BE1011147A3 - Grijperweefmachine voorzien voor geleidingsmiddelen. - Google Patents

Grijperweefmachine voorzien voor geleidingsmiddelen. Download PDF

Info

Publication number
BE1011147A3
BE1011147A3 BE9700405A BE9700405A BE1011147A3 BE 1011147 A3 BE1011147 A3 BE 1011147A3 BE 9700405 A BE9700405 A BE 9700405A BE 9700405 A BE9700405 A BE 9700405A BE 1011147 A3 BE1011147 A3 BE 1011147A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
gripper
guide
weaving
belt
gripper belt
Prior art date
Application number
BE9700405A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9700405A priority Critical patent/BE1011147A3/nl
Priority to DE59804524T priority patent/DE59804524D1/de
Priority to EP98924228A priority patent/EP0980448B1/de
Priority to PCT/EP1998/002493 priority patent/WO1998050614A1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1011147A3 publication Critical patent/BE1011147A3/nl
Priority to US09/423,252 priority patent/US6161597A/en

Links

Classifications

    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03DWOVEN FABRICS; METHODS OF WEAVING; LOOMS
    • D03D47/00Looms in which bulk supply of weft does not pass through shed, e.g. shuttleless looms, gripper shuttle looms, dummy shuttle looms
    • D03D47/27Drive or guide mechanisms for weft inserting
    • D03D47/277Guide mechanisms

Abstract

Grjperweefmachine voor het weven van eender welke inslagdraden en kettingdraden die voorzien is van buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen voor het geleiden van een grijperband (1,2) tussen een aandrijfrad (9,10) voor de grijperband (1) en het weefvak (23) en die de grijperband (1,2) tussen het aandrijfrad (9,10) voor de grijperband (1,2), en het weefvak (23) torsen.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 
 EMI1.1 
 



  Grijperweefmachine voorzien van geleidingsmiddelen. 



  -------------------------------------------------- De uitvinding betreft een grijperweefmachine voorzien van buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen voor het geleiden van een grijperband tussen een aandrijfrad voor de grijperband en het weefvak. 



  Uit US 5413151 zijn grijperweefmachines gekend, waarbij een inslagdraad in een weefvak wordt gebracht door middel van twee grijpers die bevestigd zijn op een flexibele grijperband. Een eerste grijper brengt een inslagdraad vanaf een zijkant van het weefvak tot het midden van het weefvak, en een tweede grijper brengt vervolgens de inslagdraad naar de overzijde van het weefvak. De grijperbanden worden hierbij in en uit het weefvak bewogen door middel van een aandrijfeenheid die voorzien is van een aandrijfrad dat een grijperband kan aandrijven. Verder zijn buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen voorzien die de grijperband tussen het aandrijfrad en het weefvak geleiden.

   Deze geleidingsmiddelen bevatten eerste geleidingselementen die de grijperbanden in contact houden met de aandrijfraderen en tweede geleidingselementen die de grijperbanden nabij het weefvak geleiden en die zieh bevinden tussen de eerste geleidingselementen en het weefvak. Verder wordt de grijperband in het weefvak geleid door op de weeflade gemonteerde geleidingsmiddelen die in en uit het weefvak beweegbaar zijn. 



  Tijdens het inbrengen van een grijperband in het weefvak bevindt de weeflade met de erop gemonteerde geleidingsmiddelen zich in een achterste positie en zodanig dat de op de weeflade gemonteerde geleidingsmiddelen de grijperband verder vanaf de tweede geleidingselementen geleiden. 



  Bij grijperweefmachines wordt de positie van de grijperband in het weefvak ondermeer bepaald door de hoek dat de 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 aandrijfraderen vertonen ten opzichte van het freem van de grijperweefmachine. De hoek van aandrijfraderen ten opzichte van het freem van de weefmachine en de geometrie van het weefvak worden meestal zodanig gekozen dat de grijperband een bepaalde positie in het weefvak inneemt, die toelaat een groot aantal kettingdraden en inslagdraden te weven, zonder dat veel draadbreuken voorkomen ter hoogte van de op de weeflade gemonteerde en in en uit het weefvak beweegbare geleidingsmiddelen. De keuze van de hoek van de aandrijfraderen bij een bepaalde grijperweefmachine beperkt hierdoor het gamma te weven kettingdraden en inslagdraden.

   De hoek van de aandrijfraderen wordt bepaald door de constructie van het freem van de weefmachine en is bijna onmogelijk te wijzigen bij een bepaalde grijperweefmachine. 



  Het doel van de uitvinding is een grijperweefmachine die aangewend kan worden voor het weven van eender welke inslagdraden met eender welke kettingdraden bij eender welke geometrie van het weefvak. 



  Tot het doel van de uitvinding torsen de buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen de grijperband tussen het aandrijfrad voor de grijperband en het weefvak. 



  De uitvinding biedt als voordeel dat het mogelijk is, bij een bepaalde grijperweefmachine waarbij de aandrijfraderen ten opzichte van het freem van de grijperweefmachine een bepaalde hoek innemen, de grijperband bij een ingestelde geometrie van het gevormde weefvak onder een gewenste hoek in het weefvak te laten binnentreden teneinde de grijperband verder onder die hoek in het weefvak te geleiden. Dit is mogelijk door met de buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen aan de grijperband een bepaalde torsie op te leggen, die functie is van hoek van de aandrijfraderen voor de grijperband en de gewenste hoek voor het binnentreden van de grijperband in het 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 weefvak.

