motorcompartiment van een voertuig, omvattende de stappen van : - het in het motorcompartiment bewaken van gebieden die aan een hoge temperatuur boven 700C onderhevig kunnen zijn ; - het bij overschrijden van een ingestelde drempeltemperatuur automatisch in werking stellen van een eerste blusbewerking waarbij het volledige motorcompartiment wordt geblust, met het kenmerk, dat bij het overschrijden van de drempeltemperatuur een hoorbaar en/of zichtbaar alarmsignaal wordt verwekt, en dat na de eerste automatische blusbewerking een tweede blusbewerking voor het nablussen van het volledige motorcompartiment wordt uitgevoerd, waarbij de tweede blusbewerking van buitenaf op een manuele wijze wordt opgestart.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat bij het overschrijden van de drempeltemperatuur, de brandstoftoevoer naar het compartiment wordt onderbroken waarbij het voertuig tot stilstand wordt gedwongen en verdere brandstoftoevoer wordt uitgesloten.
3. Inrichting voor het bestrijden en voorkomen van brandschade in een motorcompartiment van een voertuig omvattende : - detectormiddelen voor het bewaken van een drempeltemperatuur in gebieden in het motorcompartiment die aan een hoge temperatuur boven 700C onderhevig kunnen zijn, - een eerste houder voor blusmateriaal waarvan zijn werking op een automatische wijze wordt beheerst door de detectormiddelen en blusmiddelen bestaande uit blusleidingen en blusspuitmonden die verbonden zijn aan de houder voor blusmateriaal, welke blusmiddelen het blusmateriaal over het volledige motorcompartiment kunnen verspreiden. <Desc/Clms Page number 7>
4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat tenminste een deel van de detectormiddelen in het motorcompartiment op vaste posities zijn gepositioneerd voor het bewaken van een aantal componenten die aan een temperatuur hoger dan 700C onderhevig kunnen zijn.
5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de door de detectormiddelen bewaakte componenten omvatten : - de turbo, - de standverwarming, - de wervelstroomvertrager (retarder genoemd), en - de uitlaatinrichting.
6. Inrichting volgens conclusie 3,4 of 5, met het kenmerk, dat de inrichting verder een tweede houder voor blusmateriaal omvat, waarvan de werking manueel beheersbaar is.
7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de tweede houder voor blusmateriaal verbonden is met de blusmiddelen.
8. Inrichting volgens conclusie 3-7, met het kenmerk, dat de inrichting tevens onderbrekingsmiddelen omvat voor het onderbreken van de brandstoftoevoer naar de motor en/of motorcompartiment.
9. Inrichting volgens een van de conclusies 3-8, tevens omvattende alarmmiddelen voor het verschaffen van een hoorbaar en/of zichtbaar alarmsignaal.