<Desc/Clms Page number 1>
Binding voor een snowboard of dergelijke. Deze uitvinding heeft betrekking op een binding voor een snowboard of dergelijke. In de eerste plaats is zij dus bedoeld voor een snowboard, doch meer algemeen kan zij ook in andere toepassingen worden aangewend, zoals bijvoorbeeld bij een mono-ski.
Het is bekend dat voor het realiseren van een binding bij een snowboard, met andere woorden voor het maken van een verbinding tussen een bottine van de gebruiker van het snowboard en het snowboard zelf, gebruik kan worden gemaakt van linten die over het voorste gedeelte van de bottine, meer speciaal de wreef, kunnen worden gespannen. Deze linten, "straps" genoemd, zijn bevestigd aan een basisstuk dat op het eigenlijke snowboard is bevestigd en dat is voorzien van een hielsteun. Deze bekende binding heeft als nadeel dat zij omslachtig is in haar gebruik. Nog een nadeel bestaat erin dat grote drukkrachten op het centrale gedeelte van de wreef ontstaan. Aangezien zieh in het centrale gedeelte een aantal gevoelige beenderen en aders bevinden, kan het gebruik van zulke binding gemakkelijk aanleiding geven tot kwetsuren.
Volgens een andere bekende techniek wordt zulke binding gevormd door vergrendelingen die kunnen samenwerken met speciaal aan de zool van de bottine aangebrachte gedeelten.
Een nadeel van deze techniek bestaat erin dat niet elke bottine in elke binding past.
De uitvinding heeft een binding voor een snowboard tot doel die verbeterd is ten opzichte van de tot op heden bekende uitvoeringen en die in een voorkeurdragende uitvoeringsvorm
<Desc/Clms Page number 2>
tevens in de oplossing voorziet van één of beide van voornoemde nadelen van de bekende bindingen.
Hiertoe voorziet de uitvinding in een binding voor een snowboard of dergelijke, waarbij deze binding toelaat om een bottine of enig ander schoeisel op een snowboard te bevestigen, of met andere woorden een snowboard onder het schoeisel van een gebruiker te bevestigen, daardoor gekenmerkt dat zij minstens een element vertoont dat beugelvormig over de bottine of het schoeisel, ter plaatse van de wreef, aangrijpt.
Met een element dat beugelvormig over de bottine aangrijpt, wordt volgens de uitvinding in eerste instantie een element bedoeld dat in vergrendelde toestand een wel gedefinieerde of vrij goed gedefinieerde vorm aanneemt, met andere woorden geen zeer soepel element zoals een "strap". Met "beugelvormig"wordt bedoeld dat het element de bottine gedeeltelijk of volledig omgeeft in de gesloten toestand van de binding.
Meer speciaal wordt met het voornoemde element een constructief gedeelte bedoeld dat is samengesteld uit starre delen of relatief starre, weinig buigzame delen.
Door middel van de binding van de uitvinding kan ondermeer verkregen worden dat, volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm, de plaats waar de drukkracht op de bottine wordt uitgeoefend specifiek kan worden bepaald, en bijvoorbeeld een drukkracht in het centrale gedeelte van de wreef kan worden uitgesloten.
De uitvinding laat ook toe dat, volgens een bijzondere uitvoeringsvorm, kan worden voorzien in een instapsysteem,
<Desc/Clms Page number 3>
ook kortweg"step-in"genoemd, dat voor iedere bottine kan worden aangewend.
In de meest voorkeurdragende uitvoeringsvorm is de binding voorzien van twee elementen die zijdelings scharnierbaar zijn en de bottine zodoende kunnen omgeven.
Verder kan de binding volgens de uitvinding één of meer van de kenmerken vertonen die in de bijgaande volgconclusies zijn beschreven, waarbij deze kenmerken naar willekeur kunnen gekombineerd worden.
De uitvinding heeft eveneens betrekking op een snowboard die met dergelijke bindingen is uitgerust.