   Dit laat ook toe bij een bepaalde grijperweefmachine een weefvak met een gewenste geometrie te vormen, die hoofdzakelijk afhankelijk is van het soort kettingdraden en het soort inslagdraden waarmee geweven wordt. Hierdoor wordt bekomen dat een bepaalde grijperweefmachine met aandrijfraderen die een vaste hoek ten opzichte van het freem van de weefmachine vertonen, een groot aantal soorten kettingdraden en inslagdraden onder optimale voorwaarden kan weven. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de geleidingsmiddelen eerste geleidingelementen om de grijperband bij het verlaten van een aandrijfrad te geleiden en tweede geleidingselementen om de grijperband nabij het weefvak te geleiden, die op een afstand van elkaar zijn gelegen en die onderling een hoek vormen zodanig dat de grijperband tussen de eerste en tweede geleidingselementen wordt getorst. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm bevatten de geleidingsmiddelen derde geleidingselementen voor het geleiden van een grijperband, die opgesteld zijn tussen de eerste en tweede geleidingselelementen en die de grijperband torsen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevatten de derde geleidingselementen twee op een afstand van elkaar opgestelde blokken met geleidingen die onderling een hoek vormen zodanig dat de grijperband tussen de blokken wordt getorst, of bevatten de derde geleidingselementen twee bladveren waartussen de grijperband met zijn bovenkant en onderkant wordt geleid zodanig dat de grijperband tussen de bladveren wordt getorst. Deze uitvoeringsvormen bieden als voordeel dat de grijperband tussen de twee blokken onder een zogenaamde natuurlijke vervorming wordt getorst, hetgeen de spanningen in de grijperband door het torsen beperkt houdt. 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 



  Volgens nog een uitvoeringsvorm bevatten de derde geleidingselementen een serie naeen opgestelde van een geleiding voorziene blokjes, waarbij de geleidingen onderling een hoek maken zodanig dat de grijperband tussen de opeenvolgende blokjes progressief wordt getorst. Volgens nog een uitvoeringsvorm bevatten de derde geleidingselementen een blok waarin een geleiding wordt voorzien die toelaat de grijperband tussen de ingang en de uitgang van de geleiding van de blok te torsen. 



  Volgens nog een uitvoeringsvorm bevatten de geleidingsmiddelen eerste geleidingelementen om de grijperband bij het verlaten van een aandrijfrad te geleiden en tweede geleidingselementen om de grijperband nabij het weefvak te geleiden, waarbij de grijperband tussen de ingang en de nabij het weefvak gelegen uitgang van de tweede geleidingselementen wordt getorst. 



  Volgens een uitvoeringsvorm bevat de grijperweefmachine een grijperband waaraan een gevergrijper is bevestigd en een grijperband waaraan een nemergrijper is bevestigd, die elk door buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen worden geleid tussen een aandrijfrad voor de grijperband en het weefvak, waarbij de hoek waarover de grijperbanden door de buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen tussen het aandrijfrad voor de grijperband en het weefvak worden getorst voor beide grijperbanden verschillend is. Hierdoor is het mogelijk de hoek waarover de grijperbanden worden getorst, willekeurig te kiezen, en dit zowel voor de grijperband waaraan de gevergrijper is bevestigd als voor de grijperband waaraan de nemergrijper is bevestigd. 



  Teneinde de kenmerken van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 figuur 1 schematisch een grijperweefmachine met geleidingsmiddelen volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 een doorsnede volgens lijn 11-11 in figuur 1 weergeeft ; figuur 3 vergroot een doorsnede volgens lijn 111-111 in figuur 1 weergeeft ; figuur 4 een zicht volgens pijl F4 in figuur 3 weergeeft ; figuur 5 schematisch een gedeelte van figuur 1 voor een variante uitvoeringsvorm, in een zieht volgens pijl F5 in figuur 6, weergeeft ; figuur 6 vergroot een doorsnede volgens lijn VI-VI in figuur 5 weergeeft ; figuur 7 een doorsnede volgens lijn VII-VII in figuur 5 weergeeft ; figuur 8 een zicht volgens pijl F8 in figuur 6 weergeeft ;

   figuur 9 een zicht zoals in figuur 8 en volgens pijl F9 in figuur 10, voor een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 10 vergroot een doorsnede volgens lijn X-X in figuur
9 weergeeft ; figuur 11 een doorsnede volgens lijn XI-XI weergeeft ; figuur 12 schematisch een gedeelte van figuur 1 voor een nog variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuren 13 tot 16 respectievelijk doorsneden ter hoogte van de lijnen XIII-XIII, lijn XIV-XIV, lijn XV-XV en lijn
XVI-XVI in figuur 12 weergeven ; figuur 17 een zicht zoals in figuur 8 voor een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 18 een doorsnede volgens lijn XVIII-XVIII in figuur
17, zonder grijperband, weergeeft ; figuur 19 een zicht zoals in figuur 17 voor een variante uitvoeringsvorm weergeeft ; figuur 20 een doorsnede volgens lijn XX-XX in figuur 19, zonder grijperband, weergeeft. 



