BE1018089A3 - Veiligheidssysteem voor een gemotoriseerd voertuig - Google Patents

Abstract

Veiligheidssysteem (1) voor een gemotoriseerd voertuig (2), waarbij dit veiligheidssysteem (1) voorzien is van detectiemiddelen voor het detecteren van een kritische situatie, welke detectiemiddelen zijn aangesloten op een centrale verwerkingseenheid (5), daardoor gekenmerkt dat het veiligheidssysteem (1) verder voorzien is van blusmiddelen (6) en afsluitmiddelen (7) voor een brandstoftoevoer (12) van het betreffende voertuig (2) en dat de voornoemde blusmiddelen (6) en afsluitmiddelen (7) worden aangestuurd door de voornoemde verwerkingseenheid (5).

Description

Veiligheidssysteem voor een gemotoriseerd voertuig.

De huidige uitvinding heeft betrekking op een veiligheidssysteem voor een gemotoriseerd voertuig.

Meer speciaal, is de uitvinding bedoeld voor gemotoriseerde voertuigen zoals personenwagens, vrachtwagens of dergelijke.

Het is bekend dat bij een ongeval of bij motorproblemen brand kan ontstaan in een voertuig, waardoor de bestuurder en de inzittenden van het voertuig in een potentieel gevaarlijke situatie belanden.

Men kent reeds brandblussers die ruwweg zijn opgebouwd uit een cilindervormig drukvat waarin zich een blusstof bevindt die onder druk kan worden uitgedreven.

Verder kent men ook brandblussystemen die naast een brandblusser voorzien zijn van een activeringssysteem, waarbij, na een geschikt commando van de bestuurder of een inzittende van het voertuig, het brandblussysteem in werking kan treden doordat de blusstof uit de brandblusser wordt verspreid.

Dergelijke brandblussystemen worden onder meer veelvuldig toegepast in de autosport maar vertonen meerdere nadelen.

Een belangrijk nadeel is dat het in werking treden van dergelijke systemen afhankelijk is van de reactiesnelheid van de bestuurder of inzittenden waardoor er kostbare tijd verloren kan gaan.

Een ander nadeel is dat, wanneer de inzittenden door de plotse brand worden verrast, zij mogelijk in paniek geraken en daardoor vergeten dat het brandblussysteem geactiveerd moet worden of dat bij een verkeersongeval, de bestuurder en/of inzittenden mogelijk bewusteloos kunnen zijn waardoor zij niet in staat zijn het brandblussysteem te activeren.

Er bestaan ook blusapparaten die via één of meerdere leidingen op één of meerdere sproeikoppen worden aangesloten, waarbij de sproeikoppen thermisch worden gestuurd. Door de hitte die met een brand gepaard gaat, zullen immers de kleppen op de sproeiers geopend worden zodat de blusstof vrijkomt.

Een nadeel van dergelijke blusapparaten is dat de leidingen tussen de sproeikoppen en de bluscontainer continu onder druk staan, wat mogelijk gevaarlijk kan zijn voor de personen in het voertuig.

Dergelijke blusapparaten worden dan ook enkel aangewend in de transportsector in trailers en zijn minder geschikt voor het gebruik in personenwagens.

De voornoemde brandblussystemen hebben bovendien als gemeenschappelijk nadeel dat er niets is voorzien om te beletten dat er brandstof in de omgeving van de brandhaard komt en bijgevolg is er een reële kans op ontploffing en verspreiding van de brand.

De huidige uitvinding heeft tot doel aan één of meerdere van de voornoemde en andere nadelen een oplossing te bieden, doordat zij voorziet in een veiligheidssysteem voor een gemotoriseerd voertuig, waarbij dit veiligheidssysteem voorzien is van detectiemiddelen voor het detecteren van een kritische situatie, welke detectiemiddelen zijn aangesloten op een centrale verwerkingseenheid, waarbij het veiligheidssysteem verder voorzien is van blusmiddelen en afsluitmiddelen voor een brandstoftoevoer van het betreffende voertuig en waarbij de voornoemde blusmiddelen en afsluitmiddelen worden aangestuurd door de voornoemde verwerkingseenheid.

Een voordeel is dat het beveiligingssysteem door het afsluiten van de brandstoftoevoer de brand beperkt en dat het ontploffingsgevaar aanzienlijk afneemt.

Nog een voordeel is dat het beveiligingssysteem niet enkel bij brand maar ook bij een verkeersongeval in werking kan treden, zodat geen kostbare tijd verloren gaat.

Bij voorkeur is het veiligheidssysteem uitgevoerd als een autonoom systeem.

Een voordeel hiervan is dat het veiligheidssysteem in werking treedt zonder tussenkomst van de bestuurder of de inzittenden van het voertuig, waardoor de voornoemde personen onmiddellijk het voertuig kunnen verlaten en geen tijd verliezen met het activeren van een veiligheidssysteem.

Een ander voordeel is dat het veiligheidssysteem in werking treedt, ook in het geval de bestuurder en/of inzittenden in paniek of bewusteloos zijn.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding wordt het veiligheidssysteem voorzien van een eigen voeding.

