BE1011146A3 - Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine. - Google Patents

Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine. Download PDF

Info

Publication number
BE1011146A3
BE1011146A3 BE9700404A BE9700404A BE1011146A3 BE 1011146 A3 BE1011146 A3 BE 1011146A3 BE 9700404 A BE9700404 A BE 9700404A BE 9700404 A BE9700404 A BE 9700404A BE 1011146 A3 BE1011146 A3 BE 1011146A3
Authority
BE
Belgium
Prior art keywords
leaf springs
blower
elastic elements
center
holder
Prior art date
Application number
BE9700404A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Picanol Nv
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Picanol Nv filed Critical Picanol Nv
Priority to BE9700404A priority Critical patent/BE1011146A3/nl
Priority to PCT/EP1998/002379 priority patent/WO1998050615A1/de
Application granted granted Critical
Publication of BE1011146A3 publication Critical patent/BE1011146A3/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01PMEASURING LINEAR OR ANGULAR SPEED, ACCELERATION, DECELERATION, OR SHOCK; INDICATING PRESENCE, ABSENCE, OR DIRECTION, OF MOVEMENT
    • G01P13/00Indicating or recording presence, absence, or direction, of movement
    • G01P13/0006Indicating or recording presence, absence, or direction, of movement of fluids or of granulous or powder-like substances
    • G01P13/0026Indicating or recording presence, absence, or direction, of movement of fluids or of granulous or powder-like substances by using deflection of baffle-plates
    • DTEXTILES; PAPER
    • D03WEAVING
    • D03JAUXILIARY WEAVING APPARATUS; WEAVERS' TOOLS; SHUTTLES
    • D03J1/00Auxiliary apparatus combined with or associated with looms

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Textile Engineering (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Looms (AREA)

Abstract

Apparaat van het controleren en/of het instellen van de blaasrichting (2) van een blazer (3) voor een luchtweefmachine, dat elastische elementen (11,12,13,14;37,38,39,40) van een nagenoeg gelijke vorm bevat, die hoofdzakelijk naar een centrum (16) zijn gericht en die zich tot nabij dit centrum (16) uitstrekken, waarbij de elastische elementen (11,12,13,14;37,38,39,40) onder invloed van de blaaskracht van de luchtstraal uit de blazer (3) uitwijken.

Description


   <Desc/Clms Page number 1> 
 



  Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine. 
 EMI1.1 
 ------------------------------------------------------ De uitvinding betreft een apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine. 



  Een apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van blazers voor een luchtweefmachine is gekend uit JP-A 06041846. Hierbij wordt een bijblazer op een steun bevestigd. Deze bijblazer blaast in de richting van een drukgevoelige film waarvan de kleur verandert met de druk. 



  Door het blazen van de bijblazer ontstaat een kegelvormige luchtstraal die aanleiding geeft tot het verkleuren van het gedeelte van de film waar de luchtstraal de film bereikt. De blaasrichting van de bijblazer kan bepaald worden als zijnde de richting vanaf het centrum van de blaasopening van de bijblazer tot het centrum van het verkleurde gedeelte. Het nadeel van het gekende apparaat is dat de luchtstraal uit de bijblazer sterk beïnvloed wordt door de film, waardoor de met het apparaat gemeten blaasrichting niet overeenkomt met de blaasrichting van de bijblazer wanneer geen film aanwezig is. 



  De uitvinding heeft als doel een apparaat dat toelaat de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine op een eenvoudige manier te controleren en/of in te stellen. 



  Tot dit doel bevat het apparaat volgens de uitvinding elastische elementen van een nagenoeg gelijke vorm die hoofdzakelijk naar een centrum zijn gericht en die zich tot nabij dit centrum uitstrekken, waarbij de elastische elementen onder invloed van de blaaskracht van de luchtstraal uit de blazer uitwijken. 

 <Desc/Clms Page number 2> 

 



  Het apparaat volgens de uitvinding biedt als voordeel dat de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine op een eenvoudige en snelle manier kan gecontroleerd worden. Dit apparaat biedt ook als voordeel dat het robuust kan uitgevoerd worden, dat niet noodzakelijk elektronische of andere afleestoestellen vereist zijn om de blaasrichting van een blazer te controleren en dat het toelaat de blazers buiten de luchtweefmachine nauwkeurig in te stellen. 