  In figuur 1 is een grijperweefmachine weergegeven waarbij 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 twee grijperbanden 1 en 2 respectievelijk een gevergrijper 3 en een nemergrijper 4 heen en weer volgens een bewegingsrichting M in en uit een weefvak bewegen. Hiertoe worden de grijperbanden 1, 2 aangedreven door aandrijfmiddelen 5,6 die voorzien zijn nabij de zijfremen 7,8 en die een aandrijfrad 9,10 voor het aandrijven van een grijperband 1, 2 bevatten. 



  De grijperbanden 1, 2 worden bevestigd aan en omheen de aandrijfraderen 9,10 gewonden. De aandrijfraderen 9,10 worden via een overbrenging 11,12 aangedreven. Verder bevat de grijperweefmachine buiten het weefvak vast opgestelde geleidingsmiddelen voor het geleiden van een grijperband 1, 2 tussen een aandrijfrad 9,10 en het weefvak. De buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen bevatten eerste geleidingselementen 13, 14 om de grijperband   1, -2   bij het verlaten van een aandrijfrad 9, 10 te geleiden, die tevens de grijperband 1, 2 in contact houden met het bijhorend aandrijfrad 9,10. De voornoemde geleidingsmiddelen bevatten tevens tweede geleidingselementen 15, 16 om de grijperbanden 1, 2 nabij het weefvak te geleiden, die aan de zijfremen 7,8 zijn bevestigd en die op een afstand van de eerste geleidingsmiddelen 13,14 zijn gelegen.

   De tweede geleidingselementen 15,16 geleiden hierbij de grijperbanden 1, 2 tussen de eerste geleidingslementen 13,14 en het weefvak. 



  In de zijfremen 7,8 wordt tevens een weeflade 17 gelagerd, waarop een riet 18 is gemonteerd. Tevens zijn aandrijfmiddelen 19 en 20 voor het aandrijven van de weeflade 17 voorzien, die synchroon aangedreven worden met de aandrijfmiddelen 5,6 van de aandrijfraderen 9,10. Aan de weeflade 17 zijn verder geleidingsmiddelen 21 bevestigd die door een beweging van de weeflade 17 in en uit het weefvak kunnen gebracht worden en die bedoeld zijn om de grijperbanden 1, 2 in het weefvak te geleiden. De geleidingsmiddelen 21 zijn bijvoorbeeld van het type zoals weergegeven in US 5413151 en worden hier niet nader omschreven. 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 



  In figuren 2 tot 4 wordt het door kettingdraden 22 gevormde weefvak 23 en het weefsel 24 schematisch weergegeven. De kettingdraden 22 worden geleid langs ondermeer het riet 18 en strekken zich uit over nagenoeg de volledige breedte van het riet 18. Het weefvak 23 wordt gevormd tussen twee vlakken kettingdraden 22 en wordt tevens begrensd door riet 18 en de aanslaglijn 33 van het weefsel 24. Een volledig geopend weefvak 23 wordt gevormd wanneer de weeflade 17 met het riet 18 in de achterste positie weg van het weefsel 24 is gelegen. 



  Hierbij bevinden de geleidingsmiddelen 21 zich eveneens in het weefvak 23 en nagenoeg in het verlengde van de nabij het weefvak 23 vast opgestelde tweede geleidingselementen 15,16. 



  Verder zijn nog schematisch gaapvormingsmiddelen zoals weefkaders 32 weergegeven. Het vlak 34 dat in het verlengde van de onderkant van de grijperband 1 is gelegen, bevindt zich hierbij onder de aanslaglijn 33. De positie van vlak 34 bepaalt hoofdzakelijk het aantal kettingdraadbreuken dat voorkomt ter hoogte van de geleidingsmiddelen 21. 



  De in figuur 4 weergegeven grijperband 1 wordt tussen het aandrijfrad 9 voor de grijperband 1 en het weefvak 23 getorst. Hierbij wordt de grijperband 1 tussen de eerste en tweede geleidingselementen 13 en 15 getorst. De tweede vast aan het zijfreem 7 bevestigde geleidingselementen 15 bevatten zoals weergegeven in figuur 2 een U-vormige en balkvormige sleuf 25 die zich volgens de bewegingsrichting M uitstrekt en die aansluit op de grijperband 1 teneinde de bovenkant, de onderkant en de beide zijkanten van de grijperband 1 te geleiden en zodoende de grijperband 1 volgens twee dwarsrichtingen nagenoeg zonder spelings volgens een vlak loodrecht op de bewegingsrichting M te geleiden.

   De tweede geleidingselementen 15 bevatten tevens een opening 26 zodat de op de grijperband 1 bevestigde gevergrijper 3 langsheen de tweede geleidingselementen 15 kan passeren. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  De eerste geleidingselementen 13 bevatten zoals weergegeven in figuur 3 een blok die met bouten 70 aan het zijfreem 7 is bevestigd en die een groef 28 bevat die samenwerkt met de bovenkant en de zijkanten van de grijperband   1,   teneinde de grijperband 1 nabij het aandrijfrad 9 te geleiden en op het aandrijfrad 9 te drukken. Hierbij wordt verduidelijkt dat de grijperband 1 ter hoogte van de eerste geleidingsmiddelen 13 een hoek Al met een horizontale vertoont. Tevens wordt verduidelijkt dat de grijperband 1 ter hoogte van de tweede geleidingsmiddelen 15 een andere hoek A2 met een horizontale vertoont.