Een voordeel hiervan is dat bij een eventuele kortsluiting in het voertuig het veiligheidssysteem in werking blijft.

Met het inzicht de kenmerken van de uitvinding beter aan te tonen, is hierna, als voorbeeld zonder enig beperkend karakter, een voorkeurdragende uitvoeringsvorm beschreven van een veiligheidssysteem volgens de uitvinding, met verwijzing naar de enige bijgaande figuur.

In deze figuur is schematisch een veiligheidssysteem 1 volgens de uitvinding in een personenwagen 2 weergegeven.

Het veiligheissysteem 1 is voorzien van detectiemiddelen, die bij voorkeur minstens één, en in dit geval twee sensoren 3 voor de detectie van een brandhaard of een ongeval bevatten.

In een praktische uitvoeringsvorm bevat het veiligheidssysteem 1 minstens één van de hierna opgesomde sensoren 3 : een temperatuursensor die een brand detecteert aan de hand van een plotse temperatuurstijging, een rookdetector, een druksensor of dergelijke.

Alhoewel het in de figuur weergegeven veiligheidssysteem 1 enkel sensoren 3 onder de motorkap van het voertuig 2 laat zien, is de uitvinding hiertoe niet beperkt en kunnen er ook sensoren 3 in de passagiersruimte 4 worden voorzien.

Het spreekt voor zich dat de detectiemiddelen één of meerdere sensoren 3 kunnen bevatten die al dan niet op één of meerdere plaatsen in het voertuig worden voorzien.

Volgens de uitvinding zijn de voornoemde detectiemiddelen aangesloten op een centrale verwerkingseenheid 5.

De centrale verwerkingseenheid 5 zal de uitgangssignalen van de detec'tiemiddelen ontvangen en is voorzien van de nodige software die toelaat deze uitgangssignalen te verwerken.

Volgens de uitvinding is het veiligheidssysteem 1 verder voorzien van blusmiddelen 6 en afsluitmiddelen 7 voor de brandstoftoevoer van het betreffende voertuig 2, die door de centrale verwerkingseenheid 5 worden aangestuurd.

Bij voorkeur bestaan de blusmiddelen 6 uit één of meerdere sproeikoppen 8 die elektronisch aanstuurbaar zijn via kleppen 9 en die via één of meerdere blusleidingen 10 verbonden zijn met een bluscontainer 11, die bijvoorbeeld voorzien kan zijn onder een handschoenkast.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding bevat de bluscontainer 11 een blusstof die onder druk kan worden uitgedreven, bijvoorbeeld door middel van een drijfgas dat mee in de bluscontainer 11 kan zijn opgeslagen, doch, dat tevens in een afzonderlijk reservoir kan worden gestockeerd.

Volgens een bijzonder kenmerk van de uitvinding worden de sproeikoppen 8 onder de motorkap van het voertuig 2 voorzien, doch, het is niet uitgesloten sproeikoppen 8 op andere plaatsen in het voertuig 2 te voorzien.

In een praktische uitvoeringsvorm zijn de sproeikoppen 8 gemonteerd op plaatsen waar de kans op het ontstaan van een brandhaard het grootst is, wat bijvoorbeeld kan worden verwezenlijkt door de sproeikoppen 8 zodanig op te stellen dat zij met hun sproeiopening naar de motor zijn gericht.

De vorm van de sproeikop 8 is bij voorkeur zodanig dat door de verstuiving van de blusstof het bluseffect wordt geoptimaliseerd.

De voornoemde afsluitmiddelen 7 voor de brandstoftoevoer 12 omvatten bij voorkeur een elektronisch aanstuurbare klep 13 die door de centrale verwerkingseenheid 5 wordt aangestuurd.

Volgens een bijzonder kenmerk van de uitvinding kan het veiligheidssysteem 1 van niet in de figuur weergegeven alarnieringsmiddelen worden voorzien, zoals bijvoorbeeld een knipperlicht, een zoemer, een indicatielampje op het dashboard, een luidspreker of dergelijke, waarbij de voornoemde alarmeringsmiddelen op de centrale verwerkingseenheid 5 zijn aangesloten.

Het is daarbij niet uitgesloten dat de voornoemde luidspreker deel uitmaakt van een klassieke autoinstallatie die in het voertuig 2 is voorzien.

Bij voorkeur is het veiligheidssysteem 1 van een eigen voeding 14 voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van een batterij.

In een voorkeurdragende uitvoeringsvorm wordt het volledige veiligheidssysteem 1 door middel van een brandwerend materiaal geïsoleerd.

Het spreekt voor zich dat ook de blusleidingen 10 en elektrische leidingen voor de aansturing van de kleppen 9,13 goed geïsoleerd dienen te zijn.

In een alternatieve uitvoeringsvorm van de uitvinding kan men de blusmiddelen 6 en afsluitmiddelen 7 manueel activeren, bijvoorbeeld door middel van een niet in de figuur weergegeven drukknop die met de centrale verwerkings eenheid is verbonden en die in de passagiersruimte 4 is voorzien.

Het veiligheidssysteem 1 is verder bij voorkeur voorzien van een niet in de figuur weergegeven schakelaar die toelaat het voornoemde veiligheidssysteem 1 te desactiveren, welke schakelaar bij voorkeur is voorzien van een kinderbeveiliging.