  Bij voorkeur zijn de elastische elementen aan een houder bevestigd. Deze houder bevat volgens een uitvoeringsvorm minstens een element waarin een opening is voorzien en waarbij de elastische elementen ter hoogte van de opening aan het element zijn bevestigd en gericht zijn naar het centrum van de opening. Deze uitvoeringsvorm biedt als voordeel dat de blaasrichting van de blazer niet of weinig beïnvloed wordt door de houder. Volgens een uitvoeringsvorm bestaat de houder uit twee gelijke voornoemde elementen waartussen de elastische elementen worden geklemd. Dit laat een eenvoudige montage van de elastische elementen toe. 



  Bij voorkeur bestaan de elastische elementen uit vier bladveren van nagenoeg gelijke vorm die naar een centrum zijn gericht, zijn de vier bladveren per paar nagenoeg in elkaars verlengde gelegen en staan de paren van nagenoeg in elkaars verlengde gelegen bladveren nagenoeg loodrecht op elkaar. 



  Deze uitvoeringsvorm laat toe de blaasrichting van de blazers volgens twee richtingen op een eenvoudige manier te controleren en/of in te stellen. 



  Bij voorkeur zijn alle bladveren eendelig uitgevoerd en voorzien aan een vlakke drager die bij voorkeur aan de houder bevestigbaar is. Deze drager bevat een cirkelvormige binnenrand van waar de naar het centrum gerichte bladveren zich uitstrekken. Dit laat toe de bladveren op een eenvoudige 

 <Desc/Clms Page number 3> 

 manier aan de houder te bevestigen. 



  Volgens een voorkeurdragende uitvoeringsvorm zijn de elastische elementen bevestigd aan een steun waaraan tevens een blazer in een bepaalde positie ten opzichte van deze steun is bevestigd. Het apparaat bevat tevens middelen om de houder waaraan de elastische elementen zijn bevestigd in een positie te bevestigen, zodanig dat het centrum waarnaar de elastische elementen zijn gericht volgens de in te stellen blaasrichting van de blazer is gelegen en de houder nagenoeg loodrecht op de blaasrichting is gelegen. Dit is voordelig om de blazers buiten de luchtweefmachine nauwkeurig in te stellen. 



  Volgens een uitvoeringsvorm is ter hoogte van het voornoemde centrum een pitotbuis voorzien. Dit laat toe de door de blazer geleverde druk, meer speciaal de maximale druk volgens de blaasrichting, met een meettoestel te meten. Hierbij wordt bij voorkeur de pitotbuis aan de houder bevestigd waaraan de elastische elementen zijn bevestigd. Dit en de opstelling van de elastische elementen laat toe de pitotbuis op eenvoudige manier in het voornoemde centrum op te stellen. 



  Teneinde de kenmerken van de uitvinding duidelijker naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 in isometrie een apparaat volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 de drager met bladveren van het apparaat van figuur 1 weergeeft ; figuur 3 gedeeltelijk in doorsnede een zicht van een gedeelte van het apparaat volgens figuur 1 gezien volgens pijl F3 in figuur 1 weergeeft ; figuur 4 een variante uitvoeringsvorm van het apparaat 

 <Desc/Clms Page number 4> 

 volgens figuur 1 weergeeft ; figuur 5 de drager met bladveren van het apparaat van figuur 4 weergeeft ; figuur 6 gedeeltelijk in doorsnede een zieht zoals in figuur 3 van een gedeelte van een variante uitvoeringsvorm van het apparaat van figuur 1 weergeeft ;

   figuur 7 een doorsnede van een variante uitvoeringsvorm volgens een zicht zoals in figuur 3 weergeeft ; figuur 8 een zieht volgens pijl F8 in figuur 7 weergeeft. 



  In figuur 1 is een apparaat 1 voor het controleren en het instellen van de blaasrichting 2 van een blazer van een luchtweefmachine, zoals bijblazer 3, weergegeven. Dit apparaat 1 bevat een steun 4 waaraan een profiel 5 bevestigd is om een bijblazer 3 in een bepaalde positie ten opzichte van de steun 4 te bevestigen. Hiertoe bevat het profiel 5 een groef 6 en bevat de steun 4 een aanslagvlak 7 die toelaten een draagblok 8 waarin een bijblazer 3 is gemonteerd, in een bepaalde positie ten opzichte van de steun 4 te bevestigen. 



  Volgens een variante kunnen de steun 4 en het profiel 5 eendelig uitgevoerd worden. De draagblok 8 is hiertoe van bevestigingsmiddelen 9 voorzien, bijvoorbeeld van het type zoals beschreven in US 5020574, om de draagblok 8 ten opzichte van de groef 6 te klemmen. De groef 6 vertoont bij voorkeur een vorm zoals de niet weergegeven groef in de weeflade waaraan de bijblazer 3 moet bevestigd worden en is bijvoorbeeld uitgevoerd zoals beschreven in US 5020574. 