   Doordat de eerste en tweede geleidingsmiddelen 13, 15 onderling een hoek A3 vormen, die ook gelijk is aan het verschil tussen de hoeken Al en A2, wordt de grijperband 1 tussen de uitgang 29 van de eerste geleidingselementen 13 en de ingang 30 van de tweede geleidingselementen 15 getorst. 



  Het torsen gebeurt rond de centrale langsas 28 van de grijperband 1. De uitgang 31 van de tweede geleidingselementen 15 geleidt de grijperband 1 bij voorkeur zodanig dat de grijperband 1 vanaf de uitgang 31 verder geleid wordt door de geleidingsmiddelen 21 die op de weeflade 17 zijn bevestigd en een positie inneemt zoals weergegeven in figuur 2. 



  In figuur 4 wordt het torsen van de grijperband 1 tevens verduidelijkt door de openingen 59 van de grijperband 1. Ter hoogte van een positie voor de eerste geleidingselementen 13 zijn de zijkanten van deze openingen 59 niet zichtbaar. Ter hoogte van een positie tussen de eerste en tweede geleidingselementen 13 en 14 komt door het torsen van de grijperband 1 een zijkant van deze openingen 59 zichtbaar. Ter hoogte van een positie in en na de tweede geleidingselementen 15 is een zijkant van de openingen 59 zichtbaar. 



  Bij deze uitvoeringsvorm is het mogelijk de hoek A2 van de grijperband 1 in het weefvak 23 aan te passen door gepaste tweede geleidingselementen 15 te monteren op het zijfreem 7, 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 dit betekent geleidingselementen 15 die een andere hoek aan de grijperband 1 opleggen. Het is duidelijk dat de tweede geleidingselementen 15 bij voorkeur zodanig ten opzichte van de eerste geleidingselementen 13 worden opgesteld, dat de centrale langsas 28 van de grijperband 1 zieh nagenoeg rechtlijnig tussen de eerste en tweede geleidingselementen 13 en 15 uitstrekt. Om de tweede geleidingselementen 15 door andere tweede geleidingselementen 15 te kunnen vervangen, zijn de tweede geleidingselementen 15 losbaar, dit betekent verwijderbaar, aan een zijfreem 7 bevestigd. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuren 5 tot 8 bevatten de geleidingsmiddelen derde geleidingselementen 35 voor het geleiden van de grijperband   1,   die tussen de eerste en de tweede geleidingselementen 13,15 zijn opgesteld en die de grijperband 1 torsen. De derde geleidingselementen 35 bevatten twee op een afstand van elkaar opgestelde blokken 36 en 37 waarin geleidingen 38 en 39 zijn voorzien. De geleidingen 38 en 39 die in de blokken 36 en 37 zijn voorzien vormen, zoals weergegeven in figuur 6, onderling een hoek A4. 



  Bij deze uitvoeringsvorm vertonen de tweede geleidingselementen 15 een vorm analoog aan deze weergegeven in figuren 2 tot 5, en worden de blokken 36 en 37 voorzien op een uitsteeksel 40 dat voorzien is aan de tweede geleidingselementen 15. De blok 37 nabij de tweede geleidingsmiddelen 15 is via een balkvormig eerste tussenstuk 60 op het uitsteeksel 40 bevestigd. De blok 36 is via een spievormig tussenstuk 41 op het uitsteeksel 40 bevestigd. Hierbij wordt, zoals zichtbaar in figuur 8, de grijperband 1 zonder die te torsen geleid tussen de eerste geleidingsmiddelen 13 en de blok 36. De grijperband 1 wordt getorst tussen de beide blokken 36 en 37. 



  De grijperband 1 wordt verder zonder die te torsen geleid tussen de blok 37 via de tweede geleidingsmiddelen 15 naar het weefvak 23. De blok 37 en het tussenstuk 60 worden met bouten 61 bevestigd aan het uitsteeksel 40, terwijl de blok 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 36 met het tussenstuk 41 met bouten 62 bevestigd worden aan het uitsteeksel 40. Zoals zichtbaar in figuren 5 en 8 worden de eerste geleidingselementen 13 via een steun 63 bevestigd aan het uitsteeksel 40, hetgeen als voordeel biedt dat de eerste geleidingselementen 13, de blokken 36 en 37 en de tweede geleidingselementen 15 eenvoudig volgens de langsas 28 van de grijperband 1 kunnen uitgelijnd worden. 



  Bij deze uitvoeringsvorm is het mogelijk de hoek van de grijperband 1 in het weefvak 23 aan te passen door gepaste tweede geleidingsmiddelen 15 met bijhorende derde geleidingsmiddelen 35 te monteren op het zijfreem 7, dit betekent tweede geleidingsmiddelen 15 die een andere hoek aan de grijperband 1 opleggen en derde geleidingsmiddelen 35 die de grijperband 1 passend torsen. De tussen het aandrijfrad 9 en het weefvak 23 opgestelde geleidingsmiddelen zijn hierbij bij voorkeur zodanig dat de grijperband 1 tussen de eerste en derde geleidingselementen 13 en 35 en tussen de derde en tweede geleidingselementen 35 en 15 niet getorst wordt.

