<Desc/Clms Page number 1>
Stalvoer voor agrarische stallen, in het bijzonder voor varkensstallen, alsmede vloerpaneel en dwarsligger voor toepassing in de stalvoer.
BESCHRIJVING : Gebied van de uitvinding.
De uitvinding heeft betrekking op een stalvoer voor agrarische stallen, in het bijzonder voor varkensstallen, omvattende dwarsliggers, die na het aanbrengen van de stalvoer in een stal, rusten op in een stal op afstand van elkaar aanwezige ondersteuningen en de afstand tussen twee naburige ondersteuningen overbruggen en die onderling op afstand van elkaar aanwezig zijn, welke stalvoer voorts vloerpanelen omvat, die met hun zijranden op de dwarsliggers rusten. Stallen in de agrarische sector zijn vaak voorzien van een mestkelder waarin ondersteuningen, bijvoorbeeld gevormd door keldermuren, aanwezig zijn. Op deze ondersteuningen zijn dwarsliggers aangebracht waarop vloerpanelen rusten
EMI1.1
die tegen elkaar aanliggen en samen met de dwarsliggers een stalvoer vormen.
Opgemerkt wordt dat de ondersteuningen geen deel uitmaken van de stalvoer.
Stand van de techniek.
Een dergelijke stalvoer is bekend uit de Franse octrooiaanvrage FR 2. 300. 501 A. De dwarsliggers van deze bekende stalvoer bevinden zieh met hun uiteinden in uitsparingen in keldermuren van de stal. Hierdoor dient reeds bij de bouw van een stal rekening gehouden te worden met de afmetingen van de dwarsliggers en de vloerpanelen om de uitsparingen op de juiste plaats in de keldermuren aan te brengen en de juiste afmetingen te geven, of dienen na het bouwen van een stal de uitsparingen in de keldermuren aangebracht te worden. Voorts dienen bij een herindeling van de stal waarbij dwarsliggers en/of vloerpanelen met andere afmetingen toegepast worden, nieuwe uitsparingen in de keldermuren aangebracht te worden.
Samenvatting van de uitvinding.
<Desc/Clms Page number 2>
Een doel van de uitvinding is een stalvoer van de in de aanhef beschreven soort te verschaffen die eenvoudiger aangebracht kan worden. Hiertoe is de stalvoer volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat de dwarsliggers aan hun uiteinden voorzien zijn van over de volledige breedte verlopende uitsparingen, waarbij, na het aanbrengen van de stalvoer in een stal, de dwarsliggers ter plaatse van de uitsparingen op ondersteuningen rusten. De ondersteuningen zijn hierbij dus niet voorzien van uitsparingen en de dwarsliggers liggen op de ondersteuningen. Hierdoor kan de stalvoer volgens de uitvinding eenvoudiger aangebracht worden.
Een uitvoeringsvorm van de stalvoer volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de vloerpanelen van grindbeton of kunstbeton zijn. Er zijn betonsoorten bekend die een hogere sterkte hebben dan de voor deze toepassing gebruikelijke betonsoorten. Met dergelijke sterke betonsoorten kunnen ook lichte vloerpanelen vervaardigd worden. Echter dergelijke betonsoorten hebben weer andere nadelen, onder andere zijn zij duur. Met grindbeton of kunstbeton kunnen met de constructie volgens de uitvinding voldoende sterke en tevens lichte vloerpanelen vervaardigd worden. Bij voorkeur zijn ook de dwarsliggers van grindbeton of kunstbeton.
Door de uitsparingen in de dwarsliggers wordt de dikte van de stalvoer boven op de ondersteuningen beperkt en kunnen, in een verdere uitvoeringsvorm, de dikte van een uiteinde van de dwarsligger en de dikte van een zijrand van het vloerpaneel samen althans nagenoeg gelijk zijn aan de dikte van gangbare of oude stalvloeren, waardoor bij vervanging van bestaande stalvloeren geen extra kostbare bouwkundige maatregelen nodig zijn. Bij voorkeur bedragen de dikten van een uiteinde van de dwarsligger en de dikte van een zijrand van het vloerpaneel samen althans nagenoeg 100 mm, hetgeen een veel voorkomende dikte is van bekende gangbare stalvloeren. De vloerpanelen hebben in deze samenstelling bij voorkeur een dikte van althans nagenoeg 50 mm.