  Het apparaat 1 bevat een houder 10 waaraan vier elastische elementen zoals bladveren 11,12, 13 en 14 zijn bevestigd. De houder 10 wordt met bevestigingsmiddelen 15 bevestigd aan de steun 4, zodat tevens de bladveren 11 tot 14 aan de steun 4 bevestigd zijn. 



  De bladveren 11 tot 14 vertonen een nagenoeg gelijke vorm, 

 <Desc/Clms Page number 5> 

 zijn hoofdzakelijk naar een centrum 16 gericht en strekken zich tot nabij dit centrum 16 uit. Hierbij bevinden de naar het centrum 16 gerichte uiteinden van de bladveren 11 tot 14 zich op een nagenoeg gelijke en relatief kleine afstand van dit centrum 16. Hierbij raken de bladveren 11 tot 14 elkaar niet. De vier bladveren 11 tot 14 zijn, wanneer geen luchtstraal uit de bijblazer 3 stroomt, per paar nagenoeg in elkaars verlengde gelegen, meer speciaal zijn de bladveren 11 en 13 en de bladveren 12 en 14 nagenoeg in elkaars verlengde gelegen. De twee paren nagenoeg in elkaars verlengde gelegen bladveren 11,13 en 12,14 staan hierbij tevens nagenoeg loodrecht op elkaar.

   Deze opstelling met perfect naar het centrum 16 gerichte bladveren 11 tot 14 is voordelig voor het' controleren van de blaasrichting 2 van een bijblazer 3. 



  De houder 10 bevat minstens een vlak element, en bij voorkeur twee gelijke vlakke elementen 17 en 18, waarin een cirkelvormige opening 19 is voorzien, die bij voorkeur groter is dan de blaaskegel van de luchtstraal uit de bijblazer 3. 



  De bladveren 11 tot 14 strekken zich uit vanaf de binnenrand van de cirkelvormige opening 19 en zijn tussen de twee elementen 17 en 18 geklemd. Hierbij zijn de bladveren 11 tot 14 tevens naar het centrum van de cirkelvormige opening 19 gericht, dat in de weergegeven uitvoeringsvorm samenvalt met het centrum 16 waarnaar de bladveren 11 tot 14 zijn gericht. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan de cirkelvormige opening 19 ook vervangen worden door een veelhoekige opening. 



  Zoals verduidelijkt in figuur 2 zijn alle bladveren 11 tot 14 eendelig uitgevoerd. De nabij het centrum 16 gelegen uiteinden van de bladveren 11 tot 14 vertonen een spitse vorm, zodat de bladveren 11 tot 14 zieh relatief dicht van het centrum 16 kunnen bevinden en dit zonder elkaar te raken. 



  De bladveren 11 tot 14 zijn voorzien aan een vlakke drager 20 die aan de houder 10 bevestigbaar is. Hiertoe wordt de vlakke 

 <Desc/Clms Page number 6> 

 drager 20 geklemd tussen de twee elementen 17 en 18. Dit klemmen kan, zoals aangeduid in figuur 3, gebeuren met behulp van bevestigingsmiddelen 21 die zich door boringen 22 (figuur 2) in de drager 20 en door boringen 23 in de elementen 17 en 18 uitstrekken. De drager 20 bevat een cirkelvormige binnenrand 24 van waar de naar het centrum 16 gerichte bladveren 11 tot 14 zich uitstrekken. 



  Het apparaat 1 bevat middelen om de houder 10 waaraan de bladveren 11 tot 14 zijn bevestigd in een bepaalde positie te bevestigen die ondermeer, zoals weergegeven in figuur   1,   de bevestigingsmiddelen 15, de sleuf 25 en het richtvlak 26 van de steun 4 bevatten. Hierbij kunnen de bevestigingsmiddelen 15 in de sleuf 25 bewegen en kan de houder 10 rond de bevestigingsmiddelen 15 verdraaien. De positie van de houder 10 wordt zodanig bepaald dat het centrum 16 waarnaar de bladveren 11 tot 14 zijn gericht volgens de gewenste in te stellen blaasrichting 2 van de bijblazer 3 is gelegen. Het richtvlak 26 waartegen de houder 10 wordt bevestigd is zodanig gericht dat het vlak van de houder 10 nagenoeg loodrecht op de gewenste blaasrichting 2 van de bijblazer 3 is gelegen.

   Volgens een niet weergegeven variante kan het richtvlak 26 ook instelbaar zijn ten opzichte van de steun 4. 