   Het is eveneens duidelijk dat de geleidingsmiddelen 13,35 en 15 bij voorkeur zodanig ten opzichte van elkaar worden opgesteld, dat de centrale langsas 28 van de grijperband 1 zieh nagenoeg rechtlijnig tussen de eerste en tweede geleidingsmiddelen 13 en 15 uitstrekt. Hierbij zijn ook de tweede geleidingsmiddelen 15 met het uitsteeksel 40 losbaar aan het zijfreem 7 bevestigd. De derde geleidingsmiddelen zijn hiertoe ook losbaar aan een uitsteeksel 40 van de tweede geleidingsmiddelen 15 bevestigd, en kunnen op zieh of samen met de tweede geleidingsmiddelen 15 vervangen worden. 



  De uitvoeringsvorm van figuren 9 tot 11 verschilt van die van figuren 5 tot 8, door het feit dat de derde geleidingselementen 35 twee bladveren 42 en 43 bevatten waartussen de grijperband 1 met zijn bovenkant en zijn onderkant wordt geleid. Verder bevatten de derde geleidingselementen 35 ter 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 hoogte van een eerste zijde van de bladveren 42,43, zoals weergegeven in figuur 11, ondermeer een deksel 64, twee tussenstukjes 65 en een tussenstuk 60 om de bladveren 42,43 met bouten 61 te bevestigen aan het uitsteeksel 40 van de tweede geleidingselementen 15.

   Ter hoogte van de andere zijde van de bladveren 42,43, zoals weergegeven in figuur 10, bevatten de derde geleidingsmiddelen 35 ondermeer een deksel 66, twee tussenstukjes 65 en een spievormig tussenstuk 41 om de bladveren 42,43 met bouten 62 te bevestigen aan het uitsteeksel 40 van de tweede geleidingselementen 15. De grijperband 1 wordt zodoende volgens twee richtingen geleid tussen de bladveren 42 en 43 en de tussenstukjes 65, meer speciaal wordt de grijperband 1 met zijn bovenkant en zijn onderkant tussen de bladveren 42 en 43 geleid, en met zijn zijkanten tussen de tussenstukjes 65. In figuur 10 wordt tevens de hoek A5 aangeduid waarover de grijperband 1 getorst wordt. Duidelijkheidshalve werd alleen de grijperband 1 in streeplijn voorsteld ter hoogte van het deksel 64. 



  Volgens de uitvoeringsvorm van figuren 12 tot 16 bevatten de derde geleidingsmiddelen 35 een serie naeen opgestelde van een geleiding 44,45, 46,47 voorziene blokjes 48,49, 50, 51. Deze geleidingen 44 tot 47 maken, zoals zichtbaar in figuren 13 tot 16, onderling een hoek teneinde de grijperband   1,   die een andere dwarsdoorsnede vertoont dan de grijperband van figuren 1 tot 11, te torsen. De hoeken zijn gekozen zodanig dat de grijperband 1 tussen de opeenvolgende blokjes 48 tot 51 progressief wordt getorst, dit betekent dat de hoek die opgelegd wordt aan de grijperband 1 toeneemt vanaf de geleiding 44 via de geleidingen 45 en 46 tot de geleiding 47. 



  Tussen de eerste geleidingselementen 13 en de geleiding 44 en tussen de geleiding 47 en de tweede geleidingselementen 15 wordt de grijperband 1 niet getorst. Bij deze uitvoeringsvorm worden de eerste geleidingselementen 13 via een steun 66 bevestigd aan de tweede geleidingselementen 15. 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 



  In figuren 17 en 18 wordt nog een variante uitvoeringsvorm weergegeven waarbij de derde geleidingsmiddelen 35 een blok 67 bevatten waarin een geleiding 52 met een ingang 53 en een uitgang 54 wordt voorzien. Deze geleiding 52 vertoont een vorm die toelaat de grijperband 1 te torsen tussen de ingang 53 en de uitgang 54 van de blok 67. De grijperband 1 wordt zonder die te torsen verder geleid in een geleiding 68 van de tweede geleidingsmiddelen 15, meer speciaal zonder die te torsen tussen de ingang 68 en de nabij het weefvak gelegen uitgang 69 van de tweede geleidingsmiddelen 15. 



  Volgens een niet weergegeven variante worden de blok 67 en de tweede geleidingselementen 15 tegen elkaar voorzien, dit betekent dat de uitgang 54 van de blok 67 aansluit tegen de ingang 68 van de tweede geleidingsmiddelen 15. Volgens nog een niet weergegeven variante zijn de blok 67 en de tweede geleidingsmiddelen 15 eendelig uitgevoerd. 



  Bij de uitvoeringsvormen van figuren 19 en 20 bevatten de tweede geleidingselementen 15 een tussen de ingang 55 en de nabij het weefvak 23 gelegen uitgang 56 voorziene geleiding 57 die een vorm vertoont die toelaat de grijperband 1 tussen de ingang 55 en de uitgang 56 van de geleiding 57 te torsen. 



  Hierbij wordt de grijperband 1 niet getorst in een gedeelte van de geleiding 57 die nabij de ingang 55 is gelegen en in een gedeelte van de geleiding 57 die nabij de uitgang 56 is gelegen. De grijperband 1 wordt ook niet getorst tussen de eerste en tweede geleidingselementen 13 en 15. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuren 5 tot 20 is het ook mogelijk de hoek van de grijperband 1 in het weefvak 23 aan te passen door gepaste tweede geleidingsmiddelen 15 en/of gepaste bij de tweede geleidingsmiddelen 15 horende derde geleidingsmiddelen 35 te monteren op het zijfreem 7, zodat de grijperband 1 gepast getorst wordt tussen het aandrijfrad 9 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 en het weefvak 23. Het is eveneens duidelijk dat de geleidingsmiddelen 13,35 en 15 bij voorkeur zodanig ten opzichte van elkaar worden opgesteld, dat de centrale langsas 28 van de grijperband 1 zich nagenoeg rechtlijnig tussen de eerste en tweede geleidingsmiddelen 13 en 15 uitstrekt. 