Met het inzicht de kenmerken volgens de uitvinding beter aan te tonen, zijn hierna als voorbeelden zonder enig beperkend karakter enkele voorkeurdragende uitvoeringsvormen beschreven, met verwijzing naar de bijgaande tekeningen, waarin : figuur 1 in perspectief een binding volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 op een grotere schaal een zieht weergeeft volgens pijl F2 in figuur 1 ; figuur 3 in doorsnede het gedeelte weergeeft dat in figuur 2 met F3 is aangeduid ;
figuur 4 een doorsnede weergeeft volgens lijn IV-IV in figuur 3 ; figuur 5 geschematiseerd, en op een kleinere schaal, een doorsnede weergeeft volgens lijn V-V in figuur 2 ; figuren 6 en 7 voor twee varianten schematisch gelijkaardige zichten weergeeft als in figuur 5 ;
<Desc/Clms Page number 4>
figuur 8 een variante weergeeft in uiteengenomen toe- stand, waarbij slechts een aantal delen getoond zijn ; figuur 9 de binding van figuur 8 in zijaanzicht weergeeft, in een meer volledige toestand ; figuur 10 een doorsnede weergeeft volgens lijn X-X in figuur 9.
Zoals weergegeven in de figuren 1 en 2 heeft de uitvinding betrekking op een binding 1 voor een snowboard 2. Zoals bekend is zulke binding 1 bedoeld om een verbinding te vormen tussen een bottine 3 van de gebruiker en het eigenlijke snowboard 2.
Volgens de uitvinding vertoont de binding 1 minstens een element, en bij voorkeur, zoals weergegeven in de uitvoering van de figuren 1 tot 5, twee elementen 4-5 die beugelvormig over de bottine 3, ter plaatse van de wreef 6, aangrijpen.
De elementen 4 en 5 zijn zijdelings verplaatsbaar, meer speciaal scharnierbaar, tussen een open stand en een gesloten stand zoals in figuur 5 respectievelijk met A en B is aangeduid. Deze elementen 4 en 5 zijn hierbij scharnierbaar rond scharnierpunten 7-8 die zieh onderaan aan de zijkanten van de binding 1 bevinden.
De elementen 4 en 5 bestaan, zoals weergegeven, elk bij voorkeur uit een beugel, gevormd door twee benen 9-10 die zieh in de gesloten stand van de binding 1 over een gedeelte van de bottine 3 uitstrekken en een tussenstuk 11 dat de benen 9-10 met elkaar verbindt, het welke zieh in de lengterichting van de wreef 6 uitstrekt, en bij voorkeur van voor naar achter ietwat schuin oploopt. De tussen-
<Desc/Clms Page number 5>
stukken 11 lopen van voor naar achter bij voorkeur ook iets uiteen.
De scharnierpunten 7-8 zijn aangebracht aan een basisplaat 12 die eveneens deel uitmaakt van de binding 1. In het voorbeeld zijn de scharnierpunten 7-8 gevormd uit assen 13-14 waarop de benen 9-10 zijn vastgemaakt, waarbij deze assen 13-14 scharnierbaar zijn aangebracht in zittingen 15-16 die zieh aan de randen van de basisplaat 12 bevinden.
In deze zittingen 15-16 zijn gleuven 17 aangebracht die toelaten dat de benen 9-10 kunnen roteren.
De basisplaat 12 laat een bevestiging van de binding 1 aan het snowboard 2 toe, bijvoorbeeld door middel van schroeven 18 of op enige andere wijze. Het is duidelijk dat deze basisplaat 12 ook kan vervangen worden door een geraamte.
Volgens nog een variante kan de basisplaat 12 worden weggelaten en kunnen de scharnierpunten 7-8 elk afzonderlijk aan het snowboard 2 worden aangebracht.
De binding 1 omvat verder ook nog een hielsteun 19, bij voorkeur in de vorm van een zogenaamde "spoiler". Bij voorkeur zal een vaste hielsteun 19 worden aangewend.
Zoals het voorbeeld van de figuren 1 tot 5 nog weergeeft, is de binding l bij voorkeur uitgevoerd als een instapbinding, waarmee bedoeld wordt dat de binding 1 zieh sluit door het erop uitoefenen van een drukkracht via de bottine 3.