  Vooraleer het apparaat 1 in werking treedt worden de bladveren 11 tot 14, zoals later verklaard zal worden, in een referentiepositie gebracht, waarbij de gewenste of in te stellen blaasrichting 2 van de bijblazer 3 samenvalt met het centrum 16 waarnaar de bladveren 11 tot 14 zijn gericht. 



  Om de blaasrichting 2 van een bijblazer 3 te controleren wordt de bijblazer 3 met zijn draagblok 8 aan de steun 4 bevestigd. Een niet weergegeven persluchttoevoer, meer speciaal een persluchtleiding, wordt aangesloten aan het aansluitelement 27 van de bijblazer 3 zodat bijvoorbeeld een 

 <Desc/Clms Page number 7> 

 kegelvormige luchtstraal met een bepaalde blaasrichting 2 uit de bijblazer 3 stroomt. Onder invloed van de blaaskracht die door deze luchtstraal uit de bijblazer 3 op de bladveren 11 tot 14 wordt uitgevoerd, wijken deze bladveren 11 tot 14 uit. 



  In geval de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 niet samenvalt met de gewenste blaasrichting zullen de bladveren 11 tot 14 bijvoorbeeld vervormen zoals weergegeven in figuur 3. Hierbij vervormen de bladveren 11 en 12 respectievelijk meer dan de bladveren 13 en 14, zodat mag aangenomen worden dat de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 het vlak van de drager 20, zoals aangeduid in figuren 2 en 3, bijvoorbeeld ter hoogte van het punt 28 snijdt. Dit, daar de bladveren die het dichtst nabij de blaasrichting 2 zijn gelegen meer uitwijken of doorbuigen dan de andere bladveren die verder van de blaasrichting 2 zijn gelegen. 



  Om de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 juist in te stellen wordt vooreerst de buis van de bijblazer 3 om zijn nagenoeg verticale aslijn in de draagblok 8 verdraaid tot de bladveren 12 en 14 evenveel uitwijken, en dit terwijl de bijblazer 3 niet volledig vast bevestigd is aan de draagblok 8. 



  Vervolgens wordt de buis van de bijblazer 3 om een nagenoeg horizontale lijn plastisch vervormd tot de bladveren 11 en 13 evenveel uitwijken. Deze handelingen worden eventueel nogmaals herhaald tot alle bladveren 11 tot 14 juist evenveel uitwijken. Dit heeft voor gevolg dat de blaaskracht die door de luchtstraal uit de bijblazer 3 op alle bladveren 11 tot 14 uitgeoefend wordt, gelijk is en zodoende de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 juist door het centrum 16 passeert. 



  Vervolgens wordt de buis van de bijblazer 3 bijvoorbeeld door bevestigingsmiddelen 29 volledig vast aan de draagblok 8 bevestigd, zodat wanneer de draagblok 8 op een niet weergegeven weeflade van een weefmachine zal bevestigd worden, de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 juist zal ingesteld zijn. 

 <Desc/Clms Page number 8> 

 



  Daar de nabij het centrum 16 gelegen uiteinden van de bladveren 11 tot 14 nabij het centrum 16 zijn gelegen, en zodoende de verschillende voornoemde uiteinden dicht bij elkaar zijn gelegen, is het verschil in doorbuiging van de ene bladveer ten opzichte van de andere bladveer goed zichtbaar, hetgeen toelaat een kleine afwijking van de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 ten opzichte van de gewenste blaasrichting op te sporen. 



  Daar de verschillende bladveren 11 tot 14 een nagenoeg gelijke vorm vertonen, verbuigen deze bladveren 11 tot 14 bij een gelijke blaaskracht op de verschillende bladveren 11 tot 14 evenveel door. Dit laat toe de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 te bepalen door de doorbuiging van de verschillende bladveren 11 tot 14 met elkaar te vergelijken. 



  Daar de verschillende bladveren 11 tot 14 een nagenoeg gelijke vorm vertonen is ook hun stijfheid nagenoeg gelijk, hetgeen als voordeel biedt dat het niet noodzakelijk is de absolute stijfheid van de verschillende bladveren 11 tot 14 te kennen om de blaasrichting 2 te kunnen bepalen. Hierbij is alleen de onderlinge gelijke stijfheid van de verschillende bladveren 11 tot 14 van belang. 