  Het is duidelijk dat middelen om de grijperband 1 tussen het aandrijfrad 9 en het weefvak 23 te torsen, niet beperkt zijn tot de weergegeven voorbeelden, maar dat eveneens andere middelen kunnen aangewend die de grijperband 1 torsen tussen het aandrijfrad 9 en het weefvak 23. Eveneens kunnen combinaties van de voornoemde uitvoeringsvormen aangewend worden. 



  Bij de in figuren weergegeven uitvoeringsvormen werd de vervorming van de grijperband 1 door het torsen overdreven voorgesteld, teneinde aan te geven dat in bepaalde zichten een bovenkant of een zijkant van een getorste grijperband 1 zichtbaar wordt. Hetzelfde geldt voor de voorstelling van de openingen 59 in de grijperband 1. Echter bij het torsen van een grijperband 1 met de weergegeven dwarsdoorsnede onder een hoek tussen 5 en 15 graden, is het duidelijk dat de bovenkanten of de zijkanten slechts beperkt zichtbaar worden. 



  Dit is temeer het geval wanneer de hoogte van de grijperband 1 aanzienlijk kleiner is dan de breedte van de grijperband 1. 



  Alhoewel de weergegeven uitvoeringsvoorbeelden alleen voor de grijperband 1 werden weergegeven, is het duidelijk dat alle uitvoeringsvormen op een analoge manier kunnen aangewend worden om de grijperband 2 tussen het aandrijfrad 10 en het weefvak 23 te torsen. 



  Volgens nog een mogelijkheid kan bij grijperweefmachines met twee grijperbanden 1 en 2, zoals weergegeven in figuur   1,   de 

 <Desc/Clms Page number 14> 

 
 EMI14.1 
 hoek, waarover elke grijperband 1 of 2 door de buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen 13, 15 of 14, 16 tussen het aandrijfrad 9 of 10 voor de grijperband 1 of 2 en het weefvak (23) wordt getorst, voor beide grijperbanden 1 en 2 verschillend zijn. Dit laat toe bij grijperweefmachines waarbij beide aandrijfraderen 9 en 10 in eenzelfde vlak zijn opgesteld, zoals weergegeven in figuur 1, toch te bekomen dat elke grijperband 1 of 2, bijvoorbeeld in functie van de geometrie van de gevergrijper 3 of geometrie van de nemergrijper 4, onder een gewenste hoek wordt getorst. Het is uiteraard ook mogelijk deze hoek voor beide grijperbanden 1 en 2 gelijk te kiezen. 



  Het is gekend bij het weven van weefsels die een breedte vertonen die kleiner is dan de maximale weefbreedte waarvoor de weefmachine werd gebouwd, om de tweede geleidingselementen 15, 16 zo dicht als mogelijk bij het riet 18 op te stellen. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuren 2 tot 5 wordt hierbij dan de afstand tussen de eerste en tweede geleidingsmiddelen 13 en 15 groter, en gebeurt de torsing van de grijperband 1 dan over een grotere lengte. Bij de uitvoeringsvormen van figuren 5 tot 17 wordt de torsing niet be nvloed door de positie van de tweede geleidingsmiddelen 15 en wordt zodoende alleen de afstand tussen de eerste en tweede geleidingsmiddelen 13, 15 vergroot. 



  Het is duidelijk dat grijperbanden 1 met eender welke dwarsdoorsnede kunnen aangewend worden bij een grijperweefmachine volgens de uitvinding. Dit betekent dat een grijperband met een rechthoekige doorsnede met eender welke verhouding tussen de hoogte en de breedte, een trapezoidale doorsnede, een U-vormige doorsnede, een rechthoekige doorsnede voorzien van een groef zoals gekend uit EP-B of eender welke andere doorsnede met middelen volgens de uitvinding kan getorst worden tussen 

 <Desc/Clms Page number 15> 

 aandrijfraderen 9,10 en het weefvak 23. 



  De uitvinding is ook niet beperkt tot grijperweefmachines waarbij een inslagdraad door middel van twee grijpers 3,4 die voorzien zijn aan twee grijperbanden 1, 2 in het weefvak 23 wordt gebracht, maar kan eveneens aangewend worden bij grijperweefmachines waarbij een enkele grijper een inslagdraad in het weefvak 23 brengt. Een dergelijke grijper kan zowel van het type gevergrijper 3 zijn die de inslagdraad van de inbrengzijde naar de overzijde van het weefvak 23 brengt terwijl die in het weefvak 23 wordt bewogen, als van het type nemergrijper 3 die de inslagdraad vanaf de inbrengzijde naar de overzijde van het weefvak brengt terwijldie uit het weefvak 23 wordt bewogen. 