De binding 1 is dan ook voorzien van bedieningsorganen, meer speciaal hefboomsarmen 20-21, waarmee de binding door middel van een drukkracht uitgeoefend door de onderzijde van de bottine 3 van de open stand A in de gesloten stand B
<Desc/Clms Page number 6>
kan worden gebracht. Deze hefboomsarmen 20-21 bevinden zieh dan ook direct boven de basisplaat 12. In het weergegeven voorbeeld zijn zij gevormd door U-vormige beugels die ter plaatse van de voornoemde gleuven 17 aan de assen 13-14 zijn bevestigd.
De binding 1 is volgens de uitvoeringsvormen van figuren 1 tot 5 eveneens voorzien van elastische middelen 22 die de binding 1 in de geopende stand dwingen. In het voorbeeld zijn deze middelen 22 aangebracht ter plaatse van de scharnierpunten 7-8, en meer speciaal nog geïntegreerd in deze scharnierpunten 7-8.
Meer speciaal worden deze elastische middelen 22, zoals afgebeeld in figuur 3, gevormd door een torsieveer 23 die met één uiteinde 24 bevestigd is aan de betreffende as 13, respectievelijk 14, en met haar andere uiteinde 25 bevestigd is aan het vaste gedeelte van het betreffende scharnierpunt 7 of 8, met andere woorden aan de zitting 15 of 16.
Verder is de binding 1 voorzien van vergrendelingsmiddelen 26 die de binding 1 in een gesloten toestand houden tijdens het gebruik. Volgens de uitvoeringsvorm van figuren 1 tot 5 bestaan deze vergrendelingsmiddelen 26 uit een element 27 dat bij het sluiten van de binding 1 automatisch in een vergrendelde toestand komt, bijvoorbeeld onder toedoen van een drukveer 28 die het element 27 in een zitting 29 dwingt. Het element 27 is voorzien van een bedieningsorgaan 30 dat toelaat om het element 27 tegen de kracht van de drukveer 28 in, te ontgrendelen.
De binding 1 volgens de uitvinding is, zoals getoond wordt in de weergegeven voorbeelden, bij voorkeur voorzien van
<Desc/Clms Page number 7>
aandrukelementen 31-32 die in gebruikstoestand minstens het centrale gedeelte 33 van de wreef 6 drukvrij laten.
In wezen kunnen deze aandrukelementen 31-32 gevormd worden door de tussenstukken 11, doch bij voorkeur bestaan zij uit elementen die tot dit doel aan deze tussenstukken 11 zijn aangebracht. Deze aandrukelementen 31-32 bestaan bij voorkeur uit een enigszins soepel en/of samendrukbaar materiaal, bijvoorbeeld rubber, of zelfs een meer soepel materiaal, zoals kunststofschuim.
Deze aandrukelementen 31-32 zijn tevens zodanig uitgevoerd dat minstens links en rechts ter plaatse van de wreef 6 een steun wordt gevormd.
Meer speciaal nog strekken de aandrukelementen 31-32 zieh zoals afgebeeld uit in de langsrichting van de binding 1, met andere woorden in de langsrichting van de voet van de gebruiker van het snowboard 2, zodanig dat volgens langsrichting op verschillende plaatsen in een steun wordt voorzien.
De binding 1 is voorzien van middelen om de aandrukkracht geleverd door de aandrukelementen 31-32 te wijzigen, respectievelijk om de positie hiervan in te stellen.
Hiertoe zijn de aandrukelementen 31-32 cilindervormig uitgevoerd en bevinden zij zieh excentrisch rond de tussenstukken 11, zodanig dat de drukkracht kan worden gewijzigd door de aandrukelementen 31-32 in een andere hoekpositie te plaatsen ten opzichte van de tussenstukken 11. Opdat de aandrukelementen 31-32 tijdens het gebruik niet zouden verdraaien, kunnen in de figuren niet weergegeven vergrendelingsmiddelen 31-32 tussen de tussenstukken 11 en de elementen 4-5 worden voorzien.
<Desc/Clms Page number 8>
De werking en het gebruik van de binding 1 is hoofdzakelijk als volgt. In eerste instantie worden de elementen 27 in de ontgrendelde toestand geplaatst, waardoor de elementen 4-5 in de posities A komen die zijn weergegeven in figuur 5.
Door een voet met een bottine 3 in de binding 1 te plaatsen, wordt een kracht P op de hefboomsarmen 20-21 uitgeoefend, waardoor de elementen 4-5 naar binnen wentelen en in de stand B terechtkomen, waarbij de aandrukelementen 31-32 de bottine 3 nabij de wreef 6 inklemmen.