  Om een bepaalde verbuiging van de bladveren 11 tot 14 te bekomen en om zodoende een voldoende afleesnauwkeurigheid te bekomen is het noodzakelijk dat de bladveren 11 tot 14 een bepaalde buigstijfheid bezitten en bijvoorbeeld ongeveer 10 millimeter kunnen doorbuigen. Bij normale blaasdrukken van 2 tot 7 bar en bij gebruik van bijblazers 3 zoals op heden aangewend bij weefmachines, is gebleken dat stalen bladveren 11 tot 14 met een breedte van ongeveer 8 millimeter, een lengte van ongeveer 50 millimeter, en een dikte tussen ongeveer 0. 15 en   0. 4   millimeter kunnen voldoen. Uiteraard kunnen die afmetingen verschillen naargelang het soort materiaal van de bladveren, de aangewende blaasdruk en de 

 <Desc/Clms Page number 9> 

 
 EMI9.1 
 aangewende bijblazers 3, en de afstand tussen de bijblazer 3 en de bladveren 11 tot 14. 



  Om de bladveren 11 tot 14 in een referentiepositie te brengen kan de volgende werkwijze aangewend worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een referentiebijblazer, dit betekent een bijblazer 3 waarvan de blaasrichting 2 correct is ingesteld. 



  De referentiebijblazer wordt met zijn draagblok 8 op de steun 4 bevestigd. Een niet weergegeven persluchttoevoer wordt aangesloten aan de referentiebijblazer, zodat een luchtstraal met de gewenste blaasrichting 2 uit de referentiebijblazer stroomt. Vervolgens wordt de houder 10 na het lossen van de bevestigingsmiddelen 15 langsheen het richtvlak 26 bewogen tot een positie waarbij alle bladveren 11 tot 14 evenveel uitwijken en zodoende de blaasrichting 2 van de referentiebijblazer samenvalt met het centrum 16 waarnaar de bladveren 11 tot 14 gericht zijn. Vervolgens wordt de houder 10 in deze positie door de bevestigingsmiddelen 15 vast bevestigd aan de steun 4. 



  In figuur 4 is een uitvoeringsvorm weergegeven waarbij ter hoogte van het centrum 16 waarnaar de bladveren 11 tot 14 gericht zijn, een pitotbuis 30 is voorzien. De pitotbuis 30 is op een smal steunelement 31 bevestigd, dat bevestigd wordt aan de houder 10 waaraan de bladveren 11 tot 14 zijn bevestigd. Daar het steunelement 31 smal is en op een zekere afstand van de bladveren 11 tot 14 is opgesteld, be nvloedt dit steunelement 31 de blaasrichting 2 van de bijblazer 3 weinig. De pitotbuis 30 kan aangesloten worden op een niet weergegeven meettoestel, zoals een manometer of een elektronische drukmeter, teneinde de geleverde druk van de bijblazer 3 en zodoende de blaaskracht van de luchtstraal uit de bijblazer 3 te bepalen.

   Bij deze uitvoeringvorm zijn de bladveren 11 tot 14, wanneer geen luchtstraal uit de bijblazer 3 stroomt, niet in het vlak van de houder 10 en 

 <Desc/Clms Page number 10> 

 
 EMI10.1 
 onder een kleine hoek weg van de bijblazer 3 gelegen. 



  Bij deze uitvoeringsvorm zijn de bladveren 11 tot 14 uitgevoerd zoals nader weergegeven in figuur 5. Hierbij zijn verschillende openingen 32 voorzien in de bladveren 11 tot 14, die toelaten dat perslucht vanaf de bijblazer 3 doorheen de bladveren 11 tot 14 kan stromen. Deze openingen 32 bieden als voordeel dat de blaasrichting 2 van de bijblazer 3, zelfs wanneer die niet samenvalt met het centrum 16, weinig be nvloed wordt door de bladveren 11 tot 14. 



  Bij de uitvoeringsvorm van figuur 6 worden tussen de houder 10 en de bladveren 11 tot 14, dempelementen 33 en 34 voorzien. die samenwerken met de bladveren 11 tot 14, teneinde de beweging van de bladveren 11 tot 14 te dempen. Duidelijkheidshalve worden hierbij alleen de bladveren 11 en 13 en de bijhorende dempelementen 33 en 34 weergegeven. De bladveren 12 en 14 werken analoog samen met dempelementen 33 en 34. 



  Deze dempelementen 33 en 34 bestaan bijvoorbeeld uit rubberen elementjes die aan een uiteinde voorzien zijn van tapjes 36 die samenwerken met openingen 35 in de bladveren 11 tot 14 en die met het andere uiteinde met bevestigingsmiddelen 21 aan de houder 10 zijn bevestigd. Deze dempelementen 33 en 34 beperken de trillingen van de bladveren 11 tot 14, hetgeen voordelig is om de positie van de bladveren 11 tot 14 af te lezen. 