  Het is duidelijk dat een grijperband 1, 2 niet alleen kan getorst worden tussen een aandrijfrad 9,10 en het weefvak 23, maar dat het eveneens mogelijk is een grijperband 1, 2 in het weefvak 23 met behulp van de geleidingsmiddelen 21 te torsen. Hiertoe worden bijvoorbeeld geleidingsmiddelen 21 van het type zoals weergegeven in US 5413151 aangewend, die onderling een hoek vormen zoals de derde geleidingsmiddelen 35, weergegeven in figuren 13 tot 16. 



  De grijperweefmachine volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld weergegeven uitvoeringsvormen en kan binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen verwezenlijkt worden.

Claims (12)

Conclusies.
1. Grijperweefmachine voorzien van buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen voor het geleiden van een grijperband (1, 2) tussen een aandrijfrad (9, 10) voor de grijperband (1) en het weefvak (23), daardoor gekenmerkt dat de buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen de grijperband (1, 2) tussen het aandrijfrad (9, 10) voor de grijperband (1, 2) en het weefvak (23) torsen.
2. Grijperweefmachine volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsmiddelen eerste geleidingselementen (13, 14) bevatten om de grijperband (1, 2) bij het verlaten van een aandrijfrad (9, 10) te geleiden-en tweede geleidingselementen (15, 16) bevatten om de grijperband (1, 2) nabij het weefvak (23) te geleiden, die op een afstand van elkaar zijn gelegen en die onderling een hoek (A3) vormen zodanig dat de grijperband (1, 2) tussen de eerste en tweede geleidingselementen (13, 14 ; 15, 16) wordt getorst.
3. Grijperweefmachine volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsmiddelen derde geleidingselementen (35) voor het geleiden van een grijperband (1, 2) bevatten, die opgesteld zijn tussen de eerste en tweede geleidingselementen (13, 14 ; 15, 16) en die de grijperband (1, 2) torsen.
4. Grijperweefmachine volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de derde geleidingselementen (35) twee op een afstand van elkaar opgestelde blokken (36, 37) met geleidingen (38, 39) bevatten, die onderling een hoek (A4) vormen zodanig dat de grijperband tussen de blokken (36, 37) wordt getorst.
5. Grijperweefmachine volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de derde geleidingselementen (35) twee <Desc/Clms Page number 17> bladveren (42, 43) bevatten, waartussen de grijperband (1, 2) met zijn bovenkant en zijn onderkant wordt geleid, zodanig dat de grijperband (1, 2) tussen de bladveren (42, 43) wordt getorst.
6. Grijperweefmachine volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de derde geleidingselementen (35) een serie EMI17.1 naeen opgestelde van een geleiding (44, voorziene blokjes (48, bevatten, waarbij de geleidingen onderling een hoek maken zodanig dat de grijperband (1, 2) tussen de opeenvolgende blokjes (48, 49, 50, 51) progressief wordt getorst.
7. Grijperweefmachine volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de derde geleidingselementen (35) een blok (67) bevatten waarin een geleiding (52) wordt voorzien die toelaat de grijperband (1, 2) tussen de ingang (53) en de uitgang (54) van de geleiding (52) van de blok (67) te torsen.
8. Grijperweefmachine volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de geleidingsmiddelen eerste geleidingselementen (13, 14) bevatten om de grijperband (1, 2) bij het verlaten van een aandrijfrad (9, 10) te geleiden en tweede geleidingselementen (15, 16) bevatten om de grijperband (1, 2) nabij het weefvak (23) te geleiden, waarbij de grijperband (1, 2) tussen de ingang (68) en de nabij het weefvak (23) gelegen uitgang (69) van de tweede geleidingselementen (15, 16) wordt getorst.
9. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de tweede geleidingselementen (15, 16) losbaar aan een zijfreem (7, 8) van de grijperweefmachine zijn bevestigd. <Desc/Clms Page number 18>
10. Grijperweefmachine volgens conclusie 9, daardoor gekenmerkt dat de derde geleidingselementen (35) die tussen de eerste en tweede geleidingselementen (13, 14 ; 15, 16) zijn opgesteld, losbaar aan de tweede geleidingselementen (15, 16) zijn bevestigd.
11. Grijperweefmachine volgens een van de conclusies 1 tot 10, daardoor gekenmerkt dat de grijperweefmachine een grijperband (1) waaraan een gevergrijper (3) is bevestigd en een grijperband (2) waaraan een nemergrijper (4) is bevestigd, bevat, die elk door buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen (13, 15 ; 14, 16) worden geleid tussen een aandrijfrad (9, 10) voor de grijperband (1, 2) en het weefvak (23), waarbij de hoek waarover de grijperbanden (1, 2) door de buiten het weefvak opgestelde geleidingsmiddelen (13, 15 ; 14, 16) tussen het aandrijfrad (9, 10) voor de grijperband (1, 2) en het weefvak (23) worden getorst voor beide grijperbanden (1, 2) verschillend is.
12. Grijperweefmachine volgens conclusie 11, daardoor gekenmerkt dat de beide aandrijfraderen (9, 10) voor de grijperbanden (1, 2) in eenzelfde vlak zijn opgesteld.
BE9700405A 1997-05-07 1997-05-07 Grijperweefmachine voorzien voor geleidingsmiddelen. BE1011147A3 (nl)

Priority Applications (5)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9700405A BE1011147A3 (nl) 1997-05-07 1997-05-07 Grijperweefmachine voorzien voor geleidingsmiddelen.
DE59804524T DE59804524D1 (de) 1997-05-07 1998-04-28 Greiferwebmaschine
EP98924228A EP0980448B1 (de) 1997-05-07 1998-04-28 Greiferwebmaschine
PCT/EP1998/002493 WO1998050614A1 (de) 1997-05-07 1998-04-28 Greiferwebmaschine
US09/423,252 US6161597A (en) 1997-05-07 2000-02-07 Gripper weaving machine

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9700405A BE1011147A3 (nl) 1997-05-07 1997-05-07 Grijperweefmachine voorzien voor geleidingsmiddelen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1011147A3 true BE1011147A3 (nl) 1999-05-04

Family

ID=3890506

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9700405A BE1011147A3 (nl) 1997-05-07 1997-05-07 Grijperweefmachine voorzien voor geleidingsmiddelen.