Om het tillen en dragen van de vloerpanelen mogelijk te maken, is bij voorkeur het gewicht van één vloerpaneel ten hoogste 50 kg. Om de vloerpanelen nog lichter uit te kunnen voeren terwijl de sterkte voldoende blijft en toch kunnen toepassen in agressieve milieus, zijn de vloerpanelen bij voorkeur voorzien van een voldoende corrosie bestendige bewapening.
Om ook de dwarsliggers beter hanteerbaar te laten zijn, is een verdere uitvoeringsvorm gekenmerkt, doordat het gedeelte tussen de uiteinden van een dwarsligger
<Desc/Clms Page number 3>
smaller is dan de uiteinden van de dwarsligger. Hierdoor zijn de dwarsliggers lichter en dus gemakkelijker draagbaar. De sterkte van de dwarsliggers neemt hierdoor niet noemenswaardig af omdat de dikte, die in belangrijke mate de sterkte bepaalt, gelijk blijft en de zwaar belaste uiteinden ongewijzigd blijven.
Door bovenstaande constructieve maatregelen, die de sterkte van de vloerconstructie verhogen, is het mogelijk om de verhouding, van de oppervlakte van in de vloerpanelen aanwezige openingen voor afvoer van mest tot de oppervlakte van de dichte delen van de vloerpanelen, te verhogen ten opzichte van de huidige betonnen roostervloeren die aan de betonvoorschriften voldoen. Deze verhouding bepaalt in sterke mate de ongewenste verdamping van de op de vloerpanelen aanwezige mest. Een hoge verhouding betekent minder verdamping en ammoniak vorming hetgeen beter is voor het milieu.
In samenhang hiermee is een verdere uitvoeringsvorm van de stalvoer volgens de uitvinding
EMI3.1
gekenmerkt, doordat de vloerpanelen voorzien zijn van openingen, voor afvoer van mest, waarbij de verhouding van de oppervlakte aan de bovenzijde van de vloerpanelen van de in de vloerpanelen aanwezige openingen tot de oppervlakte van de dichte delen van de vloerpanelen groter is dan 0, 3. Met de bovenzijde wordt die zijde bedoeld die, bij plaatsing van de vloerpanelen in een stal, zieh aan de bovenzijde bevindt en het loopoppervlak van de dieren vormt. Bij voorkeur zijn de openingen in de vloerpanelen langwerpig en lopen zij vanaf de onderzijde naar de bovenzijde van het vloerpaneel tabs toe en hebben zij aan de bovenzijde een breedte van althans nagenoeg 17 of 20 mm.
In geval de breedte van de openingen 20 mm bedraagt, kan zelfs een genoemde verhouding van meer dan 0, 4 bereikt worden hetgeen nog grotere milieu voordelen heeft.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een vloerpaneel en een dwarsligger voor toepassing in de stalvoer volgens de uitvinding.
Beknopte omschrijving van de tekeningen.
Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van de stalvoer volgens de uitvinding.
Hierbij toont :
Figuur 1 een binnenaanzicht van een stal voorzien van een stalvoer volgens de uitvinding ;
<Desc/Clms Page number 4>
EMI4.1
Figuur 2 een bovenaanzicht van een vioerpanee van de stalvloer rp Figuur 3 een langsdoorsnede van het vloerpaneel Figuur 4 een dwarsdoorsnede van het vloerpaneel Figuur 5 een bovenaanzicht van een dwarsligger van de stalvoer
Figuur 6 een zijaanzicht van de dwarsligger ; en
Figuur 7 een vooraanzicht van de dwarsligger.
Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen.
In figuur 1 is een agrarische stall voor het houden van dieren, bijvoorbeeld varkens, van binnen getoond. In de stal I bevinden zich ondersteuningen die gevormd zijn door keldermuren 3. Op de keldermuren rust de stalvoer 5. De stalvoer 5 is opgebouwd uit dwarsliggers 7, die op de keldermuren 3 rusten, en betonnen vloerpanelen 9, bijvoorbeeld van grindbeton, die met hun zijranden op de dwarsliggers rusten. In het midden is de stalvoer 5 opgebouwd uit bekende vloerplaten 11. De dikten van een uiteinde van een dwarsligger 7 en van een vloerpaneel 9 volgens de uitvinding zijn samen gelijk aan de dikte van een uiteinde van een bekende vloerplaat 11. Bij bekende stalvloeren hebben de vloerpanelen ongeveer dezelfde afmetingen als de vloerplaten 11.