  Het voorzien van dempelementen 33 en 34 is vooral voordelig bij gebruik van stalen bladveren 11 tot 14 die op zieh weinig demping vertonen. Echter volgens een andere mogelijkheid kunnen bladveren 11 tot 14 uitgevoerd worden in een materiaal dat op zich een zekere demping vertoont, zoals bepaalde kunststoffen met dempende eigenschappen. Stalen bladveren 11 tot 14 bieden echter als voordeel dat ze goede weerstand bieden tegen plastische vervorming en tegen kruip, dat ze 

 <Desc/Clms Page number 11> 

 goedkoop zijn en dat ze een lange leversduur garanderen. 



  De bladveren 11 tot 14 hoeven niet noodzakelijk een volledig gelijke vorm te vertonen, maar hoeven alleen een nagenoeg gelijke vorm te vertonen. Dit betekent een vorm die toelaat dat de bladveren 11 tot 14 onder invloed van een bepaalde blaaskracht gelijk uitwijken of vervormen. 



  Het is duidelijk dat de uitvinding niet beperkt is tot een apparaat 1 voorzien van vier bladveren 11 tot 13, maar dat eveneens tot het doel om van de blaasrichting 2 te bepalen, gebruik kan gemaakt worden van meer of minder dan vier bladveren. Teneinde de blaasrichting 2 volgens twee richtingen te kunnen bepalen, wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van minstens drie onderling onder een hoek opgestelde en naar een centrum 16 gerichte bladveren, die zich tot nabij dit centrum 16 uitstrekken. Bij gebruik van slechts twee bladveren, is het mogelijk de blaasrichting 2 volgens twee richtingen te bepalen, indien bijvoorbeeld middelen voorzien worden om de bladveren rond het centrum 16 te verdraaien. 



  Het is duidelijk dat, niettegenstaande het apparaat 1 volgens de uitvinding toelaat de blaasrichting 2 van de bijblazers 3 zonder afleestoestellen te bepalen, dat volgens een niet weergegeven variante eveneens afleestoestellen kunnen aangewend worden om de doorbuiging van de bladveren 11 tot 14 te bepalen. Hiertoe kunnen bijvoorbeeld niet weergegeven rekstrookjes voorzien worden op de bladveren 11 tot 14 die samenwerken met een elektrische of elektronische meetbrug, zoals een weerstandsbrug, teneinde de doorbuiging van de verschillende bladveren 11 tot 14 te bepalen. Uiteraard kunnen ook optische meettoestellen of afstandsopnemers, zoals een lineaire PX, hiertoe aangewend worden. 



  In figuren 7 en 8 is een variante uitvoeringsvorm weergegeven 

 <Desc/Clms Page number 12> 

 waarbij de elastische elementen 37,38, 39,40 elk bestaan uit een starre plaat 41,42, 43,44 en een veer 45,46, 47, 48 die inwerkt op die starre plaat 41,42, 43,44. De starre platen 41 tot 44 zijn bij deze uitvoeringsvorm elk met een scharnier 49 bevestigd aan een steun 53 die voorzien is aan een kegelvormige buitenplaat van een houder 50, die op zijn beurt voorzien is aan de steun 4. Hierbij zijn de starre platen 41 tot 44 slechts hoofdzakelijk naar het centrum 16 gericht, dit betekent dat de starre platen 41 tot 44 niet exact naar het centrum 16 zijn gericht. Aan de kegelvormige buitenplaat van de houder 50 zijn tevens steunen 51 bevestigd. Hierbij zijn de veren 45 tot 48 elk voorzien tussen een dergelijke steun 51 en een scharnierend bevestigde starre plaat 41 tot 44.

   De houder 50 is via een tussenstuk 52 bevestigd aan de steun 4. De werking is analoog als bij de uitvoeringsvormen van figuren 1 tot 6. Hierbij wijken de elastische elementen 37 tot 40 uit doordat de veren 45 tot 48 elastisch vervormen onder invloed van de blaaskracht van de bijblazer 3 op de platen 41 tot 44, zodat de platen 41 tot 44 van de elastische middelen 37 tot 40 uitwijken. 



  Volgens een niet weergegeven variante kan de kegelvormige houder 50 vervangen worden door vier onderling verbonden staven die volgens een kegel zijn opgesteld en waaraan de steunen 51 en de steunen 53 voor de platen 41 tot 44 zijn bevestigd. De houder 50 kan uiteraard ook instelbaar ten opzichte van de steun 4 bevestigd worden. 