Country Status (5)

Country Link
US (1) US6161597A (nl)
EP (1) EP0980448B1 (nl)
BE (1) BE1011147A3 (nl)
DE (1) DE59804524D1 (nl)
WO (1) WO1998050614A1 (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
BE1014950A3 (nl) * 2001-08-29 2004-07-06 Wiele Michel Van De Nv Inrichting voor het aandrijven en geleiden van een grijper van een weefmachine.
BE1016298A4 (nl) * 2004-11-04 2006-07-04 Wiele Michel Van De Nv Aandrijftandwiel voor het aandrijven van een grijperstang in een weefmachine.

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0275479A1 (en) * 1986-12-23 1988-07-27 VAMATEX S.p.A. Means to guide the motion of a pair of weft carrying grippers inside the shed of weaving looms
BE1001345A3 (nl) * 1988-01-07 1989-10-03 Picanol Nv Inrichting voor het uitlijnen van de lansgeleidingen bij grijperweefmachines, en werkwijze voor het uitlijnen die deze inrichting toepast.
EP0467825A1 (de) * 1990-07-16 1992-01-22 Sulzer RàœTi Ag Greiferwebmaschine mit Eintragsbändern
US5413151A (en) * 1993-04-15 1995-05-09 Picanol N.V. Gripper loom rapier guide arrangement

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0275479A1 (en) * 1986-12-23 1988-07-27 VAMATEX S.p.A. Means to guide the motion of a pair of weft carrying grippers inside the shed of weaving looms
BE1001345A3 (nl) * 1988-01-07 1989-10-03 Picanol Nv Inrichting voor het uitlijnen van de lansgeleidingen bij grijperweefmachines, en werkwijze voor het uitlijnen die deze inrichting toepast.
EP0467825A1 (de) * 1990-07-16 1992-01-22 Sulzer RàœTi Ag Greiferwebmaschine mit Eintragsbändern
US5413151A (en) * 1993-04-15 1995-05-09 Picanol N.V. Gripper loom rapier guide arrangement

Also Published As

Publication number Publication date
WO1998050614A1 (de) 1998-11-12
US6161597A (en) 2000-12-19
EP0980448A1 (de) 2000-02-23
EP0980448B1 (de) 2002-06-19
DE59804524D1 (de) 2002-07-25

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4491301A (en) Tackles
US4355666A (en) Shuttle propelling mechanism in circular loom
BE1011147A3 (nl) Grijperweefmachine voorzien voor geleidingsmiddelen.
DE2758816C3 (de) Webmaschine
BE1008130A4 (nl) Grondkettinggarenscheidings- en spanningsinrichting voor dubbelstukweefmachine, in het bijzonder voor tapijt- en fluweelweefmachines.
BE1007003A3 (nl) Weefmachine voorzien van een lans en geleidingsmiddelen.
DE2953385C1 (de) Einrichtung zum Zufuehren und zum Regulieren der Spannung der Kettfaeden einer Rundwebmaschine
EP0674032A1 (de) Rotations-Kantendreher für Webmaschinen
BE1009098A3 (nl) Grijperweefmachine met geleidingsmiddelen.
EP1164213A1 (de) Vorrichtung zum Bilden einer Drehkante, insbesondere für Webmaschinen
EP0570318B1 (fr) Procédé de tissage d&#39;armature épaisse à couches multiples indélaminables pour matériaux composites et machine à tisser pour sa mise en oeuvre
EP0393467A1 (en) Movable device to carry out the slotted leno heald weave on selvedges of fabrics formed on shuttleless looms
US3593752A (en) Loom
DE4405777C1 (de) Rotations-Kantendreher einer Webmaschine
EP0467825A1 (de) Greiferwebmaschine mit Eintragsbändern
BE1010014A3 (nl) Kanteninrichting voor een weefmachine.
US4905740A (en) Device for forming a selvedge on a cloth on weaving machines
CH680457A5 (nl)
BE1011037A3 (nl) Grijperweefmachine met geleidingsmiddelen.
BE1004954A3 (nl) Inrichting voor het aandrijven van een randdradenmechanisme bij weefmachines.
EP0446561B1 (de) Greiferwebmaschine mit Eintragsbändern und mit Abstandhalteelementen für die Greifer
BE1015971A6 (nl) Grijperband voor een grijperweefmachine en grijperweefmachine.
US3360011A (en) Device for binding fabric edges
US6098670A (en) Apparatus for tensioning warp threads for a weaving machine and a weaving machine with an apparatus of this kind
BE1008183A3 (nl) Werkwijze en inrichting voor het vormen van een weefsel.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Effective date: 20090531