Op het ogenblik dat de hefboomsarmen 20-21 volledig naar beneden gedrukt zijn, grijpt het element 27 onder toedoen van de drukveer 28 aan in de zitting 29 met als gevolg dat de elementen 4-5 in de stand B vergrendeld blijven, waarna het snowboard 2 klaar is voor gebruik.
De binding l kan worden losgemaakt door het element 27 door middel van het bedieningsorgaan 30 te verschuiven en gelijktijdig de voet een weinig op te lichten. Vanaf het ogenblik dat het element 27 ontgrendeld is, worden de elementen 4-5 geopend onder toedoen van de torsieveren 23 die zieh in de scharnierpunten 7-8 bevinden.
Volgens een niet in de figuren weergegeven variante kunnen de elastische middelen 22 ook weggelaten worden, waarbij dan uitsluitend vergrendelingsmiddelen 26, hetzij van de voornoemde vorm, hetzij van eender welke andere vorm, worden aangewend.
Volgens nog een andere mogelijkheid kunnen in de plaats van elastische middelen 22 die de binding 1 in geopende toestand dwingen, elastische middelen worden aangewend die de binding 1 naar een gesloten stand dwingen, waarbij een vergrendeling in de gesloten stand dan eventueel kan worden
<Desc/Clms Page number 9>
achterwege gelaten, op voorwaarde dat de elastische spankracht een voldoende grote sluitkracht levert. In dit geval kan de binding 1 desgevallend met een bedieningsorgaan, bijvoorbeeld een met de hand te bedienen hefboommechanisme, worden voorzien om deze binding te openen. Wel kan er in zulk geval een vergrendelingsmechanisme worden voorzien waarmee de binding 1 in geopende toestand kan worden vergrendeld, zodanig dat in de binding 1 kan worden ingestapt.
Opgemerkt wordt dat in deze laatst beschreven uitvoering de elementen 4-5 al dan niet kunnen voorzien zijn van aanslagvormende middelen die de eindpositie van deze elementen 4-5 in de gesloten toestand bepalen. In het geval dat zulke aanslagvormende middelen worden voorzien, nemen de elementen 4-5 in de gesloten toestand een welbepaalde positie in. De aanslagvormende middelen kunnen hierbij gevormd worden door de voornoemde hefboomsarmen 20-21 waarvan de beweging begrensd wordt door de basisplaat 12.
In het geval dat geen aanslagvormende middelen worden voorzien, zijn het de elastische middelen die de spankracht uitgeoefend op de bottine 3 bepalen.
Opgemerkt wordt dat de voornoemde vergrendelingsmiddelen 26 van verschillende aard kunnen zijn en dat deze niet noodzakelijk hoeven geïntegreerd te zijn in de scharnierpunten 7-8. Zo bijvoorbeeld is in figuur 5 schematisch een variante aangeduid waarbij vergrendelingsmiddelen 34 zijn voorzien waarmee de voornoemde twee elementen 4-5 over de wreef 6 met elkaar kunnen worden verbonden. Zulke vergrendelingsmiddelen 34 kunnen bijvoorbeeld bestaan uit delen die in elkaar kunnen klikken of dergelijke, of kunnen ook bestaan uit snoeren of dergelijke waarmee de elementen 4-5 worden samengebonden.
<Desc/Clms Page number 10>
Zoals aangeduid met referentie 35 in figuur 5, zou ook gebruik kunnen worden gemaakt van vergrendelingsmiddelen die in een vergrendeling voorzien tussen de hefboomsarmen 20-21 en de basisplaat 12. De ontgrendeling kan dan bijvoorbeeld gebeuren door middel van een niet weergegeven bedieningsorgaan.
Het is duidelijk dat in de uitvoeringsvormen van figuren 1 tot 5 de elementen 4-5 zodanig kunnen worden opengewenteld dat voldoende ruimte ontstaat om een voet met een bottine 3 tussen deze elementen 4-5 aan te brengen.
Opgemerkt wordt dat het niet noodzakelijk is dat de scharnierpunten 7-8 onderaan gelegen zijn. In figuur 6 is schematisch een variante weergegeven waarbij deze scharnierpunten 7-8 zich op een afstand boven de basisplaat 12 of dergelijke bevinden.