  De starre platen 41 tot 44 of de bladveren 11 tot 14 kunnen volgens een niet weergegeven variante ook vervangen worden door elastische naalden met een ronde, ovale of enig andere dwarsdoorsnede. 



  De blazers voor een luchtweefmachine zijn uiteraard niet beperkt tot bijblazers, maar kunnen ook bestaan uit 

 <Desc/Clms Page number 13> 

 strekblazers voor een luchtweefmachine of enig andere blazer voor een luchtweefmachine. 



  Het apparaat volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen maar kan binnen het kader van de uitvinding volgens verschillende varianten uitgevoerd worden.

Claims (15)

Conclusies.
1. Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting (2) van een blazer (3) voor een EMI14.1 luchtweefmachine, daardoor gekenmerkt dat het apparaat (1) elastische elementen (11, van een nagenoeg gelijke vorm bevat, die hoofdzakelijk naar een centrum (16) zijn gericht en die zich tot nabij dit centrum (16) uitstrekken, waarbij de elastische elementen (11, 12, 13, 14 ; 37, 38, 39, 40) onder invloed van de blaaskracht van de luchtstraal uit de blazer (3) uitwijken.
2. Apparaat volgens conclusie 1, daardoor gekenmerkt dat de elastische elementen (11, 12, 13, 14 ; 37, 38, 39, 40) aan een houder (10) zijn bevestigd.
3. Apparaat volgens conclusie 2, daardoor gekenmerkt dat de houder (10) minstens een element (17, 18) bevat waarin een opening (19) is voorzien en waarbij de elastische elementen (11, 12, 13, 14) ter hoogte van de opening (19) aan het element (17, 18) zijn bevestigd en gericht zijn naar het centrum (16) van de opening (19).
4. Apparaat volgens conclusie 3, daardoor gekenmerkt dat de houder (10) uit twee gelijke elementen (17, 18) bestaat waartussen de elastische elementen (11, 12, 13, 14) worden geklemd.
5. Apparaat volgens een van de conclusies 1 tot 4, daardoor gekenmerkt dat de elastische elementen bestaan uit vier bladveren (11, 12, 13, 14) van nagenoeg gelijke vorm die naar een centrum (16) zijn gericht, dat de vier bladveren EMI14.2 (11, per paar nagenoeg in elkaars verlengde zijn gelegen en dat de paren van nagenoeg in elkaars verlengde gelegen bladveren (11, 13 ; 12, 14) nagenoeg loodrecht op elkaar <Desc/Clms Page number 15> staan.
6. Apparaat volgens conclusie 5, daardoor gekenmerkt dat alle bladveren (11, 12, 13, 14) eendelig zijn uitgevoerd en voorzien zijn aan een vlakke drager (20).
7. Apparaat volgens conclusie 6, daardoor gekenmerkt dat de drager (20) aan een houder (10) bevestigbaar is.
8. Apparaat volgens conclusie 6 of 7, daardoor gekenmerkt dat de drager (20) een cirkelvormige binnenrand (24) bevat van waar de naar het centrum (16) gerichte bladveren (11, 12, 13, 14) zich uitstrekken.
9. Apparaat volgens een van de conclusies 5 tot 8, daardoor gekenmerkt dat de bladveren (11, 12, 13, 14) van verschillende openingen (32) zijn voorzien.
10. Apparaat volgens een van de conclusies 1 tot 9, daardoor gekenmerkt dat de elastische elementen (11, 12, 13, 14 ; 37, 38, 39, 40) bevestigd zijn aan een steun (4) waaraan een blazer (3) in een bepaalde positie ten opzichte van deze steun (4) is bevestigd.
11. Apparaat volgens conclusie 10, daardoor gekenmerkt dat het apparaat (1) middelen (15, 25, 26) bevat om de houder (10) waaraan de elastische elementen (11, 12, 13, 14) zijn bevestigd in een positie te bevestigen, zodanig dat het centrum (16) waarnaar de elastische elementen (11, 12, 13, 14) zijn gericht volgens de in te stellen blaasrichting (2) van de blazer (3) is gelegen en de houder (10) nagenoeg loodrecht op de blaasrichting (2) is gelegen.
12. Apparaat volgens een van de conclusies 1 tot 11, daardoor gekenmerkt dat dempelementen (33, 34) voorzien zijn die <Desc/Clms Page number 16> samenwerken met de elastische elementen (11, 12, 13, 14), teneinde de beweging van de elastische elementen (11, 12, 13, 14) te dempen.
13. Apparaat volgens een van de conclusies 1 tot 12, daardoor gekenmerkt dat ter hoogte van het centrum (16) waarnaar de elastische elementen (11, 12, 13, 14) zijn gericht, een pitotbuis (30) is voorzien.
14. Apparaat volgens conclusie 13, daardoor gekenmerkt dat de pitotbuis (30) aan de houder (10) is bevestigd waaraan de elastische elementen (11, 12, 13, 14) zijn bevestigd.
15. Apparaat volgens conclusie 13 of 14, daardoor gekenmerkt dat de pitotbuis (30) op een smal steunelement (31) is aangebracht, dat bevestigd is aan de houder (10) voor de elastische elementen (11, 12, 13, 14).
BE9700404A 1997-05-07 1997-05-07 Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine. BE1011146A3 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9700404A BE1011146A3 (nl) 1997-05-07 1997-05-07 Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine.
PCT/EP1998/002379 WO1998050615A1 (de) 1997-05-07 1998-04-22 Vorrichtung zum erfassen der richtung eines blasstrahles einer düse