Bij de stalvoer volgens de uitvinding zijn de vloerpanelen 9 aanzienlijk kleiner en dunner, hetgeen mogelijk is door de aanwezigheid van de dwarsliggers 7. Het gewicht van de vloerpanelen 9 is bij voorkeur kleiner dan 50 kg zodat zij draagbaar zijn door één of twee personen.
In figuur 2 is een vloerpaneel 9 in bovenaanzicht weergegeven. Het vloerpaneel 9 is voorzien van langwerpige openingen 13 voor het afvoeren van mest naar de kelder. Het vloerpaneel 9 ligt met de zijranden 15 op de dwarsliggers.
In figuur 3 is een langsdoorsnede langs lijn A-A in figuur 2 van het vloerpaneel 9 weergegeven. De openingen 13 lopen vanaf de onderzijde 17 naar de bovenzijde 19 van het vloerpaneel tabs toe. De tussen de openingen 13 aanwezige vloerdelen 21 van het vloerpaneel lopen in omgekeerde richting tabs toe. Aan de bovenzijde
19 van het vloerpaneel hebben de openingen 13 een breedte 23 en de vloerdelen 21 een breedte 25. De verhouding van de oppervlakte aan de bovenzijde 19 van het vloerpaneel van de openingen 13 tot de oppervlakte van de dichte delen (de vloerdelen 21 plus de zijranden 15) is een maatstaf voor de verdamping van op de stalvoer aanwezige mest en
<Desc/Clms Page number 5>
is bij voorkeur groter dan 0, 3 en beter nog groter dan 0, 4.
Bij voorkeur zijn de waarden van de breedte 23 van de openingen 13 respectievelijk 17 en 20 mm. De bijbehorende waarden van de breedte 25 van de vloerdelen 21 tussen de openingen zijn respectievelijk 43 en 40 mm. Ter versterking van het vloerpaneel is het vloerpaneel 9 voorzien van een corrosie bestendige bewapening 27, bijvoorbeeld verzinkte stalen stangen.
In figuur 4 is een dwarsdoorsnede langs lijn B-B in figuur 2 van het vloerpaneel 9 weergegeven. Ook de vloerdelen 21 tussen de openingen zijn voorzien van een bewapening 29 die zieh tot in de zijranden 15 uitstrekt. De dikte 31 van het vloerpaneel is bij voorkeur 50 mm om samen met de dikte van een uiteinde van een dwarsligger (zie figuur 6) even dik te zijn als algemeen gangbare bekende vloerpanelen.
In figuur 5 is een dwarsligger 7 in bovenaanzicht weergegeven. Het gedeelte 33 tussen de uiteinden 35 van de dwarsligger is smaller dan de uiteinden 35 van de dwarsligger om de dwarsligger lichter te laten zijn. In figuur 6 is een zijaanzicht van de dwarsligger 7 weergegeven. De dwarsligger 7 is aan zijn uiteinden 35 voorzien van over de volledige breedte verlopende uitsparingen 37. Na het aanbrengen van de dwarsligger 7 op de keldermuren, ligt de dwarsligger ter plaatse van de uitsparingen 37 op de keldermuren (zie figuur 1). De dikte 39 van de uiteinden 35 is bij voorkeur 50 mm en is samen met de dikte van een vloerpaneel gelijk aan de dikte van gangbare vloerpanelen hetgeen voordelig is bij het vervangen van bestaande stalvloeren door een stalvoer volgens de uitvinding.
In figuur 7 is een vooraanzicht van de dwarsligger 7 weergegeven waarin te zien is dat de dwarsligger naar onder toe tabs toeloopt.
Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zieh mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader. Zo kunnen de dwarsliggers ook over de volledige lengte dezelfde breedte hebben en kunnen de openingen in de vloerpanelen andere vormen hebben dan de getoonde langwerpige vormen. Ook kunnen andere vormen van bewapening toegepast worden of kan de bewapening weggelaten worden. Het is ook mogelijk om andere betonsoorten toe te passen, bij voorkeur soorten die vergelijkbaar zijn met grindbeton.
Voorts kunnen uiteraard de conventionele vloerplaten weggelaten worden en vervangen worden door de vloerconstructie volgens de uitvinding.