<Desc/Clms Page number 1>
EMI1.1
Weefmachine met twee onderling verplaatsbare weefmachinegedeelten. gedeelten.
De uitvinding betreft een weefmachine met twee onderling verplaatsbare weefmachinegedeelten.
Uit US 5307844 zijn weefmachines gekend waarbij twee onderling verplaatsbare weefmachinegedeelten aan elkaar bevestigd of van elkaar verwijderd kunnen worden. Ieder weefmachinegedeelte is hierbij voorzien van twee zijfremen die door dwarselementen verbonden worden. Hierbij kan een verplaatsbaar weefmachinegedeelte dat ondermeer een lagering voor een kettingboom bevat door een verplaatsingstoestel aangebracht worden in of verwijderd worden van een vast opgesteld weefmachinegedeelte.
Het doel van de huidige uitvinding is een weefmachine, met twee onderling verplaatsbare weefmachinegedeelten, die aangewend kan worden voor het weven van weefsels waarbij de kettingdraden vanaf twee kettingbomen worden voorzien.
Tot dit doel bevat de weefmachine volgens de uitvinding een verplaatsbaar weefmachinegedeelte dat ter hoogte van ieder zijfreem twee lageringen bevat die elk een aseinde van een kettingboom kunnen lageren.
Dit biedt als voordeel dat een verplaatsbaar weefmachinegedeelte met twee kettingbomen kan aangebracht worden in of verwijderd worden van een vast opgesteld weefmachinegedeelte.
Bij voorkeur zijn de twee kettingbomen zodanig boven elkaar gelagerd dat de aslijnen van de kettingbomen nagenoeg in een
<Desc/Clms Page number 2>
verticaal vlak zijn opgesteld. Dit biedt als voordeel dat het verplaatsbaar weefmachinegedeelte minder een nijging tot kantelen vertoont wanneer dit aangebracht wordt in of verwijderd wordt van het vast opgesteld weefmachinegedeelte.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat het verplaatsbaar weefmachinegedeelte een aandrijfeenheid voor de bovenste kettingboom en bevat het vast opgesteld weefmachinegedeelte een aandrijfeenheid voor de onderste kettingboom.
Volgens een uitvoeringsvorm bevat het verplaatsbaar weefmachinegedeelte middelen, zoals een houdelement dat dicht bij de bovenste kettingboom is voorzien, die dienen om te verhinderen dat het verplaatsbaar weefmachinegedeelte tijdens het verplaatsen ervan kan kantelen.
Teneinde de kenmerken van de uitvinding duidelijk naar voor te brengen wordt de uitvinding hieronder nader toegelicht aan de hand van tekeningen met uitvoeringsvoorbeelden, waarin : figuur 1 een weefmachine met een weefmachinegedeelte volgens de uitvinding weergeeft ; figuur 2 de weefmachine van figuur 1 in een andere stand weergeeft ; figuur 3 een variante uitvoeringsvorm weergeeft.
In figuren 1 en 2 is een weefmachine weergegeven die bestaat uit een vast opgesteld eerste weefmachinegedeelte 1 en een verplaatsbaar tweede weefmachinegedeelte 2. Het eerste weefmachinegedeelte 1 omvat ondermeer een lade 3, een borstboom 4, een doekoptrekinrichting 5, een doekopwikkelsysteem 6, een kettingboomaandrijving 7 en een kaderaandrijving 8. Zoals verduidelijkt in figuur 2 zijn de kaders 9, het riet 10 en
<Desc/Clms Page number 3>
twee kettingbomen 11 en 12 met het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 verplaatsbaar. Elk zijfreem van het weefmachinegedeelte 2 omvat ondermeer een lagering 13 voor een eerste kettingboom 11, een lagering 14 voor een tweede kettingboom 12, een steun 15 waarop een kettingwachter 16 en een eerste sleep 17 zijn gemonteerd, een tweede steun 18 waarop een tweede sleep 19 is gemonteerd en kadergeleidingen 20.
De slepen 17 en 19 zijn elk voorzien op een arm 21 die ten opzichte van de bijhorende steun 15,18 wordt gelagerd en door een veer 22 wordt ondersteund.