De schematisch weergegeven uitvoering van figuur 6 toont ook aan dat de hefboomsarmen 20-21 facultatief zijn en dus kunnen weggelaten worden.
In figuur 7 is nog een variante weergegeven waarbij in de plaats van van twee elementen 4-5 gebruik wordt gemaakt van één gemeenschappelijk element 36 waarop alle aandrukelementen 31-32 zijn aangebracht. Hierbij kan facultatief een supplementair scharnierpunt 37 tussen de aandrukelementen 31-32 worden voorzien, waarin eveneens vergrendelingsmiddelen zijn geïntegreerd.
In dit laatste geval kan eerst het aandrukelement 32 worden aangedrukt en vervolgens het aandrukelement 31, waarbij in de nodige vergrendelingen tegen terugverdraaiing wordt voorzien in het scharnierpunt 38 alsmede in het scharnierpunt 37.
<Desc/Clms Page number 11>
Het is duidelijk dat ook de uitvoeringsvormen van figuren 6 en 7, volgens een niet weergegeven variante, kunnen worden voorzien van bedieningsorganen die ervoor zorgen dat de binding 1 sluit door het erin plaatsen en naar beneden aandrukken van een bottine 3.
Tenslotte wordt ook nog opgemerkt dat de elementen die de bottine 3 omgeven niet noodzakelijk scharnierend hoeven te zijn, doch dat ook andere bewegingsmechanismen kunnen worden voorzien, zonder dat hierbij buiten het kader van de uitvinding wordt getreden.
Opgemerkt wordt dat alle kenmerken die beschreven zijn aan de hand van de uitvoering met de twee elementen 4-5 ook kunnen worden toegepast in de uitvoering met één element 36.
Eveneens wordt opgemerkt dat de vergrendelingsmiddelen 26 in het geval van de uitvoering met twee elementen 4-5, volgens een variante gemeenschappelijk kunnen worden uitgevoerd, zodanig dat slechts één bedieningsorgaan dient te worden bevolen in plaats van twee bedieningsorganen 30.
In de figuren 8 tot 10 is een bijzondere uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de beweging van de elementen 4 en 5 verschillend is van de beweging van het aandrukorgaan, dit in tegenstelling tot de mechanismen die weergegeven zijn in de figuren 1 tot 5, waarbij de hoekverdraaiing van de elementen 4 en 5 steeds overeenstemt met de hoekverdraaiing van de hefboomsarmen 20 en 21. Dit heeft als voordeel dat de aandrukelementen, die hierna nog nader worden beschreven, slechts aan het einde van de sluitbeweging van het aandrukorgaan rond de bottine 3 sluiten.
<Desc/Clms Page number 12>
De binding 1 is hierbij voorzien van elementen 4 en 5, gevormd door basisstukken 39-40, die ieder voorzien zijn van twee armen 41 en 42 die beugelvormig over de bottine 3 aangrijpen, welke door het wentelen van de elementen 4-5 zijdelings kunnen worden weggeklapt.
Zowel op de voorste armen 41 als de achterste armen 42 zijn aandrukelementen 43-44 voorzien.
Zoals weergegeven in figuur 8 zijn volgens de uitvinding minstens de achterste aandrukelementen 44, met andere woorden de aandrukelementen die zieh bovenaan aan de wreef 6 bevinden, aangebracht op delen, in dit geval de armen 42, die minstens een weinig naar voren en naar achteren scharnierbaar zijn, zodanig dat de positie van deze delen, en dus ook van de aandrukelementen 44 zich automatisch aanpast aan de vorm van de bottine 3. De armen 42 zijn hiertoe door middel van scharnierpunten 45 aan de basisstukken bevestigd.
De aandrukelementen 44 zijn op zieh eveneens beweeglijk uitgevoerd, enerzijds doordat zij beweeglijk zijn bevestigd op de armen 42, in dit geval door middel van een kogelgewricht 46, en anderzijds doordat zij voorzien zijn van een steunplaat 47 uit een relatief hard doch buigzaam materiaal, bijvoorbeeld relatief harde kunststof. Het is duidelijk dat in de plaats van de combinatie van zulke beweeglijke bevestiging met een buigzame ondersteuning, ook uitsluitend in slechts één van de twee kan worden voorzien.