De werking van het veiligheidssysteem 1 is zeer eenvoudig en als volgt.

Wanneer .een kritische situatie zich voordoet, zoals bijvoorbeeld het ontstaan van een brandhaard of een aanrijding, zullen één of meerdere sensoren 3 deze kritische gebeurtenis detecteren.

Onder een kritische gebeurtenis wordt hierbij elke situatie verstaan die tot een potentieel gevaarlijke situatie voor de inzittenden van het voertuig 2 kan leiden, zoals bijvoorbeeld het ontstaan van een brandhaard onder de motorkap of een aanrijding.

Bij het ontstaan van een dergelijke brand zal de temperatuur stijgen, waardoor de temperatuursensor een temperatuur meet die hoger ligt dan een vooraf bepaalde kritische drempelwaarde die is ingesteld in de centrale verwerkingseenheid 5, waarop de verwerkingseenheid 5 op gepaste wijze zal reageren.

Bij voorkeur worden de signalen die van één of meerdere sensoren 3 afkomstig zijn, in de centrale verwerkingseenheid 5 gegroepeerd, en bepaalt deze verwerkingseenheid 5, op basis van deze inkomende signalen, aan de hand van een vooraf geprogrammeerd algoritme, welke actie er moet worden ondernomen.

Volgens een voorkeurdragend kenmerk van de uitvinding is het veiligheidssysteem 1 uitgevoerd als een autonoom systeem en kan de centrale verwerkingseenheid 5, zonder enige interactie van de bestuurder of inzittenden van het voertuig 2, beslissen welke actie of acties noodzakelijk zijn.

In geval van brand zal de centrale verwerkingseenheid 5 ervoor zorgen dat de kleppen 9 in de leidingen naar de sproeikoppen 8 worden geopend en er blusstof kan vrijkomen.

Tegelijkertijd kan de centrale verwerkingseenheid 5 er ook voor zorgen dat de klep 13 in de leiding van de brandstoftoevoer 12 wordt gesloten zodat de kans op een eventuele verspreiding van de brandhaard aanzienlijk verkleint.

Het is daarbij niet uitgesloten dat tegelijkertijd een waarschuwingssignaal aan de inzittende passagiers door middel van één of meerdere van de voornoemde alarmeringsmiddelen wordt gegeven, zodat deze op tijd het voertuig 2 kunnen verlaten.

Het is volgens de uitvinding niet uitgesloten het veiligheidssysteem 1 van meerdere bluscontainers 11 te voorzien die al dan niet verschillende blusstoffen bevatten.

De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuur weergegeven uitvoeringsvorm, doch een veiligheidssysteem 1 volgens de uitvinding kan in allerlei vormen en afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.

Claims (13)

1. Veiligheidssysteem (1) voor een gemotoriseerd voertuig (2), waarbij dit veiligheidssysteem (1) voorzien is van detectiemiddelen voor het detecteren van een kritische situatie, welke detectiemiddelen zijn aangesloten op een centrale verwerkingseenheid (5), daardoor gekenmerkt dat het veiligheidssysteem (1) verder voorzien is van blusmiddelen (6) en af sluitmiddelen (7) voor een brandstoftoevoer (12) van het betreffende voertuig (2) en dat de voornoemde blusmiddelen (6) en afsluitmiddelen (7) worden aangestuurd door de voornoemde verwerkingseenheid (5) .

2. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het veiligheidssysteem (1) is uitgevoerd als een autonoom systeem.

3. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde detectiemiddelen minstens één sensor (3) bevatten.

4. Veiligheidssysteem (1) volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde sensor (3) een brand, een schok, hitte en/of rook kunnen detecteren.

5. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde blusmiddelen (6) een elektronisch aanstuurbare sproeikop (8) bevatten die via een blusleiding (10) is verbonden met een bluscontainer (11).

6. Veiligheidssysteem (1) volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde sproeikoppen (8) zich onder de motorkap van het voertuig (2) bevinden.

7. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de afsluitmiddelen (7) voor de brandstoftoevoer (12) een elektronisch aanstuurbare klep (13) omvatten.

8. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het veiligheidssysteem (1) voorzien is van alarmeringsmiddelen die op de voornoemde verwerkingseenheid (5) zijn aangesloten.

9. Veiligheidssysteem (1) volgens conclusie 8, daardoor gekenmerkt dat de voornoemde alarmeringsmiddelen minstens één van de volgende middelen omvatten: een knipperlicht, een zoemer, een luidspreker, een indicatielampje op het dashbord of dergelijke.

10. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het veiligheidssysteem (1) voorzien is van een eigen voeding (14).

11. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het door middel van een brandwerend materiaal is geïsoleerd.

12, - Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat de blusmiddelen (6) en afsluitmiddelen (7) manueel activeerbaar zijn.

13. Veiligheidssysteem (1) volgens één van de voorgaande conclusies, daardoor gekenmerkt dat het veiligheidssysteem (1) van een schakelaar is voorzien voor het desactiveren van dit veiligheidssysteem (1).