Elk zijfreem van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 wordt gevormd door twee stukken 23 en 24 die door bouten 25 vast aan elkaar bevestigd zijn. De twee zijfremen worden onderling verbonden door dwarselementen 26 en 27. Hierbij verbindt het dwarselement 26 de stukken 23 en het dwarselement 27 de stukken 24 van elk zijfreem. De kettingboom 11 wordt met zijn twee aseinden 28 gelagerd in de lagering 13 van elk zijfreem van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 en met een deksel 29 in deze lagering 13 gehouden. De aseinden 30 van de kettingboom 12 worden op analoge wijze gelagerd in de lagering 14 van elk zijfreem van het weefmachinegedeelte 2 en met een deksel 31 in deze lagering 14 gehouden. De deksels 29 en 31 zijn draaibaar opgesteld ten opzichte van de voornoemde zijfremen en kunnen met bouten 32 bevestigd worden aan deze zijfremen.
Het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1 bevat ook twee zijfremen 33 die door dwarselementen 34 onderling verbonden zijn. De door aan elkaar bevestigde stukken 23,24 gevormde zijfremen van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 kunnen elk ter hoogte van de stukken 23 bevestigd worden aan een zijfreem 33 van het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1 door
<Desc/Clms Page number 4>
middel van bouten 35. Uiteraard kunnen nog meerdere bouten 35 voorzien worden.
Teneinde het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 volgens een bepaalde baan ten opzichte van het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1 te kunnen verplaatsen, bevat het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1 een geleiding 36, bijvoorbeeld een gleuf, waarin een tap 37 kan geleid worden.
Een dergelijke tap 37 is bevestigd aan elk stuk 23 van elk zijfreem van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2.
Aan de stukken 23 van de zijfremen van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 worden tappen 38 en 39 voorzien die kunnen samenwerken met een vorkelement 40 van een verplaatsingtoestel 41. Van dit verplaatsingtoestel 41 wordt gebruikt gemaakt om het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 aan te brengen in of te verwijderen van het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1. Het verplaatsingstoestel 41 bestaat bijvoorbeeld uit een klassieke heftruk die voorzien is van vorkelementen 40 die op en neer kunnen bevolen worden en van wielen 42 waarmee het verplaatsingtoestel 41 kan verrijden.
Dit laat toe met behulp van dit verplaatsingstoestel 41 het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 zowel vertikaal als horizontaal te verplaatsen.
Zoals verder wordt weergegeven bevat het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 een aandrijfeenheid 43, voor het aandrijven van de bovenste kettingboom 12, die een tandwiel 44 bevat dat kan samenwerken met een tandwiel 45 dat bevestigd is aan de bovenste kettingboom 12. Het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1 bevat een aandrijfeenheid 7, voor het aandrijven van de onderste kettingboom 11, die een tandwiel 46 bevat dat kan samenwerken met een tandwiel 47 dat
<Desc/Clms Page number 5>
bevestigd is aan de onderste kettingboom 11. Het voorzien van de aandrijfeenheid 43 voor de bovenste kettingboom 12 op het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 laat een eenvoudiger constructie van het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1 toe.
De aandrijfeenheid 7 voor de onderste kettingboom 11 kan eenvoudig in het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1 voorzien worden daar de onderste kettingboom 11 zieh dicht van dit weefmachinegedeelte 1 bevindt.
Wanneer men wil weven worden beide weefmachinegedeeltes 1 en 2 aan elkaar bevestigd en bevinden die zieh in een toestand zoals weergegeven in figuur 1. Hierbij worden zowel kettingdraden 48 van een eerste kettingboom 11 als kettingdraden 49 van een tweede kettingboom 12 samen met niet weergegeven inslagdraden tot een weefsel 50 verweven. Hierbij wordt opgemerkt dat bij het gevormde weefsel 50 kettingdraden 48 zieh volgens inslagrichting tussen kettingdraden 49 bevinden en omgekeerd. Dergelijke weefsels zijn gekend als fantasieweefsels en vertonen meestal kettingdraden 48 en 49 die onder een verschillende spanning worden ingeweven.