Verder is de binding voorzien van steunen 48-49 waarvan de bovenzijden geleidingen vormen voor de elementen 4-5, tijdens het open-en toeklappen van deze laatste. Deze steunen
<Desc/Clms Page number 13>
48-49 zijn aan de buitenzijde van de elementen 4 en 5 op de basisplaat 12 bevestigd of hier ééndelig mee uitgevoerd.
De voornoemde geleidingen zijn voorzien van regelmiddelen 50 waarmee de positie en dus aandrukkracht van de voornoemde aandrukelementen 43-44 op de bottine 3 kan worden geregeld. Deze regelmiddelen 50 bestaan uit verplaatsbare stukken, meer speciaal glijschoenen 51, die aan de steunen 48-49 zijn aangebracht, door middel van scharnierbevestigingen 52, en die zoals weergegeven in figuur 10 in meerdere of mindere mate naar binnen kunnen worden gedrukt door middel van instelschroeven 53.
Verder is de binding 1 voorzien van een bedieningsorgaan in de vorm van een steun 54 die via scharnierpunten 55-56 tussen de elementen 4-5 is bevestigd en waarop een drukkracht met de bottine 3 kan worden uitgeoefend. De elementen 4-5 zijn, samen met de voornoemde steun 54, nabij hun voorste uiteinde wentelbaar bevestigd aan de basisplaat 12, één en ander zodanig dat dit geheel wentelbaar is rond een as 57 die zieh dwars uitstrekt ten opzichte van de lengterichting van de binding. De bevestiging wordt gevormd door spillen 58-59 die enerzijds draaiassen vormen voor de scharnierpunten 55-56 en anderzijds wentelbaar zijn rond de as 57 door middel van scharnierpunten 60-61.
De elastische middelen 22 bestaan in het voorbeeld van de figuren 8 tot 10 uit veren 62-63 die de voornoemde elementen 4-5 zijdelings open drukken ten opzichte van de voornoemde steun 54. Vergrendelingsmiddelen 64 met vergrendelingshaken 65 en een ontgrendelingshefboom 66 zorgen er voor dat de binding 1 bij het sluiten wordt vastgeklikt, doordat de basisstukken 39-40 met daaraan aangebrachte pennen 67-68 achter de haken 65 komen te zitten.
<Desc/Clms Page number 14>
De werking kan eenvoudig uit de figuren 9 en 10 worden afgeleid. In open toestand bevinden de onderdelen van de binding 1 zieh in de toestand die in aslijn is weergegeven.
Door een voet met een bottine 3 in de binding te plaatsen en de steun 54 naar beneden te drukken worden de delen 4-5 door hun contact met de glijschoenen 51 gedwongen naar binnen te scharnieren. Wanneer de steun 54 volledig naar beneden gedrukt is, klikken de haken 65 rond de pennen 67-68, waardoor de binding 1 vergrendeld is.
Door de vergrendeling te verbreken door de ontgrendelingshefboom 66 te bedienen en de voet met de bottine 3 bij de hiel op te lichten, worden de elementen 4-5 door de kracht van de veren 62 en 63 gedwongen naar buiten te wentelen, waardoor zij over de steunen 48-49 glijden zodat het geheel tijdens het opengaan van de binding l ook omhooggeklapt wordt rond de as 57.
Het is duidelijk dat in de plaats van de steunen 48-49 ook andere geleidingsmiddelen en sluitmechanismen kunnen worden voorzien.
Het kenmerk van de laatste uitvoeringsvorm dat de binding een scharnierbaar systeem bevat dat wentelbaar is rond het voorste uiteinde van de binding kan ook op andere wijzen worden gerealiseerd. Zulk scharnierbaar systeem is vooral zeer handig in het gebruik, waarmee bedoeld wordt dat de gebruiker vlot in en uit bindingen die vorzien zijn van zulk systeem kan stappen.
De huidige uitvinding is geenszins beperkt tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen, doch dergelijke binding voor een snowboard of dergelijke kan in verschillende vormen en
<Desc/Clms Page number 15>
afmetingen worden verwezenlijkt zonder buiten het kader van de uitvinding te treden.