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
BE9700404A BE1011146A3 (nl) 1997-05-07 1997-05-07 Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
BE1011146A3 true BE1011146A3 (nl) 1999-05-04

Family

ID=3890505

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
BE9700404A BE1011146A3 (nl) 1997-05-07 1997-05-07 Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine.

Country Status (2)

Country Link
BE (1) BE1011146A3 (nl)
WO (1) WO1998050615A1 (nl)

Families Citing this family (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE102006003948B4 (de) * 2006-01-26 2008-02-07 Greisinger Electronic Gmbh Sensor zur Bestimmung der Stärke und/oder Geschwindigkeit und/oder Richtung einer Strömung eines gas- und/oder dampfförmigen Mediums

Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR961641A (nl) * 1950-05-16
US5020574A (en) * 1989-04-28 1991-06-04 Pic Anol N.V., Naamloze Vennootschap Mechanism for mounting a part on a loom sley
JPH0641846A (ja) * 1992-07-16 1994-02-15 Tsudakoma Corp 流体噴射式織機における噴射流測定方法と噴射流測定装置

Patent Citations (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR961641A (nl) * 1950-05-16
US5020574A (en) * 1989-04-28 1991-06-04 Pic Anol N.V., Naamloze Vennootschap Mechanism for mounting a part on a loom sley
JPH0641846A (ja) * 1992-07-16 1994-02-15 Tsudakoma Corp 流体噴射式織機における噴射流測定方法と噴射流測定装置

Non-Patent Citations (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
DATABASE WPI Week 9411, Derwent World Patents Index; AN 94-089750, XP002049898 *

Also Published As

Publication number Publication date
WO1998050615A1 (de) 1998-11-12

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US7212929B2 (en) Moisture data-acquiring device and image-forming apparatus
US4587855A (en) Tensionmeter
JP5382817B2 (ja) 荷重測定装置
JPS61106252A (ja) 輪転印刷機の版胴に張設されたフレキシブルな版板を見当合わせする装置
BE1011146A3 (nl) Apparaat voor het controleren en/of het instellen van de blaasrichting van een blazer voor een luchtweefmachine.
JP4669566B2 (ja) 接触式プローブ
JP2003042742A (ja) 接触式プローブ
JPH05215624A (ja) タッチパネルを支持し、かつタッチパネルにかかる力を測定するための装置
US11590688B2 (en) Imprinting apparatus
US11531267B2 (en) Imprinting apparatus
JPH02107926A (ja) 電子秤
EP2382055B1 (en) Flow divider for sorting apparatus
EP3656898A1 (en) Adjustment device and method for adjusting the contact pressure of a belt tension roller
EP2067728A1 (en) Yarn tension sensor for yarn-feeding devices
US3182737A (en) Gravity slide checkweigher
US3174333A (en) Apparatus for determining the resistance to shear effect in plane fabrics and similar materials
US9725834B2 (en) Method and device for measuring the fabric tension in a weaving machine
PT1274519E (pt) Processo acústico para discriminar envelopes de papel e de plástico
CN209690102U (zh) 一种钢带耐磨实验机
US2768447A (en) Strain measuring instrument
CN220556410U (zh) 一种涂料检测用的旋转粘度计
US704119A (en) Copy-holder for type-writers&#39; use.
US1061335A (en) Blue-print holder or drawing-holder.
US1026124A (en) Instrument for centering, marking, and testing lenses.
US1014446A (en) Roll-centering device.

Legal Events

Date Code Title Description
RE Patent lapsed

Owner name: PICANOL N.V.

Effective date: 20000531