Wanneer men de weefmachinegedeelten 1 en 2 van elkaar wil verwijderen wordt het weefsel 50 tussen het riet 10 en de borstboom 4 doorgesneden, wordt het riet 10 in een aan de kadergeleidingen 20 voorziene steun 51 geplaatst, worden de bouten 35 verwijderd en wordt het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 met beide kettingbomen 11 en 12 verwijderd met behulp van het verplaatsingstoestel 41. Het verwijderen van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 en het terug aanbrengen van dit weefmachinegedeelte 2 kan gebeuren op een wijze zoals beschreven in US 5307844.
Zoals verduidelijkt in figuur 1 zijn de kettingbomen 11 en 12
<Desc/Clms Page number 6>
zodanig boven elkaar opgesteld dat hun aslijnen 52 en 53 nagenoeg in een verticaal vlak 54 zijn opgesteld of met andere woorden dat het vlak 54 dat beide aslijnen 52 en 53 bevat nagenoeg verticaal is opgesteld. Dit vermindert de nijging tot kantelen van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 wanneer dit verplaatst wordt met behulp van het verplaatstoestel 41. Teneinde dit kantelen nog te verminderen wordt het stuk 24 van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 voorzien van middelen in de vorm van een houdelement 55, zoals een tap, die kan samenwerken met een arm 56 van het verplaatsingstoestel 41 die samen met het vorkelement 40 op en neer verplaatsbaar is. Het uiteinde van de arm 56 bevat bijvoorbeeld een gleuf 57 waarin het houdelement 55 kan verschuiven.
Dit houdelement 55 dient om te verhinderen dat het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 tijdens het verplaatsen ervan kan kantelen. Dit houdelement 55 is hierbij relatief dicht bij de bovenste kettingboom 12 voorzien, bijvoorbeeld dicht bij het lager 14 voor de bovenste kettingboom 12.
Het is duidelijk dat elk zijfreem van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 niet noodzakelijk twee aan elkaar bevestigde stukken 23 en 24 hoeft te bevatten. Dit laatste is voordelig wanneer men van een weefmachine met twee kettingbomen 11 en 12 wil overschakelen naar een weefmachine met slechts een kettingboom 11, en omgekeerd. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door de door dwarselementen 27 verbonden stukken 24 van het verplaatsbaarbaar weefmachinegedeelte 2 weg te nemen van of aan te brngen op de door dwarselementen 26 verbonden stukken 23 van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2. Hiertoe kunnen op de stukken 24 ook tappen 58 en 59 voorzien worden, die kunnen samenwerken met een vorkelement van een verplaatsingtoestel 41.
Uiteraard
<Desc/Clms Page number 7>
kunnen de door dwarselementen 27 verbonden stukken 24 van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2 ook samen met de kettingboom 12 verwijderd worden van of aangebracht worden op de door dwarselementen 26 verbonden stukken 23 het verplaatsbaar weefmachinegedeelte 2.
Volgens een in figuur 3 weergegeven variante, wordt elk zijfreem van het verplaatsbaar weefmachinegedeelte gevormd door een enkel stuk 60. De door een stuk 60 gevormde zijfremen kunnen onderling verbonden worden door dwarselementen 26,27. Deze stukken 60 kunnen bevestigd worden aan de zijfremen 33 van het vast opgesteld weefmachinegedeelte 1, op een wijze analoog als de in figuren 1 en 2 weergegeven stukken 23.
De weefmachine met twee onderling verplaatsbare weefmachinegedeelten volgens de uitvinding beperkt zieh uiteraard niet tot de als voorbeeld beschreven en in de figuren weergegeven uitvoeringsvormen en kan binnen het kader van de uitvinding in verschillende andere vormen en afmetingen worden verwezenlijkt.
<Desc / Clms Page number 1>
EMI1.1
Weaving machine with two movable weaving machine sections. parts.
The invention relates to a weaving machine with two mutually movable weaving machine parts.
Weaving machines are known from US 5307844 in which two mutually displaceable weaving machine parts can be attached to or removed from one another. Each weaving machine section is provided with two side frames which are connected by transverse elements. Here, a movable weaving machine section, which includes a bearing for a warp beam, can be placed in or removed from a fixedly arranged weaving machine section by a displacing device.
The object of the present invention is a weaving machine, with two mutually movable weaving machine parts, which can be used for weaving fabrics, where the warp threads are supplied from two warp beams.
For this purpose, the weaving machine according to the invention comprises a movable weaving machine section which contains two bearings at each side frame, each of which can bear an axis end of a warp beam.
This offers the advantage that a movable weaving machine section with two warp beams can be arranged in or removed from a fixedly positioned weaving machine section.
The two warp beams are preferably mounted one above the other in such a way that the axes of the warp beams are practically in one
<Desc / Clms Page number 2>
are arranged vertically. This offers the advantage that the movable weaving machine section has less tendency to tilt when it is placed in or removed from the fixed weaving machine section.
In one embodiment, the movable weaving machine section includes a drive unit for the top warp beam and the fixed weaving machine section includes a drive warp for the lower warp beam.
In one embodiment, the movable weaving machine section includes means, such as a holding member provided close to the upper warp beam, which serve to prevent the movable weaving machine section from tipping during its movement.
In order to clearly illustrate the features of the invention, the invention is explained in more detail below with reference to drawings with exemplary embodiments, in which: figure 1 shows a weaving machine with a weaving machine part according to the invention; figure 2 shows the weaving machine of figure 1 in a different position; figure 3 represents a variant embodiment.
Figures 1 and 2 show a weaving machine consisting of a fixedly arranged first weaving machine part 1 and a movable second weaving machine part 2. The first weaving machine part 1 comprises, inter alia, a drawer 3, a breast beam 4, a cloth pulling device 5, a cloth winding system 6, a warp beam drive 7 and a frame drive 8. As illustrated in Figure 2, the frames 9, the reed are 10 and
<Desc / Clms Page number 3>
two warp beams 11 and 12 with the movable weaving machine part 2 movable. Each side frame of the weaving machine section 2 comprises, inter alia, a bearing 13 for a first warp beam 11, a bearing 14 for a second warp beam 12, a support 15 on which a warden 16 and a first tow 17 are mounted, a second support 18 on which a second tow 19 is mounted and frame guides 20.
The drags 17 and 19 are each provided on an arm 21 which is mounted with respect to the associated support 15, 18 and supported by a spring 22.
Each side frame of the movable weaving machine section 2 is formed by two pieces 23 and 24 fixedly attached to each other by bolts 25. The two side frames are mutually connected by transverse elements 26 and 27. Here, the transverse element 26 connects the pieces 23 and the transverse element 27 the pieces 24 of each side frame. The warp beam 11 is supported with its two shaft ends 28 in the bearing 13 of each side frame of the movable weaving machine section 2 and is held in this bearing 13 with a cover 29. The shaft ends 30 of the warp beam 12 are analogously supported in the bearing 14 of each side frame of the weaving machine section 2 and held in this bearing 14 with a cover 31. The covers 29 and 31 are rotatably disposed relative to the aforementioned side frames and can be attached to these side frames with bolts 32.
The stationary weaving machine part 1 also contains two side frames 33 which are interconnected by transverse elements 34. The side frames of the movable weaving machine section 2 formed by pieces 23, 24 attached to each other can each be attached at the height of the pieces 23 to a side frame 33 of the fixedly positioned weaving machine section 1 by
<Desc / Clms Page number 4>
by means of bolts 35. Of course, several bolts 35 can be provided.
In order to be able to move the movable weaving machine part 2 in a specific path relative to the fixedly positioned weaving machine part 1, the fixedly positioned weaving machine part 1 comprises a guide 36, for instance a slot, in which a tap 37 can be guided.
Such a pin 37 is attached to each piece 23 of each side frame of the movable weaving machine section 2.
The pieces 23 of the side frames of the movable weaving machine section 2 are provided with studs 38 and 39 which can cooperate with a fork element 40 of a displacing device 41. This displacing device 41 is used to mount or remove the movable weaving machine part 2 in or from the fixedly positioned weaving machine section 1. The displacing device 41 consists, for example, of a conventional lifting pressure which is provided with fork elements 40 that can be ordered up and down and wheels 42 with which the displacing device 41 can move.
This makes it possible with the aid of this displacing device 41 to move the movable weaving machine part 2 both vertically and horizontally.
As shown further, the movable weaving machine section 2 includes a drive unit 43 for driving the upper warp beam 12, which includes a sprocket 44 that can cooperate with a sprocket 45 attached to the upper warp beam 12. The fixed weaving machine section 1 includes a drive unit 7, for driving the lower chain harness 11, which includes a sprocket 46 that can cooperate with a sprocket 47 that
<Desc / Clms Page number 5>
is attached to the lower warp beam 11. Providing the drive unit 43 for the upper warp beam 12 on the movable weaving machine section 2 allows for simpler construction of the fixed weaving machine section 1.
The drive unit 7 for the lower warp beam 11 can easily be provided in the fixed weaving machine section 1, since the lower warp beam 11 is close to this weaving machine section 1.
When one wants to weave, both weaving machine parts 1 and 2 are attached to each other and they are in a state as shown in figure 1. Here, both warp threads 48 of a first warp beam 11 and warp threads 49 of a second warp beam 12 together with weft threads (not shown) are weave a fabric 50. It is hereby noted that in the formed fabric 50 warp threads 48 are located between warp threads 49 and vice versa according to the weft direction. Such fabrics are known as fantasy fabrics and usually have warp threads 48 and 49 which are woven under different tension.
When one wants to remove the weaving machine parts 1 and 2 from each other, the tissue 50 between the reed 10 and the breast tree 4 is cut, the reed 10 is placed in a support 51 provided on the frame guides 20, the bolts 35 are removed and the movable weaving machine part is 2 with both warp beams 11 and 12 removed using the displacement device 41. Removal of the movable weaving machine section 2 and refitting this weaving machine section 2 can be done in a manner as described in US 5307844.
As illustrated in Figure 1, the warp beams 11 and 12 are
<Desc / Clms Page number 6>
Arranged one above the other such that their axes 52 and 53 are arranged substantially in a vertical plane 54, or in other words the plane 54 containing both axis lines 52 and 53 is arranged almost vertically. This reduces the inclination to tilt of the movable weaving machine section 2 when it is displaced with the aid of the displacing device 41. In order to further reduce this tilting, the piece 24 of the movable weaving machine section 2 is provided with means in the form of a holding element 55, such as a tap, which can cooperate with an arm 56 of the displacement device 41 which is movable up and down together with the fork element 40. For example, the end of the arm 56 includes a slot 57 into which the holding element 55 can slide.
This holding element 55 serves to prevent the movable weaving machine section 2 from tilting during its displacement. This holding element 55 is herein provided relatively close to the top chain tree 12, for example close to the bearing 14 for the top chain tree 12.
Obviously, each side frame of the movable weaving machine portion 2 need not necessarily include two pieces 23 and 24 attached together. The latter is advantageous if one wishes to switch from a weaving machine with two warp beams 11 and 12 to a weaving machine with only one warp beam 11, and vice versa. This can be done, for example, by removing or attaching the pieces 24 of the movable weaving machine part 2 connected by transverse elements 27 to or from the pieces 23 of the movable weaving machine part 2 connected by transverse elements 26, for this purpose taps 58 and 59 can also be tapped on the pieces 24. which can cooperate with a fork element of a displacement device 41.
Obviously
<Desc / Clms Page number 7>
the pieces 24 of the movable weaving machine section 2 connected by transverse elements 27 can also be removed together with the warp beam 12 from or applied to the pieces 23 connected by transverse elements 26 to the movable weaving machine part 2.
According to a variant shown in Figure 3, each side frame of the movable weaving machine section is formed by a single piece 60. The side frames formed by a piece 60 can be interconnected by transverse elements 26,27. These pieces 60 can be attached to the side frames 33 of the fixed weaving machine section 1 in an analogous manner to the pieces 23 shown in Figures 1 and 2.
The weaving machine with two mutually displaceable weaving machine parts according to the invention is of course not limited to the exemplary embodiments described and shown in the figures and can be realized within the scope of the invention in various other shapes and sizes.